Maatwerk Participatiewet voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie
Dakloosheid onder jongeren is een complex probleem. Jongeren in een kwetsbare positie hebben vaak weinig vertrouwen in de overheid en zoeken eerst steun in hun netwerk. Zij melden zich niet direct bij de gemeente, wat leidt tot verergering van hun situatie.
Om deze jongeren te ondersteunen en de dakloosheid onder hen te voorkomen heeft Divosa, met subsidie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de handreiking ‘Maatwerk Participatiewet voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie’ gepubliceerd.
De handreiking laat zien hoe gemeenten maatwerk kunnen toepassen om deze jongeren beter te ondersteunen. Er is ruim aandacht voor de wijzigingen van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans.
Inhoud
-
3. Toegang tot bijstand
- 3.1 Wettelijk kader
- 3.2 Bijstandsaanvraag
- 3.3 Ondersteuning aanvraag bij jongeren in een kwetsbare positie
- 3.4 Ingangsdatum bijstand
- 3.5 Vooruitlopen op het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
- 3.6 Uitsluitingsgrond: kunnen volgen van onderwijs
- 3.7 Plan van aanpak
- 3.8 Voorbeeld plan van aanpak
- 3.9 Recht op bijzondere bijstand
Contactpersoon
Maatwerk Participatiewet voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie
Laatste update: 27 oktober 20251. Inleiding
Jongeren hebben vaak weinig vertrouwen in de overheid. Daarom zoeken ze bijvoorbeeld eerst steun in hun netwerk en melden ze zich niet direct bij de gemeente als zij dakloos zijn of dreigen te raken. Het gevolg is dat de problematiek na verloop van tijd vaak verergert.
Schulden, stress, eenzaamheid, uitzichtloosheid en administratieve processen drijven deze jongeren steeds verder weg van een geregeld bestaan. Jongeren zijn kwetsbaar om in problemen te komen, vooral als zij geen ondersteuning van ouders krijgen.
Scope van deze handreiking
De hulp die gemeenten kunnen bieden, ligt op meerdere levensdomeinen. De reikwijdte van deze handreiking is nadrukkelijk beperkt tot de wettelijke maatwerkmogelijkheden voor jongeren binnen de Participatiewet om (dreigende) dakloosheid te voorkomen of te beëindigen. De maatwerkmogelijkheden voor andere doelgroepen worden niet expliciet beschreven, net zomin als andere maatwerkmogelijkheden vanuit andere wetgeving.
Deze handreiking is onderdeel van een breder pakket aan handreikingen op het gebied van dakloosheid. Dit pakket bevat:
- Handreiking maatwerk Participatiewet bij verblijf in en uitstroom uit instellingen
- Handreiking briefadressen en het voorkomen van dakloosheid
Opzet onderzoek
Voor deze handreiking hebben we een literatuurstudie gedaan naar de wettelijke kaders en de mogelijkheden om maatwerk te leveren. Daarnaast hebben we onderzoek gedaan naar de praktijk. Gemeenten hebben ons informatie toegestuurd over de wijze waarop zij deze jongeren helpen en maatwerk leveren. Dit is deels vastgelegd in beleid en deels in werkinstructies.
Aanleiding van deze handreiking
Deze handreiking richt zich op de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie. Op dinsdag 22 april 2025 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Participatiewet in Balans aangenomen. Bij de stemmingen is ook de motie van de leden Inge van Dijk (CDA) en Flach (SGP) over initiatieven ter ondersteuning van jongeren in kwetsbare posities aangenomen (zie Kamerstukken II 2024/25, 36 582, Nr. 56). De motie kent twee onderdelen:
- In Spoor 2 van Participatiewet in Balans een voorstel uitwerken dat antwoord geeft op de ondersteuningsbehoefte van jongeren in een kwetsbare positie.
- Initiatieven van gemeenten die jongeren in een kwetsbare positie ondersteunen in de tussentijd doorgang te laten vinden.
In de brief 'Initiatieven voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie' van 8 mei 2025 heeft de staatssecretaris Participatie en Integratie de Tweede Kamer geïnformeerd over de invulling van de motie. In die brief schetst de staatssecretaris de bestaande mogelijkheden binnen de huidige Participatiewet. Ook heeft de staatssecretaris aangegeven op welke punten kan worden vooruitgelopen op het wetsvoorstel Participatiewet in balans. En op welke manier wordt gewerkt aan een voorstel voor ondersteuning van kwetsbare jongeren in spoor 2.
In dezelfde brief heeft de staatssecretaris toegezegd om een online handreiking voor gemeenten beschikbaar te stellen, over de manier waarop gemeenten binnen de kaders van de Participatiewet nu al maatwerk kunnen bieden bij de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie. De handreiking die nu voor je ligt, lost deze belofte in.
Omschrijving 'jongeren in een kwetsbare positie'
Vanwege de brede en contextafhankelijke aard van het begrip, is het niet mogelijk om een eenduidige definitie met strikte grenzen te geven. Wel kan een omschrijving met niet limitatieve voorbeelden worden gegeven.
Een jongere in een kwetsbare positie kan worden aangeduid als een persoon onder de 27 jaar die door een omstandigheid (of combinatie van factoren) een gebrek aan (financiële) bestaanszekerheid heeft. Deze omstandigheden vloeien voort uit het feit dat essentiële basisbehoeften, zoals veiligheid en huisvesting, voor deze jongeren niet vanzelfsprekend zijn of onvoldoende beschikbaar zijn.
Het gaat daarbij ook om het kunnen voorzien in noodzakelijke bestaanskosten. Voor deze jongeren kunnen hier knelpunten optreden wanneer er geen integrale aanpak is, of wanneer het geheel aan ondersteuning in het sociaal domein niet toereikend blijkt te zijn.
Voorbeelden
Voorbeelden van jongeren in een kwetsbare positie zijn (niet limitatief):
- jongeren zonder stabiele woonsituatie: jongeren die dak- of thuisloos zijn, tijdelijk bij vrienden verblijven, of in onveilige thuissituaties leven;
- jongeren met psychische problemen: jongeren die kampen met depressie, angststoornissen of trauma (eventueel zonder passende zorg of begeleiding);
- jongeren voor wie uiterlijk een jaar voorafgaand aan de melding een kinderbeschermingsmaatregel gold;
- jongeren die in een inrichting (instelling) verblijven;
- jongeren die laaggeletterd zijn waardoor zij moeite hebben de weg te vinden naar regelingen en hulp.
Verantwoording omschrijving
De Participatiewet bevat geen definitie van een jongere in een kwetsbare positie. Evenmin wordt deze groep omschreven in de door de Tweede Kamer aangenomen motie van de leden Inge van Dijk (CDA) en Flach (SGP) over initiatieven ter ondersteuning van jongeren in kwetsbare posities (zie Kamerstukken II 2024/25, 36 582, Nr. 56).
De brief 'Initiatieven voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie' van de staatssecretaris Participatie en Integratie van 8 mei 2025, geeft wel een omschrijving. Deze omschrijving focust zich op jongeren die van huis uit niet de start in het leven mee hebben gekregen die nodig is om volwaardig mee te kunnen doen met de samenleving.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Participatiewet in Balans geeft in de toelichting op artikel 41, elfde lid, Pw, ook enkele voorbeelden van jongeren in een kwetsbare positie.
Leeswijzer
In deze handreiking belichten we eerst de problemen van jongeren in een kwetsbare positie. Vervolgens beschrijven we hoe jongeren toegang krijgen tot de dienstverlening van de gemeente.
Daarna volgt de kern van de handreiking: een toelichting op de mogelijkheden die de Participatiewet biedt om deze jongeren te helpen (en de aanvullingen die op korte termijn worden ingevoerd in het kader van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans). De betreffen hoofdstukken hebben dezelfde structuur: het wettelijk kader wordt behandeld en we geven voorbeelden van maatwerk. Veranderingen die volgen uit het wetsvoorstel Participatiewet in Balans worden besproken en we benoemen of en wanneer hierop kan worden vooruitgelopen.
In hoofdstuk 13 noemen we enkele knelpunten bij de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie. Deze vallen buiten de kaders van het maatwerk in de Participatiewet, maar blijken zo essentieel te zijn voor een goede dienstverlening dat we ze graag delen.
In hoofdstuk 14 en 15 noemen we enkele mogelijkheden om samenwerking en informatieverstrekking aan jongeren, hun omgeving en ketenpartners te verbeteren.
In de bijlagen hebben we implementatietips Maatwerk Participatiewet dak- en thuisloze jongeren opgenomen. Gemeenten kunnen die gebruiken bij het toepassen van de maatwerkmogelijkheden. Daarnaast bevatten de bijlagen voorlichtingsteksten over de kostendelersnorm en kind 18 jaar die gemeenten kunnen gebruiken bij de communicatie met inwoners, professionals en andere betrokkenen. Tot slot is in de bijlagen een factsheet over het maatwerk bijgevoegd.
Inhoudsopgave
Onderaan iedere pagina zie je de inhoudsopgave. Daarmee kun je direct naar een ander deel van de handreiking gaan. Gebruik de pijltjes (> en <) om per pagina door de publicatie te navigeren.
2. Het probleem
Jongeren kunnen door diverse oorzaken in een kwetsbare positie raken. Bij sommigen is de thuissituatie instabiel waardoor zij het huis verlaten, anderen raken in de problemen na verblijf in jeugdzorginstellingen. Vaak leidt dit na verloop van tijd tot dakloosheid doordat zij niet meer gebruik kunnen maken van hun netwerk en hun financiële situatie het huren van huisvesting niet toelaat.
In Nederland zijn ongeveer 6.200 dak- en thuisloze jongeren (1). Zij leven op straat, slapen op de bank bij vrienden en kennissen of in de opvang. Om stabiliteit in hun leven te krijgen, hebben ze ondersteuning nodig bij het vinden van woonruimte en een opleiding of werk.
2.1 Welke problemen ervaren jongeren op verschillende levensgebieden?
Jongeren kunnen diverse problemen ervaren:
Woonsituatie
De thuissituatie is vaak niet houdbaar. De spanningen lopen op en jongeren gaan zelf weg. Of de ouders of verzorgers zetten hen het huis uit. Soms omdat de relatie niet goed is, maar soms ook omdat de ouders of verzorgers bang zijn dat zij worden gekort op hun inkomensafhankelijke regelingen (toeslagen, gemeentelijke belastingen). Ook komt het voor dat jongeren de jeugdzorg verlaten zonder woning. Jongeren die bij vrienden of familie op de bank slapen, mogen zich vaak niet inschrijven op het slaapadres. Ook hier speelt de angst voor de kostendelersnorm, inkomensafhankelijke regelingen en deurwaarders een rol.
Financiële situatie
Veel jongeren die zich melden bij de gemeente, hebben geen inkomen, wel schulden en soms ook geen (functionerende) bankrekening. Dit maakt het voor hen bijzonder lastig om hun problemen zelf op te lossen.
Participatie
Veel jongeren zijn uitgevallen in het onderwijs, zowel mbo als hbo. Sommige hebben een bijbaan, maar meestal hebben zij geen werk. Is er geen briefadres, dan vervalt de bankrekening en is werk in loondienst niet mogelijk.
Gezondheid
Deze jongeren hebben te maken met gezondheidsproblemen: verslaving, psychische en psychiatrische problematiek, licht verstandelijke beperkingen en een slechte lichamelijke gezondheid.
Laaggeletterdheid
Een deel van de jongeren zijn laaggeletterd, waardoor zij moeite hebben de weg te vinden naar regelingen en hulp.
Voor jongeren die nog niet dak- en thuisloos zijn, is de inzet van de gemeente gericht op het voorkomen van het verlies van woonruimte en herstel van de relaties binnen het eigen netwerk. Die jongeren kunnen vaak als eerste terecht bij de sociale wijkteams van de gemeente.
Van de jongeren die al dak- of thuisloos zijn, is de een beter dan de ander in staat om (tijdelijk) onderdak te vinden bij vrienden of familie, dan de ander. De gemeente probeert dan in eerste instantie het netwerk te versterken en aan te sluiten bij de eigen mogelijkheden om problemen op te lossen.
3. Toegang tot bijstand
In dit hoofdstuk bespreken we de toegang tot bijstand.
3.1 Wettelijk kader
Bijstandsaanvraag
Het indienen van een aanvraag begint met een melding bij het college of het UWV. De regels hierover staan in artikel 41 en 44 Pw.
Ingangsdatum bijstand
Hoofdregel is dat de bijstand wordt toegekend per datum melding. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, Pw.
Uitsluitingsgrond studeren
Studenten die onderwijs kunnen volgen waarvoor aanspraak bestaat op studiefinanciering hebben geen recht op algemene bijstand. Dit staat in artikel 13, tweede lid, onderdeel c, onder 1, Pw.
Plan van aanpak
Het college moet een plan van aanpak opstellen voor jongeren tot 27 jaar die aanspraak maken op bijstand. Zie artikel 44, vierde lid, Pw.
Recht op bijzondere bijstand
Jongeren in een kwetsbare positie kunnen naast algemene bijstand in aanmerking komen voor bijzondere bijstand (artikel 35 Pw), individuele inkomenstoeslag (artikel 36 Pw), studietoeslag (artikel 36b Pw) en voorzieningen op grond van minimabeleid (op grond van gemeentelijk beleid).
3.2 Bijstandsaanvraag
Als jongeren een bijstandsuitkering nodig hebben, melden zij zich normaal gesproken digitaal via Werk.nl. Zijn zij jonger dan 27 jaar, dan moeten ze als hoofdregel eerst vier weken naar een opleiding of werk zoeken. Na deze vier weken zoektermijn kunnen zij hun uitkering definitief aanvragen. Zie hoofdstuk 6 over de vier weken zoektermijn.
Het college van de gemeente beslist binnen acht weken over de aanvraag. De zoektermijn is niet van toepassing voor jongeren die loonkostensubsidie ontvangen of tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren, een medische urenbeperking hebben of uiterlijk een jaar voorafgaand aan de aanvraag ingeschreven hebben gestaan bij het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs ingeschreven hebben gestaan.
Jongeren die niet zijn ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP), hoeven zich niet bij het UWV (Werk.nl) te melden. Zij melden zich rechtstreeks bij het college van de gemeente waar ze daadwerkelijk verblijven. In de praktijk gebeurt dit op verschillende manieren: via inloopspreekuren, wijkteams, een jongerenloket, burgerzaken, scholen, vluchtelingenorganisaties en maatschappelijke opvang.
3.3 Ondersteuning aanvraag bij jongeren in een kwetsbare positie
Dak- en thuisloze jongeren ervaren een aantal drempels als zij zich willen melden bij een gemeente om een bijstandsuitkering aan te vragen:
| Situatie | Advies |
|---|---|
|
Jongeren hebben niet altijd de mogelijkheid om zich digitaal te melden. Bijvoorbeeld omdat ze:
|
Bied ondersteuning aan het loket zelf of laat ketenpartners samen met de jongere het aanvraagproces doorlopen. |
| Jongeren zijn soms afhankelijk van vrienden of familie waar ze tijdelijk (op de bank) slapen. Dat is niet altijd in de gemeente waar ze een aanvraag doen. Zeker als ze op verschillende plekken maar heel kort kunnen blijven, is het moeilijk om de gemeente aan te wijzen waar de jongere daadwerkelijk verblijft. | Zie het kortdurende verblijf als noodoplossing en niet als onweerlegbare conclusie over waar de jongere zijn domicilie heeft. |
| Jongeren zien de aanvraag in zichzelf als complexe aangelegenheid, waarbij ze regelmatig fouten maken en het gevoel krijgen ‘terug bij af’ te zijn. |
Ondersteun de jongere bij het aanvraagproces, via de gemeente of een externe partij.
