Inleiding

In dit tweede deel van de publicatiereeks 'Pilots inburgering van start tot finish' vind je de interviews met de projectleiders van de pilots binnen het thema 'B1-route: van A2 naar B1'.

De volledige reeks bestaat uit zes delen en bevat alle interviews, overzichtelijk geordend per thema:

Over de interviews

Binnen het Pilotprogramma Veranderopgave Inburgering hebben 97 gemeenten ervaringen opgedaan op onderdelen uit de Wet inburgering 2021. Welke elementen in deze aanpak werkten wel, en welke niet? Wat waren de plannen van de pilotgemeenten en hoe hebben zij de pilot ervaren? Wat nemen zij mee naar 2022 als de Wet inburgering in werking treedt? Voor het antwoord op deze én andere vragen interviewden wij de projectleiders van 39 verschillende pilotaanpakken, zowel bij aanvang van de pilotperiode in 2019 (start) als in een terugblik (finish). 

Lees ook

1. Introductie

Het nieuwe inburgeringsstelsel heeft als doel alle inburgeringsplichtigen snel en volwaardig te laten meedoen aan de Nederlandse maatschappij, het liefst via betaald werk. Om dat te bereiken, moeten inburgeringsplichtigen het voor hen hoogst haalbare taalniveau (het liefst B1) nastreven. Dit betekent dat de B1-route door een grotere groep inburgeringsplichtigen zal worden gevolgd en dat meer mensen dan nu examens op niveau B1 (of B2) gaan doen.

Afbeelding B1-route

De pilots binnen dit thema richtten zich specifiek op de inzet die nodig is om deelnemers van het taalniveau A2 naar B1 te krijgen. In een aantal gevallen werd dit gecombineerd met participatie-activiteiten zoals een taalrijke werkplek of stage. In de pilots werden twee groepen onderscheiden: mensen die het A2-niveau relatief gemakkelijk hebben gehaald en mensen die meer moeite hebben gehad om taalniveau A2 te bereiken.

Het eindrapport ‘Naar een hoger taalniveau voor inburgeraars' is eind september 2021 verschenen. Download het rapport (pdf, 1,25 MB).

Lees ook

  • Meer informatie over de B1-route vind je in de Handreiking leerroutes (Divosa, maart 2020)
  • Digitaal magazine over de op 1 oktober 2020 gehouden Leercirkel.
    Met hierin ervaringen en aandachtspunten van de pilotgemeenten plus het verslag van een intervisiesessie.
  • Q&A over de B1-route (Divosa)

Introductie Almelo

Door Gemeenten Almelo, Twenterand, Hellendoorn, Rijssen-Holten, Tubbergen en Wierden

Voor 40 statushouders, die geslaagd zijn voor het inburgeringsexamen A2-niveau en nog geen examens op B1-niveau hebben gedaan.

Wat Een weekvullend programma waarbij de deelnemers 3 dagdelen per week taalles aangeboden krijgen, aangevuld met een intensieve loopbaanoriëntatie en praktijkopdrachten. Voor de deelnemers wordt voor 2 dagen of 2 dagdelen een geschikte werkplek dan wel vrijwilligerswerk gevonden. Op deze werkplek voeren ze taalopdrachten uit die worden meegenomen in hun taalportfolio.

Met ROC van Twente, Werkplein Twente en het Werkgeversservicepunt, Taalpunt (informeel taalaanbod)

Belangrijk

  • Deelnemers gaan aan de slag op een geschikte werkplek of vrijwilligerswerk en volgen praktijklessen bij ROC van Twente.
  • Elke deelnemer houdt taalportfolio bij.
  • Docent en klantmanager houden de voortgang in de gaten.

Start: Naar B1 met hulp van de werkvloer in Twente

‘We zoeken voor elke deelnemer een geschikte werkplek die toekomstperspectief biedt. Dit kan ook vrijwilligerswerk zijn, zo hopen we deelnemers naar een hoger taalniveau te tillen’, verduidelijkt projectleider Annette Eggen van de gemeente Almelo. De verwevenheid tussen (vrijwilligers)werk en taal valt op in de Twentse B1-pilot.

De veertig deelnemers, die allemaal geslaagd zijn voor het inburgeringsexamen, volgen een intensief weekvullend programma. Bij de selectie – veel deelnemers zijn persoonlijk benaderd door docenten van ROC van Twente of klantmanagers van de gemeenten – is goed gekeken naar de motivatie van de deelnemers.

Eggen: ‘De nadruk van het programma ligt op taal, met aandacht voor arbeidsmarkt- en loopbaanoriëntatie, sociale vaardigheden, praktijklessen. Al doende leren en spreken, dat is het uitgangspunt.’  Het programma is tot stand gekomen in samenwerking met ROC. Later zijn ook Werkplein Twente, Werkgeversservicepunt en Taalpunt aangehaakt.

Vaardigheden

In de zogenoemde loopbaanoriëntatie-uren ontdekken de deelnemers hun talenten en vaardigheden en worden ze beter voorbereid op werken in Nederland. In het programma is ook aandacht voor maatschappelijke onderwerpen. Van gezondheid, onderwijs en financiën tot Nederlandse gewoonten. Dit aanbod wordt verwerkt in de taal- of loopbaanoriëntatie-uren. De groep kan ook terecht in het open leercentrum van het ROC, waar ze onder begeleiding van onderwijsassistenten huiswerk kunnen maken.

Voor alle deelnemers wordt een geschikte werkplaats met toekomstperspectief gevonden. Een plek die aansluit bij de interesses van de deelnemers. ‘Dit kan ook vrijwilligerswerk zijn’, verduidelijkt Eggen.  Op de werkvloer voeren ze ook taalopdrachten uit. De vorderingen houden deelnemers bij in een ‘taalportfolio’.

Het ROC heeft goede ervaringen met deze manier van al doende leren

Praktijklessen

De groep volgt wekelijks praktijklessen bij het ROC. ‘Techniek, dienstverlening, logistiek. In blokken van tien weken maken ze kennis met verschillende beroepen (wat voor werk is er eigenlijk mogelijk?) en zijn ze ondertussen voortdurend met de taal bezig. Het ROC heeft goede ervaringen met deze manier van al doende leren.’

