Overslaan en naar de inhoud gaan

Wet inburgering in vraag en antwoord

Laatste update: 24 juli 2025

1 Algemeen

Algemeen

1. Wat staat centraal: het behalen van het inburgeringsdiploma of zelfredzaamheid?

Het uitgangspunt van de Wet inburgering 2021 is zo snel mogelijk meedoen, bij voorkeur via betaald werk. De wet biedt ruimte voor maatwerk, het is aan gemeenten hoe ze hieraan invulling geven. In het PIP (persoonlijk plan Inburgering en Participatie) legt de gemeente namelijk vast op welke wijze en binnen welke leerroute de inburgeraar aan haar of zijn inburgeraarsplicht moet voldoen. Daarbij staat het leren van de taal gecombineerd met participatie centraal zodat een inburgeraar zelfredzaam wordt.

2. Hoe ziet de landelijke monitoring eruit?

Het ministerie van SZW heeft samen met de ketenpartners, waaronder de VNG en Divosa, een monitor- en evaluatieplan opgesteld. In dit M&E-plan is globaal uitgewerkt hoe de Wet inburgering 2021 landelijk gemonitord en geëvalueerd wordt in de periode vanaf de inwerkingtreding van de wet in 2022 tot en met de wetsevaluatie in 2027. De onderliggende beleidstheorie die in de Memorie van Toelichting is uitgewerkt vormt de basis voor de monitoring en evaluatie. De beleidstheorie beschrijft de vooraf gemaakte veronderstellingen over hoe de uitvoering van de wet moet zorgen voor de realisatie van de beleidsdoelen en het maatschappelijke doel.

Er zijn vijf hoofdvragen die met de monitoring en evaluatie beantwoord moeten worden:

  1. In hoeverre wordt het maatschappelijk doel bereikt?
  2. In hoeverre worden de beleidsdoelen van de wet bereikt?
  3. Werkt de wet zoals de wetgever heeft beoogd? (toetsing van de beleidstheorie)
  4. In hoeverre draagt de wet bij aan de realisatie van het maatschappelijk doel en de beleidsdoelen van de wet?
  5. In hoeverre is de wet en de uitvoering van de wet doelmatig?

De belangrijkste onderdelen van de monitoring en evaluatie zijn:

  • Een onderzoek naar de ervaringen van de inburgeraars zelf met inburgering. Dit onderzoek is gestart in het voorjaar van 2023; er zijn vier rapportages gepland. De eerste rapportage is in november 2023 uitgebracht door Open Embassy, Regioplan en BMC. De ruggengraat van de monitoring en evaluatie wordt gevormd door een jaarlijkse monitor (kwantitatief en kwalitatief) waarmee de werking van (onderdelen van) het stelsel worden gevolgd. Het CBS publiceert elk jaar in de zomer een jaarrapport met cijfers en een interactief dashboard. Daarnaast zal jaarlijks kwalitatief onderzoek uitgevoerd worden naar actuele onderdelen van de Wi2021. De tweede rapportage (resultaten 2023-2024) is verschenen in oktober 2024.  De ruggengraat van de monitoring en evaluatie wordt gevormd door een jaarlijkse monitor (kwantitatief en kwalitatief) waarmee de werking van (onderdelen van) het stelsel worden gevolgd. Het CBS publiceert elk jaar in de zomer een jaarrapport met cijfers en een interactief dashboard. In juni/juli 2025 zijn de Statistiek Wet inburgering (SWI) 2024 en het Dashboard Statistiek Wet Inburgering (SWI) met gegevens tot en met december 2024 gepubliceerd.
  • Drie jaar na inwerkingtreding van de wet wordt een tussenevaluatie uitgevoerd en na vijf jaar de wetsevaluatie. Deze evaluaties geven een integraal antwoord op de vijf hoofdvragen.
  • Conform de bestuurlijke afspraken tussen SZW en de VNG zal na 3 jaar het onderzoek naar de betaalbaarheid van het stelsel worden uitgevoerd.
  • Verder zal naar aanleiding van toezeggingen aan de Tweede Kamer een monitor naar de marktwerking uitgevoerd worden. De marktmonitor is in mei 2022 gestart. In de periode tot en met 2027 zijn vijf rapportages gepland, waarvan de eerste rapportage in december 2022 gepubliceerd is. De tweede rapportage is gepubliceerd in juli 2023. De derde marktmonitor is  verschenen in september 2024. De vierde marktmonitor is verschenen in juni 2025.
  • Dualiteit, het combineren van het leren van de taal en participeren, is een belangrijk onderdeel van de nieuwe wet. Daarom wordt ook hiernaar een deelonderzoek uitgezet.