Een jongere kan een aanvraag indienen met hulp van anderen. Bijvoorbeeld een hulpverlener of jeugdwerker. Een jongere kan een ander machtigen om namens hem een aanvraag in te dienen. Geef deze mogelijkheden duidelijk aan op de gemeentelijk website en ander voorlichtingsmateriaal. |
3.4 Ingangsdatum bijstand
Als hoofdregel geldt dat de bijstand niet eerder in kan gaan dan de datum waarop de jongere zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Dit is alleen anders als bijzondere omstandigheden rechtvaardigen om bijstand te verlenen vanaf een datum gelegen vóór de datum van melding. Van zulke omstandigheden is met name sprake als de jongere over de verlate melding en aanvraag redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest. Bijvoorbeeld als een jongere op basis van onjuiste informatie van een medewerker heeft afgezien van het indienen van een aanvraag. Of wanneer een jongere om medische redenen er niks aan kan doen dat hij niemand heeft ingeschakeld om voor hem een aanvraag in te dienen (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2013:CA0568).
Het gaat bij bijzondere omstandigheden steeds om zeer uitzonderlijke situaties.
3.5 Vooruitlopen op het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
Het wordt mogelijk om bijstand met maximaal drie maanden terugwerkende kracht toe te kennen. Dit betekent dat het college bijstand kan toekennen vanaf een datum die maximaal drie maanden voor de dag ligt waarop de jongere zich heeft gemeld, indien individuele omstandigheden dit noodzakelijk maken.
Er mag vooruitgelopen worden op dit onderdeel van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans (brief staatssecretaris Participatie en Integratie van 8 mei 2025, 'Initiatieven voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie'). Zie Kamerstukken II 2024/25, 36582, nr. 69.
Deze nieuwe bevoegdheid geldt aanvullend op bestaande rechtspraak om bij bijzondere omstandigheden van het principe 'meldingsdatum is ingangsdatum' af te wijken. Bij die bijzondere omstandigheden geldt geen beperking in de tijd.
De individuele omstandigheden om bijstand tot maximaal drie maanden met terugwerkende kracht toe te kennen, kunnen betrekking hebben op:
- de redenen voor de late melding;
- de gevolgen van de late melding;
- een combinatie van beide.
Individuele beoordeling
Of deze nieuwe bevoegdheid moet worden toegepast, moet individueel beoordeeld worden. Situaties waaraan gedacht kan worden, zijn (niet limitatief):
- de jongere heeft door de late melding aantoonbaar aanzienlijke schulden of betalingsachterstanden gekregen;
- de jonger is door een crisissituatie overvraagd, waardoor hem een te late melding (of eerdere buiten behandelingstelling) niet kan worden verweten;
- een te late aanvraag na detentie of een echtscheiding;
- een aanvraag voor een passende en toereikende voorliggende voorziening is afgewezen of een eerdere bijstandsaanvraag buiten behandeling is gesteld.
Let op: De bevoegdheid om bijstand tot drie maanden met terugwerkende kracht te verlenen, wordt met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans wettelijk verankerd. Het is een bevoegdheid en geen verplichting voor het college. Zie artikel 44, vijfde lid, uit het wetsvoorstel Participatiewet in balans. Dit betekent dat bij besluiten hierover toetsing aan het evenredigheidsbeginsel aan de orde is.
Toets evenredigheidsbeginsel
Wat betekent de toets aan het evenredigheidsbeginsel? Als het college geen terugwerkende kracht wil verlenen, moet worden getoetst of dat niet tot onevenredige gevolgen leidt bij de dakloze jongere. Weeg hierbij de belangen van de jongere goed af. Hoe zwaarder de gevolgen zijn voor de jongeren, hoe strenger de toets is. Het mislopen van bijstand over een bepaalde periode terwijl er geen andere middelen zijn geweest, zal vaak als een zwaarwegend belang worden gezien.
3.6 Uitsluitingsgrond: kunnen volgen van onderwijs
Er bestaat voor jongeren geen recht op algemene bijstand, als zij 'uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs' kunnen volgen waarmee aanspraak kan worden gemaakt op studiefinanciering'. Hieronder valt bijvoorbeeld MBO-BOL (beroepsopleidende leerweg).
Let op: de uitsluiting geldt niet voor bijzondere bijstand voor bijzondere kosten, zoals kosten van beschermingsbewind of inrichtingskosten van een woning.
Er kan ook 'uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs' worden gevolgd zonder aanspraak op studiefinanciering, zoals het voortgezet onderwijs of MBO-BBL (beroepsbegeleidende leerweg). Er kan dan wel recht op algemene bijstand bestaan. Kan een jongere zo’n opleiding volgen waarvoor geen recht op studiefinanciering bestaat, maar besluit de jongere deze opleiding toch niet te volgen? Dan bestaat geen recht op algemene bijstand. Dit volgt uit artikel 13, tweede lid, onderdeel c, Pw.
Het ‘kunnen volgen’ van 'uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs betekent dat voor de jongere de concrete mogelijkheid moet bestaan om dit onderwijs te volgen. Het is hierbij niet alleen van belang of de jongere zich daadwerkelijk kan inschrijven of kan starten met de opleiding, maar ook of dit in redelijkheid kan worden gevraagd.
Dakloosheid is een belangrijke factor waardoor het redelijkerwijs nog niet mogelijk kan zijn om een opleiding te kunnen gaan volgen. Daarnaast kunnen andere omstandigheden, zoals fysieke of psychische beperkingen, de capaciteiten van de jongere, of schuldenproblematiek een rol spelen.
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos)en bijstand
De Wtos is een tegemoetkoming voor leerlingen in de leeftijd van 18 jaar en ouder.
De CRvB heeft geoordeeld dat de basistoelage voor de kosten van levensonderhoud (op grond van hoofdstuk 4 Wtos) een passende en toereikende voorliggende voorziening is voor de kosten van levensonderhoud. Zie ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5578 en ECLI:NL:CRVB:2018:3431. Een jongere die de basistoelage op grond van de Wtos krijgt, heeft daarom geen recht op algemene bijstand.
3.7 Plan van aanpak
Het college is verplicht om een plan van aanpak maken voor jongeren tot 27 jaar die aanspraak maken op bijstand. Het plan van aanpak bestaat uit een uitwerking van de ondersteuning, wanneer ondersteuning wordt verleend, de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling, en de gevolgen van het niet naleven van die verplichtingen. Zie artikel 44, vierde lid, Pw.
De jongere is verplicht mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en bespreken van het plan van aanpak. Het college moet de jongere begeleiden bij de uitvoering van het plan van aanpak. Daarnaast moet het college het plan van aanpak, in overleg met de jongere, regelmatig bespreken en als het nodig is aanpassen. De jongere mag zich laten vergezellen door een vertrouwenspersoon, hulpverlener of begeleider.
3.8 Voorbeeld plan van aanpak
Situatie: De jongere is 23 jaar, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats (dakloos) en verblijft wisselend bij vrienden of in de nachtopvang. Er is sprake van problematische schulden bij diverse schuldeisers (bv. zorgverzekering, telefoonabonnement, CJIB). Er is geen inkomen en de jongere staat niet ingeschreven voor een opleiding.
Doel plan van aanpak: Het bereiken van duurzame financiële zelfstandigheid en maatschappelijke participatie door het stabiliseren van de basisvoorwaarden (wonen, financiën, welzijn) en vervolgens toe te leiden naar passend werk of een opleiding.
Leefgebied 1: Wonen & Stabiliteit
Doel: Binnen 1 tot 3 maanden een stabiele en veilige woonplek realiseren.
Mogelijke acties:
- Intakegesprek maatschappelijke opvang / Leger des Heils / etc.
- Mogelijkheid voor urgentieverklaring voor sociale huur onderzoeken
- Inschrijven als woningzoekende
- Onderzoeken mogelijkheden voor begeleid wonen of een jongerenwoning (zie bijvoorbeeld kamersmetaandacht.nl). Denk ook aan mogelijkheid hospitaverhuur.
Leefgebied 2: Financiën & Schulden
Doel: Inzicht en overzicht in de financiële situatie creëren en de schuldproblematiek stabiliseren.
Mogelijke acties:
- Intakegesprek aanvragen bij de gemeentelijke schuldhulpverlening
- Zo nodig, bespreek mogelijkheden jongeren perspectief fonds of bij een vrijwilligersorganisatie die schuldhulpverlening biedt
- Alle post en schulden verzamelen en ordenen
- Aanvragen budgetbeheer/bewindvoering
Leefgebied 3: Werk, Opleiding & Participatie
Doel: Oriënteren op en toewerken naar een passende opleiding of duurzaam werk, na stabilisatie wonen/financiën
Mogelijke acties:
- Interessetest en beroepsoriëntatie
- Opstellen van een CV Starten met vrijwilligerswerk om ritme en werkervaring op te doen
- Onderzoeken opleidingen aansluiten bij interesses
- Inschrijven voor een opleiding met startdatum
- Zoeken naar laagdrempelig werk
Leefgebied 4: Welzijn & Ondersteuning
Doel: Zorgen dat de jongere zich fysiek en mentaal sterk genoeg voelt om de stappen in dit plan te kunnen zetten
Mogelijke acties:
- Inschrijven bij een huisarts
- Gesprek met praktijkondersteuner GGZ of aanmelding basis-GGZ
- Opbouwen van een sociaal netwerk (sport, vrijwilligerswerk)
- Wijzen op laagdrempelig aanbod zoals inloophuizen zoals ‘@ease’, contact met ervaringsdeskundigen, of online/telefonisch aanbod als ‘In je Bol’.
3.9 Recht op bijzondere bijstand
Een jongere kan aanspraak maken op bijzondere bijstand, ook als er onderwijs wordt gevolgd en studiefinanciering wordt ontvangen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om kosten voor bewindvoering, budgetbeheer, of rechtsbijstand. Afhankelijk van het gemeentelijk beleid kunnen ook medische kosten, die niet (volledig) worden vergoed door de zorgverzekering, in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Sommige gemeenten verstrekken ook bijzondere bijstand voor de aanschaf van een identiteitskaart.
Als de dakloze jongere woonruimte vindt, dan kan het college van de gemeente de jongere ondersteunen met bijzondere bijstand voor bijvoorbeeld de kosten van de eerste maand huur, een waarborgsom, of inrichtingskosten.
Of er bijzondere bijstand wordt verleend, is afhankelijk van de beoordeling van de voorwaarden uit artikel 35 lid 1 Pw. Bijvoorbeeld de vraag of de kosten noodzakelijk zijn. Of de vraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden. En ook van het gemeentelijk beleid dat soms voorziet in een ruimhartigere regeling dan waarin de wet voorziet.
Individuele inkomenstoeslag
Een speciale vorm van bijzondere bijstand is de individuele inkomenstoeslag. Hierop kan aanspraak worden gemaakt vanaf 21-jarige leeftijd. Er moet dan sprake zijn geweest van een langdurig, laag inkomen voorafgaand aan de aanvraag, en er mag geen uitzicht zijn op inkomensverbetering. De gemeente bepaalt zelf wat wordt verstaan onder langdurig en laag, en beoordeelt per individueel geval of er uitzicht is op inkomensverbetering. Ook bepaalt de gemeente(raad) zelf de hoogte van de individuele inkomenstoeslag. De wetgever heeft dit namelijk niet ingekaderd.
Studietoeslag
Studenten die naast hun studie niet kunnen werken, kunnen recht hebben op studietoeslag. Zie hierover de Handreiking Studietoeslag van Divosa.
Minimabeleid
Veel gemeenten kennen ook een vorm van minimabeleid, zoals stadspassen, die korting of gratis toegang geven tot culturele, maatschappelijke en sportieve activiteiten. Het is ook mogelijk dat de gemeente een jaarlijks budget toekent om te besteden aan bijvoorbeeld een abonnement op de bibliotheek, een sportclub, of een lidmaatschap van een vereniging.
4. Kostendelersnorm
Bijstandsgerechtigden die hun woning delen met meerdere volwassenen van 27 jaar of ouder, krijgen een lagere uitkering. Dit heet de kostendelersnorm.
Het speelt geen rol of de kostendelende medebewoner daadwerkelijk bijdraagt in de kosten of kan bijdragen in de kosten.
4.1 Wettelijk kader
Iedereen die 27 jaar of ouder is en zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning als de bijstandsgerechtigde, wordt gezien als kostendelende medebewoner (artikelen 19a en 22a Pw). Omdat kosten kunnen worden gedeeld, geldt er voor alle kostendelende medebewoners een lagere bijstandsnorm. Het aantal kostendelers in een huishouden bepaalt de hoogte van hun uitkering. Hoe hoog hun inkomen is of welk type dienstverband ze hebben, maakt hierbij niet uit.
Huisgenoten van 21 tot 27 jaar tellen niet mee voor het bepalen van het aantal kostendelende medebewoners. Zij zijn daarmee niet van invloed op de hoogte van de norm van hun huisgenoten. Voor jongeren vanaf 21 jaar die jonger zijn dan 27 jaar, tellen de huisgenoten van 27 jaar en ouder echter wel mee voor de kostendelersnorm.
Een rekenvoorbeeld
Een jongere van 24 gaat inwonen bij een oom en tante van 52 en 54 jaar. Oom en tante kregen voordat de neef kwam inwonen de gehuwdennorm (100%). Omdat de neef jonger is dan 27 jaar, verandert deze norm niet als hij bij hun in huis komt wonen. De kostendelersnorm is niet van toepassing, want de neef is geen kostendelende medebewoner.
Voor de neef geldt een norm van 43,3%. Voor hem gelden oom en tante wel als kostendelende medebewoners. Met hemzelf meegerekend zijn er 3 kostendelende medebewoners.
Voor huishoudens met meerdere kostendelers tot 27 jaar zal het gezamenlijke inkomen toenemen. Dat heeft dan uiteraard gevolgen voor het recht op toeslagen. Dat betekent dat op huishoudniveau het recht op huurtoeslag afneemt of zelfs helemaal verdwijnt als gevolg van een hoger huishoudinkomen. Per saldo neemt het huishoudinkomen sterker toe dan het verminderde recht op huurtoeslag.
De wijzigingen in de kostendelersnorm hebben géén invloed op het individuele recht op zorgtoeslag (zie Verbetering regeling loonkostensubsidie en andere wijzigingen ter uitvoering van het breed offensief om arbeidsbeperkten aan werk te helpen (35.394); Vierde nota van wijziging (TK, 22) - Eerste Kamer der Staten-Generaal). Niet alle huisgenoten tellen mee voor de kostendelersnorm. Uitgezonderd zijn:
- De echtgenoot van de bijstandsgerechtigde.
- Er is een commerciële relatie met schriftelijke overeenkomst:
- er bestaat een schriftelijke overeenkomst waarbij een commerciële prijs is overeengekomen als (onder)(ver)huurder of kostganger/kostgever. De huurder en verhuurder wonen in dezelfde woning en zijn geen bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad;
- er bestaat een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen als (onder)huurder of kostganger. De onderhuurder of kostganger woont in dezelfde woning als de bijstandsgerechtigde. Beide partijen hebben een schriftelijke overeenkomst met dezelfde derde (bijvoorbeeld groepswonen).
- Persoon die onderwijs volgt:
- waarvoor aanspraak op WSF 2000 kan bestaan. Bij aanvang van het onderwijs komt de huisgenoot gezien zijn leeftijd in aanmerking voor die studiefinanciering;
- waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de WTOS. Bij aanvang van het onderwijs komt de huisgenoot gezien zijn leeftijd in aanmerking voor die studiefinanciering;
- in de vorm van een VAVO-opleiding onder hoofdstuk 4 van de WTOS. De deeltijdstudie VAVO valt onder hoofdstuk 5 van de WTOS en telt dus niet;
- in de vorm van een BBL-opleiding;
- buiten Nederland, dat vergelijkbaar is met de onderwijssoorten die hiervoor zijn genoemd. De huisgenoot is bij aanvang van dat onderwijs jonger dan 30 jaar of is 30 geworden in de maand waarin hij is gestart.
- Tijdelijk verblijf:
Jongeren die tijdelijk inwonen bij een bijstandsgerechtigde. Denk aan mensen in een crisissituatie, daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken. Het college moet dan vaststellen dat het gaat om tijdelijk verblijf en kan in specifieke situaties de kostendelersnorm buiten beschouwing laten (Verzamelbrief 2015-2).