De docenten van het ROC en klantmanagers houden de voortgang van elke deelnemer goed in de gaten. Eggen is erg benieuwd hoe de pilot uit gaat pakken. ‘We zien dat in het huidige systeem het best lastig is om A2 te halen, we hopen dat deze manier van werken helpt om het taalniveau omhoog te brengen.’

Finish: Nederlands leren met taallessen en appelflappen

De gemeente Almelo en een aantal buurgemeenten hebben in samenwerking met ROC Twente een traject ontwikkeld voor statushouders die geslaagd zijn voor het inburgeringsexamen op A2-niveau en nog geen examen op B1-niveau hebben gedaan. Dit traject bestond uit taalles, loopbaanoriëntatie en praktijkopdrachten. Zo wilden de gemeenten ontdekken welke elementen werken in de aanpak en volgend jaar ingezet kunnen worden in de B1-route. Maar niets verliep zoals verwacht. Op de allereerste dag dat school zou starten, ging het hele land in lockdown. Maar hoe verliepen de activiteiten die wél door konden gaan?

Annette Eggen, projectleider inburgering bij de gemeente Almelo en Lenneke Nienhuis, regiocoördinator inburgering voor de regio Twente, werkten samen aan de pilot. Eggen vindt het jammer dat veel van de plannen rondom de pilot door corona in het water vielen. ‘Wij wilden juist experimenteren met het duale aspect: de taallessen combineren met werk. Ook was het plan om taalmaatjes in te zetten en dat praktijklessen vaker zouden plaatsvinden. Dat is helaas niet helemaal van de grond gekomen.’

Een signaal van een docent kan een klantmanager erg helpen
Klantmanager

Samenwerken met het ROC

Eggen was echter wél blij met de samenwerking met het ROC, alhoewel daar wel de nodige gezamenlijke inzet voor nodig was. Eggen: ‘In het begin was het echt zoeken wat ieders rol nu precies was binnen de pilot. We hebben geleerd dat het handig is om heel duidelijk de verwachtingen uit te spreken voordat je begint.’ Eggens geeft verder aan dat het contact tussen de docenten en de klantmanagers heel belangrijk was. ‘Het lijkt ons ook waardevol om daarmee te blijven experimenteren.’ 

Wat echt veel meerwaarde had, waren de driegesprekken tussen de deelnemer, klantmanager vanuit de gemeente en docenten van het ROC. Deze driegesprekken zorgden ervoor dat men elkaar face-to-face sprak, niet alleen maar via e-mail. Eggen: ‘Dat zorgde voor minder ruis op de lijn en meer open gesprekken. De deelnemers vonden dat heel prettig.’ Het ROC heeft aangegeven dat ze het driegesprek in de leerroutes willen blijven voortzetten.

Het bevorderen van taal in de praktijkles is goed

Praktijklessen geen ‘flap’

De praktijklessen van het ROC gingen door corona in eerste instantie ook niet door, maar door de twee groepen nogmaals in tweeën te delen, konden ze later alsnog plaatsvinden. ‘De deelnemers waren hier erg enthousiast over’, vertelt Eggen. ‘De lessen focusten op techniek, logistiek en zorg. Zo hebben we bijvoorbeeld een keer appelflappen gebakken. Dat was gewoon superleuk. Deelnemers kregen een Nederlands recept om te lezen. Op basis daarvan moesten ze de flappen maken en werd hun taalniveau getoetst. Het is een uitdagende combinatie van taal leren door dingen te doen, maar iedereen had er plezier in.’

Het leercentrum

Tijdens het taaltraject mochten deelnemers gebruikmaken van een leercentrum. Gedurende de lockdown was het centrum helaas gesloten, maar toen het eindelijk weer open ging, hielp dat de deelnemers enorm. Eggen: ‘Om een inhaalslag te maken, hebben we contact gezocht met het Taalpunt. Zij hebben vrijwilligers ingezet en gaven extra taallessen, waar mensen naar behoefte gebruik van konden maken. Ook konden deelnemers er rustig huiswerk maken onder begeleiding van een docent-assistent.’

Als ik weet wat ik kan doen, ben ik meer gemotiveerd om B1 en B2 te halen Deelnemer

Uiteindelijk heeft de pilot ondanks de hindernissen veel waarde gehad, vindt Eggen. ‘Sommige deelnemers hebben het B1-examen gehaald en veel hebben twee of meer B1-examenonderdelen gehaald. De kans is groot dat zonder de coronacrisis meer deelnemers het B1-examen gehaald zouden hebben. Verder is het een mooi resultaat dat alle deelnemers nu perspectief hebben op een vervolgtraject. Dat alleen al is een overwinning.’

Examenonderdelen Resultaten

Van de 24 kandidaten die examen deden, zijn er vijf geslaagd op alle vier examenonderdelen: spreken, schrijven, lezen, luisteren. Daarnaast hebben twee kandidaten twee examens gehaald en hebben drie kandidaten drie examens gehaald. Die laatste drie hebben een herexamen afgelegd voor het onderdeel dat zij niet hadden gehaald in de hoop alsnog het volledige diploma te behalen.  

Introductie Delft

Door Gemeente Delft   

Voor 35 statushouders of gezinsmigranten, maximaal 1,5 jaar geleden geslaagd voor inburgeringsexamen. Zowel kandidaten die in één keer op niveau A2 geslaagd zijn als deelnemers die meer pogingen nodig hadden (streven is 40% kansrijk, 60% minder kansrijk).

Wat Deelnemers worden verdeeld in 2 groepen. Kansrijke deelnemers volgen in de avonduren les (zes uur per week). Verder wordt er gemiddeld 3,5 uur ingepland voor huiswerk en praktijkopdrachten. Minder kansrijke deelnemers krijgen 9 uur per week taalles (’s avonds en ‘s ochtends) en voor gemiddeld 4,5 uur per week huiswerk en opdrachten. De pilot maakt gebruik van de methodes van TaalSterk en In Zicht. Voor elke deelnemer wordt gezocht naar een taalrijke werkplek. Bij deelnemers die al aan het werk zijn wordt contact gelegd met de werkgever.

