Inleiding

In dit zesde en laatste deel van de publicatiereeks 'Pilots inburgering van start tot finish' vind je de interviews met de projectleiders van de pilots binnen het thema 'Zelfredzaamheidsroute (Z-route)'.

In deze reeks verschenen:

Over de interviews

Binnen het Pilotprogramma Veranderopgave Inburgering hebben 97 gemeenten ervaringen opgedaan op onderdelen uit de Wet inburgering 2021. Welke elementen in deze aanpak werkten wel, en welke niet? Wat waren de plannen van de pilotgemeenten en hoe hebben zij de pilot ervaren? Wat nemen zij mee naar 2022 als de Wet inburgering in werking treedt? Voor het antwoord op deze én andere vragen interviewden wij de projectleiders van 39 verschillende pilotaanpakken, zowel bij aanvang van de pilotperiode in 2019 (start) als in een terugblik (finish). 

Lees ook

Deelnemers aan de pilot Zelfredzaamheidsroute (Z-route) in Son en Breugel

Deelnemers aan de pilot Zelfredzaamheidsroute (Z-route) in Son en Breugel (foto: Edwin Walvisch)

1 Introductie

In het nieuwe stelsel krijgen inburgeringsplichtigen een advies voor een van de drie leerroutes: de reguliere of B1-route, de Onderwijsroute of de Z-route. De laatste route is voor inburgeringsplichtigen bij wie tijdens de brede intake wordt vastgesteld dat zij zeer veel moeite zullen hebben met het leren van de Nederlandse taal en A2-niveau waarschijnlijk niet zullen halen.

Illustratie Z-route

Het niveau van de onderdelen in de Z-route sluit aan bij de leefwereld en capaciteiten van de inburgeringsplichtige en zijn sterk praktisch ingevuld. De Z-route is daardoor een traject van 1.600 uur met activiteiten die aansluiten bij de persoonlijke integratiedoelen van de inburgeringsplichtige: het leren van de Nederlandse taal, zelfredzaamheid in de samenleving, activering en participatie.

De pilots boden allemaal een intensief traject van ongeveer twintig uur per week voor mensen die onder het huidige stelsel zijn ontheven van de inburgeringsplicht op basis van voldoende geleverde inspanning (AGI). De programma’s combineerden taal met praktische vaardigheden en deden ervaring op met lesmethodes die geschikt zijn voor mensen met een beperkte taalvaardigheid en een lage leerbaarheid.

De eindrapportage ‘Goed op weg met de Z-route' is augustus 2021 verschenen. Download het rapport (pdf, 6,45 MB)

Lees ook

  • Meer over de Z-route vind je in de Handreiking leerroutes (Divosa, maart 2020)
  • Digitaal magazine over de op 1 oktober 2020 gehouden Leercirkel.
    Met hierin ervaringen en aandachtspunten van de pilotgemeenten plus het verslag van een intervisiesessie.

Introductie Berg en Dal

Door Gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Heumen en Mook en Middelaar

Voor 20 deelnemers die ontheven zijn van de inburgeringsplicht.

Wat Programma van 20 uur per week met onder meer taallessen waarbij de focus op spreekvaardigheid ligt. Elke deelnemer wordt gekoppeld aan een vrijwillige taalcoach. Daarnaast gaan de deelnemers aan de slag met praktijkopdrachten en is er ruimte voor vrijwilligerswerk, taalstage en uiteenlopende excursies. Ook Eurowijzer, gericht op financiële zelfredzaamheid, maakt onderdeel uit van het programma.

Met VluchtelingenWerk, gemeentelijk WerkBedrijf, GGD en veel lokale partners.

Belangrijk

  • Taalcoach in eigen dorp
  • Deelnemers werken aan eigen portfolio.
  • Brieven aan deelnemers in o.a. Tigrinya en Arabisch

Start: ‘Mooi om deze mensen een tweede start te bieden’

De eerste brieven aan de deelnemers zijn geschreven in de eigen taal. ‘Dat werkt heel goed en het was niet eens duur of lastig om te regelen. Dat gaan we veel vaker doen’, zegt Hans Ebbers, beleidsadviseur/projectleider van de gemeente Berg en Dal. De brief in eigen taal tekent de maatwerkaanpak van de vier Gelderse gemeenten.

‘We willen voor deze kwetsbare groep het verschil maken’, vult collega Bernadette Loosen, beleidsadviseur van de gemeente Heumen, aan. De vijf gemeenten constateren dat mensen die in het huidige systeem ontheven worden in veel gevallen stil komen te staan in hun ontwikkeling en integratie. ‘De taal gaat achteruit en de zelfredzaamheid eveneens. We willen dat met onze pilot voorkomen.’

Intensief programma

De deelnemers starten na een brede intake met een intensief programma, uitgevoerd door VluchtelingenWerk Oost-Nederland. Dit weekprogramma bestaat uit tien uur klassikaal taalles, waar de focus ligt op de spreekvaardigheid van de deelnemers. Elke deelnemer wordt daarnaast gekoppeld aan een vrijwillige taalcoach.

Els Michon, casusregisseur voor de gemeenten Beuningen, Heumen en Mook en Middelaar, licht toe: ‘De taalcoach gaat aan de hand van thema’s in de les de taal oefenen. Deze activiteit omvat gemiddeld vijf uur per week. Ze gaan samen op pad: naar de supermarkt, naar het gezondheidscentrum.’ De overige vijf uur gaan de deelnemers aan de slag met praktijkopdrachten en is er ruimte voor vrijwilligerswerk, taalstage en uiteenlopende excursies.

Portfolio

Ook trainingen zoals bijvoorbeeld Eurowijzer, gericht op financiële zelfredzaamheid, maken deel uit van het programma. Alle deelnemers houden een portfolio bij, waarin ze alle opdrachten die ze maken verzamelen. ‘Goed voor deelnemers om na afloop te zien wat voor stappen ze allemaal hebben gezet en belangrijk om werkgevers te laten zien welke ervaringen ze hebben opgedaan.’

Geregel

Het uitgestrekte gebied - de nieuwkomers wonen verspreid in de kleine dorpen rondom Nijmegen - zorgt organisatorisch voor een hoop geregel. Beleidsadviseur Loosen: ‘De taallessen zijn in Nijmegen, dat is voor iedereen makkelijk met openbaar vervoer te bereiken. De taalcoach komt wel uit de eigen gemeente.’

Mensen zijn heel gemotiveerd om aan de slag te gaan

Perspectief

Naast het contact met de taalcoach en docent monitort de casusregisseur de voortgang van elke deelnemer middels een persoonlijk ontwikkelingsplan waarin doelen worden opgenomen. Michon: ‘We nemen gedurende het traject drie keer de zelfredzaamheidsmatrix af en hopen uiteraard op allerlei gebieden voortuitgang te zien. We hebben de eerste gesprekken met de deelnemers al gevoerd en ze zijn erg gemotiveerd om aan de slag te gaan.’ Ook lokale en regionale partners zijn betrokken bij de pilot. ‘Dan hebben we het over het GGD, werkbedrijf, welzijnsorganisaties en basisscholen.'

Bernadette Loosen verwacht veel van deze aanpak: ‘Iedereen is enthousiast en nieuwsgierig naar het resultaat. Wat halen we met deze intensieve aanpak uit deze groep? We hopen deze mensen echt weer perspectief te bieden.’ 

Finish: ‘Als ze stappen zetten in zelfvertrouwen, zetten ze ook stappen in de taalontwikkeling’

Voor de pilot Z-route werkte de gemeente Berg en Dal met twintig deelnemers die al ontheven zijn van de inburgeringsplicht. ‘Dit is de groep met de allergrootste afstand tot de arbeidsmarkt en tot de Nederlandse taal’, vertelt Esther Derksen, beleidsadviseur Werk en Inkomen. ‘We wilden toch proberen stappen te maken richting taal in combinatie met participatie.’ Daarbij bleek de praktische invulling van de taallessen de belangrijkste schakel.

Dat de groep een grote afstand had, merkte de gemeente al vrij snel nadat ze begonnen met de pilot. ‘Het niveau was soms wel echt heel laag’, vertelt Derksen. Binnen de normale inburgeringslessen, die de deelnemers hadden gevolgd voordat zij ontheven werden, merkten zij ook zelf dat ze een vrij grote achterstand hadden in vergelijking tot anderen binnen de  groep. Dat werkte niet echt motiverend. ‘Binnen de Z-route zaten ze al meer tussen gelijkgestemden, dat was erg fijn. De taaldocenten hadden daar al rekening mee gehouden en de deelnemers ingedeeld in kleine groepjes van ongeveer hetzelfde leerniveau. Dat werkt gewoon heel stimulerend. Vooral op het zelfvertrouwen: als ze daar stappen in zetten, zetten ze ook stappen in de taalontwikkeling.’