Het college kan op basis van de individuele situatie van bijstandsgerechtigden de norm aanpassen; uiteraard met inachtneming van voorliggende voorzieningen (artikel 18, eerste lid 1, Pw, Gemeentenieuws van SZW 2019-1). Het belang van om iemand een dak boven het hoofd te bieden, komt een hoge prioriteit toe.
- Opvang beschermd en begeleid wonen:
Bij tijdelijk verblijf in een dergelijke voorziening is de kostendelersnorm niet van toepassing, omdat men daar geen hoofdverblijf heeft. Het feit dat iemand voor langere tijd in een opvang of begeleid wonen project verblijft, wil niet per definitie zeggen dat hij zijn hoofdverblijf daar heeft en de kostendelersnorm van toepassing is (Verzamelbrief 2014-3).
4.2 Achtergrond kostendelersnorm, hoofdverblijf en tijdelijk verblijf
Een persoon is alleen een kostendelende medebewoner als hij zijn hoofdverblijf heeft op hetzelfde adres als de bijstandsgerechtigde. Woont iemand slechts tijdelijk bij de bijstandsgerechtigde en verplaatst hij zijn hoofdverblijf niet? Dan is hij geen kostendelende medebewoner.
De kostendelersnorm gaat ervan uit dat mensen die samen op één adres wonen, kosten kunnen delen. Dit is een veronderstelling. Daarom heeft toenmalige staatssecretaris Klijnsma gemeenten opgeroepen om waar nodig bij vooropgezet tijdelijk verblijf door afstemming maatwerk toe te passen (via toepassing van artikel 18, eerste lid, Pw) of via bijzondere bijstand extra kosten te dekken.
Klijnsma noemde expliciet als voorbeelden waarbij de kostendelersnorm vanwege het niet hebben van het hoofdverblijf op hetzelfde adres aan de orde is: tijdelijk verblijf in de vrouwenopvang en bij een begeleid wonen traject (1). Later werden daar mensen in een crisissituatie, (ex-)daklozen en vergunningshouders die gebruik maken van het zelfzorgarrangement en tijdelijk bij iemand inwonen, als voorbeeld toegevoegd. Zie Verzamelbrief 2015-2.
Speelt vooropgezet tijdelijk verblijf, dan is het aan diegene die tijdelijk op het adres verblijft, of aan de bijstandsgerechtigde bij wie diegene inwoont, bij de gemeente (of SVB) aan te geven dat er sprake is van tijdelijk verblijf. De vraag of er (nog) sprake is van een tijdelijk verblijf en de kostendelersnorm buiten toepassing blijft, moet vervolgens beantwoord worden aan de hand van de door betrokkene aangereikte concrete feiten en omstandigheden.
Tijdelijk verblijf kan aan de orde zijn bij situaties waarbinnen betrokkene door persoonlijke omstandigheden (echtscheiding, dreigende dakloosheid, vlucht) huis en haard achter zich heeft moeten laten of in het geheel niet over huis en haard beschikte (dakloos) en met slechts een beperkt aantal bezittingen gebruik maakt van het aangeboden adres. Blijkt betrokkene na enkele maanden nog steeds gebruik te maken van het adres, dan kan het initieel als tijdelijk bedoelde adres alsnog een hoofdverblijf zijn geworden.
Bij een verblijf langer dan zes maanden, kan in beginsel er vanuit worden gegaan dat het eerdere tijdelijke verblijf het karakter van een hoofdverblijf heeft gekregen. Maar de feiten en omstandigheden kunnen naar het oordeel van het college ook zodanig zijn dat toch nog sprake is van tijdelijk verblijf.
Verblijft iemand echt tijdelijk vanwege een crisissituatie bij iemand in, dan kan de plek waar iemand feitelijk verblijft als hoofdverblijf worden aangenomen. Daarbij moet het college nagaan of de kostendelersnorm in principe van toepassing is, en of de omstandigheden maken dat de kostendelersnorm tijdelijk niet hoeft te worden toegepast.
Intentie
Uit het voorgaande blijkt dat de intentie van een persoon vaak doorslaggevend is voor de vraag of sprake is van tijdelijk verblijf of van hoofdverblijf op een adres. Het is aan het college om te bepalen in hoeverre de intenties van een betrokkene worden onderzocht. Het college kan bijvoorbeeld bij een beslissing ervoor kiezen uit te gaan van de door de betrokkenen uitgesproken intenties en geen verder onderzoek te doen, tenzij omstandigheden aanleiding geven voor een verder onderzoek.
Voetnoot
4.3 Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans voorziet in een wijziging bij de kostendelersnorm. Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans bepaalt dat de kostendelersnorm niet van toepassing is op de betrokkene die voor het leveren van mantelzorg bij een intensieve zorgbehoefte tijdelijk gebruikmaakt van een hoofdverblijf elders. Dit geldt niet alleen voor de mantelzorgverlener, maar ook voor de mantelzorgontvanger. Zie artikel 22a, vierde lid, Pw. Op deze wijziging van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans mag formeel nog niet worden vooruitgelopen.
Let op! De kostendelersnorm kan alleen aan de orde zijn als er sprake is van een medebewoner die in dezelfde woning als de bijstandsgerechtigde zijn hoofdverblijf heeft. Zie artikel 19a, eerste lid 1 en aanhef, Pw.
In de gevallen waarin een medebewoner door tijdelijk verblijf zijn hoofdverblijf niet verplaatst naar de woning van de bijstandsgerechtigde (conform de visie van de CRvB), is de kostendelersnorm nu ook niet van toepassing. In deze gevallen zal de introductie van artikel 22a, vierde lid, Pw geen verschil in de omvang van het recht op bijstand betekenen.
4.4 De kostendelersnorm en maatwerk
De kostendelersnorm is dwingend recht. Dat wil zeggen dat het college geen bevoegdheid heeft om hiervan af te wijken in een verordening of het beleid. In individuele gevallen moet de norm wel hoger of lager worden vastgesteld als dat – gezien de omstandigheden – noodzakelijk is (artikel 18, eerste lid, Pw). Daarbij houdt het college rekening met de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de jongere in kwestie.
| Situatie | Maatwerk |
|---|---|
| Tijdelijk verblijf vanwege een crisissituatie, zoals (dreigende) dakloosheid. Voorwaarde voor ‘tijdelijkheid’ is dat het de intentie is van zowel de hoofdbewoner als de logé om de situatie zo kort mogelijk te laten duren. Is de intentie om ergens langdurig te verblijven, dan is geen sprake meer van tijdelijkheid. |
Pas de kostendelersnorm niet toe. Wat ‘tijdelijk’ is, is in de wet niet nader omschreven. Dat moet het college individueel beoordelen per persoon. Regelmatige herbeoordeling is noodzakelijk om de ontheing te verlengen. Bij vrienden of familie slapen, is om twee redenen vaak beter dan de opvang.
|
| De kostendelersnorm is een belemmering voor het vinden of behouden van een slaapplek. | Bied – als dakloosheid anders een reëel gevaar is – tijdelijk een briefadres aan. De jongere hoeft zich dan niet in te schrijven op het adres waar hij logeert en telt niet mee als medebewoner. Zie hierover ook de Handreiking briefadressen. Bovendien kan het zo zijn dat sprake is van tijdelijk verblijf waardoor de jongere het hoofdverblijf niet heeft op het adres waar hij logeert. Zie hierover verder hoofdstuk 4.2. |
4.5 Voorbeelden van maatwerk
Wesley meldt zich bij de gemeente. Hij is 28 jaar en kan niet langer thuis wonen. Gelukkig kan hij bij zijn oom terecht. Zijn oom heeft echter een uitkering en stelt als voorwaarde dat hij er financieel niet op achteruitgaat. Als dat wel zo is, dan moet Wesley weg. Er zijn nu verschillende mogelijkheden:
1. De kostendelersnorm blijft tijdelijk buiten toepassing
Wesley bevindt zich in een crisissituatie. Op grond daarvan laat het college de kostendelersnorm tijdelijk buiten beschouwing. De consulent van Wesley schat in dat het ongeveer 2 maanden duurt voor er passende woonruimte beschikbaar is. Op grond daarvan besluit hij de kostendelersnorm 2 maanden niet toe te passen. Na die periode beoordeelt hij de situatie opnieuw.
Blijkt er dan nog geen passende woonruimte beschikbaar te zijn, dan kan, als de omstandigheden daar aanleiding toe geven, de kostendelersnorm voor een aantal maanden nog steeds buiten toepassing worden gelaten. Hoe lang precies, hangt af van de verwachte termijn waarop woonruimte beschikbaar is en de vraag waar Wesley hoofdverblijf heeft.
2. Wesley compenseert het inkomenstekort van zijn oom
Een andere optie is dat Wesley het inkomenstekort compenseert. Het idee achter de kostendelersnorm is dat de kosten lager zijn als de woning wordt gedeeld. Dat betekent dat Wesley een deel van de woonlasten voor zijn rekening moet nemen. Hij kan de verlaging van de uitkering van zijn oom compenseren door te betalen voor zijn eten en het extra gas, water en licht. Zijn oom gaat er dan financieel niet op achteruit.
Het is belangrijk dat het college deze bijdrage van Wesley dan niet verrekent met de uitkering van zijn oom.
3. Wesley sluit een commercieel contract met zijn oom
Wesley kan ook een commercieel contract afsluiten met zijn oom. In dat geval is de kostendelersnorm niet van toepassing. Het is wel van belang om na te gaan of dit is toegestaan door de verhuurder (de woningcorporatie). De door Wesley betaalde huur wordt wel in mindering gebracht op de uitkering van zijn oom. Het is dus de vraag of dit wel zo’n goede oplossing is.
5. Jongerennorm
Jongeren van 18, 19 en 20 jaar krijgen een lagere bijstandsuitkering dan mensen die 21 jaar of ouder zijn. Achterliggende gedachten zijn dat ouders een onderhoudsplicht hebben tegenover hun kinderen en dat het minimumloon voor jongeren ook lager is.
5.1 Wettelijk kader
De bijstandsnorm voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar is lager dan de norm voor jongeren van 21 jaar en ouder. Dat komt doordat ouders verplicht zijn hun kinderen tot 21 jaar te onderhouden.
Voor een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar is de bijstandsnorm per 1 juli 2025 337,98 euro per maand inclusief vakantietoeslag; voor iemand van 21 tot de AOW-leeftijd 1.369,06 euro per maand (artikelen 20 en 21 Pw) inclusief vakantietoeslag.
Zijn er bijzondere omstandigheden waardoor de ouder(s)/verzorger(s) deze onderhoudsplicht niet kunnen nakomen? Dan moet het college van de gemeente bijzondere bijstand verstrekken (artikel 12 Pw).
5.2 Vooruitlopen op het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
De bijzondere bijstand van artikel 12 Pw komt te vervallen in het wetsvoorstel Participatiewet in Balans. In plaats daarvan komt er een aanvullende norm algemene bijstand. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen 18, 19- en 20-jarigen. Voor alle drie de leeftijdsgroepen geldt dezelfde aanvullende norm. De hoogte van de aanvullende norm is 720,08 euro (per 1 juli 2025).
Maatwerk blijft mogelijk. Er kan afgeweken worden van de norm als de situatie daar om vraagt. Dit kan het geval zijn als de jongere aanmerkelijk hogere of juist lagere kosten heeft. Bijvoorbeeld als de jongere genoodzaakt is om op een adres te verblijven waaraan hogere woonlasten zijn verbonden dan dat hij reëel vanuit de bijstand kan voldoen. De norm aanpassen kan alleen bij zeer bijzondere situaties. Dit op grond van artikel 18, eerste lid, Pw. Uitgangspunt blijft wel de norm die in de wet staat. Dit geeft de jongere bijstandsgerechtigde de zekerheid dat de bijstand ter hoogte van dat bedrag wordt verleend. Dit als uit onderzoek van het college blijkt dat aanvullende algemene bijstand noodzakelijk is.
Er mag vooruitgelopen worden op dit onderdeel van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans (brief staatssecretaris Participatie en Integratie van 8 mei 2025, 'Initiatieven voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie'). Als wordt vooruitgelopen zal de bijstandsverlening via artikel 12 Pw lopen. Totdat het wetsvoorstel Participatiewet in Balans in werking treedt, zal de bijstand als bijzondere bijstand worden verstrekt. Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans voorziet in overgangsrecht met betrekking tot dit onderwerp.
Aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel worden behandeld op grond van artikel 12 Pw zoals dat gold voor de inwerkingtreding. Hetzelfde geldt voor al toegekende aanvragen. In beide gevallen is dit zo voor de resterende periode van de reeds toegekende bijzondere bijstand.
Daarbij geldt wel dat de bijzondere bijstand wordt aangevuld tot de norm die wordt geïntroduceerd met het wetsvoorstel Participatiewet in Balans. Dit uiteraard alleen als de bijstandsgerechtigde met artikel 12 Pw minder bijzondere bijstand zou ontvangen dan die norm.
Let op: jongeren in een inrichting (instelling) kunnen onder de huidige Participatiewet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Pw; zie ook de handreiking Maatwerk Participatiewet bij verblijf in en uitstroom uit instellingen.
Inrichting
Een inrichting is een plek waar mensen wonen omdat ze zorg, verpleging of begeleiding nodig hebben. Dit kan bijvoorbeeld een verpleeghuis zijn, of een opvanghuis waar mensen kunnen slapen en waar er meer dan de helft van de dag hulp of begeleiding aanwezig is. Het gaat dus om instellingen die speciaal bedoeld zijn om mensen te helpen die niet zelfstandig kunnen wonen, omdat ze zorg of begeleiding nodig hebben.
Omdat de ondersteuning met het wetsvoorstel Participatiewet in Balans wordt overgeheveld naar de algemene bijstand, zijn jongeren in een inrichting hiervan formeel uitgesloten. Zie artikel 13, tweede lid, aanhef en onderdeel a, Pw: 'Geen recht op algemene bijstand heeft degene van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijft'. Dit kan aan de orde zijn als een dakloze jongere bijvoorbeeld een plaats in een inrichting krijgt.
Dat jongeren in een inrichting met de Participatiewet van deze extra ondersteuning worden uitgesloten, is niet uitdrukkelijk beoogd door de wetgever. Voor uitsluiting blijkt ook anderszins geen rechtvaardiging.
Handelingsperspectief – totdat de wetgever dit herstelt - is om jongeren van 18, 19 of 20 jaar in een inrichting die de verhoging van artikel 20, derde lid, Pw nodig hebben, via de bijzondere bijstand van artikel 35 Pw te compenseren. Deze personen zijn namelijk niet uitgesloten van bijzondere bijstand.
Weliswaar is de bijzondere bijstand niet bedoeld voor kosten van levensonderhoud (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2018:1600) en wordt hiermee de wet oneigenlijk opgerekt (vanwege de omzeiling van artikel 13, tweede lid, onderdeel a Pw). Maar dit is op dit moment de enige mogelijkheid om te voorzien in deze noodzakelijke ondersteuning vanuit de bijstand. Bijstandsverlening op grond van zeer dringende redenen via artikel 16 lid 1 Pw kan namelijk alleen in zeer schrijnende gevallen uitkomst bieden.
5.3 Verlaging ontbreken woonlasten
Op grond van artikel 27 Pw kan het college de norm lager vaststellen voorzover de bijstandsgerechtigde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.
Meestal zullen daklozen geen kosten hebben voor het aanhouden van woonruimte. Gemeenten kunnen niet, vanwege het enkele feit van het ontbreken van woonruimte, volstaan met het betalen van een lagere bijstand. Dat is niet de intentie van artikel 27 Pw. Daarmee zou het voorzieningenniveau voor deze kwetsbare groep niet hoog genoeg zijn. Een dakloze kan bijvoorbeeld kosten voor maatschappelijke opvang hebben.