(update 22 juli 2025)

3. Wat is de stand van zaken rond het pilotprogramma?

Het Pilotprogramma VOI is gestart in 2019 en is eind 2021 afgerond met een syntheserapport.

4. Er is sprake van het terugbrengen van de termijn van een tijdelijke verblijfsvergunning naar 3 jaar. Hoe verhoudt dit zich tot de inburgeringstermijn, die in gevallen nog zal lopen terwijl de verblijfsvergunning al verloopt?

De voormalig staatssecretaris van JenV heeft tijdens de vorige kabinetsperiode een wetsvoorstel opgesteld waarin de geldigheidsduur van de asielvergunning wordt verkort van vijf naar drie jaar. Dit wetsvoorstel ligt ter behandeling voor bij de Tweede Kamer (situatie augustus 2023). Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, dan kan het in de praktijk inderdaad gaan voorkomen dat de inburgeringstermijn nog loopt terwijl de geldigheidsduur van de asielvergunning verloopt. Dat betekent dat de inburgeringsplichtige in dat geval een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning moet indienen.

Met het ministerie van JenV is afgesproken om, samen met de partijen die bij de uitvoering van de Wet inburgering 2021 en dit wetsvoorstel van het ministerie van JenV zijn betrokken, zal worden bezien in hoeverre het mogelijk is om het verlengingsproces (bij de IND) zo goed mogelijk te laten aansluiten op het inburgeringstraject. Doel: het voorkomen van nadelige effecten voor de inburgeringsplichtige.

(update 29 augustus  2023)

5. Voor vroeg starten van inburgering is het belangrijk dat statushouders in het azc wonen in de regio waar ze uitgeplaatst worden. Hoe staat het met spreiding van azc's (programma FLEX)?

De asielopvang- en huisvestingsopgave is een enorm maatschappelijk vraagstuk. Stabiele opvang en vroegtijdige huisvesting zijn belangrijke randvoorwaarden voor inburgering en integratie van nieuwkomers. Gemeenten, provincies en het Rijk hebben in mei 2020 de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen vastgesteld. Het doel van deze agenda is om de opvangcapaciteit van asielzoekers flexibeler mee te laten bewegen met veranderingen in de instroom en de overgang van asielopvang naar huisvesting en integratie te verbeteren. In de Uitvoeringsagenda zijn onder meer afspraken gemaakt over de ontwikkeling van regionale opvanglocaties op de middellange termijn (1 januari 2023). Met deze ontwikkeling wordt beoogd dat vergunninghouders en kansrijke asielzoekers worden opgevangen in de regio waar ze uiteindelijk gehuisvest zullen worden, zodat zo snel mogelijk kan worden begonnen met inburgering.

Binnen de verschillende regio’s worden plannen opgesteld voor de implementatie van de Uitvoeringsagenda, waaronder de regionale opvanglocaties. Met de realisatie hiervan zal de regierol van gemeenten in het kader van inburgering verder kunnen worden verstevigd. De provinciale planvorming is, mede ingegeven door de focus op de acute opvang- en huisvestingsproblematiek, nog niet afgerond. De spreiding van opvangcapaciteit over het land is nog altijd ondermaats. Met name in het westen van het land is er te weinig capaciteit om een goede regionale opvang te kunnen garanderen, maar dit geldt voor meer regio’s.

(update 29 augustus 2023)

6. Is er in de Wet inburgering 2021 aandacht voor samenwerking met werkgevers?

Het uitgangspunt van de nieuwe inburgeringwet is 'iedereen doet mee, het liefst via betaald werk'. Het is aan gemeenten om werkgevers te betrekken. Veel gemeenten hebben al ervaringen opgedaan met de duale trajecten, waar werk en taal worden gecombineerd. Ook binnen het pilotprogramma, waar één van de pilotthema’s ‘Duale Trajecten’ was, is hier ervaring mee opgedaan.

Een belangrijke les uit de pilots is dat de taal leren en participeren hand in hand gaan. Als de inhoud van de taalcursus inhoudelijk wordt afgestemd op de andere activiteiten gericht op participatie, heeft dat een positief effect op de inburgering. Dat geldt ook andersom. Het helpt als de inburgeraar een participatieplek heeft in een talige omgeving waarbij Nederlands op de werkvloer wordt gesproken. Uit de pilots blijkt dat er niet één beste aanpak bestaat voor een duaal traject. Wel staan in het eindrapport lessons learned en hulpvragen voor gemeenten bij het opstarten van duale trajecten.