Daar moet je als taaldocent gevoel voor hebben

Interactieve lessen

De gemeente wilde een praktische invulling geven aan de taalontwikkeling. ‘De taalaanbieder nam de statushouder bijvoorbeeld mee op straat, naar de supermarkt of het museum’, vertelt Derksen. ‘Daar moesten ze korte gesprekjes met voorbijgangers aanknopen. We zagen dat de kandidaten daar het meeste van leerden. De deelnemers gaven zelf ook aan dat deze praktische benadering zo’n groot verschil was met de taallessen die ze tot dan toe hadden gekregen. Een paar uur taalles in een lokaal heeft met deze groep gewoon niet zoveel zin.’

Zonder DigiD of online bankieren kun je niets doen

Docenten

Daarbij is het volgens Derksen erg belangrijk dat je docenten hebt die begaan zijn met de doelgroep en de taalles goed in de praktijk weten te brengen. Dat vraagt namelijk om een andere manier van werken en lesgeven dan bij normaal Nt2-onderwijs. ‘Daar moet je als taaldocent gevoel voor hebben’, legt Derksen uit. ‘Wij hadden een docent die heel actief met de statushouders aan de slag ging en die de lessen met zoveel enthousiasme kon brengen, dat was echt heel waardevol.’

Taalmaatjes

De deelnemers worden door hun casusregisseur gekoppeld aan een taalmaatje. Deze taalmaatjes zochten samen met de statushouder naar de beste manier om de theorie uit de lessen in de praktijk te oefenen. Als de lessen bijvoorbeeld gingen over gezonde voeding, dan borduurden de taalmaatjes daarop door. Daarbij was het nadrukkelijk niet de bedoeling dat de taalmaatjes hielpen met het huiswerk: het was bedoeld als een aanvulling op de bestaande lessen. Door corona zijn er minder taalmaatjes gekoppeld dan de gemeente voor ogen had. Derksen: ‘De koppeling tussen het lesmateriaal en informele oefening in de praktijk blijft wel heel erg belangrijk en daar willen we ook op blijven inzetten in de nieuwe wet.’

Digitale vaardigheden

Jammer genoeg werd de gemeente na een aantal weken door corona gedwongen om over te schakelen naar digitale lessen. ‘Toen schrokken we wel even van de digitale vaardigheden binnen deze groep’, zegt Derksen. ‘Corona heeft ons eigenlijk laten zien hoe onmisbaar die vaardigheden tegenwoordig zijn in de Nederlandse samenleving. Zonder DigiD of online bankieren kun je bijvoorbeeld niets doen.’ De gemeente heeft daarom een grote inhaalslag moeten maken om de deelnemers digitaal vaardiger te maken door ze daarin les te geven. ‘Anders kon de online les simpelweg niet doorgaan.’

Het is belangrijk dat deze groep niet in een gat valt

Combinatie taal en participatie

Door de coronamaatregelen vielen ook veel participatieactiviteiten van de pilot weg. ‘Dat was voor ons de allergrootste domper’, vertelt Derksen. ‘Participatie is zo’n belangrijk deel van de Z-route. Daarom wilden we de deelnemers via onze participatie-regisseur plaatsen op vrijwilligerswerkplekken en echt experimenteren met de combinatie tussen taal en participatie.’ Volgens de gemeente ligt daar ook de grootste uitdaging in het vervolgtraject. ‘Want hoe vraag je dit nu het beste uit in de aanbesteding voor de Z-route? Wat kun je daarin bijvoorbeeld vragen van een taalschool? We hadden daarom heel graag tijdens de pilot al invulling gegeven aan dat duale aspect, want daar zit het allergrootste gewin in.’

Vervolgstappen maken

Ondanks dat de pilot is afgerond, zag de gemeente nog ruimte voor een kort vervolgtraject op twee thema’s. De deelnemers van de pilot volgen in het najaar nog trainingen over empowerment en over mentale weerbaarheid. ‘Daarnaast vinden we het heel belangrijk dat deze groep niet in een gat valt na de pilot. Daarom voeren we met elke deelnemer een driegesprek: een gesprek met de casusregisseur, een consulent van het WerkBedrijf en de statushouder. Op die manier willen we een inschatting maken van de stappen die de statushouder gedurende het traject heeft gezet, en of hij/zij eventueel klaar is om de stap te zetten richting de arbeidsmarkt.’

Als dat zo is dan worden ze ondergebracht bij het WerkBedrijf. Daar wordt gekeken wat er dan nog nodig is om de statushouders aan een betaalde baan te helpen. De statushouders die daar nog niet klaar voor zijn, blijven onder begeleiding van de gemeente. De casusregisseur kijkt dan samen met de participatie-consulenten welke participatieactiviteiten, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, de statushouder kan doen. ‘Het belangrijkste is dat zij in beeld blijven bij de gemeente en dat we hen verder activeren richting werk. Er zijn hele goede stappen gemaakt, dan laten we hen niet zomaar los.’

Introductie Best

Door Gemeenten Best, Nuenen, Son en Breugel en Oirschot

Voor 18 statushouders die ontheven zijn van hun inburgeringsplicht.

Wat Deelnemers volgen een programma dat taal en praktijk combineert. De taallessen worden door het werkbedrijf WSD gegeven volgens de methodiek van ‘Taal-Doen’. Dit betekent dat de nadruk van de lessen ligt op het spreken en het luisteren. Ook excursies maken onderdeel uit van het programma. Parallel aan de taallessen zijn de deelnemers voor 40 weken, ongeveer 7 uur per week, bezig met een taalstage. Alle deelnemers worden begeleid door een Yalla!-coach, een trainer met een migratie-achtergrond. Daarnaast worden zij op de werkvloer gekoppeld aan een taalbuddy, een collega.

Met Werkbedrijf WSD, VluchtelingenWerk en lokale partners.

 

Deelnemers aan de pilot Zelfredzaamheidsroute (Z-route) in Son en Breugel (foto: Edwin Walvisch)

Belangrijk

  • Actieve taallessen
  • Persoonlijke begeleiding van Yalla!-coach van Werkbedrijf WSD
  • Taalbuddy’s helpen deelnemers op de werkvloer
Deelnemers aan de pilot Zelfredzaamheidsroute (Z-route) in Son en Breugel (foto: Edwin Walvisch)

Deelnemers aan de pilot Zelfredzaamheidsroute (Z-route) in Son en Breugel (foto: Edwin Walvisch)

Start: ‘Belangrijk is om deze nieuwkomers weer vertrouwen te geven’

‘We gaan met de hele groep naar buiten. Wanneer het regent, nemen we een paraplu en laarzen mee. Dat zijn alweer een hoop nieuwe woorden.’ Linda van Berkel van werkbedrijf WSD vertelt enthousiast over de Brabantse aanpak. Het werkbedrijf deed de afgelopen jaren veel ervaring op met het begeleiden van statushouders. ‘We dompelen deelnemers helemaal onder in de Nederlandse taal.’

Lisa Boons, beleidsmedewerker van de gemeente Best, benadrukt het belang van meedoen voor deze kwetsbare groep. ‘Het liefst via betaald werk. Voor degenen die niet in staat zijn om dit zelfstandig te bereiken, bieden wij graag extra handvatten om meer zekerheid en vertrouwen te geven. Dit kost extra tijd en inzet, zowel voor ons als voor de inburgeraar, maar onze ervaring is ook dat dit op de lange termijn heel veel oplevert en daar gaat het om.’ 

Kwetsbare groepen

WSD heeft ervaring met kwetsbare groepen. ‘Mensen die niet zo graag uit lesboeken leren, kunnen wel degelijk een nieuwe taal leren’, stelt Linda van Berkel. ‘Maar dan moet je de taal laten zien, voelen. Dat kan met hulp van pictogrammen, door aan te wijzen. Dan gaat een taal pas echt leven.’ Ze is vanuit het werkbedrijf nauw betrokken bij de pilot van de gemeenten Best, Nuenen, Son en Breugel en Oirschot.