Er ontbreken kosten omdat geen woonruimte wordt aangehouden. Maar daar staat tegenover dat daklozen kosten hebben voor daklozenopvang en ook andere kosten zijn hoger,zoals consumpties. Dit zijn niet per se woonkosten, maar kunnen wel een rol spelen bij de vaststelling van de uitkeringshoogte . Zie CRvB 4-9-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2715 en ECLI:NL:CRVB:2020:1168. Het college kan ervoor kiezen de verlaging vanwege het ontbreken van woonkosten te beperken.Het college van de gemeente kan zelf in beleidsregels vastleggen of een verlaging echt moet worden toegepast, en tot welk bedrag of percentage. Het college mag hier ook van afwijken, als toepassing van een beleidsregel onevenredig uitpakt.
Voorbeeld
Lei is dakloos. Omdat hij geen kosten voor een woning heeft, verlaagt het college de bijstand. Lei verblijft in de nachtopvang van het Leger des Heils. Daarvoor betaalt hij ongeveer € 120,- per maand. In het gemeentelijk beleid staat dat het college bij het ontbreken van woonkosten de bijstand verlaagt met 20% van de gehuwdennorm. Maar dat de verlaging wordt beperkt tot 15% als sprake is van kosten voor maatschappelijke opvang (zoals de nachtopvang bij het Leger des Heils), Met deze beperking van de verlaging houdt het college rekening met het gegeven dat Lei kosten heeft voor nachtopvang,
5.4 Schoolverlaterskorting
Op grond van artikel 28 Pw kan het college voor de bijstandsgerechtigde die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging lager vaststellen, indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
Het college mag de bijstandsnorm niet lager vaststellen dan de studiefinanciering. Dit is het bedrag voor levensonderhoud van artikel 3.18 Wsf 2000 plus het bedrag van de reisvoorziening in rentedragende studielening. Zie CRvB 10-3-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:624.
Het college kan zelf in beleidsregels vastleggen of een verlaging echt moet worden toegepast, en tot welk bedrag of percentage. Het college mag hier ook van afwijken, als toepassing van een beleidsregel onevenredig uitpakt. Dit volgt uit artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht.
5.5 De jongerennorm en maatwerk
De jongerennorm kan op de volgende manier worden aangevuld:
De jongere kan bijzondere bijstand aanvragen voor de kosten van levensonderhoud als de ouders/verzorgers de onderhoudsplicht niet kunnen nakomen (artikel 12 Pw). Dit is de eerst aangewezen weg voor jongeren die geen contact hebben met de ouders, een zeer verstoorde relatie met hen hebben of van wie de ouders echt niet in staat zijn om bij te dragen aan de algemene kosten van bestaan. Het college vult in dat geval de jongerennorm aan.
Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als:
- de ouders van de jongere zijn overleden;
- de ouders van de jongere onbereikbaar zijn omdat zij in het buitenland wonen;
- de ouders van de jongere niet genoeg geld hebben om te voldoen aan de onderhoudsplicht;
- de jongere geen contact heeft met de ouders, bijvoorbeeld in de situatie van een echtscheiding;
- de relatie tussen jongere en zijn ouders ernstig is verstoord.
Het is aan de jongere zelf om aannemelijk te maken dat hij het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet kan afdwingen. niet draagkrachtig zijn. Dit geldt tevens voor het antwoord op de vraag of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken. Is de jongere in bewijsnood, dan is het aangewezen dat het college belanghebbende hierbij ondersteunt.
Wordt bijzondere bijstand voor levensonderhoud verleend aan een jongere van 18 t/m 20 jaar? Dan kan het college deze bijstand verhalen op de onderhoudsplichtige ouders. Dit tot de grens van de onderhoudsplicht van artikel 392 onderdeel a van Boek 1 BW. Dit staat in artikel 62, onderdeel c, Pw. Dit zal vooral een rol spelen in situaties waarin beroep op de ouders niet mogelijk is vanwege een ernstig verstoorde relatie aangezien dan op voorhand niet is uitgesloten dat de ouders genoeg geld hebben om aan de onderhoudsplicht te voldoen.
Het college van de gemeente kan ook gebruikmaken van de mogelijkheid om de bijstandsnorm te individualiseren op grond van artikel 18 Pw. Dan moeten er zeer bijzondere omstandigheden zijn. Is de aanvulling vanuit de bijzondere bijstand niet voldoende, dan kan de norm op individuele basis worden aangepast. Het gaat dan om algemene bijstand, niet om bijzondere bijstand.
| Situatie | Afstemming door maatwerk |
|---|---|
| Jongeren kunnen niet rondkomen van de jongerennorm. | Doe bij dak- en thuisloze jongeren goed onderzoek naar hun noodzakelijke kosten, aangezien deze jongeren juist vaak geen netwerk hebben om op terug te vallen als ze niet rondkomen. Individualiseer de norm zodanig dat de uitkering voldoende is voor alle noodzakelijke kosten. |
| De jongerennorm sluit niet aan bij de individuele situatie van de jongere. |
Leg de jongere goed uit dat het gaat om een tijdelijke situatie en dat de norm wijzigt als de situatie wijzigt. Het is belangrijk dat de norm voldoende is om de situatie te stabiliseren, en dat het rekening houdt met toekomstperspectief (werk, studie). Denk daarbij in ieder geval aan:
|
5.6 Wetsvoorstel Participatiewet in Balans
De norm voor aanvullende bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar wordt gelijkgetrokken met de norm van een 21-jarige alleenstaande. Er blijft ruimte om hiervan af te wijken als dat nodig is. Deze aanvullende norm wordt verstrekt via de algemene bijstand in plaats van via de bijzondere bijstand.
Van de voorgeschreven aanvullende jongerennorm kan worden afgeweken. Daarbij moet rekening worden gehouden met de volgende drie kaders:
- De optelsom van de algemene bijstand en de aanvullende norm mag niet hoger zijn dan de bijstandsnorm voor een persoon van 21 jaar of ouder in een vergelijkbare situatie, zowel als alleenwonende, als ook als kostendeler.
- De optelsom van de algemene bijstand en de aanvullende norm mag niet hoger liggen dan het voor de bijstandsgerechtigde geldende wettelijk minimum jeugdloon. Zou het hoger liggen dan neemt dat de prikkel voor werkaanvaarding in de weg.
- De te verstrekken aanvullende norm moet kunnen worden aangepast als de jongere over duidelijk hogere of lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan beschikt.
5.7 Voorbeelden van maatwerk
Zahira
Zahira is 19 jaar en woont sinds kort op kamers. Tot haar 18e woonde ze in een jeugdzorginstelling. Zahira heeft geen contact met haar ouders. Het college kan de jongerennorm aanvullen tot de norm 21-jarige:
Het college kan de norm aanvullen tot de norm van een 21-jarige. Daarvoor is wel vereist dat Zahira het onderhoudsrecht niet te gelde kan maken. Dat ze geen contact heeft met haar ouders wil niet automatisch zeggen dat ze haar onderhoudsrecht niet te gelde kan maken. Zahira heeft in dat geval geen ouders die hun onderhoudsplicht kunnen nakomen, maar wel de kosten van levensonderhoud van een 21-jarige. Dit op grond van artikel 12 Pw, Het college kan de kosten levensonderhoud eventueel verhalen op de ouders. Zie artikel 62 aanhef en onderdeel c Pw.
Jordi
Jordi is 22 jaar en heeft geen recht meer op studiefinanciering. Hij heeft momenteel geen werk en doet een beroep op de Participatiewet. Bij de behandeling van zijn aanvraag blijkt dat Jordi tijdelijk in een anti-kraakwoning verblijft. Hij betaalt hiervoor slechts €100 per maand en heeft verder beperkte vaste lasten. Op basis hiervan kan de aanvullende algemene bijstand aangepast worden aan de feitelijke situatie. Jordi ontvangt dus een lagere aanvullende uitkering dan een jongere met reguliere huur- en energielasten.
6. Vier weken zoektermijn jongeren
Jongeren tot 27 jaar moeten na de melding bij het UWV vier weken zoeken naar werk of scholing. Pas na die vier weken zoektermijn kunnen zij een aanvraag voor een bijstandsuitkering indienen. Bij de aanvraag moeten ze aantonen wat ze in die periode hebben gedaan om te voorkomen dat ze bijstandsafhankelijk worden.
De vier weken zoektermijn blijft buiten beschouwing bij jongeren in een kwetsbare positie. Dit is geregeld in het wetsvoorstel Participatiewet in Balans. Er mag vooruitgelopen worden op dit onderdeel van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans (brief staatssecretaris Participatie en Integratie van 8 mei 2025, 'Initiatieven voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie').
6.1 Wettelijk kader
De meeste mensen die een bijstandsuitkering nodig hebben, dienen hun aanvraag in bij het UWV (artikel 41 lid 1 lid Pw). Jongeren onder de 27 jaar (alleenstaande, alleenstaande ouders en gehuwden die beiden jonger zijn dan 27 jaar) moeten de vier weken daarna zoeken naar werk en scholing (artikel 41 lid 4 Pw). Dit geldt ook voor jongeren die tijdens de vier weken zoektermijn 27 jaar worden.
De jongeren moeten bewijsstukken bewaren waaruit blijkt dat ze hebben voldaan aan deze verplichting. Uitgangspunt is dat zij de vier weken zoektermijn zelf invullen (artikel 7 lid 3 Pw). Dit is voor zelfredzame jongeren een uitstekende methode om weer werk of een passende opleiding te vinden. Voor deze groep heeft de vier weken zoektermijn zeker meerwaarde. Voor jongeren in zeer kwetsbare posities kan echter maatwerk nodig zijn om te voorkomen dat ze buiten beeld raken of dieper in de problemen komen.
De zoektermijn is niet van toepassing voor jongeren die:
- loonkostensubsidie ontvangen of tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren;
- een medische urenbeperking hebben;
- uiterlijk een jaar voorafgaand aan de aanvraag ingeschreven hebben gestaan bij het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs ingeschreven hebben gestaan.
Bij het beoordelen van de aanvraag van een bijstandsuitkering is het volgende van belang:
- Als de jongere werk of een geschikte opleiding vindt, dan zal hij daarmee niet altijd direct kunnen starten. Tot hij daadwerkelijk met werk of opleiding kan beginnen, bestaat wel recht op bijstand.
- Als er na die vier weken zoektermijn recht blijkt te bestaan op bijstand, dan gaat de uitkering in per datum melding en ontvangt de jongere met terugwerkende kracht bijstand over de vierweken zoektermijn.
Wetsvoorstel Participatiewet in Balans: uitzondering op de vier weken zoektermijn
Het college kan besluiten de vier weken zoektermijn voor jongeren niet toe te passen in een individueel geval. Dat is geregeld in het wetsvoorstel Participatiewet in Balans (artikel 41 lid 11 Pw). Meer informatie hierover staat in 6.2. De vier weken zoektermijn en maatwerk. Hierop mag worden vooruitgelopen. Voor jongeren in een kwetsbare positie die een bijstandsuitkering nodig hebben mag een aanvraag direct in behandeling worden genomen. Hiermee wordt voorkomen dat jongeren buiten beeld raken of dat zij dieper in de problemen komen.
6.2 De vier weken zoektermijn en maatwerk
Maatwerk is in een beperkt aantal gevallen nodig en mogelijk:
| Situatie | Maatwerk |
|---|---|
| De jongere kan zonder ondersteuning geen werk of een passende opleiding vinden. Met name voor jongeren met een beperking is begeleiding essentieel. | Maak een individuele afweging op basis van de persoonlijke situatie of het college de jongere toch gaat ondersteunen bij de zoektocht naar werk of school. |
|
Het betreft een vreemdeling:
|
Algemene bijstand in de vorm van een geldlening kan worden verstrekt direct na de melding (artikel 41, achtste lid, onderdeel 2 Pw), als dat noodzakelijk is gezien de individuele omstandigheden. |
| De jongere staat niet ingeschreven in de BRP, bijvoorbeeld omdat hij dak- en thuisloos is. | De bijstandsaanvraag moet rechtstreeks bij het college worden ingediend. Dit proces verschilt per gemeente. Op de website moet informatie staan over de manier waarop de jongere zich kan melden en een bijstandsuitkering kan aanvragen. Dit moet digitaal én op papier kunnen. Een melding bij de receptie van het gemeentehuis is ook een melding. Dit blijkt uit de artikelen 41 en 44 Pw. |
6.3 Participatiewet in Balans
De vier weken zoektermijn kan als de omstandigheden van de jongere of het gezin daartoe aanleiding geven, buiten toepassing worden gelaten. De vier weken zoektermijn benadrukt dat jongeren door het volgen van een opleiding of door deelname aan het arbeidsproces moeten werken aan hun toekomst.
Bij jongeren in een kwetsbare positie is het wenselijk dat het college meteen de aanvraag in behandeling neemt. Zo kan het college maatwerk bieden om te voorkomen dat zij buiten beeld raken van de gemeente of dat zij dieper in de problemen komen. Uitgangspunt hierbij is dat het college van de gemeente op individueel niveau een afweging maakt of het buiten beschouwing laten van de vierweken zoektermijn gewenst is.
De vier weken zoektermijn kan voor jongeren in een kwetsbare positie buiten beschouwing worden gelaten (artikel 41, elfde lid, Pw). Bij jongeren in een kwetsbare positie gaat het bijvoorbeeld om jongeren in de volgende situaties:
- jongeren die in een inrichting verblijven of recht op opvang hebben op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo);
- jongeren die uiterlijk een jaar voorafgaand aan de melding in een inrichting verbleven of recht hadden op opvang op grond van de Wmo;
- jongeren die uiterlijk een jaar voorafgaand aan de melding bij een pleegouder of in een gezinshuis op grond van de Jeugdwet;
- jongeren voor wie uiterlijk een jaar voorafgaand aan de melding een kinderbeschermingsmaatregel gold, uitgevoerd door een gecertificeerde instelling op grond van de Jeugdwet;
- jongeren die niet zijn ingeschreven als ingezetene in de basisregistratie personen of die zonder woonadres, maar met een briefadres zijn ingeschreven in de basisregistratie personen.
In zowel de genoemde situaties als wanneer een jongere zich niet in een van deze situaties bevindt, is het aan het college van de gemeente om per individueel geval te bepalen of de zoektermijn niet van toepassing is.
6.4 Voorbeelden van maatwerk
Linda
Linda is 18 en slaapt op de bank bij vrienden. Zij meldt zich bij de gemeente voor een uitkering en opvang. Op het moment dat haar vierweken zoektermijn ingaat, wordt ze direct doorgestuurd naar maatschappelijk werk. Zij gaan haar helpen om al haar (financiële) stukken compleet te krijgen. Op die manier kan de uitkering zo snel mogelijk na afloop van de vierweken zoektermijn worden toegekend.
Bovendien verstrekt het college haar een voorschot. Een voorschot voor broodnood heeft ze tijdens de vier weken zoektermijn al gehad, maar dit is enkel bedoeld om eten te kopen. Een voorschot moet van de wet uiterlijk vier weken na indiening van de bijstandsaanvraag worden uitbetaald, maar afhankelijk van de situatie kan dit ook eerder. Als het nodig is zelfs op de dag van de aanvraag.
Samira
Samira is 20 jaar en verblijft in een vrouwenopvanghuis vanwege huiselijk geweld. Ze ontvangt opvang op grond van de Wmo 2015. Vanwege haar opvangsituatie en de psychosociale belasting is het niet realistisch van haar te vragen eerst vier weken zelfstandig naar werk of onderwijs te zoeken. Samira is een jongere in een kwetsbare positie, zoals bedoeld in artikel 41, elfde lid, Pw.
Amina
Amina is na het bereiken van de 18-jarige leeftijd uitgestroomd uit de pleegzorg. Sindsdien woont ze op kamers. Ze heeft nog geen werkervaring en heeft moeite met het op orde krijgen van haar financiën. De vier weken zoektermijn vervalt omdat Amina tot minder dan een jaar geleden in een pleeggezin verbleef op grond van de Jeugdwet.