Met ROC Mondriaan, werkgevers en andere lokale partners

Belangrijk

  • Taalrijke werkplek is voorwaarde van het programma
  • Examentraining
  • Groepen krijgen ’s avonds en overdag les

Start: Naar B1 met hulp van taalrijke werkplek

‘We gaan voor alle deelnemers aan onze pilot op zoek naar een taalrijke werkplek. Niet alleen maar "wat wil je in de koffie?" Nee, we willen een plek waar mensen worden uitgedaagd om Nederlands te spreken’, vertelt Stefaan Vanderstappen van de gemeente Delft.

De gemeenten Delft en Rijswijk hebben de afgelopen jaren sterk ingezet op de ondersteuning van nieuwkomers in de gemeente, zegt Vanderstappen. ‘Taal en participatie hebben we altijd gecombineerd. Taal leer je nu niet alleen in de schoolbanken, maar door te doen.’ De pilot biedt de gemeenten de kans om te experimenteren met de overgang van A2 naar B1. ‘Voor veel nieuwkomers was A2 al een worsteling. Hoe krijgen we hen naar een hoger niveau? Dat is de uitdaging waar we voor staan.’

Onderscheid

Aan de pilot doen in totaal 35 nieuwkomers mee die de inburgering hebben afgerond. ‘We maken onderscheid tussen kansrijke cursisten, dat zijn nieuwkomers die zonder problemen door A2 zijn gerold en bij elk onderdeel maar één examen nodig hadden. Minder kansrijke cursisten hadden meer examens nodig om de inburgering te halen.’ ROC Mondriaan is een belangrijke partner in de pilot. ‘We werken al jaren met het ROC samen. We kennen elkaar en dat werkt heel goed.’

Veel zal afhangen van de werkplek en het draagvlak bij de werkgever

Taalbuddy’s

Het ROC heeft een intensief taaltraject voor de twee groepen opgezet. In een periode van veertig weken krijgen de twee groepen respectievelijk zes en negen uur per week les. ‘Daarnaast krijgen ze huiswerk en praktijkopdrachten mee. Bij de mensen die al werken of vrijwilligerswerk doen, overleggen we met de betrokken werkplek of ze ook opdrachten op de werkvloer kunnen uitvoeren. Misschien kunnen we taalbuddy’s op de werkvloer organiseren.’

Gesprekken

Het programma begint met een startgesprek tussen de begeleider en deelnemer. Daar wordt de inhoud van het programma en de achtergrond van de cursist besproken. Halverwege het traject wordt een voortgangsgesprek gepland en het traject sluit af met een eindgesprek met docent en begeleider van de gemeente. Vanderstappen: ‘De cursisten die het B1-diploma niet halen tijdens de pilot, maar toch die potentie hebben, bieden we een vervolg aan in het kader van de WEB (volwasseneducatie). We zijn zelf erg benieuwd naar de resultaten. Veel zal afhangen van de plek en het draagvlak bij de werkgever.’

Finish: ‘In een ideale wereld heeft elke deelnemer een taalrijke werkplek’

Met de pilot B1-route wilde de gemeente Delft een pragmatisch plan opstellen, waarbij ze zoveel mogelijk konden werken in de geest van de nieuwe Wet inburgering. B1-niveau bleek in de praktijk niet voor alle deelnemers haalbaar. Maar volgens Sanne Cocx, adviseur Participatie bij de gemeente Delft, is B1-niveau een middel, geen doel. ‘Ook zonder B1-niveau doen mensen volop mee in de samenleving, en dat heeft niets met leerbaarheid te maken.’

Docentkwaliteit

De doelgroep van de pilot bestond uit een mix van deelnemers die hun A2-examens in één of twee keer hebben gehaald en deelnemers die meerdere pogingen daarvoor nodig hadden. ‘Wij hebben van begin af aan geloofd dat dat niets te maken heeft met motivatie of kans van slagen. Toen we groepen moesten indelen, hebben we hen bewust ingedeeld op leerbaarheid, dus hoe snel en makkelijk ze leren.’

Ga niet zelf niet op de stoel van de aanbieders zitten

Volgens Cocx vraagt dat om andere didactiek en een andere lesmethode. ‘Je kunt niet iemand die nog nooit een school van binnen heeft gezien, op dezelfde manier lesgeven als iemand die hier fluitend naar binnenloopt.’ Daarbij volgde de gemeente sterk het advies van de taalschool. ‘Dat zou ik ook absoluut aanraden aan andere gemeenten. Laat aanbieders zelf invulling geven aan hoe zij die groepen willen indelen en welk lesmateriaal ze gebruiken. Dat zijn de experts. Ik denk daarbij wel dat gemeenten duidelijke en hoge eisen moeten en mogen stellen aan de docentkwaliteit. Dat nemen wij ook mee in onze nieuwe aanbesteding.’

Kansrijk vs minder kansrijk

Voor de twee verschillende groepen waren de lessen dus iets anders ingericht. Zo kregen de ‘hogerleerbaren’, ook wel de kansrijke groep, twee dagdelen per week les. Zo kregen zij de ruimte om meer zelfstandig te studeren.  Bij de ‘lagerleerbaren’ waren dit drie dagdelen met meer en intensievere lessen. Tijdens de uitvoering bleek dit echter niet altijd zo makkelijk. ‘Het bleek dat de ‘lagerleerbaren’ vaker al een betaalde baan hadden. Juist zij konden minder vaak fysiek aanwezig zijn bij de extra lessen. Na een lange dag werken zagen zij er ’s avonds gewoon vanaf. In de praktijk hadden de ‘lagerleerbaren’ daardoor vaak twee keer per week les. En de deelnemers die makkelijker leerden gaven juist aan: doe mij maar die extra les, want ik heb tijd.’

B1 is een middel, geen doel

Broek ophouden

Van de moeilijk leerbare, minder kansrijke groep heeft uiteindelijk geen enkele deelnemer een examen op B1-niveau behaald. In deze groep zaten dus ook mensen die hun A2-examen wel in één keer hebben behaald. ‘Vooral als deelnemers weinig ervaring hebben met onderwijs, kun je je ernstig afvragen of B1-niveau haalbaar is’, zegt Cocx. ‘Natuurlijk zullen er uitzonderingen zijn, maar sommigen zitten echt aan hun plafond qua leerbaarheid, maar ook motivatie en werkdruk.’ Maar over deze deelnemers wil Cocx wel duidelijk zijn: deze mensen staan niet aan de kant. Ze werken vaak fulltime en ze houden hun eigen broek op. Juist deze laagleerbaren doen volop mee. ‘Daarom vind ik het belangrijk om aan te geven dat taal op B1-niveau een streven is. Het is en blijft een middel, geen doel.’