De gemeente Best heeft al sinds 2018 speciale aandacht voor de groep nieuwkomers die het inburgeringsexamen zeer waarschijnlijk niet gaan halen en in beeld zijn voor ontheffing. Voor deze groep heeft WSD de methodiek Taal-Doen ontwikkeld, een maatwerkprogramma waarbij taal en werk worden gecombineerd. Die opgebouwde kennis en ervaring komt nu goed van pas, zegt Van Berkel.

Ik ga op huisbezoek en kijk wat er speelt bij deze families

Coach

Bijzonder aan het programma is verder de inzet van de Yalla!-coach. Naima Zarradouni is een van hen. ‘Ik begeleid alle deelnemers, ik ga op huisbezoek. Ik kijk wat er speelt in de families. Dat kan van alles zijn. Van problemen met kinderopvang of de woningbouwvereniging. Dan ga ik met de familie op zoek naar een oplossing.’ Deze persoonlijke benadering is volgens haar erg belangrijk.  ‘Het gaat om vertrouwen. Alle Yalla!-coaches hebben verschillende culturele achtergronden en dat helpt om een brug te slaan. Ik ben voor vrouwelijke deelnemers een rolmodel. Ik ben moslima, moeder van 4 kinderen en werk 32 uur.’  

Taalstage

De 35 deelnemers aan de pilot gaan – behalve naar de praktische taallessen – ook op taalstage, waar ze specifieke vaktaal leren. ‘Een taalbuddy helpt hen op weg en stimuleert hen om Nederlands op het werk te spreken. De taalstages vinden plaats bij lokale bedrijven zoals de kringloopwinkel, een autobedrijf, de groenvoorziening. Gedurende het jaar krijgen de deelnemers verschillende workshops aangeboden. Over het openbaar vervoer, gezondheid en de Nederlandse werkcultuur. Van Berkel: ‘Uitgangspunt is dat de deelnemers zelfstandig kunnen deelnemen aan de samenleving. Het liefst via betaald werk.’

Finish: ‘Luister naar de behoefte van deelnemers zelf’

De pilot TaalDoen startte eigenlijk al drie jaar geleden. De gemeenten Best, Oirschot, Nuenen en Son en Breugel testten via een pilot in het Pilotprogramma VOI de laatste verbeteringen. ‘De nieuwe Yalla!-coaches maakten echt het verschil’, vertelt Lisa Boons, beleidsmedewerker bij de gemeente Best.

In de pilot gingen zo'n achttien deelnemers aan de slag met taalles en een taalstage. Ook was het plan om excursies en workshops te organiseren. Nieuw was vooral de Yalla!-coach, dat was iemand met een migratieachtergrond die de deelnemers goed kon begeleiden en motiveren. ‘Toen wij drie jaar geleden met de pilot begonnen, begrepen we soms niet waarom iemand niet in de les was of waarom het aan motivatie ontbrak’, vertelt Boons. ‘Daarom voegden we dit element toe aan het programma. Yalla! Betekent: ‘kom op!’ We hoopten zo nader tot de deelnemers te komen, en de vraag achter de vraag te kunnen lospeuteren.’ Werkbedrijf WSD voerde de pilot uit, met ondersteuning van VluchtelingenWerk en lokale bedrijven.

WhatsApp-les en taalstages met een buddy

Ook in deze pilot gooide corona roet in het eten. Toen werden taallessen via een videoverbinding op WhatsApp gegeven. ‘Dat hebben we een paar maanden digitaal gedaan. Sommige workshops gingen ook via de videoverbinding, maar dat was wel lastig en intensief. Het liefst richt je dat in met een gastspreker. Dat ging lastiger.’ Toch konden taalstages na de lockdown wel doorgaan. Deelnemers gingen aan de slag in bijvoorbeeld de lokale kringloopwinkel of bij de groenvoorziening. Daar kregen ze een taalbuddy die ze kon helpen met het Nederlands. Ook taalkaarten voor specifiek elke werkplek hielpen om vak- en arbeidstaal te leren.

Als iemand in de les komt en zegt: ik wil leren tanken met de auto, dan gaan we dat doen

‘We kwamen er wel achter dat het aanbod aan participatie en taalstages diverser mag. We blijven nu toch binnen de infrastructuur van WSD, dus die kringloopwinkel en de groenvoorziening. Terwijl je ook plekken zou willen aanbieden in andere sectoren zoals de zorg, logistiek of horeca’, blikt Boons terug. ‘Zo kun je nog beter inspelen op de talenten en behoeftes van de deelnemers. Dat is alleen niet zo makkelijk als het klinkt, omdat er op elke taalstageplek taalbuddy’s moeten worden opgeleid. Daarnaast moeten de statushouders zonder al te veel werkdruk kunnen werken.’ De taalstages zijn met name bedoeld voor het leren van de taal op de werkvloer, en werknemersvaardigheden. Vraaggestuurd werken stond dan ook centraal in de lessen. Boons: ‘WSD biedt 26 thema's voor workshops en lessen, maar als iemand in de les komt en zegt: ik wil leren tanken met de auto, dan gaan we dat doen.’

Soms tolken, soms met handen en voeten

Doordat de relatief kleine gemeenten gebundeld waren, konden er twee taalklassen worden opgezet. Dat maakte de groepen wel divers. Er zaten verschillende achtergronden en taalniveaus in de groep. Soms was een tolk Arabisch, soms Eritrees. ‘Dat zorgde voor vertraging, en soms voor onbegrip. Maar twee tolken in één les is te kostbaar. Het was soms lastig iedereen goed mee te krijgen. En de taallessen waren sowieso zonder tolk, om mensen te stimuleren te praten. Desnoods met handen en voeten’, vertelt Boons.

In deze pilot stroomden drie deelnemers door naar werk, maar in een vorige pilot was dat wel 75%

Een ander obstakel bleek vervoer. ‘Een aantal mensen die uit Nuenen kwamen en in Son en Breugel de pilot volgden, kregen te maken met een slechte OV-verbinding. Daarom regelde WSD de eerste weken een busje om ze te halen en brengen.’ Dat is wel een dure voorziening, en dus werd in de tussentijd gewerkt aan zelfstandigheid in het OV of het regelen van fietsen. ‘Zo werden mensen ook weer zelfstandiger’, vindt Boons. ’De Yalla!-coach speelde hier ook een belangrijke rol. Fietsen vond men soms spannend, maar vaak was het toch angst voor het onbekende.’

Resultaat

Boons kijkt trots terug op de samenwerking tussen de gemeenten, WSD en andere partijen. ‘We stelden echt de doelgroep centraal. Dat zou mijn advies ook zijn: besteed aandacht aan de relatie met de mensen met wie je dit gaat doen.’ 

Hoewel deze pilot niet optimaal van de grond kwam door corona, vindt Boons het waardevol dat ze nieuwe en bestaande elementen uit deze aanpak konden testen. Volgend jaar wordt het programma geïmplementeerd in een samenwerking tussen maar liefst negen gemeenten en WSD. En daarnaast hebben alle deelnemers mooie stappen gemaakt op taalniveau. ‘In deze pilot stroomden drie deelnemers door naar werk, in de vorige pilot (buiten het VOI-programma om) was dat wel 75%. Dat komt door corona, denken we. Ik geloof erin dat de combinatie van taal met participatie leidt tot een vorm van meedoen. Dat is het allerbelangrijkste.’

Introductie Enschede

Door Gemeenten Enschede, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Dinkelland.

Voor 35-40 deelnemers die ontheven zijn van de inburgeringsplicht.

Wat Intensief programma van 5 dagdelen. Elke dag begint met 2 uur taalles, waarin verschillende thema’s aan bod komen. ’s Middags worden deze thema’s praktisch toegepast in het ‘Doe Mee in Twente’-programma van maatschappelijke organisatie M-Pact. In het programma is ook aandacht voor sport en bewegen. Later in het traject wordt voor elke deelnemer een geschikte (vrijwilligers)werkplek of werkervaringsplaats gezocht.

Met  ROC van Twente, maatschappelijke organisatie M-Pact en sportbedrijf Sportaal Enschede.

Belangrijk

  • Twee groepen naar leerbaarheid
  • Thematische taallessen
  • Sportcoach gaat sporten met deelnemers

Video

Start: Van supermarktsafari tot twee uur sporten per week

De jongste deelnemer is net achttien en leert beter in de praktijk, de oudste is al over de vijftig en heeft in eigen land niet leren lezen of schrijven. De diversiteit van de deelnemers aan de Z-routepilot is groot, zegt projectleider Cecil van Klaveren van de gemeente Enschede. ‘Maar ze hebben gemeen dat ze niet graag in de schoolbanken zitten.’