7. Maatwerk binnen de inlichtingenplicht
7.1 Wettelijk kader
De inlichtingenplicht staat in artikel 17, eerste lid, Pw, en houdt het volgende in:
De bijstandsgerechtigde moet aan het college mededeling doen van alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling en het recht op bijstand. De inlichtingenplicht geldt ook voor jongeren in een kwetsbare positie .
Om bijstand te kunnen verlenen is het nodig om de woon- en leefsituatie van de persoon die in aanmerking voor bijstand wilt komen, duidelijk te hebben. Vraagt een dakloze jongere bijstand aan? Dan zal hij hierover (ook) inlichtingen moeten geven. Ook van iemand die stelt dakloos te zijn, kan worden gevraagd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2025:95.
Een bijstandsgerechtigde moet aangeven waar hij feitelijk verblijft of opgave doen van zijn verblijfsadressen. Het college moet namelijk de feitelijke woon- en verblijfsituatie kunnen controleren. Bij tijdelijk verblijf is inschrijven in de BRP niet noodzakelijk. Zie hierover ook de Handreiking briefadressen.
Om de last van de inlichtingenplicht te verlichten voor een jongeren in een kwetsbare positie , kan het aantal inlichtingenmomenten voor de re-integratie worden beperkt. De inlichtingenplicht kan zo worden ingericht dat het college van de gemeente de jongere alleen aan het begin en aan het eind van het jaartraject spreekt, tenzij tussentijdse signalen om een nieuw gesprek vragen. Zie Kamerstukken II 2024–2025, 36 582, nr. 69, p. 2-3.
Dit ziet uitdrukkelijk op inlichtingen omtrent de re-integratie. De algemene inlichtingenplicht, zoals het melden van inkomsten, blijft gelden.
7.2 Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
De inlichtingenplicht wordt in het wetsvoorstel Participatiewet in Balans uitgesplitst. In artikel 17, eerste lid, Pw komt de inlichtingenplicht te staan met betrekking tot het recht op bijstand. In artikel 17, tweede lid, Pw wordt de informatieverplichting voor de arbeidsinschakeling geregeld.
De informatieverplichting die van belang is voor de arbeidsinschakeling, is een meewerkverplichting en wordt daarom met het wetsvoorstel Participatiewet in Balans in een apart lid geregeld. Er mag niet vooruitgelopen worden op dit onderdeel van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans.
7.3 Voorbeeld van maatwerk
Myra
Myra is 20 jaar en ontvangt een bijstandsuitkering. Er is een plan van aanpak opgesteld aan het begin van het jaar. Gedurende dit jaar hoeft Myra niet maandelijks informatie aan te leveren. Het college heeft afgesproken dat Myra pas op 1 december van dat jaar informatie aanlevert over het verloop van de re-integratie. Tussentijds wordt alleen contact opgenomen als er signalen zijn dat Myra niet meer deelneemt aan de afgesproken activiteiten, of als er wijzigingen zijn in de persoonlijke situatie die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Deze werkwijze biedt ruimte voor vertrouwen en vermindert administratieve lasten, terwijl het college haar wettelijke taak binnen de Participatiewet blijft uitvoeren.
8. Ondersteuning bij arbeidsinschakeling
8.1 Wettelijk kader
Jongeren kunnen van het college ondersteuning krijgen bij de arbeidsinschakeling. Zie artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Pw.
Tijdens de zoektijd mag dit in principe niet. Maar als het college ondersteuning bij arbeidsinschakeling noodzakelijk vindt, kan dat al vanaf de melding. Dit kan vooral noodzakelijk zijn voor jongeren in een kwetsbare positie die zonder ondersteuning van de gemeente een zeer kleine kans zouden hebben op arbeidsinschakeling. Zie artikel 7, derde lid, onderdeel b, Pw.
8.2 Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans introduceert aanspraak op ondersteuning bij maatschappelijke participatie (artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Pw). Dit is ondersteuning die niet op arbeidsinschakeling gericht hoeft te zijn.
Het college kan besluiten de zoektermijn van 4 weken voor jongeren niet toe te passen in een individueel geval. Dat is geregeld in de Participatiewet in Balans (artikel 41 lid 11 Pw). Hierop mag worden vooruitgelopen. Voor jongeren in een kwetsbare positie die een bijstandsuitkering nodig hebben, mag de ondersteuning direct worden geboden. Hiermee wordt voorkomen dat jongeren buiten beeld raken of dat zij dieper in de problemen komen.
8.3 Voorbeeld van maatwerk
Théophile
Théophile is 20 jaar en heeft zich gemeld bij de gemeente voor een bijstandsuitkering. Hij is recent in Nederland komen wonen, heeft moeite met de taal, geen diploma’s die hier erkend worden, en kampt met sociale isolatie. Tijdens de verplichte zoektijd zou hij in principe zelfstandig werk moeten zoeken.
Het college beoordeelt dat Théophile zonder ondersteuning nauwelijks kans maakt op arbeidsinschakeling. Op basis van artikel 7, derde lid, onderdeel b van de Participatiewet, besluit het college om al vanaf het moment van melding ondersteuning te bieden. Théophile krijgt direct toegang tot een taal- en werkoriëntatietraject, inclusief begeleiding door een maatschappelijk werker.
Waarom deze uitzondering?
Théophile behoort tot een kwetsbare doelgroep. Door vroegtijdige ondersteuning vergroot de gemeente zijn kans op integratie en duurzame arbeidsinschakeling. Dit is in lijn met de wettelijke mogelijkheid om af te wijken van de standaard zoektijd als dat noodzakelijk wordt geacht.
9. Verplichtingen en ontheffingen
9.1 Wettelijk kader
Vanaf de dag van melding om bijstand is de jongere verplicht om:
- werk te zoeken, te aanvaarden, en te behouden, en zich in te schrijven bij werk.nl;
- gebruik te maken van re-integratievoorzieningen, mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, en mee te werken aan het plan van aanpak;
- een tegenprestatie te verrichten als het college dat vraagt Zie artikel 9, eerste lid, Pw.
Er mag tijdelijk ontheffing worden verleend van de verplichtingen onder a en c, als er dringende redenen zijn. De verplichtingen onder b blijven wel altijd gelden. Zie artikel 9, tweede lid, Pw.
Voor jongeren (in een kwetsbare positie) kunnen de volgende factoren een rol spelen bij het verlenen van een ontheffing:
- Psychosociale en psychische problematiek: Veel dakloze jongeren kampen met trauma's, depressie, angststoornissen of andere psychische aandoeningen die het onmogelijk maken om direct aan werk of een re-integratietraject te beginnen. Het stabiliseren van de psychische gezondheid heeft dan prioriteit.
- Verslavingsproblematiek: Een actieve verslaving aan bijvoorbeeld drugs of alcohol kan een onoverkomelijk obstakel vormen voor het nakomen van de bijstandsverplichtingen. Een ontheffing kan dan worden verleend onder de voorwaarde dat de jongere zich laat behandelen.
- Lichamelijke gezondheidsproblemen: Slechte voeding, gebrek aan hygiëne en het leven op straat kunnen leiden tot lichamelijke klachten die werk onmogelijk maken.
- Het ontbreken van basale stabiliteit: Voordat een jongere kan denken aan solliciteren, moet er vaak eerst gewerkt worden aan basale zaken zoals een veilig onderkomen (een briefadres is vaak niet voldoende), het op orde krijgen van de administratie en het aanpakken van eventuele schulden.
- Het volgen van een noodzakelijk (zorg)traject: Als een jongere een intensief zorg- of behandeltraject volgt, bijvoorbeeld voor een psychische aandoening of verslaving, kan dit als dringende reden gelden voor een tijdelijke ontheffing.
- Ontheffen in deze gevallen bijdrage om een jongere in een kwetsbare positie tijdelijk rust te geven om zijn leven op orde te krijgen. Het is van belang om wel een vinger aan de pols te houden. Als de ontheffing mogelijk moet worden verlengd is het van belang contact met de bijstandsgerechtigde te hebben en de situatie opnieuw te beoordelen.
Overigens wordt een alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een kind dat de leeftijd van 5 jaar nog niet heeft bereikt, door het college – als de ouder daarom vraagt – ontheven van de arbeidsplicht. Zie artikel 9a, eerste lid, Pw.
9.2 Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans schrapt de tegenprestatie uit de wet. Daarnaast wordt het ook mogelijk om ontheffing te verlenen van de verplichtingen genoemd onder b van artikel 9, eerste lid, Pw: de verplichting om gebruik te maken van re-integratievoorzieningen.
Er mag niet vooruitgelopen worden op dit onderdeel van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans .
9.3 Voorbeeld van maatwerk
Kaarina
Kaarina is een 21-jarige dakloze vrouw die zich heeft gemeld bij de gemeente voor bijstand. Ze verblijft tijdelijk in een opvanglocatie en heeft geen vast adres. Kaarina kampt met ernstige depressieve klachten en een beginnende alcoholverslaving. Ze is recent gestart met een intensief behandeltraject via de ggz.
Vanaf de dag van melding is Kaarina in principe verplicht om te voldoen aan de arbeidsverplichtingen. Gezien haar psychische problematiek, verslavingsgevoeligheid en het feit dat ze dakloos is, besluit het college Kaarina tijdelijk te ontheffen van de verplichtingen onder a en c. Dit gebeurt op basis van artikel 9, tweede lid Pw. De verplichtingen onder b blijven wel gelden: Kaarina moet blijven meewerken aan het onderzoek naar haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en aan het opstellen van een plan van aanpak.
Waarom deze ontheffing?
De gemeente erkent dat Kaarina eerst stabiliteit nodig heeft — een veilige woonplek, psychische ondersteuning en verslavingszorg — voordat ze kan voldoen aan de reguliere verplichtingen. De tijdelijke ontheffing geeft haar rust en ruimte om haar leven op orde te krijgen, met als doel op termijn alsnog toe te werken naar werk of participatie.
10. Vormen van ondersteuning bij arbeidsinschakeling
10.1 Wettelijk kader
Als een jongere nog geen startkwalificatie heeft en in staat is om regulier onderwijs te volgen (met recht op studiefinanciering), dan heeft dat in principe voorrang. De centrale vraag is: wat is voor deze specifieke jongere de meest effectieve en duurzame weg naar zelfstandigheid? Vaak is dat onderwijs, maar als dat niet (direct) mogelijk is, omdat er nog allerlei andere problematiek speelt, dan kan de gemeente verschillende re-integratievoorzieningen inzetten.
De precieze voorwaarden, de duur en de hoogte van vergoedingen moet de gemeente(raad) vastleggen in een re-integratieverordening. Dit verschilt per gemeente.
Mogelijke re-integratievoorzieningen
- Persoonlijke ondersteuning / Jobcoaching
Methodische begeleiding op de werkplek die nodig is om taken goed te kunnen uitvoeren. Deze ondersteuning is gericht op het vinden en behouden van werk. Dit kan door een externe jobcoach worden gedaan. Persoonlijke ondersteuning kan ook door een interne werkbegeleider zijn uitgevoerd die de werknemer dagelijks op het werk begeleidt, Zie artikel 10, derde lid, Pw.
- Participatieplaats
Met behoud van uitkering onbeloonde, additionele werkzaamheden verrichten voor een periode van maximaal 2 jaar. Het doel is werkervaring opdoen en de kans op betaald werk vergroten.
- Beschut werk
Als er door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een hoge mate van begeleiding of aanpassingen nodig is die een reguliere werkgever niet kan bieden.
- Loonkostensubsidie
Een subsidie voor de werkgever als deze iemand in dienst neemt die door een arbeidsbeperking niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen.
- Proefplaatsing
Met behoud van uitkering werkzaamheden verrichten bij een werkgever voor een bepaalde (korte) periode. Dit geeft zowel de werkgever als de werknemer de kans om te zien of er een match is, met de intentie tot een dienstverband.
- Ondersteuning bij leer-werktrajecten
Ondersteuning aan jongeren (16-27 jaar) die een leer-werktraject volgen om een startkwalificatie te behalen en zo schooluitval te voorkomen.
- Werkstage
Gericht op het opdoen van specifieke werkervaring of het leren van werknemersvaardigheden, met behoud van uitkering.
- Scholing
Het college van de gemeente kan scholing aanbieden als dit de kans op arbeidsinschakeling vergroot, of noodzakelijk is om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.
10.2 Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans introduceert aanspraak op ondersteuning bij maatschappelijke participatie (artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Pw). Dit is ondersteuning die niet op arbeidsinschakeling gericht hoeft te zijn.
10.3 Voorbeelden van maatwerk
Voorbeeld 1: Jamal
Jamal leeft al meer dan een jaar op straat. Hij heeft geen diploma, een beperkt arbeidsverleden en kleine schulden. Hij mist een dagritme en heeft weinig vertrouwen in officiële instanties. Een reguliere baan of een volledige opleiding is op dit moment een brug te ver.
De afstand tot de arbeidsmarkt is groot. Jamal moet eerst wennen aan een structuur, werkritme en een positieve omgeving voordat er aan betaald werk gedacht kan worden.
Participatieplaats
Het college regelt een participatieplaats bij een lokale fietsenmakerij voor 24 uur per week. Jamal verricht hier additionele werkzaamheden (fietsen schoonmaken, helpen met opruimen) met behoud van zijn uitkering. Het doel is niet productie, maar wennen aan een werkomgeving, op tijd komen en samenwerken.
Jobcoaching
Er wordt een externe jobcoach ingeschakeld die wekelijks contact heeft met Jamal. De coach helpt hem niet alleen op de werkvloer, maar ook met zijn schulden en het zoeken naar stabiele woonruimte.
Proefplaatsing
Na een half jaar is Jamal stabieler en gemotiveerder. De jobcoach vindt een logistiek bedrijf dat hem een kans wil geven. Er wordt een proefplaatsing van twee maanden afgesproken. Jamal werkt volledig mee in het bedrijf, nog steeds met behoud van zijn uitkering. De werkgever loopt geen financieel risico en kan zien of Jamal in het team past.
Loonkostensubsidie
De proefplaatsing is een succes. Jamal is zeer gemotiveerd, maar zijn werktempo ligt door zijn gebrek aan ervaring nog lager dan dat van zijn collega's. Om de werkgever te compenseren voor deze verminderde productiviteit, kent het college loonkostensubsidie toe. Jamal krijgt een jaarcontract en verdient het minimumloon, terwijl de werkgever een deel van zijn loonkosten vergoed krijgt. De jobcoaching wordt in de eerste maanden van het dienstverband voortgezet.
Resultaat: Door een stapsgewijze aanpak, beginnend in een veilige omgeving en langzaam opbouwend naar betaald werk met ondersteuning, heeft Jamal de weg naar zelfstandigheid gevonden.
Voorbeeld 2: Kevin
Kevin heeft de middelbare school (VMBO) net niet afgemaakt en is na een conflict thuis vertrokken. Hij is praktisch ingesteld en wil graag met zijn handen werken, bijvoorbeeld in de techniek. Terug naar een voltijds schooltraject ziet hij niet zitten, maar hij snapt dat een diploma belangrijk is.
Een puur theoretisch traject zal waarschijnlijk mislukken. Een praktische route die leren en werken combineert, sluit het beste aan bij zijn motivatie en capaciteiten.
Ondersteuning bij leer-werktrajecten
De klantmanager brengt Kevin in contact met een regionaal opleidingsbedrijf voor de installatietechniek. Hier kan hij een BBL-traject (Beroepsbegeleidende Leerweg) volgen: vier dagen werken en één dag naar school om zijn MBO niveau 2 diploma (een startkwalificatie) te halen.
Werkstage en scholing
Voordat het BBL-traject start, regelt het college een korte werkstage van een maand bij het installatiebedrijf. Zo kunnen Kevin en de werkgever zien of er een match is. Omdat Kevin wat basiskennis mist, financiert het college een korte VCA-cursus (scholing) die noodzakelijk is om veilig te kunnen werken.
Persoonlijke ondersteuning
Gedurende het eerste jaar wordt persoonlijke ondersteuning ingezet om hem te helpen de balans te vinden tussen werk, school en het regelen van zijn woonzaken, zodat hij het traject succesvol kan doorlopen.