Taalrijke werkplek

De gemeente wilde daarom iedere deelnemer op een werkplek met taal in aanraking laten komen. Voor de deelnemers die zelf geen werk hadden, had de gemeente stageplaatsen geregeld waar de nieuwkomers wel Nederlands moesten spreken, bijvoorbeeld in de zorg. Helaas zijn door corona veel van deze werkplekken weggevallen. ‘In een ideale wereld heeft elke deelnemer een taalrijke werkplek’, vertelt Cocx. ‘Een plek waar aandacht is voor taal op de werkvloer met een werkgever die daarin wil investeren en meedenken. De gemeente heeft volgens mij ook een rol om werkgevers te stimuleren. Op de werkplek moet er ook wat veranderen.’

Doorstromen naar B1 zal alleen volgens mij alleen maar makkelijker gaan

Oefenen, oefenen, oefenen

Terugkijkend op de pilot is Cocx tevreden: ‘Ik geloof dat we het in de basis heel goed voor elkaar hadden. Tot januari 2022 blijven we inzetten op nieuwkomers die tot A2-niveau zijn gekomen. Deze ondertussen-groep blijft bij ons in beeld.’ Maar ook als de Wet inburgering 2021 in werking treedt, wil de gemeente blijven investeren in mensen met ambitie om verder te groeien. ‘En dat zal volgens mij alleen maar makkelijker gaan. Waar in deze pilot nog een tijdsgat zat tussen het behalen van het A2-niveau en de start van de pilot, gaan de deelnemers straks in één streep door naar B1. Die zitten nog in het systeem van: oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Dan blijf je bezig met taal.’

Introductie Kampen

Door Gemeente Kampen.

Voor 40 nieuwkomers die het A2-niveau hebben behaald. De groep bestaat uit kansrijke en minder kansrijke deelnemers. De minder kansrijke deelnemers maken meer dan 60% uit van de totale groep deelnemers.

Wat 40 weken onderwijs. Deelnemers volgen 3 keer 3 uur per week les en kunnen kiezen om overdag of ’s avonds les te volgen. Naast taal ook aandacht voor digitale vaardigheden. Veel inbreng van de taalschool, gebruik van methode Taal Sterk. Na opfrisperiode van 5 weken wordt leerbaarheid gemeten. In laatste weken van programma meer aandacht voor arbeidsoriëntatie.

Met Taalschool WenL en maatschappelijke partners.

Belangrijk

  • Persoonlijke benadering
  • Leren op eigen tempo
  • Aandacht voor andere leefgebieden

Video

Start: ‘In de klas moet iets veranderen om het niveau naar B1 te krijgen’

‘Het is een grote uitdaging voor het onderwijs. We zien deze pilot echt als een onderwijskundige opdracht. Hoe liften we het taalniveau van nieuwkomers nu omhoog naar B1? Dat vraagt om een andere aanpak’, zegt docent Jacolien van der Linde van taalschool WenL, de uitvoerder van de pilot.

De taalschool gaat proberen – met een focus op maatwerk - het niveau op te hogen. ‘Een serieuze opgave. We hebben veel ervaring met hoopopgeleide nieuwkomers die soms in sneltreinvaart B1 halen. We willen in deze pilot onderzoeken hoe we de minder kansrijke kandidaten ook naar B1 kunnen krijgen’, verduidelijkt Van der Linde. Dat is nodig. De praktijk – de werkvloer – vraagt om een hoger taalniveau.

Beleidsadviseur Fanny Dekker benadrukt hoe belangrijk het is dat nieuwkomers zo snel mogelijk en volwaardig meedraaien in de Kamper samenleving. ‘Deze pilot biedt ons een uitgelezen mogelijkheid om te onderzoeken wat er precies aan taalscholing nodig is in de toekomst om dit doel te halen.’

Verschillende manieren van leren

Met drie dagdelen per week les, met een docent en een of twee klassenondersteuners voor de klas en met oog voor de verschillende manieren van leren van elke leerling, hoopt de taalschool deelnemers klaar te stomen. ‘Onze docenten bepalen elke week wat de student gaat doen. Er komen twee klassen – voor de kansrijke en voor de minder kansrijke leerlingen. Het overgrote deel van de leerlingen kennen we al goed. Ze hebben bij ons ook A2 gehaald.’  Door de lessen in de avonduren aan te bieden, speelt Kampen in op de nieuwkomers die al een baan hebben.

Onze docenten bepalen elke week wat elke leerling nodig heeft

Extra ondersteuning

Het programma begint met een startperiode van vijf weken waarin de voorkennis opgefrist wordt. Deelnemers moeten volgens de docent vaak weer wennen aan het ritme van de lessen, aan de groep. In deze eerste periode krijgen ze ook les in digitale vaardigheden. Na deze periode worden de deelnemers getest op leerbaarheid en niveau. ‘We kiezen er bewust voor om deze testen niet in de eerste week af te nemen. Je ziet vaak dat er na die eerste weken weer een hoop kennis naar boven komt.’

Daarna volgt een intensieve periode van twintig weken. In deze fase krijgen deelnemers waar nodig extra ondersteuning op het gebied van rekenvaardigheden en digitale vaardigheden. ‘Wanneer blijkt dat er andere problemen spelen, verwijzen we door naar maatschappelijke organisaties in de gemeente. De lijntjes zijn kort in Kampen.’

Oriëntatie op de arbeidsmarkt

In de laatste vijftien weken worden de lessen aangevuld met oriëntatie op de arbeidsmarkt. Waar liggen de interesses van de deelnemers? Wat zijn de mogelijkheden op het gebied van onderwijs en werk? Het servicepunt van WenL helpt de deelnemers met het regelen van alle administratieve zaken rondom een eventuele opleiding en helpt bij het zoeken van een baan. 