De deelnemers aan de Twentse pilot hebben een uitgebreide intake achter de rug en met hulp van toetsen is hun taalniveau vastgesteld. ‘Het verschil onderling bleek groot. Zowel in taalniveau als leerbaarheid. Er zijn mensen die al vier keer gezakt zijn voor het inburgeringsexamen, zij beheersen de taal vaak wel een stuk beter dan deelnemers die analfabeet zijn. We hebben daarom besloten met twee groepen te starten.’

Intensief programma

Deze twee groepen volgen een intensief programma, vijf dagdelen in totaal. Elke dag begint met twee uur taalles. ‘Langer moeten we niet doen, dat is niet efficiënt. We hebben bewust gekozen voor taalles in de ochtend, we weten dat mensen dan meer opnemen.’ Deze praktische insteek loopt als een rode draad door de pilot.

Safari

Niet te veel stilzitten maar doen, benadrukt projectleider Van Klaveren. Tijdens de taallessen worden uiteenlopende thema’s als gezondheid, school, werk, normen en waarden behandeld. ‘Op een heel praktische wijze. Deze thema’s worden vervolgens na de taallessen in de maatschappijlessen verder ingevuld.’ ‘s Middags volgen de deelnemers het ‘Doe Mee in Twente’-programma van maatschappelijke organisatie M-Pact. ‘We gaan bijvoorbeeld op supermarktsafari, we kijken hoe de afvalscheiding werkt’, verduidelijkt Khadija Amrani van M-Pact.  

De deelnemers moeten ook de eigen wijk in kaart brengen. ‘Wat zit er allemaal in de buurt? Wat ken je allemaal al?’ Andere partijen, zoals Werkplein Twente, de GGD, Tactus, de bibliotheek en buurthuizen worden bij de invulling van dit programmadeel betrokken.

Bewegen is zo belangrijk voor de mentale gezondheid

Opvallend in de Twentse pilot is de aandacht voor sport. Van Klaveren: ‘We brengen de deelnemers letterlijk in beweging, onder begeleiding van een coach van Sportaal in Enschede. We hebben daar, met andere doelgroepen, erg goede ervaringen mee. Bewegen is zo belangrijk voor de mentale gezondheid.’

Nieuw perspectief

Later in het traject wordt samen met elke deelnemer een geschikte (vrijwilligers)werkplek of werkervaringsplaats gezocht. Van Klaveren: ‘Sommige deelnemers zijn al een aantal keren gezakt voor het inburgeringsexamen, ze hebben het gevoel dat ze zijn afgeschreven en niets kunnen. We hopen ze met dit programma zelfvertrouwen te geven en nieuw perspectief te bieden. Er zitten zeker deelnemers bij die straks aan het werk kunnen.’

Finish: ‘In het nieuwe stelsel is meer maatwerk en bijsturing nodig’

In Enschede lag er een helder, volledig en afgekaderd plan voor een inburgeringspilot in het kader van de Zelfredzaamheidsroute (Z-route). Deze pilot had als doel het vergroten van de zelfstandigheid van inburgeraars. Uiteindelijk bleek dat het succes van de pilot juist in het maatwerk zat. Daarnaast zorgde de betrokkenheid van de docenten ervoor dat de kwaliteit van de pilot flink omhoog ging. Volgens projectleider Cecil van Klaveren werkt een ‘dichtgetimmerd’ programma niet altijd.

De pilot bestond uit verschillende onderdelen: taallessen, sport en bewegen en maatschappelijke begeleiding. De afzonderlijke activiteiten waren nauw op elkaar afgestemd. Zo vonden de taallessen ’s ochtends plaats en de lessen van M-Pact of Sportaal in de middag. ‘In het programma zouden de deelnemers verschillende excursies doen en praktijklessen uitvoeren’, vertelt Van Klaveren. ‘Daarna zou iedereen op een vrijwilligerswerkplek geplaatst worden. Door corona is dat participatie-element echter helemaal niet van de grond gekomen.’

Met jongeren hebben we niet gesproken over onderwerpen als ‘Ouder en kind’, maar meer over seksuele voorlichting

Grote niveauverschillen

Aanvankelijk wilde de gemeente werken met twee verschillende groepen: een groep met mensen die wel binnen de Z-route vallen, maar iets ‘leerbaarder’ is, en een groep die echt laag leerbaar is. Dat bleek in de praktijk alleen lastig uit te voeren. ‘Het is bijna niet mogelijk om bij de intake te meten hoe hoog de leerbaarheid bij mensen precies is.’

Gaandeweg merkte de gemeente dat ze voor bepaalde deelnemers moesten afwijken. Van Klaveren: ‘We hadden van tevoren het hele programma klaarliggen, met alle thema’s en daaraan gekoppelde taallessen.  We wilden een zo breed en intensief mogelijk programma voor de deelnemers maken. Maar in de praktijk verschilde de behoefte van de deelnemers soms heel erg. Vanuit de taallessen kwam bijvoorbeeld de boodschap dat de thema’s te snel switchten en niet iedereen dat tempo kon bijbenen. Dat strakke programma hebben we daarom moeten loslaten.’

De docenten waren ontzettend betrokken

Maatwerk

Volgens Van Klaveren is het belangrijk om veel geduld te hebben met deze doelgroep. ‘En het is goed om als gemeente niet al te hoge verwachtingen te hebben, en om met een deelnemer realistische doelen te stellen en afspraken te maken over de weg die gevolgd moet worden om die doelen te bereiken. Zowel de deelnemers als de klantmanager hadden behoefte aan meer betrokkenheid. Daartoe hebben we de rol van de klantmanager aangescherpt. Deze was dus niet alleen een meldpunt, maar had ook echt een coachende rol. Dat willen we in het vervolg ook echt voortzetten.’

Digitale vaardigheden

Door corona moesten de lessen vanaf maart volledig online plaatsvinden. ‘Toen merkten we dat deze groep ook totaal niet digitaal-vaardig was’, vertelt Van Klaveren. ‘Velen hadden niet eens een laptop. De digitale training hebben we bij de docenten neergelegd. Het mooie daarbij was dat die docenten ook zo betrokken waren bij de pilot dat ze bij de deelnemers thuis langsgingen om een laptop te brengen en de programma’s te installeren.

Wat de pilot volgens Van Klaveren écht tot een succes heeft gemaakt, is de inzet en de betrokkenheid van de docenten. ‘Daar zijn we echt heel trots op. Het is natuurlijk heel jammer dat we niet alles hebben kunnen uitvoeren zoals we hadden gepland. Maar we hebben samen echt gezocht naar wat er wél mogelijk was. En binnen de mogelijkheden hebben we er volgens mij eruit gehaald wat erin zat.’

Vervolg

Van Klaveren kijkt met een goed gevoel terug op de pilot. Toch zet de gemeente deze pilot niet in dezelfde vorm en met dezelfde groepen voort. ‘Dat heeft vooral met kosten te maken’, legt Van Klaveren uit. ‘Wel hebben we met elke deelnemer gekeken naar de meest geschikte stap na deze pilot.’ Het resultaat: na ruim 1,5 jaar hebben alle deelnemers een vervolgtraject. De meesten hebben vrijwilligerswerk, een taaltraject of een werk/fittraject, maar er zijn zelfs deelnemers die betaald werk hebben. Van Klaveren: ‘Dat vind ik wel echt tof. Het doel om zelfstandig te worden, is hiermee volgens mij wel bereikt!’

Introductie Haarlem

Door Gemeenten Haarlem, Zandvoort, Heemstede en Bloemendaal.

Voor 28 deelnemers die ontheven zijn van de inburgeringsplicht.

Wat Een programma dat bestaat uit 10 uur taalles per week, gericht op spreek-, lees-, schrijf- en luistervaardigheid, met veel excursies en praktische opdrachten. In de verschillende modules staan onderwerpen als (vrijwilligers)werk, ouderschap, gezondheid, en geldzaken centraal. Daarnaast wordt voor elke deelnemer – met hulp van een participatiecoach – een geschikte werk- of stageplek gevonden voor 10 uur per week.

Met Taalscholen INTK, ROC NOVA College en re-integratiebedrijf Agros.