Resultaat: Kevin haalt voldoening uit het praktische werk en verdient een leerlingsalaris. De ene dag school is voor hem behapbaar. Deze combinatie zorgt ervoor dat hij gemotiveerd blijft, zijn startkwalificatie haalt en een duurzame plek op de arbeidsmarkt verovert.
10.4 Wet van school naar duurzaam werk
Op 1 januari 2026 treedt 'de wet van school naar duurzaam werk' in werking. Dit verandert niet zozeer de soorten re-integratievoorzieningen die het college kan inzetten, maar wel de manier waarop en wanneer deze ondersteuning wordt georganiseerd.
Gemeenten kunnen dan al ondersteuning bieden voordat een jongere officieel schoolverlater is of een uitkering aanvraagt. Een school kan de gemeente al in een vroeg stadium inschakelen als zij signaleren dat een leerling door problemen (zoals dakloosheid) moeite heeft met de opleiding en risico loopt op uitval. Het college kan dan alvast starten met het aanbieden van ondersteuning, zoals het zoeken naar huisvesting of het opstarten van schuldhulpverlening, terwijl de jongere nog op school zit.
Kern van de wet
Hierdoor wordt de kans groter dat de jongere zijn opleiding afmaakt of dat er direct een vangnet is als het toch misgaat. De kern van 'de wet van school naar duurzaam werk' is dat scholen, gemeenten (vanuit de Participatiewet) en de zogeheten 'Doorstroompunten' (voorheen RMC's) wettelijk verplicht worden om samen te werken. Deze drie partijen moeten samen een regionaal programma opstellen en uitvoeren. In de praktijk betekent dit dat er veel eerder en beter wordt gecommuniceerd over een jongere die dreigt uit te vallen of ondersteuning nodig heeft.
Integraal plan
Een casemanager van de gemeente, een loopbaanbegeleider van school en een coach van het Doorstroompunt kunnen gezamenlijk een plan maken. Voor een dakloze jongere betekent dit dat er één integraal plan komt waarin zowel huisvesting, eventuele terugkeer naar school als een traject naar werk worden meegenomen, met duidelijke afspraken tussen alle betrokken partijen.
11. Inkomstenvrijlating
11.1 Wettelijk kader
In de Participatiewet bestaat een mogelijkheid om inkomsten gedeeltelijk vrij te laten. Dit kan alleen voor personen van 27 jaar of ouder. Zie artikel 31, tweede lid, onderdelen n, r, y, z en aa Pw.
11.2 Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
De Participatiewet in Balans introduceert een nieuwe bijverdienregeling. Deze bijverdienregeling is ook van toepassing voor jongeren tot 27 jaar. De bijverdienregeling houdt in dat inkomsten uit arbeid worden vrijgelaten tot 15%, voor maximaal 12 maanden, als de gemeente vindt dat het bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Deze periode kan eventueel nog worden verlengd.
De mogelijkheid om een deel van het verdiende geld zelf te houden, kan motiverend werken. Het kan de stap naar de arbeidsmarkt, ook als het in eerste instantie om een kleine baan gaat, verlagen. Een stabieler en iets hoger inkomen kan een deel van de financiële stress van een dakloze jongere wegnemen. Dit geeft ruimte om aan andere zaken te werken, zoals het vinden van een vaste woonplek, het oppakken van een opleiding of het zoeken naar passende hulpverlening.
Er mag vooruitgelopen worden op dit onderdeel van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans.
11.3 Voorbeeld van maatwerk
Mike
Mike is 22 jaar en verblijft in de nachtopvang en ontvangt een bijstandsuitkering. Hij heeft zijn school niet afgemaakt en heeft weinig werkervaring. Hij wil graag werken, maar een fulltime baan voelt overweldigend. Bovendien zou het grootste deel van zijn loon verrekend worden met zijn uitkering, wat demotiverend werkt.
Via een uitzendbureau kan Mike 16 uur per week aan de slag als orderpicker. Het is een laagdrempelige baan die hem ritme en ervaring kan bieden. De klantmanager ziet deze parttime baan als een concrete stap die bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. Mike bouwt een cv op, went aan een werkritme en doet sociale contacten op. Het college besluit daarom de bijverdienregeling toe te passen om het voor Mike financieel aantrekkelijk te maken.
Stel:
- De bijstandsnorm voor een alleenstaande is € 1.350,00 per maand.
- Inkomsten uit werk: Mike verdient netto € 800,00 per maand met zijn 16-urige werkweek.
- Toepassing bijverdienregeling: Het college laat 15% van zijn inkomsten vrij.
- Vrijlating: 15% van € 800,00 = € 120,00.
- Verrekening met de uitkering: Het inkomen dat verrekend wordt, is niet € 800,00, maar € 800,00 -/- de vrijlating van € 120,00 = € 680,00.
- Zijn nieuwe, aanvullende bijstandsuitkering wordt: € 1.350,00 -/- € 680,00 = € 670,00.
Dankzij de regeling houdt Mike € 120,00 netto per maand extra over. Dit is voor hem het verschil tussen wel of niet kunnen sparen voor de inrichting van een eigen kamer of het aflossen van een kleine schuld. Het motiveert hem enorm en na 6 maanden vraagt hij bij zijn werkgever met succes om een uitbreiding van zijn contract naar 28 uur per week.
12. Stimuleringspremie (uitstroompremie)
12.1 Wettelijk kader
De Participatiewet biedt de mogelijkheid om een stimuleringspremie (ook uitstroompremie genoemd) te verstrekken. Dit kan alleen voor personen van 27 jaar of ouder. De stimuleringspremie wordt vaak ingezet als bijstandsgerechtigden door inkomen uitstromen. De stimuleringspremie kan echter ook worden ingezet bij deeltijdwerk, zonder dat sprake is van uitstroom uit de bijstand.
12.2 Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans
Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans geeft de mogelijkheid om aan jongeren tot 27 jaar een premie gericht op arbeidsinschakeling toe te kennen. Er mag maximaal € 3.263,00 per kalenderjaar (bedrag per 1 juli 2025) worden verstrekt, in één of twee keer uit te betalen. De hoogte van deze premie kan per gemeente verschillen.
Voor een dakloze jongere kan deze stimuleringspremie, net als de inkomstenvrijlating, een belangrijk verschil maken. Het is een directe beloning voor de moeite die ze doen om uit een moeilijke situatie te komen. Het geld kan gebruikt worden voor concrete zaken die werkaanvaarding makkelijker maken, zoals reiskosten, aanschaf van eigen vervoermiddel, werkkleding of het wegwerken van een kleine schuld.
Het extra geld kan bijvoorbeeld ook worden gebruikt voor het inrichten van een kamer of andere essentiële uitgaven. Daarnaast kan het gevoel dat hun inspanning wordt gezien en gewaardeerd een enorme mentale opsteker zijn.
Er mag vooruitgelopen worden op dit onderdeel van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans (brief staatssecretaris Participatie en Integratie van 8 mei 2025, 'Initiatieven voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie').
12.3 Voorbeelden van maatwerk
Yasmin
Yasmin is al een jaar dakloos en heeft door negatieve ervaringen weinig vertrouwen in hulpverlening. Na intensieve begeleiding is ze gestart met een werkstage bij een zorginstelling om werkervaring op te doen. Zes maanden lang is ze, ondanks haar instabiele woonsituatie, elke dag op tijd gekomen en heeft ze zich enorm ontwikkeld. Ze ontvangt hiervoor geen salaris, alleen haar bijstandsuitkering.
Het succesvol afronden van de werkstage van zes maanden is voor Yasmin een enorme overwinning. Ze heeft bewezen dat ze kan functioneren in een werkomgeving en heeft een positief getuigschrift ontvangen. Ze is nu klaar voor een betaalde baan, maar haar grootste obstakel is het ontbreken van een eigen, stabiele woonplek.
De klantmanager ziet de enorme vooruitgang die Yasmin heeft geboekt. Om haar te belonen voor haar inzet en doorzettingsvermogen én om de laatste drempel naar een betaalde baan weg te nemen, besluit het college haar een stimuleringspremie toe te kennen. Het college kent Yasmin een premie van € 2.500,00 toe.
De premie is voor Yasmin een levensveranderaar. Het is niet alleen een financiële beloning, maar ook een erkenning voor haar harde werk. Het geld stelt haar in staat om direct een kamer te betrekken. Met de rust en stabiliteit van een eigen plek kan ze zich vol vertrouwen richten op solliciteren naar een betaalde baan in de zorg, wat haar binnen twee maanden lukt.
Robert
Robert verblijft via vrienden op verschillende adressen en heeft geen vast inkomen. Hij is praktisch ingesteld en heeft na lang zoeken een kans gekregen: hij mag starten met een BBL-traject (leren-werken) als installatiemonteur. Dit is zijn ticket naar een zelfstandige toekomst, maar hij loopt tegen directe financiële barrières aan. Het leer-werkbedrijf ligt buiten de stad en is met het openbaar vervoer moeilijk te bereiken, zeker 's ochtends vroeg. Daarnaast heeft hij een achterstand bij de zorgverzekering die hem veel stress bezorgt. Zonder geld dreigt hij deze kans te moeten laten schieten.
Robert bespreekt zijn situatie met zijn klantmanager. Het college ziet dat het BBL-traject een zeer duurzame stap is richting werk. Om te voorkomen dat hij om praktische redenen uitvalt, besluit het college proactief te investeren door een stimuleringspremie toe te kennen, gericht op het wegnemen van deze hindernissen. Het college kent een premie toe van € 1.950,00, uitbetaald in twee delen: € 1.500,00 bij de start en € 450,00 na het succesvol doorlopen van zijn proeftijd.
De premie zorgt voor een vliegende start. Robert kan een scooter kopen en zijn schuld afbetalen. Hij kan zonder stress over vervoer aan zijn opleiding beginnen. Het wegvallen van de schuld geeft hem enorme mentale rust. Het gevoel dat het college in hem investeert, geeft hem een extra motivatieboost. De premie functioneert hier niet als een beloning achteraf, maar als een investering vooraf, om succes mogelijk te maken.
13. De weg vinden in de Jeugdwet, Wmo, Participatiewet en schuldhulpverlening
De jongere moet voor verschillende hulpvragen (inkomen, wonen, begeleiding, schulden) bij verschillende loketten van de gemeente aankloppen. Een integrale aanpak, waarbij één regisseur de jongere ondersteunt op alle levensgebieden, ontbreekt vaak. Aarzel nooit met het zetten van de eerste stappen, ook als nog niet alle (formele) stappen zijn doorlopen.
Tot hun 18e verjaardag vallen jongeren met problemen onder de Jeugdwet. Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht die zorg en ondersteuning moet garanderen. Bepaalde vormen van jeugdhulp kunnen doorlopen na de 18e verjaardag (tot maximaal 23 jaar). Het gaat dan om de hulp die andere wetten (zoals de Zvw of Wmo) niet overnemen.
In de praktijk blijkt de overgang echter vaak een 'harde knip'. Veel hulptrajecten, zoals verblijf in een jeugdzorginstelling of begeleiding, stoppen abrupt op de 18e verjaardag. De jongere wordt geacht 'volwassen' te zijn en zelfstandig de weg te vinden naar nieuwe instanties.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Jongeren worden vaak onvoldoende voorbereid op een zelfstandig leven. Vaardigheden op het gebied van financiën, administratie en het runnen van een huishouden zijn niet altijd adequaat ontwikkeld. Bepaalde vormen van jeugdhulp, zoals begeleiding of begeleid wonen (denk bijvoorbeeld aan kamertraining) vallen na het 18e jaar onder de Wmo.
De Wmo zou na het wegvallen van de Jeugdwet een vangnet moeten bieden voor begeleiding en opvang. De vraag naar opvangplekken is echter groot en de wachtlijsten zijn lang. Een jongere die op straat belandt, kan niet direct rekenen op een plek.
De Wmo is vooral gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie. De aangeboden begeleiding is echter niet altijd passend bij de meervoudige en complexe problematiek van dakloze jongeren, die vaak ook te kampen hebben met psychische problemen, verslaving of een licht verstandelijke beperking.
Schulden en inkomen
Schulden zijn een veelvoorkomend en verlammend probleem voor jongeren. Het ontbreken van een stabiel inkomen en de financiële onzelfstandigheid maken hen kwetsbaar voor het aangaan van schulden.
De drempels voor schuldhulpverlening zijn hoog. Veel schuldhulpverleningstrajecten vereisen een stabiele leefsituatie en een stabiel inkomen als voorwaarde om te kunnen starten. Dit is een vicieuze cirkel voor een jongere in een kwetsbare positie.Het aanvragen van schuldhulpverlening vraagt daarnaast veel eigen initiatief en doorzettingsvermogen, iets wat voor een jongere in een overlevingsmodus moeilijk op te brengen is.
Participatiewet
Voor een inkomen is de dakloze jongere vanaf 18 jaar aangewezen op de Participatiewet. Voor het aanvragen van een bijstandsuitkering is een (brief)adres en een geldig identiteitsbewijs vereist. Het regelen van een briefadres is voor een dakloze jongere zonder stabiel netwerk een belangrijk knelpunt. Gemeentelijke procedures hiervoor kunnen ingewikkeld en tijdrovend zijn. Voor het aanvragen van een identiteitskaart moet je in principe ingeschreven staan bij een gemeente. Daarnaast kost een identiteitskaart geld. De knelpunten rondom het briefadres en de identiteitskaart kunnen direct leiden tot een periode zonder inkomen en dakloosheid .
De gemeente kan dit risico wegnemen door te zorgen voor een laagdrempelig, centraal punt bij de gemeente (bijvoorbeeld bij het sociaal wijkteam, lokaal team of een jongerenloket) waar een jongere zich direct kan inschrijven voor een briefadres. Als een jongere zich meldt zonder vaste woonplek, moet het aanbieden van een briefadres de allereerste standaard stap zijn die de gemeente zet, nog voordat er over andere zaken wordt gesproken. Vervolgens kan een ID-kaart worden aangevraagd. De gemeente kan ervoor kiezen om de kosten voor een ID-kaart voor deze specifieke doelgroep kwijt te schelden, of hier bijzondere bijstand voor te verlenen.
Harde knip
De harde knip tussen Jeugdwet (tot 18e verjaardag) en de Participatiewet en de Wmo moet vermeden worden. Dit kan door een warme overdracht of doorlopende begeleiding tot minimaal 21 jaar standaard te maken. Zie voor meer informatie de Handreiking briefadressen en het voorkomen van dakloosheid.
Vrijwilligersorganisaties
Voor hulpverlening op het gebied van schuldhulpverlening kan naast de ondersteuning ook verwezen worden naar vrijwilligersorganisaties zoals Humanitas, Schuldhulpmaatje en het Leger des Heils. Ook is in veel gemeenten het Jongeren Perspectief Fonds actief.
De kern van de oplossing ligt in een integrale, persoonsgerichte aanpak die de harde overgang van 18- naar 18+ verzacht en jongeren continuïteit en stabiliteit biedt. Een voorbeeld hiervan is uitgewerkt in voorbeeldcasus Leo.
Voorbeeld: Leo, 18 jaar en op straat
De situatie (net voor zijn 18e verjaardag):
Leo is 17 jaar. Na maanden van oplopende conflicten thuis is de situatie onhoudbaar geworden. Hij verblijft tijdelijk bij vrienden op de bank, maar dit kan niet lang meer duren. Hij is gestopt met zijn mbo-opleiding en heeft geen inkomen. Via school had hij contact met een jeugdwerker, die hem een beetje op weg hielp.
Leo heeft een openstaande telefoonrekening van € 450 die door incassokosten is opgelopen naar € 800. In de chaos is hij ook zijn portemonnee met zijn ID-kaart kwijtgeraakt.
De verjaardag: Leo wordt 18
Op de dag dat Leo 18 wordt, verandert alles. Leo loopt vast in het systeem en besluit hulp te zoeken bij de gemeente. Hij wil zijn leven op de rit krijgen, maar loopt direct tegen een muur van regels aan.