Persoonlijke aandacht

Volgens Van der Linde zal de persoonlijke aandacht het verschil maken. ‘Die ervaring hebben we nu al. Gaat het even niet goed met een leerling, dan schakelen we een tandje terug.’ De animo voor het pilotprogramma is groot. Van der Linde: ‘Een van de deelnemers kwam bij ons binnen als analfabeet. We hebben hem door de inburgering getrokken. En nu wil hij heel graag B1 doen. Dat zijn de verhalen waar ik kippenvel van krijg.’

Finish: ‘Algemene taalontwikkeling is veel belangrijker dan werkgerelateerd jargon’

De gemeente Kampen benutte de pilot om een groep oud-inburgeraars met B1-capaciteit een stap verder te laten komen. Veertig deelnemers gingen intensief aan de slag en boekten echt vooruitgang. ‘We hebben niet al onze ambities waar kunnen maken, maar we zien dat alle deelnemers vooruitgang boekten. Dat is 100% winst’, blikt Mariska Weijmer, eigenaar van taalschool WenL, terug.

De gemeente Kampen werkte al langer samen met WenL. Beleidsmedewerker Fanny Dekker: ‘WenL schreef het hele plan en verzorgde zelfstandig de uitvoering. Wij hebben als gemeente vooral gefaciliteerd.’ In Kampen waren veel oud-inburgeraars die door tijd- en budgetgebrek niet verder gingen met hun taallessen. Weijmer zag daar een kans voor in de pilot. ‘Ik wist zeker dat we genoeg geschikte kandidaten konden vinden.’

Geen stage in de horeca

De lessen startten fysiek en richtten zich met name op spreken, minder op schrijven. Toen de lockdown begon, switchte WenL binnen een week naar online onderwijs. ‘Ook lieten we alle deelnemers vooraf een A2-toets doen om ze in de juiste groep in te kunnen delen. We hebben het echt als een talig project ingestoken.’ De ambitieuze plannen voor stageplekken of vrijwilligerswerk gingen vanwege corona niet door. Vooral omdat de meeste plekken in de horeca zouden zijn. Wel had WenL contact met werkgevers van de deelnemers, zodat het onderwijs aansloot op wat er nodig was op de werkplek.

In de groep kreeg elke deelnemer de uitleg en ondersteuning die hij of zij nodig had. Dit deed de gemeente met een docent, een betaalde en een vrijwillige klassenassistent. Weijmer: ‘We hebben het geluk dat we een aantal gepensioneerde docenten in ons netwerk hebben, die graag nog iets willen doen voor de samenleving. Die hebben ons enorm geholpen. Bijvoorbeeld met break-outrooms in kleine groepjes en één-op-één-begeleiding tijdens de coronatijd. Dat laatste kon toen wel fysiek.’ Daar lag voor de meeste deelnemers dan ook de voorkeur, al vonden alleenstaande moeders of mensen met gezondheidsklachten de digitale lessen wel een uitkomst.

Demotivatie is soms echt een lastig probleem, dat kun je als docent niet altijd oplossen

Sociaal is belangrijker dan jargon

In de één-op-één begeleiding keken de docenten vooral naar wat een deelnemer al kon, waar hij of zij tegenaan liep en wat ze in de toekomst zouden willen gaan doen. ‘Ook kwam hier naar boven waar hun leerproces of motivatie soms stagneerde’, vertelt Weijmer. ‘Je zag mensen die soms meer moeite hadden met leren en waarvan de spanningsboog gewoon niet zo lang was. Soms was er sprake van psycho-sociale problemen. Bijna alle uitvallers in de pilot waren mensen met een baan, die de combinatie van werken en leren te zwaar vonden. Dan sneuvelt het taaltraject als eerste.’

Tijdens de pilot bleek algemene taalontwikkeling het belangrijkst. ‘Ik sprak met twee werkgevers, en beiden gaven aan dat ze liever zagen dat medewerkers beter met hun collega’s leerden communiceren dan dat ze werkgerelateerd jargon zouden leren’, blikt Weijmer terug. Dekker: ‘Het duale karakter krijgt ook straks in de B1-route de nadruk. We willen dat cursisten echt aan de slag gaan in de praktijk en oefenen met taalcoaches, met oog voor het tempo wat ze aankunnen.’ Zo hopen ze elke deelnemer gemotiveerd te houden om door te gaan met taalonderwijs, ook als het even tegenzit of zwaar wordt. Demotivatie is soms namelijk echt een probleem wat niet door een docent kan worden opgelost.

Geslaagd voor (deel)examens

Maar het resultaat mag er zijn. Iedereen haalde aan het eind van de cursus de A2-toets met 100%. ‘Door ze nog eens deze toets te laten maken, konden we zien welke deelnemers vorderingen hadden gemaakt. Vooraf was er niemand die 100% scoorde. Ook al hadden ze het A2-diploma, taal zakt snel weg.’ Deze goede score gaf veel zelfvertrouwen voor het B1-examen. ‘Alle deelnemers hebben een of meer onderdelen van het examen B1 gehaald. Een aantal heeft zelfs het volledige B1-examen gehaald. Ze waren onwijs trots op zichzelf, docenten kregen appjes dat iemand als een echte "geslaagde" de vlag wilde uithangen’, vertelt Weijmer. ‘De deelnemers begrijpen dat taal belangrijk is voor hun toekomst en grepen deze kans met beide handen aan. Ze hebben hard gewerkt.’

De deelnemers die ‘werkfit’ zijn, worden momenteel door maatschappelijk werkgever Impact verder geholpen naar een werk- of participatieplek. Ook wordt er aan de aanbesteding voor het B1-traject gewerkt.

Introductie Oss

Door Gemeente Oss, Boxmeer, Sint Anthonis, Cuijk, Grave, Mill, Sint Hubert en Uden

Voor 30 nieuwkomers die het inburgeringsexamen op A2-niveau afgerond hebben in de periode van mei 2018 tot november 2019. Zij wonen dan vaak al zo’n 3 jaar in een van de gemeenten. Alle deelnemers zijn aan het werk of zijn bezig met een traject naar werk.

Wat Elke deelnemer volgt – na een brede intake – een eigen leerroute. De eerste 20 weken krijgt de groep 2 avonden per week les, daarna 1 keer per week. Van de deelnemers wordt 6 uur zelfstudie per week verwacht. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een digitale studieplanner en online lessen (taalmethode Boom). Een taalcoach gaat mee naar de werkplek, in overleg met de werkgever wordt gekeken wat voor begeleiding er op de werkplek mogelijk is.