Belangrijk

  • Draagvlak bij lokale werkgevers
  • Doelgroep nauw betrokken bij het programma
  • Praktische taallessen, focus op spreekvaardigheid

Start: ‘Onze jobcoach is zelf een ervaringsdeskundige'

‘Youssof is niet meer zenuwachtig voor een 10-minutengesprek op de school van zijn dochter; Aster start binnenkort als gastvrouw in het ziekenhuis en draait bardiensten bij de voetbalclub, en Hamid werkt als bezorger voor de lokale bloemist.’ De gemeenten Haarlem, Zandvoort, Heemstede en Bloemendaal verwoorden de doelstelling van pilot rondom de Z-route beeldend. Zelfredzaamheid staat voorop.

De vier Noord-Hollandse gemeenten hebben samen met taalscholen INTK en ROC NOVA College en re-integratiebedrijf Agros een programma gemaakt voor de meest kwetsbare groep statushouders die moeite heeft met leren. Een praktisch programma met veel ruimte voor individuele begeleiding, zegt projectcoördinator Myrthe de Vlieger. ‘De partijen werken ook samen bij andere trajecten, ze kennen elkaars werkwijze en dat is zeker een voordeel voor deze pilot.’

Taalles

De deelnemers krijgen in het programma tien uur taalles per week. ‘De lessen zijn gericht op spreken en luisteren, met veel praktische opdrachten en excursies. We sluiten in deze lessen zo goed mogelijk aan bij het dagelijks leven van de deelnemers.’ In de modules staan zaken als (vrijwilligers)werk, ouderschap, gezondheid, en geldzaken centraal. Bij elke module leren deelnemers meteen om te gaan met de computer. ‘Digitale vaardigheden zijn onmisbaar in onze maatschappij.’

We gaan altijd mee naar de werkplek of stageplaats

Meedoen

In de andere tien uur staat ‘meedoen’ centraal. Elke deelnemer kijkt samen met zijn participatiecoach naar de mogelijkheden. ‘Wat zou hij of zij willen doen? Geen eenvoudige vraag voor mensen die nieuw in Nederland zijn. We houden zoveel mogelijk rekening met de voorkeur en belastbaarheid van de deelnemers’, stelt Rob Overpelt van re-integratiebedrijf Agros. ‘We nodigen werkgevers en organisaties uit in de klas zodat ze een beter beeld krijgen van de werkzaamheden in een bepaalde sector. We gaan vervolgens samen met elke deelnemer op zoek naar een geschikte werk- of stageplek. De eerste keer gaan we altijd mee om de deelnemer op weg te helpen.’ 

Persoonlijke begeleiding

Een ander belangrijk aspect is de persoonlijke begeleiding op alle leefgebieden door de participatiecoach. ‘Spelen er bijvoorbeeld mentale klachten, dan zal de participatiecoach de deelnemer doorverwijzen naar hulp. Als voor iemand de drempel te hoog is, kan de coach eventueel mee naar een afspraak met een hulpverlener.’

Gereedschappen

De taaldocent geeft aan de deelnemers vervolgens praktijkopdrachten mee die op de werkvloer moeten worden uitgevoerd. Overpelt: ‘Iemand die bijvoorbeeld stageloopt bij een bouwmarkt, leert veel over gereedschappen. Deze kennis kan hij weer delen met de groep. Zo komen praktijk en theorie samen.’ De steun van betrokken werkgevers is hierbij belangrijk. ‘Gelukkig is er veel draagvlak onder werkgevers voor deze pilot.’  

In gesprek

Het programma wordt afgesloten met een gesprek met elke deelnemer, participatiecoach en klantmanager. In dat gesprek wordt het vervolg besproken. ‘Wat heeft de deelnemer allemaal bereikt en wat zijn de volgende stappen, dat kan zijn betaald werk, vrijwilligerswerk of een stage.’

Projectcoördinator De Vlieger benadrukt dat mensen uit de doelgroep nauw betrokken zijn bij het programma. ‘We hebben een klankbordgroep met mensen die de inburgering achter de rug hebben. Een van de jobcoaches die de deelnemers op weg helpt, is eveneens een ervaringsdeskundige. Hij weet wat het betekent om in een vreemd land een nieuw leven op te bouwen.’

Finish: ‘De focus ligt niet op een examen, maar op vooruitgang boeken’

Met hulp van de klantmanagers vond men voor de pilot van de gemeenten Haarlem, Zandvoort, Heemstede en Bloemendaal voor de Zelfredzaamheidsroute een groep deelnemers bij wie deze pilot goed paste. In de pilot werkte men o.a. met woordenlijsten van werkgevers en persoonlijke coaching, een aanpak die geschikt blijkt voor de toekomstige Z-route die vanaf 2022 wordt aangeboden. ‘We werkten al samen met de taalscholen en Agros vóór de pilot, maar nieuw is de combinatie tussen taal en participatie’, vertelt Myrthe de Vlieger, projectcoördinator bij deze pilot.

In de huidige (re-)integratie-aanpak blijft taal een onderdeel waar de gemeenten geen regie op kunnen voeren. ‘Dat zorgt ervoor dat vooral de doelgroep uit de Z-route soms minder kans maakt op de arbeidsmarkt omdat er minder afstemming tussen participatie en taal mogelijk is’, vertelt Daphne Hofman, beleidsadviseur Werk en Inkomen en regiocoördinator Inburgering vanuit Divosa. Daarom zijn in de pilot twee taalscholen (ROC Nova College en INTK) en re-integratiebedrijf Agros samen aan de slag gegaan. In de lessen lag uiteindelijk vaak de nadruk op spreken, omdat lezen en schrijven nog erg moeilijk waren. Dagelijks een praatje maken was een belangrijk onderdeel van de les. Zo sprak iemand bijvoorbeeld graag met klasgenoten over de situatie in zijn thuisland.

Thema’s vanuit de deelnemers

Bijzonder is dat het les- en participatieprogramma volledig op de deelnemers was afgestemd. De Vlieger vertelt dat maatwerk voorop stond: ‘In de taallessen spraken ze over dingen die speelden bij de deelnemers, zoals zorgvraagstukken, de coronamaatregelen en solliciteren. Agros keek met elke deelnemer wat er persoonlijk nodig was om deze een stapje dichterbij de arbeidsmarkt te krijgen. ‘Denk aan sollicitatietraining en zinnetjes oefenen om contact te maken met collega’s in de kantine, maar ook aan bepalen wat voor werk bij iemands talenten en vaardigheden past. Bij werkgevers van deelnemers werden speciaal woordenlijsten opgevraagd, waar docenten mee aan de slag gingen in de les. Ze oefenden zinnetjes als: Wil je me helpen? Op welke dagen werk jij? Wil je in de soep roeren? Ze leerden specifieke woorden die gebruikt werden op de werkvloer.’

Uiteindelijk is het iedereen gelukt om mee te doen met het online lesprogramma

Online les maakt zelfredzamer

De deelnemers brachten enkele dagdelen per week in de klas door. Maar toen kwam de eerste lockdown. ‘De taalscholen hebben snel gehandeld en zelfs bij iedereen een lespakket thuisbezorgd’, vertelt De Vlieger. ‘Ze hebben mensen actief en waar nodig in hun eigen taal geholpen om de lessen online te kunnen volgen.’ Door corona konden de geplande excursies ook niet doorgaan. Toch kijkt het team positief terug op de pilot. Hofman: ‘De situatie heeft veel van iedereen gevraagd, en vooral voor scholen was er vaak veel onduidelijkheid over wat wel en niet mocht. Toch is er creatief met de situatie omgesprongen.’ Uiteindelijk is het iedereen gelukt om mee te doen met het online lesprogramma.

De deelnemers hebben stapjes op taalgebied kunnen maken en mede dankzij de digitale lessen zijn ze ook zelfredzamer geworden. Een deelnemer gaf aan dat ze niet veel met de taal kon oefenen op de werkvloer. Agros zocht daarom een andere plek, en de docent zag binnen een paar weken enorme vooruitgang in haar spreekvaardigheid. Deelnemers vonden het rustigere tempo en de ruimte voor groepjes met verschillende niveaus prettig. Ook was het contact met de groep in die tijd belangrijk, volgens De Vlieger. ‘In de lockdown lag eenzaamheid wel op de loer, ook zeker voor deze groep.’