In 2023 kwam Karien van Gennip, destijds minister van SZW, met een Plan van aanpak om meer statushouders aan het werk te krijgen. Regionale verbinders statushouders maken deel uit van dit plan. Zij vervullen een spilfunctie binnen de arbeidsmarktregio’s door statushouders te helpen bij hun integratie naar werk. Ze verkennen bestaande projecten en initiatieven, schalen succesvolle aanpakken op en creëren nieuwe mogelijkheden. 
 

Bekijk het overzicht met hulpmiddelen over de thema's Statushouders aan het werk en Participatie.

(update 22 juli 2025)

7. Er zijn zorgen over de psychische gezondheid van nieuwkomers. Wat zijn de mogelijkheden vanaf 2022?

De brede intake neemt in het stelsel dat geldt vanaf 2022 een belangrijke plek in: het geeft op individueel niveau inzicht in de startpositie, maar ook in de ontwikkelmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. Op hoofdlijnen is vastgelegd welke onderwerpen aan bod komen tijdens de intake. Zo bestaat de brede intake in ieder geval uit een verkenning naar de persoonlijke omstandigheden van een inburgeringsplichtige, waar ‘fysieke gezondheid’ en ‘mentale gezondheid’ onderdeel van zijn. Verder mogen gemeenten grotendeels zelf bepalen hoe de brede intake wordt vormgegeven. Dat geeft gemeenten de ruimte voor een integrale aanpak, door bijvoorbeeld de brede intake te verbinden met de andere relevante deelgebieden binnen het sociaal domein. Er zijn gemeenten die een cursus over welzijn/gezondheid opnemen in de route. Ook wordt op veel plaatsen samenwerking gezocht met de GGD en andere regionale partijen.

Overigens is het, net zoals in het stelsel dat gold vóór 2022, mogelijk om op grond van onder andere een psychische belemmering te worden ontheven van de inburgeringsplicht.

Bekijk het overzicht met hulpmiddelen over het thema Gezondheid

(update 5 november 2024)

8. Zijn gemeenten verplicht om een verordening te maken?

In principe is er geen wettelijke verordeningsplicht. Gemeenten hebben de vrijheid al dan niet een verordening te maken. Hoe deze eruitziet, kunnen gemeenten zelf bepalen.

Hoewel niet verplicht, is het wel goed om een verordening te maken. Een door de gemeenteraad vastgestelde verordening bevordert dat het college, de verantwoordelijk wethouder en de gemeenteraad betrokken zijn bij de invulling van de ruimte die de Wet inburgering 2021 biedt en daarop invloed en controle kunnen blijven houden.

Echter, als de gemeente een boete op grond van de Wet inburgering wil verrekenen met een bijstandsuitkering, is een gemeentelijke verordening inburgering noodzakelijk. De wet voorziet hierin namelijk niet. Deze verrekeningsmogelijkheid kan wel worden gerealiseerd door opname in een gemeentelijke verordening en niet door middel van beleidsregels. In de Modelverordening inburgering is hiermee rekening gehouden. 

Gemeenten kunnen gebruikmaken van de Modelverordening inburgering (Divosa • versie juni 2022).

(update 19 juli 2022)

9. Mág de gemeente een verordening maken?

Over deze vraag is discussie ontstaan in het land, mede naar aanleiding van de zienswijze die Schulinck naar buiten brengt. Het antwoord op de vraag is kort gezegd: ja, dat mag (onder voorwaarden). Divosa heeft de vraag voorgelegd aan de wetgevingsjuristen van het ministerie van SZW. Dit is hun uitgebreide antwoord:

Verschillende bevoegdheden uit de nieuwe inburgeringsregelgeving zijn toebedeeld aan het college. Dit brengt echter niet met zich mee dat de gemeenteraad daarover geen regels meer mag stellen in een verordening. Voor zover de wet uitputtend regelt hoe de taken uitgevoerd moeten worden, is geen ruimte voor een aanvullende autonome verordening. Waar de wet niet uitputtend is en dus ruimte laat voor aanvullende regels, heeft de gemeenteraad de bevoegdheid een verordening te maken die regels stelt over het uitvoeren van de taak van het college.