Met ROC De Leijgraaf

Belangrijk

  • Video’s met B1-studenten ingezet bij werving deelnemers
  • Menukaart met alle onderdelen van de leerroute
  • Van aanbodgericht naar vraaggericht onderwijs

Pilot in het nieuws

Werkbezoek koolmees oss pilot B1 route

Op 3 maart 2021 bracht demissionair minister Koolmees een digitaal werkbezoek aan de pilots in Oss en Roermond. De focus in de pilot ligt op een persoonlijke aanpak en de samenwerking tussen werkgevers, taalaanbieders en gemeente. De minister ging in gesprek met organisatoren en uitvoerders van de pilot en twee deelnemers. Zij gaven tips mee om rekening mee te houden bij de inburgering: de combinatie van taal en werken is belangrijk voor het leren van de Nederlandse taal. Bekijk de impressie van het werkbezoek.

Start: Het Oost-Brabantse B1-menu: ‘Niet iedereen leert nu eenmaal hetzelfde’

De Eritrese Mekeret (23) weet wat ze wil. ‘Ik ga mensen met dementie helpen. Daarom volg ik nu B1 en een opleiding in de zorg. Dat is belangrijk voor mijn toekomst’, vertelt ze in het filmpje. De jonge moeder is een van de ambassadeurs van de Brabantse B1-pilot en dat doet ze met verve. ‘Wat ik kan, kan jij ook.’

Om deelnemers te werven voor de B1-pilot besloten de Brabantse gemeenten om korte filmpjes te maken en ‘ambassadeurs’ in te schakelen. Nieuwkomers die zelf B1 volgen of hebben gevolgd. In deze filmpjes leggen zij uit waarom de taal voor hen zo belangrijk is. ‘Niet alle nieuwkomers die net het inburgeringsexamen hebben gehaald, staan te springen om weer naar school te gaan. Deze video’s motiveren wel. We hebben de filmpjes op de voorlichtingsbijeenkomsten laten zien en de reacties waren erg positief. Het gaat toch om herkenning’, zegt Edith Langen, projectleider van de gemeente Oss.

A2 niet genoeg

Ze vertelt waarom de gemeenten een aanvraag voor de B1-pilot hebben ingediend. ‘We merkten dat nieuwkomers die de inburgering hebben afgerond en aan het werk zijn, niet verder komen omdat ze de taal onvoldoende beheersen. A2 blijkt niet genoeg. En diezelfde boodschap krijgen we van werkgevers. Deze pilot geeft ons de kans het onderwijs op een andere manier aan te vliegen.’

Kom nu eens met een innovatieve aanpak

Na werktijd

En dat was precies de vraag die de projectleider aan partners in de regio heeft voorgelegd: ‘Kom nu eens met een innovatieve aanpak, waarbij maatwerk centraal staat en houdt er rekening mee dat de deelnemers vaak al aan het werk zijn.’

Het resultaat is een B1-menukaart, een individueel studieprogramma met allerlei keuzemogelijkheden. ‘Niet iedereen leert nu eenmaal hetzelfde. We gaan allemaal van A2 naar B1, maar op verschillende manieren’, verduidelijkt Renée Heiting van ROC De Leijgraaf.

De eerste twintig weken krijgt de groep twee avonden per week les, daarna een keer per week. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een digitale studieplanner en online lessen. ‘De docent volgt online de voortgang. We verwachten ongeveer zes uur per week zelfstudie. In de lessen gaan ze vooral oefenen.’

Persoonlijke leervragen

Alle deelnemers, die al aan het werk zijn, hebben een brede intake achter de rug. ‘Daar hebben we ook de persoonlijke leervragen van deelnemers opgehaald. Zo zoekt een van de deelnemers bijvoorbeeld uit hoe ze stewardess zou kunnen worden. Een ander wil leren hoe ze beter kan solliciteren.’

Een taalcoach gaat later in het traject mee naar de werkplek. ‘Daar wordt in overleg met de werkgever gekeken wat voor begeleiding er mogelijk is. Kunnen er taalopdrachten worden gedaan, een taalbuddy?’ Heiting benadrukt het belang van de eigen inbreng en motivatie. ‘Deelnemers geven zelf aan wat ze nog nodig hebben. We draaien het in deze pilot echt om. Van aanbod- naar vraaggericht onderwijs.’

Finish: ‘B1-taal is niet altijd onderdeel van de leefwereld van onze deelnemers’

In Oss vond een grote pilot plaats: acht gemeenten bundelden de krachten voor de pilot rond de B1-route: van A2 naar B1. Projectleider Edith Langen: ‘We wisten dat het een uitdaging zou worden om mensen van A2-niveau naar B1 te krijgen. We zien dat alle deelnemers hun taalvaardigheid hebben verbeterd.’

Al snel was de groep deelnemers gevonden. De wervingsfilmpjes met ervaringsdeskundigen bleken ontzettend succesvol, vertelt Langen. ‘Voor de eerste bijeenkomst hadden we gelijk twintig inschrijvingen. Deelnemers merkten dat ze op werk geen vooruitang boekten op taalvaardigheid, en zagen voordeel in het taaltraject.’ 

De groep bestond uit mensen die A2-niveau hebben behaald én werk hebben. De gemeenten zijn gestart met een combinatie van online taallessen en twee terugkomavonden in de week. ‘Dat beviel goed’, zegt Langen. ‘In de online methode zat de mogelijkheid om zelf de opdrachten of zinnen te vertalen, online vragen te stellen en docenten gaven razendsnel antwoord.’

Daarnaast was de bedoeling dat tijdens gastlessen meer ingegaan zou worden op praktische onderwerpen zoals solliciteren, zorg of verzekeringen. ‘We hebben er maar twee kunnen doen vanwege de coronacrisis’, zegt Langen. ‘Iemand van het leer-werkloket van de regio Noordoost-Brabant gaf een les over de combinatie van leren en werken, maar ook over opleidingsmogelijkheden. Dat was het leerdoel van een van de deelnemers, dus koppelden we daar een gastles aan. De andere gastles ging over financiën. Daar deed de groep een spel, een soort levensweg met financiën.’ Ook coachten de docenten deelnemers op hun eigen leerproces, doelen en vragen.

