Overslaan en naar de inhoud gaan

Werkwijzer Jongeren

Laatste update:

8 De compenserende benadering: sturen

8.2 Vaardigheden van de professional

Jongeren van het type ‘overlevers’ doen een beroep op allerlei vaardigheden van professionals: motiveren, activeren, pedagogische vaardigheden, kunnen bemiddelen tussen jongere en werkgevers (of andere instanties of schuldeisers). Daar komt bij:

  • feedback geven en confronteren
  • een verdiepte diagnose stellen
  • jobcarving en jobcoaching
  • sociaal netwerk versterken

Feedback geven en confronteren

Feedback geven is een manier om jongeren inzicht te geven in hun eigen gedrag. Daarmee draagt het bij aan zelfsturing. Het is belangrijk om steeds een link te leggen tussen gedrag en gevolg: benoem wat het gedrag bij jou of een ander oproept, vraag of dat ook de bedoeling was en vertel hoe het anders kan (gewenst gedrag). Voor het geven van feedback is de volgende formule bruikbaar. Die heeft overeenkomsten met verbindende communicatie (zie hoofdstuk 2.1), maar dan met een meer sturende toon.

  • Gedrag; beschrijf het ongewenste gedrag met een concreet voorbeeld en check of de ander het herkent.
  • Gevoel/gevolg; beschrijf de gevolgen ervan (voor jezelf, de werkgever of een ander) en check of de ander het herkent.
  • Gewenst; beschrijf het gewenste resultaat of gedrag. Betrek de ander bij dit proces, dat geeft grotere kans op draagvlak. Maak onderscheid tussen gedragsgerichte feedback en resultaatgerichte feedback.

Confronteren is een harde vorm van feedback, waarbij je tegenstellingen benoemt en tegenover de ander gaat staan. Het kan gaan om tegenstellingen binnen de ander (bijvoorbeeld tussen woorden en daden of tussen wat iemand in de ene situatie doet en in de andere). Het kan ook gaan om tegenstellingen tussen jou en de ander, bijvoorbeeld een verschil in normen en waarden, in wat je normaal vindt. Benoem ook als je confronteert wat het met je doet, ga na of de ander je waarneming en interpretatie deelt en werk toe naar een oplossing. Wacht niet te lang met dingen aankaarten en voorkom dat het tot een uitbarsting komt.

Houd het contact persoonlijk door ik-boodschappen over te brengen (dit is wat ik zie, dit is wat het met me doet) en benadruk dat het gaat om gedrag (het gaat niet om wie je bent, maar om wat je doet). Probeer zo snel mogelijk weer te de-escaleren. Wees hard op de inhoud en zacht op de relatie.

Verdiepte diagnose, jobcarving en jobcoaching

Bij deze jongeren is het belangrijk om een gedetailleerder beeld te krijgen:

  • Ga na wat iemands sociale achtergrond is, want dat heeft veel invloed op iemands referentiekader en de manier waarop iemand nadenkt over de toekomst. Een jongen die een groot deel van zijn jeugd op straat in een achterstandswijk heeft doorgebracht denkt anders over de toekomst dan een meisje uit een arbeidersgezin dat praktijkonderwijs heeft gevolgd. En een meisje dat haar traditionele gezin is ontvlucht is en daardoor nauwelijks een sociaal netwerk meer heeft, heeft een heel ander referentiekader dan een normale jongen die impulsief betrokken is geraakt bij criminele activiteiten en daarom heeft vastgezeten.
  • Zorg voor meer inzicht in iemands competenties. Vorm je niet alleen een beeld van iemands algemene werknemersvaardigheden, maar ook van meer specifieke cognitieve en communicatieve vaardigheden. Zo sluit je goed aan bij iemands mogelijkheden, voorkom je dat je de jongere onbedoeld te overvraagt (en faalervaringen bezorgt) en kun je een werkplek vinden of creëren waar de jongere goed kan functioneren. Ga ook na of de jongere misschien een psychische aandoening heeft of een lichte verstandelijke beperking (1).
  • Achterhaal iemands motivatie; wat zijn de onderliggende motieven en behoeften van de jongere waar we bij kunnen aansluiten? Wees wel realistisch. Een dikke Mercedes is meestal niet haalbaar. Een werkplek waar mensen je serieus nemen door je uniform, of waar je juist contact maakt en je deel voelt van een groep kunnen we misschien wel realiseren.
  • Onderzoek iemands manier van leren; hoe leren jongeren nieuwe dingen? Hoe hebben ze geleerd wat ze al kunnen? Hoe gaan jongeren om met nieuwe situaties en wat helpt het meeste om die zo zelfstandig mogelijk op te lossen? Wat moet een begeleider wel en niet doen?
  • Inventariseer het sociale netwerk; wie zijn belangrijke mensen in het leven van de jongere? Hoe kunnen die de jongere ondersteunen? Wat is daarvoor nodig?