Trots op het certificaat

Na afloop is er nog een aantal fysieke terugkomdagen georganiseerd. ‘Op die dagen deden de kandidaten een toets om inzicht te krijgen in de resultaten van de pilot, werkten zij aan een portfolio met opdrachten en kreeg iedereen een certificaat. Daar waren de deelnemers heel trots op’, vertelt De Vlieger. Voor het portfolio konden ze ook creatief aan de slag, met opdrachten over hun gezin bijvoorbeeld. Het feit dat iedereen stappen vooruit heeft gezet is enorm knap, vindt Hofman. ‘Ik hoop dat deelnemers nu echt weten waar ze moeten aankloppen voor hulp in onze gemeente.’

Een duaal traject geeft betere kansen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij

Maatwerk en koppeling taal en praktijk

Een belangrijke les uit de pilot was dat het goed uitpakt als taalaanbieders en re-integratiepartijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn en samenwerken om taal en participatie op elkaar af te stemmen. ‘We gaan de Z-route dan ook gebundeld (met participatie als onderdeel van de opdracht) in de markt zetten dit najaar’, zegt Hofman. ‘We zijn blij om mensen die de Z-route volgen een duaal traject aan te kunnen bieden. Dat geeft betere kansen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij.’ Ook het maatwerk is daarbij een grote factor. ‘We sluiten aan bij wat er in iemands leven speelt. We zien regelmatig mentale problemen bij de deelnemers en denken dat bijvoorbeeld een maatschappelijk werker een goede toevoeging kan zijn.’

Tot slot zien ze nog wel een uitdaging in verschillende groepen die de Z-route gaan volgen. ‘Tot nu toe hebben we mensen in de groep gehad die al een tijdje in Nederland woonden en al 600 uur inburgering hadden gevolgd. Straks verwachten we nieuwkomers die kort in ons land zijn’, peinst Hofman. ‘Wat zijn de verschillen? Welke intensiteit in lessen is passend voor hen?’ De tijd zal het leren, maar een stevige basis is alvast gelegd voor Z-route-volgers in de gemeenten rond Haarlem.

Introductie Midden-Groningen

Door Gemeente Midden-Groningen

Voor 25 nieuwkomers die ontheven zijn van de inburgeringsplicht

Wat Een programma van 22,5 uur per week. Met iedere deelnemer wordt een plan gemaakt, waarin afspraken worden vastgelegd voor de doelen op het gebied van werk en taal. De deelnemers krijgen taallessen en in lescycli van 7 weken uitleg over verschillende thema’s van gezondheid en wonen tot burgerschap.  Na de lessen gaan deelnemers aan de slag via vrijwilligerswerk of een werkervaringsplaats bij een werkgever. Alle deelnemers worden gekoppeld aan een taalmaatje van Humanitas.

Met BWRI werkbedrijf, Humanitas, ROC Noorderpoort en andere lokale partners.

Belangrijk

  • Extra inzet op financiële zelfredzaamheid
  • Door thema’s te herhalen zorgen voor verdieping
  • Veel aandacht voor digitale vaardigheden

Start: Herhaling en verdieping in Midden-Groningen

Elke week een ander thema. De ene week staat gezondheid centraal, de andere week het opbouwen van een sociaal netwerk. Nieuwkomers die meedoen aan de pilot in Midden-Groningen maken zo kennis met alle facetten van de Nederlandse samenleving. ‘Na zeven weken komen dezelfde onderwerpen als een carrousel opnieuw voorbij’, vertelt beleidsmedewerker Karin Ernst.

‘We hebben nieuwkomers in onze gemeente goed in beeld. Het was voor ons niet moeilijk om mensen te werven voor de pilot. De deelnemers kennen ons en wij hen. Het vertrouwen is er’, vertelt Ernst. De eerste reacties van deelnemers zijn positief. ‘Mensen met een ontheffing staan toch vaak stil en hebben het gevoel niet meer verder te komen.’

Programma

De deelnemers – 25 in totaal – gaan in het programma vier dagen per week aan de slag met taalverwerving en participatie-activiteiten. In totaal 22,5 uur. ‘Het programma bestaat uit verschillende leercycli van zeven weken. Elke week staat een ander thema centraal. Gezondheid, onderwijs, financiën, wonen, participatie, sociaal netwerk, burgerschap. Na deze zeven weken komen deze onderwerpen opnieuw voorbij. Zo zorgen we voor herhaling en verdieping’, vult collega Alice Tamminga aan.

De ochtend begint met taal, waarna vervolgens ruimte is voor individuele begeleiding en voor het oefenen van digitale vaardigheden. Ernst: ‘We besteden daar veel aandacht aan. Digitale vaardigheden zijn zo belangrijk, helemaal met het oog op de financiële zelfredzaamheid van de deelnemers. We willen dat deelnemers aan het eind van het traject in staat zijn om hun DigiD te gebruiken en zelf informatie kunnen zoeken op internet.’

Financiën

Veel nieuwkomers worstelen met financiële problemen. Het Nederlandse systeem met toeslagen en digiD is complex. De Gemeentelijke Kredietbank van de gemeente Midden-Groningen ontzorgt nieuwkomers nu al en regelt de betaling van de vaste lasten. ‘Om schulden te voorkomen zetten we daarom sterk in op financiële zelfredzaamheid’, zegt beleidsmedewerker Karin Ernst.

We willen dat deelnemers aan het eind in staat zijn om zelf hun digiD te gebruiken

’s Middags waaiert de groep uiteen. De deelnemers doen mee aan uiteenlopende participatie-activiteiten. Een werkervaringsplaats bij het werkbedrijf of vrijwilligerswerk. De deelnemers worden gekoppeld aan een taalmaatje, een vrijwilliger van Humanitas.  Op een laagdrempelige manier kan zo geoefend worden met de taal.

Maatwerkplan

Bij aanvang van het programma is met elke deelnemer een maatwerkplan opgesteld, met aandacht voor mogelijkheden, talenten en wensen. In dit plan worden ook de leerdoelen vastgelegd. Ernst benadrukt de diversiteit van deze groep die voor de Z-route in aanmerking komt. ‘Het is geen homogene groep. Er zijn mensen die zich prima kunnen redden in de Nederlandse samenleving. Zo zijn er twee mannen, die al een parttimebaan hebben gevonden. Maar we hebben ook een paar deelnemers met een lichte verstandelijke beperking. De vraag is nu of dit programma voor hen niet te intensief zal zijn. Daar hopen we in deze pilot achter te komen.’

Finish: ‘Via WhatsApp konden we met deze groep heel veel doen’

In Midden-Groningen bleek de groep potentiële deelnemers voor de pilot Zelfredzaamheidsroute onder nieuwkomers enorm hoog. Genoeg reden voor een pilot, vond projectleider Karin Ernst. ‘Deze mensen hebben begeleiding nodig om zich te kunnen redden.’

Ernst is medewerker huisvesting en integratie vluchtelingen bij het werkbedrijf BWRI. ‘Samen met beleidscollega Alice Tamminga maakte ik een plan, want wij hadden dezelfde visie: deze mensen moeten zich kunnen redden.’ In januari 2020 startte de pilot, toen nog met één groep. Na de zomer konden meer deelnemers instromen en startten twee niveaugroepen. Het idee was: een carrousel met wekelijks wisselende thema’s en bijbehorende excursies, workshops en participatie-activiteiten.

Whatsapp-lessen

Na één ronde in de carrousel kwam corona. ‘We zijn snel met taallessen via WhatsApp gestart, en dat werkte eigenlijk heel goed.’ De docenten gaven dus tekstueel les, maar ook met behulp van filmpjes. Ook gaf een budgetcoach wekelijks een korte les over één klein onderwerp. ‘Denk aan het eigen risico bij zorgverzekeringen of het nut en de noodzaak van een uitvaartverzekering’, vertelt Ernst. ‘Geld en administratie bleek een belangrijk onderwerp, daarom schakelden we de budgetcoach van de gemeentelijke kredietbank in. Zij heeft heel goed werk gedaan. Deze groep bleek bijvoorbeeld niet heel rekenvaardig.’

Tussen de lockdowns door konden deelnemers bijeen komen voor wekelijkse workshops, spellen of oefenopdrachten. Zo deed een trainer een rollenspel over het afwijzen van verkopers op straat of aan de deur. Ook kon er één excursie doorgaan. ‘Begin 2020 zijn we naar het Medisch Centrum geweest, waar we uitleg kregen over allerlei zorgorganisaties daar.’ In de pilot leerde Ernst dat er veel wantrouwen is tegenover de gezondheidszorg. ‘En dat terwijl er ook best veel gezondheidsproblemen spelen. Tijdens persoonlijke gesprekken met de trainer spraken we met de deelnemers daarover.’