Leer-werk-connectie

Wat vooral opviel, is dat wat wordt verstaan onder B1-taal voor heel veel mensen buiten hun leefwereld ligt. ‘Het verschil tussen A2 en B1 is gigantisch’, vindt Langen. ‘De thema’s waar je woorden over moet kennen, zoals milieu, komen weinig voor in het dagelijks leven van deelnemers. Je kunt het dus ook niet oefenen.’ 

Deelnemers slaagden dan ook niet op alle onderdelen voor hun B1-examen en waren daar erg teleurgesteld over. En dat terwijl ze echt vooruitgang hadden geboekt. Langen maakt zich dan ook zorgen over de nieuwe wetgeving, omdat het verschil tussen de Z-route en B1-route volgens haar te groot is. ‘Wij starten zoveel mogelijk met de B1-route, en kijken hoever we kunnen komen.’

Een deelnemer sprak niet in werkoverleg. Toen zijn we gaan oefenen met assertiviteit en hoe je overkomt op de werkvloer.

Een ander obstakel bleek het idee dat taal in de praktijk, bij een werkgever, geoefend kon worden. Maar de meeste werkplekken van deze deelnemers zijn in de productiesector. Daar wordt niet veel gesproken en veel alleen gewerkt. Dat wordt niet zomaar een talige werkplek waar deelnemers veel kunnen oefenen met hun spreekvaardigheid. ‘Op die manier kost een taal leren deelnemers echt heel veel tijd’, stelt Langen.

Langen bevraagde de werkgevers van deelnemers daarom met een online formulier over wat er beter kan bij hun werknemer (de pilotdeelnemers). ‘Dan konden wij de deelnemer daar gericht bij begeleiden. Eén bedrijf gaf aan dat de deelnemer de werkinstructie niet goed begreep. De taaldocent is vervolgens die instructie samen met deze deelnemer door gaan pluizen. Een andere werkgever gaf aan dat zijn werknemer niet sprak in overleg. Het wordt namelijk niet in elke cultuur geaccepteerd dat je je baas aan- of tegenspreekt. Deze deelnemer is gaan oefenen met hoe hij overkomt op de werkvloer en hoe hij assertiever kon worden.’

Doorzetten in een lastige tijd

Langen is trots op de deelnemers. ‘We zien elkaar in september weer en ik hoop dat ze ook trots op zichzelf kunnen zijn. Ze hebben doorgezet in een hele lastige tijd en kunnen nu beter gesprekken voeren. Als het nodig is, mogen ze nog extra taallessen volgen en herexamen doen.’ De aanbesteding voor de toekomstige B1-route zit nu in de contractfase. De samenwerking is daarbij zelfs nog groter geworden: veertien gemeenten kopen gezamenlijk in. ‘Alle gemeentes en het ROC zijn samen een succesvol team.’

Het ROC kwam al voor corona met de online leeromgeving: “Link”. Daar is dan ook direct mee gestart. Dat beviel goed. Daarom  wordt er in de B1-route straks gewerkt met een combinatie van een online en offline traject.

Introductie 's-Hertogenbosch

Door Gemeente ’s-Hertogenbosch    

Voor 45 statushouders die na april 2018 geslaagd zijn voor het inburgeringsexamen op A2-niveau. 50% van de deelnemers heeft werk.

Wat Een taaltraject richting B1 niveau (methode TaalSterk B1), afsluitend met een examen op B1- niveau. Les overdag (ook op zaterdag) of in de avonduren. Elke deelnemer wordt gekoppeld aan een taalcoach en krijgt een individuele taalboost bij een taalinstituut.

Met Koning Willem I College, VluchtelingenWerk, werk-ontwikkelbedrijf WeenerXL, vrijwilligersorganisatie ‘t Gilde, Language Institute Regina Coeli

Belangrijk

  • Samenwerking met werkgever 
  • De balans tussen werk of reïntegratietraject en taal is leidend 
  • Oog voor praktische belemmeringen

Start: Van A naar B: voorbij de grenzen van mijn taal

‘De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld.’  Projectleider Tanja Wark begint de uitleg over de Bossche pilot met de mooie quote van filosoof Wittgenstein. Het programma is erop gericht om het taalniveau van de deelnemers naar B1 te brengen en zo hun wereld te vergroten.

‘Deze pilot is een mooie kans om de Nederlandse taal beter te leren, ik wil graag naar een hoger niveau. Dat is belangrijk voor werk, voor mijn toekomst, voor alles eigenlijk’, vertelt Nirmin. De jonge Syrische vrouw is een van de deelnemers aan de B1-pilot van de gemeente, uitgevoerd door Werk-ontwikkel bedrijf Weener XL.

Brede intake

Drie groepen, in totaal 42 nieuwkomers die allemaal A2 hebben gehaald, zijn begin januari gestart met het intensieve taaltraject aan het Koning Willem I College, een ROC. Voorafgaand aan de lessen hebben de deelnemers een brede intake gehad bij het Koning Willem 1 College, waar alle leefgebieden zijn besproken. Wark: ‘We hebben oog voor praktische belemmeringen die het taaltraject in de weg kunnen staan. Dat kan gaan over problemen thuis, over de lesuren.’

Taalcoach

De groepen krijgen op verschillende momenten les, op woensdagochtend en zaterdagochtend en op dinsdag- en donderdagavondavond. Daarnaast krijgt elke deelnemer een vrijwillige taalcoach via VluchtelingenWerk of ‘t Gilde toegewezen. ‘Samen oefenen ze een of twee uur per week met de taal. Er zijn al veel taalcoaches gekoppeld. Ze zijn erg enthousiast om mee te doen aan deze pilot’, zegt Mirjam Klasen van VluchtelingenWerk.

Ons streven is dat zeventig procent het eerste examen haalt

Taalboost

Elke deelnemer kan naast het intensieve taaltraject op het Koning Willem I College gebruik maken van een ‘taalboost’ bij Language Institute Regina Coeli in Vught. ‘Tussentijds kijken we wat een geschikt moment is voor deze boost. Heeft iemand moeite met bepaalde grammatica, moet hij of zij over een spreekdrempel heen of is er juist extra examentraining nodig? Deze intensivering duurt maximaal twee dagen.’