Aan de hand van het verdiepte beeld maak je een zoekprofiel van een geschikte werkplek voor de jongere. Eventueel kun je een baan aanpassen door er taken uit te halen die te moeilijk zijn of niet passen bij de jongere of door juist passende taken toe te voegen (2).

Gaat een jongere eenmaal aan het werk, zorg dan dat je weet op welke onderdelen de match met de stage, werkervaringsplek of baan klopt en op welke niet. Zo kun je gerichte ondersteuning (jobcoaching) bieden die aansluit op iemands manier van leren, om te voorkomen dat het mis gaat en om de competenties van de jongere te ontwikkelen (3).

Sociaal netwerk versterken

Vaak hebben deze jongeren baat bij een ouderfiguur: iemand die er is als er iets misloopt, als er dingen geregeld moeten worden of als een jongere behoefte heeft aan steun en advies. In het ideale geval is dat iemand uit het eigen sociale netwerk. Dat biedt de meeste continuïteit. Het kan ook een buddy zijn (een vrijwilliger) of een informele mentor (4). Bij deze jongeren is vaak het vertrouwen in de wereld en de overheid in het bijzonder kwetsbaar. Wisseling van begeleiders draagt niet bij aan het vertrouwen, al is dat soms onvermijdelijk.

Slimme wekservice

Begeleiding hoeft niet altijd veel om het lijf te hebben. Soms is het al genoeg om ’s ochtends om 7 uur even na te gaan of een jongere wel opstaat om naar school of werk te gaan. Toen een jongere net aan een stage begonnen was, ging zijn begeleider de eerste twee dagen zelf langs om aan te bellen (want de mobiele telefoon van de jongere stond ’s nachts op stil). Toen het de begeleider opviel dat er iedere dag bouwvakkers bezig waren, vroeg hij hen of ze elke ochtend op hetzelfde tijdstip even wilden aanbellen bij de jongere om hem te wekken.

Een sociaal netwerk is ook van belang voor morele ondersteuning: regelmatig even informeren hoe het gaat en of de jongere nog op koers ligt naar een baan en op eigen benen staan. Met andere woorden, een positief referentiekader ontwikkelen waarin werken en voor jezelf zorgen normaal zijn. Ten slotte is een sociaal netwerk ook een via-via: een toegang tot banen en kansen. Maar dan moet je wel mensen in je netwerk hebben die zelf werken en contacten hebben. Het is de moeite waard om met jongeren na te gaan wie dat in hun netwerk zijn en hoe ze de banden met die personen kunnen aanhalen. Bij het begeleiden van deze jongeren kun je plezier hebben van de informatie, e-publicaties en hulpmiddelen van het SBCM, de Sectorraad GO, de databank effectieve jeugdinterventies, SBB en de presentiebenadering van Andries Baart.

  1. Raadpleeg voor meer informatie over psychische aandoeningen en wat die kunnen betekenen voor competenties de Werkwijzer Psychische aandoeningen en lichte verstandelijke beperkingen.
  2. Zie voor meer informatie over jobcarving Methode MaakWerk (pdf, 326 kB) en voor meer informatie over functiecreatie Win-win-win met Functiecreatie en Jobcreators.
  3. Tips en informatie vind je in Begeleiden en coachen vanuit de individuele vraaggerichte benadering en Maatschappelijke participatie; Handboek voor trajectbegeleiders sociale activering, arbeidsintegratie en activerende hulpverlening (pdf, 680 KB).
  4. Zie hiervoor de website jimwerkt.nl over de JIM-aanpak.