Onze stagiair en ervaringsdeskundige was goud waard. Zij kon de brug slaan tussen verschillende culturen en ondersteunde docenten met extra uitleg.

Ervaringsdeskundige

Ook bleek de carrousel iets te snel te draaien voor de deelnemers. En dus behandelden ze elk onderwerp iets langer. ‘We kwamen erachter dat mensen echt hele kleine stapjes vooruitzetten. Dan gaat het er steeds om: wat kan wel? Veel herhaling en plezier in de cursus bleken cruciaal.’ Een belangrijke rol was weggelegd voor stagiaire Fatima. De van oorsprong Syrische is ervaringsdeskundige en ondersteunde docenten met extra uitleg. ‘Ze sloeg vaak een brug tussen verschillende culturen. Dat was goud waard! Ook verving zij onze werkcoach toen die uitviel door ziekte, dat deed ze echt heel goed.’

Resultaten

De pilot bracht het inzicht dat de Z-route in Groningen echt apart van omliggende gemeenten moet worden aanbesteed. ‘Dit programma willen we namelijk lokaal en veilig aanbieden. Vervoer is in onze regio bijvoorbeeld al een grote uitdaging. We haalden in de pilot vier tot vijf mensen met onze eigen taxibusjes op uit de buitengebieden. Ook trainden we iemand om zelf met de bus te gaan. Als ik dan mensen naar de stad Groningen moet sturen, heb ik ze niet meer in zicht. Vertrouwen in de groep en begeleiders is voor onze deelnemers namelijk heel belangrijk.’ 

Ongeveer de helft van de deelnemers krijgt nog steeds dezelfde begeleiding als voor de pilot. Sommigen zijn meer uren gaan werken, ander werk gaan doen wat beter bij hen past en één persoon volgt nu een korte opleiding om straks betaald werk te kunnen doen.

Net als op de stagiaire, is Ernst trots op alle stapjes die deelnemers hebben gezet met de creatieve lesvormen en relevante onderwerpen in de lessen. ‘Een deelnemer die heel weinig Nederlands begreep en sprak, is zelfs boven niveau A1 uitgekomen. Hij kan zich echt beter redden. En met ons betrokken team hebben we ondanks corona een hechte groep weten te vormen.’

Belangrijke les

Verwachtingsmanagement is belangrijk; deze groep zet maar hele kleine stapjes vooruit. Bespreek dat met docenten/begeleiders.

Introductie Velsen

Door Gemeente Velsen

Voor 25 statushouders die ontheffing hebben gekregen van hun inburgeringsplicht

Wat Een programma van een jaar, waarin deelnemers, afhankelijk van de leerbaarheid, in een van de 2 groepen worden geplaatst. In 40 weken – opgebouwd in blokken van 10 weken – komen allerlei thema’s aan bod. Naast taal is er onder meer aandacht voor digitale vaardigheden, het omgaan met financiën en kennis van de Nederlandse maatschappij. Veel aandacht voor psychische gezondheid. Alle deelnemers volgen het programma Mindfit (Training VluchtelingenWerk). De participatiecoach van VluchtelingenWerk gaat op zoek naar geschikte stage- of werkervaringsplaats en houdt wekelijks contact met de deelnemer en betreffende werkgever of organisatie.

Met VluchtelingenWerk en lokale partners

Belangrijk

  • Stress-sensitieve aanpak
  • 2 verschillende groepen met andere aanpak
  • Taal leren buiten de klas en gebruik van pictogrammen

Start: Aandacht voor stress én kleine successen in Velsen

‘Wanneer zien we de ogen van onze deelnemers oplichten? Wanneer gaat er een steentje glimmen? We gaan op zoek naar de motivatie bij elke deelnemer.’ Coördinator Astrid Verschuren van VluchtelingenWerk omschrijft het treffend. Met het pilotprogramma wil de gemeente Velsen statushouders die nu soms langs de zijkant van de samenleving staan, mee laten doen.

‘Deze mensen die in het huidige systeem ontheffing krijgen van de inburgeringsplicht, dreigen vaak buiten beeld te raken. Deze pilot geeft ons nu de kans om voor deze speciale doelgroep veel meer te doen’, verduidelijkt coördinator Jacqueline Houwertjes van de gemeente Velsen. ‘Er zit zoveel potentie bij deze mensen.’

Divers

De 25 deelnemers zijn – na een brede intake – getoetst op leerbaarheid en zijn afhankelijk daarvan in een van de twee groepen geplaatst. ‘De mensen die ontheffing krijgen, zijn erg divers’, benadrukt de coördinator. ‘We hebben een groep waarbij uitstroom op taalniveau A1+ haalbaar is en die mogelijk later aan de slag kunnen in een betaalde baan. Voor deze groep ligt de focus op werk. Bij de andere groep, die het Nederlands nog nauwelijks beheerst, ligt de focus meer op zelfredzaamheid en op andere vormen van participatie.’

Stress-sensitief werken

In het programma wordt rekening gehouden met de verschillende manieren waarop mensen leren, vervolgt ze. ‘Dat wordt gecombineerd met aandacht voor de mentale gezondheid. We beginnen met Mindfit, dat is een psycho-educatieve training van VluchtelingenWerk.’

Ze wijst erop dat onderzoek laat zien dat veel nieuwkomers kampen met langdurige stress, wat vaak voor slaap- en concentratieproblemen zorgt. Ook heeft langdurige stress vaak een negatief effect op het zelfvertrouwen van nieuwkomers. ‘Deze pilot probeert daarom stressoren zoveel mogelijk te vermijden. In de training leren ze beter om te gaan met stress. We proberen echt stress-sensitief te werken. Dat betekent dat we niet beginnen met enorme verwachtingen en dat we kleine successen vieren, zodat iedere stap motiveert om weer een volgende te nemen. Het kan een grote stap zijn wanneer iemand bijvoorbeeld de huisarts heeft gebeld.’

We werken veel met pictogrammen

Thema's en modules

In veertig weken – opgebouwd in blokken van tien weken – komen in modules allerlei thema’s aan bod. Naast taallessen is er onder meer aandacht voor digitale vaardigheden, het omgaan met financiën en kennis van de Nederlandse maatschappij. Coördinator Verschuren van VluchtelingenWerk: ‘In de les werken we veel met pictogrammen en beeldmateriaal. Naast de taallessen helpt een vrijwillige coach deelnemers om de taal in de praktijk te brengen.’

Naarmate het programma vordert, nemen de taaluren per module af en worden meer uren aan de participatie besteed. De participatiecoach van VluchtelingenWerk gaat samen met de deelnemer op zoek naar een werkplek, stage, vrijwilligerswerk of een activeringsplaats. De participatiecoach heeft wekelijks contact met de deelnemers en de werkgevers of instelling. Houwertjes: ‘We zoeken echt naar de optimale manier om de potentie van de deelnemers te benutten.’

Finish: Statushouders leren echte gesprekken te voeren door veel aandacht en aansprekende lesthema’s

De gemeente Velsen deed mee aan een pilot om statushouders zelfstandig(er) te maken door onder andere hun taalniveau, digitale vaardigheden en maatschappelijke kennis te verbeteren. Dat was een succes volgens Jacqueline Houwertjes, coördinator statushouders bij de gemeente Velsen, en Astrid Verschuren, teamleider en casemanager bij VluchtelingenWerk.

Het participatie-aspect (stage lopen  of werkervaring opdoen) viel als enige weg door de coronacrisis, maar dankzij het harde werk van alle betrokkenen, inclusief de deelnemers, kon de rest van het traject goed worden voortgezet. Houwertjes: ‘We konden het traject in aangepaste vorm goed voortzetten. Gelukkig is hierdoor niemand uitgevallen. Iedereen heeft juist veel vooruitgang geboekt.’

(Online) aandacht voor deelnemers

Verschuren vond het belangrijk op nauw contact te houden met alle deelnemers, ondanks de coronacrisis. ‘De lockdown kwam één week nadat de pilot startte, maar de docenten zetten allemaal de lessen voort via Whatsapp. Voor de taallessen werden de klassen opgesplitst in kleinere groepjes van ongeveer vier personen. Deze online lessen waren één van onze grootste successen. Er bleef aandacht voor de deelnemers en hun taal is daardoor enorm vooruit gegaan.’