In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is bij verschillende onderdelen (maatschappelijke begeleiding, paragraaf 2.5.1; ontzorgen, paragraaf 2.5.2; brede intake, paragraaf 2.5.3; PVT, paragraaf 2.7.2.1) aangegeven dat er ruimte is voor verdere invulling door de gemeente, of - met betrekking tot de voortgang van de inburgering (paragraaf 2.5.5) - dat het zelfs voor de hand ligt dat er een verordening wordt opgesteld.

Het betreft hier een autonome verordening en artikel 147 lid 1 Gemeentewet hanteert als uitgangspunt dat de raad het bevoegde orgaan is, tenzij bij wet anders wordt bepaald of tenzij de raad die bevoegdheid krachtens de wet toekent aan het college. De Wet inburgering 2021 biedt daarvoor echter geen bevoegdheid.

De gemeenteraad mag desalniettemin geen regels stellen in de verordening die afwijken van de Wet inburgering 2021. Zo mag de gemeenteraad de taken bijvoorbeeld niet bij een ander orgaan dan het college leggen of regels voor de taakuitoefening stellen die in strijd komen met de wettelijke taakuitoefening. De wet bepaalt immers dat bepaalde taken door het college worden uitgevoerd.

Bepalingen die in strijd zijn met de Wet inburgering 2021 zijn onverbindend. De gemeenteraad mag dus op grond van artikel 147, 149 en 121 Gemeentewet bij autonome verordening aanvullende regels stellen over de uitvoering van een medebewindstaak door het college, mits voldaan is aan die twee genoemde uitgangspunten (Wet inburgering 2021 moet überhaupt aanvullende regels toelaten (niet-uitputtend) en de regels doorkruisen niet die wet).

In sommige situaties is een verordening Inburgering noodzakelijk, bijvoorbeeld om een vanuit de Wet inburgering 2021 opgelegde boete te kunnen verrekenen met een bijstandsuitkering. De Wet inburgering 2021 voorziet namelijk niet in een dergelijke verrekeningsmogelijkheid. De bevoegdheid tot verrekening kan op grond van artikel 4:93 Awb geregeld worden bij wettelijk voorschrift. Een gemeentelijke verordening is een wettelijk voorschrift, beleidsregels zijn dat niet. In de Modelverordening inburgering is voorzien in deze bevoegdheidsgrondslag.

(update 19 juli 2022) 

10. Komt een nieuwkomer die de Z-route of de B1-route op A2 niveau heeft afgerond - en die dus is ingeburgerd - ook in aanmerking voor naturalisatie?

De regering streeft er volgens de afspraak in het coalitieakkoord uit 2021 naar bij naturalisatie het taalniveau zoveel mogelijk naar B1 te verhogen. Voor degenen die taalniveau B1 niet goed kunnen bereiken, onderzoekt het kabinet de mogelijkheden tot maatwerk. Het te behalen taalniveau blijft vooralsnog A2 totdat het onderzoek naar maatwerk is afgerond. Meer informatie op ind.nl

(update 21 maart 2023)

11. DUO heeft de inburgeringsplicht onder de Wi2021 opgelegd aan iemand die al aan het inburgeren was onder de voorwaarden van de Wi 2013. Moet deze persoon nu inburgeren op een hoger niveau om te kunnen naturaliseren?

Er zijn verschillende casussen bekend waarbij de verblijfsstatus is gewijzigd van personen die al langer in Nederland waren of die vrijwillig inburgerden onder de voorwaarden van de Wet inburgering 2013 (Wi2013). Als zij aan alle voorwaarden van de Wi2013 voldoen, dan kunnen zij nog steeds een naturalisatieverzoek indienen. De regering is van plan om de taaleis, net als de inburgeringseis, te verhogen naar B1. Nu geldt voor naturalisatie nog als vereiste dat iemand het inburgeringsexamen/naturalisatietoets op minimaal A2-niveau moeten hebben behaald, dan wel dat iemand is ontheven of vrijgesteld van die eis. De voorwaarden waaraan de inburgeraar moet voldoen om naturalisatie te kunnen aanvragen zijn afhankelijk van het moment waarop het verzoek wordt ingediend. Dit brengt met zich mee dat naturalisatieverzoeken van inburgeraars onder de Wi2013 nog steeds in behandeling worden genomen, totdat de wetswijziging in werking is getreden en de IND daarnaar handelt. Op dit moment (juli 2025) voldoet iemand aan de inburgeringseis voor naturalisatie wanneer hij voldoet aan de voorwaarden voor de Wi2013, ook als iemand inburgeringsplichtig is gemaakt onder de Wi2021. 

(update 29 juli 2025)

Meer informatie

Contactpersoon