-
Jeugdwet → Het zwarte gat
Knelpunt: De jeugdwerker die hij kende, belt hem om hem te feliciteren, maar moet hem ook vertellen dat zijn dossier formeel wordt gesloten. "Je bent nu volwassen, Leo. Je moet je melden bij het loket voor volwassenen." De warme overdracht ontbreekt. Leo voelt zich aan zijn lot overgelaten en moet zijn hele verhaal opnieuw doen bij onbekende gezichten.
-
Participatiewet → De administratieve vesting
Knelpunt: Leo meldt zich bij het Jongerenloket van de gemeente voor een bijstandsuitkering.
Horde 1: Geen ID-kaart. De baliemedewerker zegt: "Zonder geldig legitimatiebewijs kan ik je aanvraag niet in behandeling nemen."
Horde 2: Geen briefadres. Op de vraag waar hij woont, antwoordt Leo: "Nergens." Om een uitkering aan te vragen, moet hij ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen (BRP). De vriend waar hij slaapt, durft hem geen briefadres te geven uit angst voor problemen met zijn eigen uitkering of huurtoeslag.
Gevolg: Leo kan zijn aanvraag niet eens starten. Hij zit vast en heeft nul inkomen.
-
Wmo → De wachtlijst
Knelpunt: De medewerker van het Jongerenloket verwijst Leo door naar het Wmo-loket voor maatschappelijke opvang en begeleiding. Daar krijgt hij te horen dat de wachtlijst voor een plek in de jongerenopvang of voor begeleid wonen maandenlang is. Voor de nachtopvang voor volwassenen is hij bang. Hij heeft nu begeleiding nodig om zijn leven op orde te krijgen, maar die is niet direct beschikbaar.
-
Schuldhulpverlening → De kip-en-ei-situatie
Knelpunt: Wanhopig door de brieven van het incassobureau, meldt Leo zich ook voor schuldhulp. De schuldhulpverlener is vriendelijk, maar legt uit dat er voor een officieel schuldhulpverleningstraject een stabiele basis nodig is: een vast adres en een stabiel inkomen. Precies de twee dingen die Leo niet heeft. Hij krijgt het advies terug te komen als zijn uitkering en woonsituatie geregeld zijn.
Tussenstand: Na een week rondlopen is Leo moedelozer dan ooit. Hij heeft geen ID, geen adres, geen inkomen, geen woning, geen begeleiding en zijn schuld loopt op. De verschillende wetten en loketten werken langs elkaar heen en houden elkaar in een wurggreep.
De oplossingen: Een integrale aanpak met één regisseur
In een ideale (en wettelijk mogelijke) situatie wordt Leo direct geholpen door een gemeente die integraal werkt. De oplossing zit niet in het veranderen van de wetten, maar in de uitvoering ervan.
Stap 1: Eén vaste contactpersoon (De regisseur)
- Oplossing: Bij het Jongerenloket krijgt Leo direct een vaste contactpersoon toegewezen: een jongerencoach of casemanager. Deze persoon wordt zijn gids door het systeem en coördineert alle benodigde hulp. Leo hoeft zijn verhaal maar één keer te doen.
Stap 2: De basis op orde (Participatiewet & Wmo gecombineerd)
- Oplossing (ID-kaart): De coach helpt Leo. Hij vraagt direct bijzondere bijstand aan voor de kosten van een nieuwe ID-kaart. Hij maakt de afspraak bij de burgerzaken en gaat eventueel met Leo mee.
- Oplossing (Briefadres): De coach weet dat een briefadres cruciaal is. Hij bespreekt met de gemeente de mogelijkheid van een gemeentelijk briefadres. Omdat Leo een jongere in een kwetsbare positie is, wordt deze procedure met voorrang behandeld. Binnen enkele dagen is het geregeld.
- Oplossing (Inkomen): Zodra ID en briefadres geregeld zijn, dient de coach samen met Leo de bijstandsaanvraag in. Cruciaal: hij pleit bij de gemeente om de wettelijke zoektermijn van vier weken niet toe te passen vanwege Leo’s crisissituatie. Tegelijkertijd vraagt hij direct een voorschot op de uitkering aan, zodat Leo binnen 1-2 weken zijn eerste geld heeft en niet verder in de problemen komt.
- Oplossing (Wonen): Gelijktijdig meldt de coach Leo aan voor een traject als 'Kamers met Kansen' of een andere vorm van begeleid wonen vanuit de Wmo. In afwachting van een definitieve plek, regelt hij met voorrang een tijdelijke, veilige slaapplaats in de jongerenopvang, niet in de reguliere nachtopvang.
Stap 3: Stabiliseren en vooruitkijken (Schuldhulpverlening & Wmo)
- Oplossing (Schulden): De coach brengt Leo in contact met een schuldhulpverlener die gespecialiseerd is in jongeren. Deze start een 'stabilisatietraject': hij neemt contact op met het incassobureau, legt de situatie uit en treft een betalingsregeling zodra Leo’s eerste inkomen binnen is. Hij leert Leo budgetteren met zijn uitkering.
- Oplossing (Begeleiding): De Wmo-begeleiding start direct, nog voordat Leo een vaste woonplek heeft. De begeleider helpt Leo met praktische zaken, het opbouwen van een dagritme en het aanpakken van zijn mentale stress. Samen maken ze een plan om op termijn weer een opleiding op te pakken.
Conclusie van de oplossing:
Door een integrale aanpak met één regisseur wordt de vicieuze cirkel doorbroken. De verschillende wetten worden niet als losse horden gezien, maar als instrumenten die tegelijkertijd kunnen worden ingezet om een totaaloplossing te bieden. Binnen enkele weken heeft Leo de fundamenten om zijn leven weer op te bouwen: een ID, een (brief)adres, een inkomen, een veilige (tijdelijke) woonplek, en de juiste begeleiding voor zijn schulden en toekomstperspectief.
14. Samenwerken
In dit hoofdstuk noemen we enkele mogelijkheden om de samenwerking met andere betrokken partijen te verbeteren.
Signaleren
Geef burgerzaken een rol in het proces om vroegtijdig dakloosheid te signaleren. Als ouder(s) of verzorger(s) hun kind op zijn 18e verjaardag uitschrijven, zonder dat zij een nieuw adres opgeven, dan is dit een signaal.
Ondersteunen
Als de jongere eenmaal terechtkan bij de juiste professional (consulent, klantmanager, jongerenregisseur), dan start de ondersteuning. Uit onze interviews blijkt dat deze ondersteuning vaak nog niet zo integraal is als gewenst. Dat heeft verschillende oorzaken:
- Er bestaan grote verschillen in opvattingen over wat nodig is voor deze jongeren. Wijkteams en inkomensconsulenten hebben een andere visie op de juiste stappen om de jongere te stabiliseren. Hanteer dezelfde visie en blijf hierover in gesprek.
- Vroegsignalering komt nog onvoldoende op gang, waardoor jongeren zich (te) laat melden bij gemeenten. Hoe eerder deze jongeren zich melden, hoe kleiner en sneller oplosbaar de problemen nog zijn. Zorg voor betere informatievoorziening aan jongeren, wijkteams, scholen en zorginstellingen.
- Jongeren die uit de jeugdzorg komen, hebben lang niet altijd een woning. Dat betekent in de praktijk dat zij op straat komen te staan. Bied tijdig hulp bij het zoeken naar nieuwe huisvesting en schrijf hen snel in bij de woningcorporatie.
- De trajecten voor deze jongeren duren vaak te lang, waardoor zij afhaken en uit beeld verdwijnen. Hoe sneller de eerste resultaten zichtbaar zijn (woonruimte, uitkering, begeleiding, schuldhulp en werk), hoe groter de kans dat de jongeren aan boord blijven.
- Als jongeren naar een andere gemeente vertrekken, dan moeten ze zich daar opnieuw melden en een aanvraag doen. Zeker voor deze jongeren zou een warme overdracht helpen.
- Jonge alleenstaande ouders die schulden hebben bij kinderopvangorganisaties of Belastingdienst, kunnen geen kinderopvangtoeslag krijgen. Zij kunnen dus geen kinderopvang betalen en worden beperkt in hun mogelijkheden om te gaan werken. Tegelijk wordt bij een schuldsaneringstraject verwacht dat iemand er alles aan doet om te gaan werken. Dat zorgt ervoor dat deze jonge alleenstaande ouders klem zitten tussen twee regelingen.
De wachttijden voor diverse vormen van hulp zijn erg lang. Of het nu gaat om een paspoort, woonruimte of begeleiding. In de uitvoering kan de inzet meer worden gericht op het voorkomen van het verlies van een (t)huis en het ondersteunen van het netwerk als een dak- of thuisloze jongeren ergens tijdelijk mag blijven. Zo blijft er meer woonruimte over voor jongeren die nergens anders terechtkunnen.
Stukken verzamelen
Bij een bijstandsaanvraag moet de jongere diverse bewijsstukken verzamelen. Verwijs jongeren naar organisaties die ze kunnen helpen om de stukken te verzamelen die ze nodig hebben om de bijstandsaanvraag in te dienen, zodat na afloop van de vier weken het traject kan starten. Op die manier gaat er zo min mogelijk tijd verloren.
15. Informatievoorziening aan jongeren, hun omgeving en ketenpartners
In dit hoofdstuk noemen we enkele mogelijkheden om de informatievoorziening aan jongeren, hun omgeving en ketenpartners te verbeteren.
Informatie over bijstandsproces
Geef jongeren bij de eerste melding informatie over het bijstandsproces en wat ze precies wanneer kunnen verwachten. Het is mogelijk dat duidelijkheid leidt tot minder afhakers. Voorlichtingsteksten hiervoor vind je in de bijlagen.
Bejegening
Of de klantmanager/consulent/regisseur van de gemeente of maatschappelijke organisatie affiniteit heeft met jongeren, is een belangrijke factor voor succes. Dat vertelden vrijwel alle medewerkers van gemeenten die wij spraken. Het gaat om de bereidheid om met de jongere mee te denken en te investeren in zijn toekomst.
Gespecialiseerde klantmanagers voor jongeren geven een grotere kans op een succesvol traject. Een aantal gemeenten werken met JIM, Jouw Ingebrachte Mentor. Deze methodiek houdt in dat de jongere zelf een mentor uitkiest die hem bijstaat bij het hele traject
Voorlichting over kostendelersnorm
Een jongere kan te maken hebben met toepassing van de kostendelersnorm. Het grootste probleem is vaak niet zozeer de kostendelersnorm zelf, als wel de beeldvorming. Meerdere gemeenten geven aan dat jongeren door hun ouders op hun 18e verjaardag uit huis worden gezet, omdat zij bang zijn voor een lagere uitkering. Ze denken dat de kostendelersnorm geldt vanaf 18 jaar of ze horen dit van hulpverleners van buiten de gemeente. Het is belangrijk om dit misverstand uit de wereld te helpen.
Zorg daarom voor heldere voorlichting over de kostendelersnorm, zowel voor ouder(s)/verzorger(s) met (bijna) meerderjarige kinderen als voor hulpverleners. Voorlichtingsteksten hiervoor vind je in de bijlagen. Geef aan dat de kostendelersnorm voor een jongere op zijn vroegst aan de orde kan zijn vanaf 21 jaar. Dit als hij kostendelende medebewoners van 27 jaar of ouder heeft. Geef ook aan dat een jongere pas voor de bijstandsuitkering van een huisgenoot vanaf 27 jaar een kostendelende medebewoner kan zijn.
16. Bijlagen
Implementatietips Maatwerk Participatiewet voor de ondersteuning van jongeren
Hieronder geven we een paar tips voor de toepassing van maatwerk in de Participatiewet voor jongeren in een kwetsbare positie.
Stem intern af
Zorg ervoor dat binnen de gemeente iedereen dezelfde mening heeft over de maatwerkmogelijkheden. Breng een vertegenwoordiging van management, kwaliteitsmedewerkers, inkomensconsulenten en klantmanagers bij elkaar zodat vooraf overeenstemming bestaat. Evalueer na verloop van tijd of dit nog steeds zo is.
Bespreek met de uitvoerenden
Leg de maatwerkmogelijkheden vast in een heldere werkinstructie en bespreek de handreiking met de medewerkers in werkoverleg of speciaal georganiseerde bijeenkomsten.
Breng externe hulpverleners op de hoogte
Zorg dat hulpverleners die contacten hebben met jongeren en/of dak- en thuisloze jongeren goed op de hoogte zijn van de maatwerkmogelijkheden. Gebruik hiervoor de informatieteksten die door Divosa zijn ontwikkeld. Organiseer indien gewenst bijeenkomsten om de maatwerkmogelijkheden toe te lichten.
Zorg voor heldere communicatie met de clienten
Last but not least. Informeer actief clienten over de kostendelersnorm. Zorg ervoor dat informatie op de website helder is en dat personen met een bijstandsuitkering die jongeren in huis hebben persoonlijk worden geïnformeerd over de kostendelersnorm. Informeer ook de betreffende jongere. Gebruik hiervoor de informatieteksten die door Divosa zijn ontwikkeld.
Voorlichtingsteksten kostendelersnorm en kind 18 jaar
Uit onderzoek is gebleken dat in een aantal gevallen jongeren dak- en thuisloos worden omdat hun ouders – of de mensen bij wie ze in huis wonen – in de veronderstelling zijn dat de kostendelersnorm van toepassing is zodra ze 18 worden. Soms worden jongeren om die reden rond hun 18 e verjaardag uit huis gezet.
Om dit te voorkomen, heeft Divosa voorlichtingsteksten gemaakt. Gemeenten kunnen deze gebruiken in brieven naar ouders wiens kind 18 jaar wordt, of opnemen in voorlichting op de gemeentelijke website of via folders. Er zijn twee teksten voor ouders, een tekst voor de jongere zelf en een tekst voor professionals die van deze regelgeving op de hoogte moeten zijn.
- Brief: Inwonend kind bij alleenstaande ouder wordt 18 jaar
- Brief: Inwonend kind bij gezin wordt 18 jaar
- Brief: 18 jaar worden en bij iemand wonen
- Brief: Medebewoner van 18 t/m 20 jaar – voor professionals
Brief: Inwonend kind bij alleenstaande ouder wordt 18 jaar
Onderwerp: Uw zoon of dochter wordt 18 jaar, geen verandering in uw uitkering
Beste <@meneer/mevrouw_naam@>,
Op <@datum_aanvraag@> wordt uw <@zoon/dochter@> 18 jaar. Van harte gefeliciteerd! In deze brief leest u wat dit betekent voor uw uitkering.
Verandert uw uitkering?
Nee, uw uitkering verandert niet. U ontvangt nu een uitkering voor een alleenstaande ouder. Zodra uw jongste kind 18 jaar is, bent u voor ons een alleenstaande. Dit maakt voor uw uitkering geen verschil, het bedrag dat u elke maand krijgt blijft hetzelfde.
Wat kan er wel veranderen?
Als alleenstaande mag u voor de bijstandsuitkering minder vermogen hebben dan als alleenstaande ouder. Of er voor u iets verandert, hangt af van hoeveel vermogen u heeft. U krijgt nog een brief van ons met informatie over wat dat voor u betekent.
Er kan ook iets veranderen in de toeslagen van de Belastingdienst, bijvoorbeeld de huurtoeslag. Vraag dit na bij de Belastingdienst!
Hoe zit het met inkomen van uw kind?
Tot uw <@zoon/dochter@> 21 jaar is, bent u financieel verantwoordelijk voor <@hem/haar@>. Het is de bedoeling dat iedereen van 18 jaar of ouder naar school gaat of werkt. Als uw <@zoon/dochter@> zelf inkomen heeft, dan kan <@hij/zij@> dat gebruiken voor eigen kosten, bijvoorbeeld voor school of opleiding, kleding en de premie voor de zorgverzekering. Heeft uw <@zoon/dochter@> geen eigen inkomen? Dan kan <@hij/zij@> zich melden bij de gemeente, <@telefoonnummer/adres@>. We kijken dan of uw <@zoon/dochter@> weer naar school kan. Lukt dat (nog) niet? Dan kan uw <@zoon/dochter@> misschien tijdelijk een uitkering krijgen. Uw uitkering verandert daardoor niet.