De online lessen zorgden voor meer digivaardigheid, een onverwacht pluspunt

Volgens Verschuren zijn de deelnemers ook veel digivaardiger geworden door de online taallessen. ‘Dat was een onverwacht pluspunt. We hebben er dan ook bewust voor gekozen om na de lockdown de lessen online te blijven doen, want het liep zo goed. Het switchen naar fysiek zou alleen maar een verstoring zijn. Daarnaast hadden we veel deelnemers met kinderen thuis, dus dit was makkelijker voor hen.’ Verschuren benadrukt wel dat dit bij deze pilot een logische keuze was, maar dat ze bij een nieuw traject (als er geen corona-problemen zijn) wel fysieke lessen aanraadt.

Contact via VluchtelingenWerk

Tijdens de pilot liep het contact met de uitvoerende partijen en de deelnemers voornamelijk via VluchtelingenWerk. Houwertjes legt uit waarom de gemeente daarvoor koos. ‘VluchtelingenWerk is een partner waarmee we al lang samenwerken, dus de lijntjes zijn kort. Zij staan dichtbij de klanten, terwijl de gemeente toch altijd als autoriteit wordt gezien. Zo komen gesprekken met hen beter op gang. Ook is VluchtelingenWerk vaak bekend bij partners in de samenleving die je goed bij zo’n programma kunt betrekken. Zo verliep het contact aan alle kanten goed.’

Sociale aspecten

Volgens Houwertjes waren mensen heel enthousiast over het programma, vooral omdat ze daardoor veel contact hadden. ‘Misschien hielp corona daar juist een beetje bij, dat mensen blij waren als ze wat om handen hadden en met elkaar konden praten. Deelnemers hadden belcontact, Whatsapp- contact, een aantal activiteiten (waar mogelijk) en praatgroepjes. Elke deelnemer werd gekoppeld aan een participatiecoach en aan praatgroepjes van twee of drie deelnemers met één begeleider.’

Thema’s

In de pilot werkte men met de methode ‘Praat Je Mee’, die erg gericht is op het spreekvaardig worden. ‘Deze methode is opgebouwd in thema’s’, legt Verschuren uit. ‘Het dagelijks leven, de overheid, reizen, gezondheid, familie en gezin. Taallessen vonden in de ochtend plaats vanwege de hogere concentratie. ’s Middags was er dan vaak een activiteit of gastspreker die bij de ochtendles aansloot. De geplande excursies gingen door de coronacrisis helaas niet door, maar we konden bijvoorbeeld bij het thema reizen wel fietsles geven. Dat bevordert ook gelijk weer de zelfredzaamheid. Mensen vonden de fietsles eerst eng, maar uiteindelijk werden ze toch enthousiast, en het is heel leuk als je later een deelnemer door de stad ziet fietsen.’

De taallessen waren gebaseerd op maatschappelijke thema’s en de activiteiten en praatgroepjes sloten daarop aan

‘De rode draad van die thema’s kwam steeds terug’, voegt Houwertjes toe. ‘Ook de praatgroepjes sloten daarop aan. Bij het thema gezondheid oefenden deelnemers bijvoorbeeld hoe ze een huisarts moeten bellen en hoe ze het gesprek met de huisarts kunnen voeren. Hier waren deelnemers heel blij mee. Het voeren van een gesprek is toch een andere vaardigheid dan simpele zinnen spreken, en dat is echt ontwikkeld door dit programma.’

Niveau, niet taal

Terwijl bij andere gemeenten de groepen vaak waren ingedeeld op basis van de taal die deelnemers spreken, waren de deelnemers in Velsen ingedeeld op basis van hun niveau Nederlands. Verschuren: ‘Het niveau waarop men wordt ingedeeld is gebaseerd op het PIP, de leerbaarheidstoets en de taaltoets. De docenten waar wij mee werken hebben heel veel ervaring met diversiteit in een groep, zowel met niveau als taal. Als je groepen vormt op basis van taal, blijft men onderling toch vaak in hun eigen taal communiceren. Bij ons moest het allemaal in het Nederlands, wat erg heeft geholpen bij de spreekvaardigheid van de groep.’

Mindfit

Naast de lessen en taalgroepen was Mindfit een belangrijk deel van het programma. Mindfit is een product van VluchtelingenWerk. Houwertjes: ‘Het is gericht op het bewust worden van de stress die er bij mensen heerst en de belemmeringen die daardoor spelen bij het concentreren en het leren. De sessies vinden in principe ook plaats met een coach die de taal spreekt, of met een tolk. Het is namelijk belangrijk dat de deelnemers zich op hun gemak voelen, zich goed kunnen uitdrukken en ook precies begrijpen wat de Mindfit-coach bedoelt.’

Mindfit werd als erg prettig ervaren. Verschuren: ‘Mensen die nu aan de pilot deelnemen wonen al wat langer hier, maar toch beginnen ze met een nieuw programma. Dat maakt sommigen best wel nerveus. Wat wordt er van ze verwacht? Wat gebeurt er met hun uitkering? Er waren ook gezinsherenigingen die door corona stagneerden. Als deelnemers zich daardoor gestrest voelden, pasten we dingen aan. Dan stelden we kleinere doelen, en probeerden we eventuele stressoren te vermijden. We kijken naar individuen, niet alleen naar een klas. Dat is niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk.’

Gesprekken in het Nederlands

Verschuren en Houwertjes zijn het eens: het belangrijkste resultaat van deze pilot is dat het taalniveau gestegen is en dat deelnemers met trots echte gesprekken kunnen voeren in het Nederlands. Zo sprak Verschuren bijvoorbeeld een deelneemster die tijdens het traject zwanger was en ook is bevallen. ‘Vóór het traject moest ze altijd één van haar kinderen meenemen om bijvoorbeeld met haar artsen te praten. Ze bleef haar lessen tijdens de zwangerschap gewoon volgen en deed erg haar best, waardoor ze uiteindelijk van A-niveau naar B-niveau is gestegen. Nu gaat ze overal zelfstandig naartoe. Daar is ze zo blij mee. Het ontroert mij altijd om te zien wat het doet met mensen om weer zelfstandig te worden.’

Het is ontroerend om mensen weer zelfstandig te zien worden

Houwertjes benadrukt dat deze prestaties extra indrukwekkend zijn omdat de deelnemers van de pilot mensen waren die ontheffing hadden van de huidige Wet inburgering. ‘Ze stonden een soort van stil. Dan begin je zo’n pilot en gaan ze toch weer hun taal extra ontwikkelen. Bij de nieuwe Wet werken we met mensen die pas net met de inburgering beginnen, maar zelfs bij deze groep zagen we de taal ineens verbeteren. Dat zegt wel veel over de inhoud van dit sterke programma. Ondanks de moeilijke periode, is er bij alle betrokken partijen zoveel gelukt en is er zoveel vooruitgang geboekt.’

8. Evaluatie

Voor het pilotthema 'Zelfredzaamheidsroute (Z-route)' is een procesevaluatie uitgevoerd. Deze is gericht op de beschrijving van de werkwijze, de eerste resultaten, de evaluatie van de werking en het leren van de pilots.

Uit het onderzoek blijkt dat de combinatie van taallessen en andere activiteiten goed werkt voor inburgeraars die naar verwachting veel moeite zullen hebben met het leren van de Nederlandse taal. Gemiddeld zijn de deelnemers op taalniveau vooruitgegaan (van pre-A1 naar A1) en hebben daarnaast kleine stappen gezet op het gebied van zelfredzaamheid. Veel persoonlijke aandacht komt de progressie van de deelnemers ten goede. In het rapport wordt eveneens een aantal succesfactoren genoemd voor het ontwikkelen en implementeren van de Z-route.

Eindrapportage

cover eindrapportage Z-route

Meer informatie

Bekijk voor meer informatie over de procesevaluatie, tussenrapportage en video's de publicatie Pilotprogramma Veranderopgave Inburgering.

De procesevaluatie voor de pilot 'Ontzorgen' is uitgevoerd door onderzoeksbureau De Beleidsonderzoekers.

Colofon

Samen met het ministerie van SZW ondersteunen Divosa, VNG en DUO gemeenten bij de voorbereidingen en implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel. Hebben jij en je collega’s nog vragen, bekijk dan Wet inburgering in vraag en antwoord.

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
divosa.nl

Auteurs

HVR-Group
Jessica Maas

Coördinatie en eindredactie

Ministerie SZW en Divosa

Webredactie

Remco van Brink (Divosa)

Versie

December 2021