Met vriendelijke groet,
namens de gemeente,
Naam
functie
Brief: Inwonend kind bij gezin wordt 18 jaar
Onderwerp: Uw zoon of dochter wordt 18 jaar, geen verandering in uw uitkering
Beste <@meneer/mevrouw_naam@>,
Op <@datum_aanvraag@> wordt uw <@zoon/dochter@> 18 jaar. Van harte gefeliciteerd! In deze brief leest u wat dit betekent voor uw uitkering.
Verandert uw uitkering?
Nee, uw uitkering verandert niet. U ontvangt nu bijstand voor een gezin. Ook als al uw kinderen 18 jaar of ouder zijn, bent u voor ons nog steeds een gezin. Het bedrag dat u elke maand krijgt blijft hetzelfde.
Hoe zit het met inkomen van uw kind?
Tot uw <@zoon/dochter@> 21 jaar is, bent u financieel verantwoordelijk voor <@hem/haar@>. Het is de bedoeling dat iedereen van 18 jaar of ouder naar school gaat of werkt. Als uw <@zoon/dochter@> zelf inkomen heeft, dan kan <@hij/zij@> dat gebruiken voor eigen kosten, bijvoorbeeld voor school of opleiding, kleding, de zorgpremie en spullen die nodig zijn. Heeft uw <@zoon/dochter@> geen eigen inkomen? Dan kan <@hij/zij@> zich melden bij de gemeente, <@telefoonnummer/adres@>. We kijken dan of uw <@zoon/dochter@> weer naar school kan. Lukt dat (nog) niet? Dan kan uw <@zoon/dochter@> misschien tijdelijk een uitkering krijgen. Uw uitkering verandert daardoor niet.
Wat verandert er wel?
Mogelijk verandert er iets in de toeslagen, bijvoorbeeld de huurtoeslag. Vraag dit na bij de Belastingdienst!
Met vriendelijke groet,
namens de gemeente,
Naam
functie
Brief: 18 jaar worden en bij iemand wonen met een bijstandsuitkering
Onderwerp: 18 jaar!
Beste 17-jarige,
Je wordt op <@datum_verjaardag@> 18 jaar. Van harte gefeliciteerd!
Je woont nu bij je <@moeder/vader/ouders/familielid/variabel@> in huis. <@Zij/hij@> <@ontvangt/ontvangen@> een bijstandsuitkering. In deze brief lees je wat jouw 18e verjaardag betekent voor jou en <@moeder/vader/ouders/familielid/variabel@>
Wat verandert er voor jou?
Het is de bedoeling dat iedereen van 18 jaar of ouder naar school gaat of werkt. Als je zelf inkomen hebt, dan kun je dat gebruiken voor je eigen kosten, zoals voor spullen die je nodig hebt voor school, voor kleding en je zorgverzekering. Vanaf 18 jaar ben je verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Heb je geen eigen inkomen? Dan kun je je melden bij de gemeente. We kijken dan of je een opleiding kunt gaan volgen. Lukt dat (nog) niet? Dan kun je misschien tijdelijk een uitkering krijgen.
Tot je 21 jaar bent, zijn je ouders financieel verantwoordelijk voor jou. Dat betekent dat je je spullen voor school, je kleding en je zorgverzekering eerst zelf probeert te betalen. Kun je die niet betalen omdat je niet genoeg inkomen (loon, studiebeurs of uitkering) hebt? Dan moeten je ouders ervoor zorgen dat deze kosten voor jou betalen.
Met vriendelijke groet,
namens de gemeente,
Naam
functie
Brief: Medebewoner van 18 t/m 20 jaar – voor professionals
Onderwerp: Medebewoner van 18 t/m 20 jaar, geen verandering in de bijstandsuitkering
Geachte mevrouw, meneer,
In deze brief informeren wij u over de mogelijke gevolgen voor een bijstandsuitkering (Participatiewet) als een inwonende medebewoner of inwonend kind van een bijstandsgerechtigde 18 jaar wordt, of als een bijstandsgerechtigde een jongere van 18, 19 of 20 jaar in huis neemt.
Gevolgen voor een alleenstaande (ouder)
Als inwonende kinderen of andere medebewoners de leeftijd van 18 jaar bereiken, dan heeft dat geen gevolgen voor de bijstandsuitkering. De uitkering van een alleenstaande ouder is even hoog als de uitkering van een alleenstaande. Wat wel verandert is het bedrag dat iemand maximaal aan vermogen mag hebben zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitkering. Voor alleenstaanden is dit bedrag de helft van het maximumbedrag voor alleenstaande ouders.
Wat de gevolgen in een individuele situatie zijn kan nagevraagd worden bij de gemeente. Als de bijstandsgerechtigde meer vermogen heeft dan een alleenstaande maximaal mag hebben, dan zal de gemeente altijd een brief sturen met daarin uitleg over de gevolgen voor de uitkering.
Gevolgen voor een echtpaar of gezin
Als inwonende kinderen of andere medebewoners de leeftijd van 18 jaar bereiken, dan heeft dat geen gevolgen voor de bijstandsuitkering van een echtpaar of gezin. Voor gezinnen met minderjarige kinderen (en ouders van 21 jaar of ouder) is de hoogte van de uitkering gelijk aan de uitkering voor gezinnen zonder (minderjarige) kinderen.
Inkomen van de medebewoner van 18, 19 of 20 jaar
Tot jongeren de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, zijn hun ouders financieel verantwoordelijk voor hen. Het is de bedoeling dat iedereen van 18 jaar of ouder naar school gaat of werkt. Heeft de jongere zelf inkomen? Dan kan hij dat gebruiken voor zijn eigen kosten. Bijvoorbeeld voor de kosten van school, kleding en de zorgpremie. Heeft de jongere geen eigen inkomen? Dan kan hij of zij zich melden bij de gemeente. De gemeente kijkt of de jongere weer naar school kan. Lukt dat (nog) niet? Dan kan hij of zij mogelijk tijdelijk een uitkering krijgen.
Wat verandert er wel?
Mogelijk verandert er ook iets in de toeslagen van de bijstandsgerechtigde, bijvoorbeeld de huurtoeslag. Vraag dit na bij de Belastingdienst!
Met vriendelijke groet,
namens de gemeente,
Naam
functie
Factsheet Maatwerk Participatiewet dak- en thuisloze jongeren
Hieronder vind je een korte samenvatting van de handreiking 'Maatwerk Participatiewet voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie'.
Het probleem
Dakloosheid onder jongeren is een complex probleem. Jongeren hebben vaak weinig vertrouwen in de overheid en zoeken eerst steun in hun netwerk. Hierdoor melden zij zich niet direct bij de gemeente, wat leidt tot verergering van hun situatie. Schulden, stress, eenzaamheid en administratieve obstakels maken het moeilijk om weer grip op het leven te krijgen.
Een meerjarige aanpak is nodig, met maatregelen op het gebied van preventie, begeleiding en wonen. Deze factsheet richt zich op de wettelijke maatwerkmogelijkheden binnen de Participatiewet voor jongeren tussen de 18 en 27 jaar in een kwetsbare positie. Er is ook oog voor wijzigingen die zijn voorgesteld in het wetsvoorstel Participatiewet in Balans.
Toegang tot bijstand
Jongeren die bijstand nodig hebben, melden zich meestal digitaal via Werk.nl. Jongeren zonder inschrijving in de BRP kunnen zich rechtstreeks melden bij het college van de gemeente waar zij feitelijk verblijven. In de praktijk gebeurt dit via wijkteams, jongerenloketten of maatschappelijke opvang. Dak- en thuisloze jongeren ervaren een aantal drempels als zij zich willen melden bij een gemeente om een bijstandsuitkering aan te vragen:
| Situatie | Advies |
| Jongeren hebben niet altijd de mogelijkheid om zich digitaal te melden. | Bied ondersteuning aan het loket zelf of laat ketenpartners samen met de jongere het aanvraagproces doorlopen. |
| Als jongeren op verschillende plekken maar heel kort kunnen blijven, is het moeilijk om de gemeente aan te wijzen waar de jongere daadwerkelijk verblijft. | Zie het kortdurende verblijf als noodoplossing en niet als onweerlegbare conclusie over waar de jongere zijn domicilie heeft. |
| Jongeren zien de aanvraag in zichzelf als complexe aangelegenheid, waarbij ze regelmatig fouten maken en het gevoel krijgen ‘terug bij af’ te zijn. |
Ondersteun de jongere bij het aanvraagproces, via de gemeente of een externe partij. Een jongere kan een aanvraag indienen met hulp van anderen. Bijvoorbeeld een hulpverlener of jeugdwerker. Of een aanvraag laten indienen door een gemachtigde. Geef hierover goede voorlichting. |
De bijstand gaat in op de datum van melding, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Gemeenten mogen vooruitlopen op het wetsvoorstel Participatiewet in balans en bijstand met terugwerkende kracht tot drie maanden toekennen. Daarnaast geldt dat jongeren die onderwijs kunnen volgen waarvoor studiefinanciering beschikbaar is, geen recht hebben op algemene bijstand. Wel kunnen zij bijzondere bijstand ontvangen voor specifieke kosten, zoals bewindvoering of inrichtingskosten. Ook kunnen zij in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en studietoeslag.
Voor jongeren tot 27 jaar is een plan van aanpak verplicht. Dit plan beschrijft de ondersteuning, verplichtingen en doelen. De jongere moet meewerken aan het opstellen en uitvoeren van dit plan.
Kostendelersnorm
De kostendelersnorm houdt in dat de bijstandsnorm lager wordt naarmate meer volwassenen in een woning samenwonen. Jongeren onder de 27 jaar tellen niet mee als kostendeler. Om als kostendeler te worden gezien moet een persoon het hoofdverblijf hebben in dezelfde woning als de bijstandsgerechtigde.
Bij tijdelijk verblijf wijzigt het hoofdverblijf niet en is de kostendelersnorm niet van toepassing. Tijdelijk verblijf staat niet gelijk aan kortdurend verblijf. Ook bij kortdurend verblijf kan het hoofdverblijf wijzigen. De intentie van een persoon is vaak doorslaggevend voor de vraag of sprake is van tijdelijk verblijf of van hoofdverblijf op een adres. Het is aan het college om te bepalen in hoeverre de intenties van een betrokkene worden onderzocht. Advies kan zijn om uit te gaan van de door de betrokkenen uitgesproken intenties en geen verder onderzoek te doen, tenzij omstandigheden aanleiding geven voor een verder onderzoek.
Bij tijdelijk verblijf past het college de kostendelersnorm niet toe. Denk aan een jongere die tijdelijk bij iemand verblijft, bijvoorbeeld in een crisissituatie.
Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans verduidelijkt dat de kostendelersnorm niet geldt bij tijdelijk verblijf elders voor het leveren van mantelzorg bij een intensieve zorgbehoefte.
Jongerennorm
Jongeren van 18 tot en met 20 jaar ontvangen een lagere bijstandsnorm dan 21-plussers, omdat ouders onderhoudsplichtig zijn. Als ouders deze plicht niet kunnen nakomen, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans introduceert een aanvullende norm via de algemene bijstand. De bijzondere bijstand komt daarmee te vervallen. Gemeenten mogen vooruitlopen op toepassing van het normbedrag.
Het college kan de kosten van de aanvullende bijstand verhalen op de onderhoudsplichtige ouders.
Vier weken zoektermijn
Jongeren onder de 27 jaar moeten na melding vier weken zoeken naar werk of scholing voordat zij bijstand kunnen aanvragen. In het wetsvoorstel Participatiewet in balans wordt geregeld dat de vierweken zoektermijn niet hoeft worden toegepast bij kwetsbare jongeren. Op deze wijziging in het wetsvoorstel Participatiewet in balans mag worden vooruitgelopen.
Inlichtingenplicht
Jongeren moeten voldoen aan de inlichtingenplicht. Ook als jongeren dakloos zijn, moeten zij controleerbare informatie verstrekken over waar zij verblijven. Om de last van de inlichtingenplicht te verlichten voor een kwetsbare jongeren, kan het aantal inlichtingenmomenten voor de re-integratie worden beperkt. De inlichtingenplicht kan zo worden ingericht dat het college van de gemeente de jongere alleen aan het begin en aan het eind van het jaartraject spreekt, tenzij tussentijdse signalen om een nieuw gesprek vragen.
Arbeidsinschakeling en ondersteuning
Gemeenten kunnen jongeren ondersteunen bij arbeidsinschakeling. Tijdens de zoektijd mag dit in principe niet. Maar als het college ondersteuning bij arbeidsinschakeling noodzakelijk vindt, kan dat wel al vanaf de melding.
Verplichtingen en ontheffingen
Jongeren zijn verplicht om werk te zoeken, re-integratievoorzieningen te gebruiken en een tegenprestatie te leveren. Bij dringende redenen kan hiervan worden afgeweken. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans maakt het mogelijk om ook van re-integratieverplichtingen ontheffing te verlenen.
Voor jongeren (in een kwetsbare positie) kunnen de volgende factoren een rol spelen bij het verlenen van een ontheffing:
- psychosociale en psychische problematiek;
- verslavingsproblematiek;
- lichamelijke gezondheidsproblemen;
- het ontbreken van basale stabiliteit;
- het volgen van een noodzakelijk (zorg)traject.
Ontheffen kan in deze gevallen bijdragen om een kwetsbare jongere tijdelijk rust te geven om zijn leven op orde te krijgen.
Re-integratievoorzieningen
Gemeenten kunnen diverse voorzieningen inzetten, zoals participatieplaatsen, jobcoaching, proefplaatsingen, leer-werktrajecten en scholing. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans voegt aan de ondersteuningsmogelijkheden maatschappelijke participatie toe. De ondersteuning is daarmee niet per se gericht op arbeidsinschakeling.
Inkomstenvrijlating
In de Participatiewet bestaat een mogelijkheid om inkomsten gedeeltelijk vrij te laten. Dit kan alleen voor personen van 27 jaar of ouder. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans introduceert een bijverdienregeling. Dit mag ook worden toegepast op jongeren tot 27 jaar. Het college mag op dit voorstel vooruitlopen. Colleges mogen 15% van het inkomen uit arbeid vrijlaten voor maximaal 12 maanden.
Stimuleringspremie
De Participatiewet biedt de mogelijkheid om een stimuleringspremie (ook uitstroompremie genoemd) te verstrekken. Dit kan alleen voor personen van 27 jaar of ouder. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans geeft de mogelijkheid om aan jongeren tot 27 jaar een premie gericht op arbeidsinschakeling toe te kennen. Colleges kunnen vooruitlopen op deze voorgestelde wijziging.
Integrale aanpak en samenwerking
Jongeren moeten vaak bij meerdere loketten aankloppen voor hulp. De kern van de oplossing ligt in een integrale, persoonsgerichte aanpak die de harde overgang van 18- naar 18+ verzacht en jongeren continuïteit en stabiliteit biedt.
De gemeente kan jongeren faciliteren door te zorgen voor een laagdrempelig, centraal punt bij de gemeente (bijvoorbeeld bij het sociaal wijkteam, lokaal team of een jongerenloket) waar een jongere zich direct kan inschrijven voor een briefadres.
Meldt een jongere zich zonder vaste woonplek? Dan moet het aanbieden van een briefadres de allereerste standaard stap zijn die de gemeente zet. Vervolgens kan een ID-kaart worden aangevraagd. De gemeente kan de kosten voor een ID-kaart kwijtschelden of hiervoor bijzondere bijstand geven.
De harde knip tussen Jeugdwet (tot 18e verjaardag) en de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning moet vermeden worden. Dit kan door een warme overdracht of doorlopende begeleiding tot minimaal 21 jaar standaard te maken.
17. Landelijke organisaties
Colofon
Divosa
Aïdadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
T 030 - 233 23 37
E info@divosa.nl
www.divosa.nl
Stimulansz
Schulinck
Web- en eindredactie
Frank Heukels en Remco van Brink (Divosa)
Versie
Oktober 2025