Diverse groep

Wark benadrukt dat de gemeente bewust voor een diverse groep deelnemers heeft gekozen. ‘Divers qua leerbaarheid, divers qua achtergrond, we hebben het over negen landen van herkomst. De helft van de deelnemers heeft werk. We hopen met deze pilot veel kennis op te doen over het traject om mensen van A2 naar B1 niveau te krijgen. Wat werkt en wat niet? We weten dat veel nieuwkomers al moeite hebben met A2, dus voor hen wordt B1 zeker een uitdaging.’

Deelnemers doen uiterlijk eind 2020 uit examen. Slagen ze niet, dan biedt de gemeente een herexamen aan. ‘Ons streven is dat zeventig procent het eerste examen haalt’.

Finish: ‘Taal moet doorwerken in alle aspecten van iemands leven’

‘Met een hoger taalniveau vergroot je je wereld.’ Volgens de gemeente ’s-Hertogenbosch is dit taalniveau belangrijk voor werk, deelname aan de maatschappij en een beter toekomstperspectief. In de pilot ‘Van A2 naar B1’ wilden programmamanager Bram van der Veer en projectleider Tanja Wark van de gemeente ’s-Hertogenbosch daarom antwoord vinden op de vraag: ‘Hoe kunnen we het taalniveau verhogen, met name als statushouders al aan het werk zijn?’

Ongeveer de helft van de deelnemers had al een betaalde baan toen ze aan de pilot begonnen. ‘Daar hebben we dus bewust voor gekozen’, vertelt Wark. ‘Deze mensen hadden het vaak heel druk door werk, maar ook omdat ze een gezin moesten onderhouden.’

Daarnaast had 25% van de deelnemers een lage leerbaarheid. Deze factoren hadden volgens Wark en Van der Veer veel invloed op het leren van de taal. ‘De aanwezigheid in de lessen zelf was altijd hoog. Dat kwam vooral omdat de motivatie onder de deelnemers ook erg hoog was.’ Maar het maken van huiswerk buiten de lessen liet echt te wensen over. ‘Dat was in de combinatie met werk en een gezinsleven vaak te veel’, vertelt Wark. ‘Ook waren veel deelnemers niet gewend om zelf te studeren.’

Taallessen

De 45 nieuwkomers volgden een intensief taaltraject aan het Koning Willem I College om van taalniveau A2 naar B1-niveau te komen. De rol van Wark als projectleider bleek daarbij erg belangrijk. Zij was wekelijks zelf op de leslocatie aanwezig en daardoor direct aanspreekpunt voor docent en cursisten. Daarnaast kreeg elke deelnemer een vrijwillige taalcoach en extra ondersteuning bij Language Institute Regina Coeli, ook bekend als ‘De nonnen van Vught’. ‘Die persoonlijke begeleiding en ondersteuning vonden de deelnemers echt heel waardevol’, vertelt Wark. ‘Dat was even heel iets anders dan de gewone lessen.’

Een taal leren is veel meer dan alleen taallessen

Invloed op de levenssfeer

‘Gedurende de pilot zijn we wel tot het inzicht gekomen dat B1-niveau voor iedereen, ongeacht de leerbaarheid, best lastig is om te halen’, vertelt Van der Veer. ‘De stap van A2 naar B1 is groot.’ Daarom moeten volgens Van der Veer gemeenten alle aspecten van het leren van de taal zorgvuldig onder de loep nemen. ‘Waar heb je vanuit de gemeente invloed op? Je kunt de randvoorwaarden van de lessen regelen en de samenwerking zoeken met partners en werkgevers. Maar je hebt minder invloed op persoonsgebonden factoren, zoals wilskracht en geloof in eigen kunnen.’

Wittgenstein had gelijk

Volgens Van der Veer is het belangrijk om alle factoren die van invloed zijn op het traject, bij de intake de revue te laten passeren. ‘Het leren van een taal houdt veel meer in dan alleen taallessen. We moeten taal echt laten doorwerken in alle aspecten van iemands leven. Bijvoorbeeld via hun werk of met een persoonlijke taalcoach bij iemand thuis. De kans op slagen is dan het grootst.’

De stap van A2 naar B1 is groot

Grenzen verlegd

Op basis van een landelijk gemiddelde had de gemeente als doelstelling dat 70% van de deelnemers B1-niveau zou halen aan het einde van de pilot. En dat terwijl de doelgroep verre van gemiddeld was. ‘Die doelstelling was ook erg optimistisch’, zegt Wark. ‘We zijn heel tevreden dat zeven deelnemers in één keer geslaagd zijn voor alle onderdelen (lezen, schrijven, spreken en luisteren) van het examen B1. Dat is meer dan ik in de loop van het traject zag aankomen. Daarnaast hebben flink wat deelnemers een aantal onderdelen gehaald.’

Van der Veer: ‘Onze pilot had als ondertitel: de grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld, een quote van Ludwig Wittgenstein. We zagen ook dat echt grenzen zijn verlegd.’ Zo waren er zelfs twee deelnemers die door hun verbeterde taalniveau een andere en betere baan hebben gevonden. ‘Wittgenstein had dus gelijk.’

Start: Introductie Sittard-Geleen

Door Gemeenten Sittard-Geleen, Beek en Stein

Voor 21 statushouders die maximaal anderhalf jaar geleden zijn geslaagd voor het inburgeringsexamen op A2-niveau en die nog geen examens op B1-niveau hebben behaald.

Wat Intensief taaltraject in samenwerking met twee taalscholen. Groepslessen, gecombineerd met individuele begeleiding. Groepen worden na een intake en test ingedeeld afhankelijk van niveau en leerbaarheid. Deelnemers die meer moeite hadden met A2, worden gekoppeld aan taalbuddy’s en volgen praktijklessen bij een aantal beroepsopleidingen. Gebruik van taalmethode TaalSterk en examentraining Vooruit.

Met Taalaanbieders Vista College en Totaal Onderwijs, praktijkscholen en werkbedrijf.

Belangrijk

  • 2 groepen gaan bij 2 taalscholen het traject volgen
  • Inzet van taalbuddy’s
  • Meelopen in het praktijkonderwijs om beeld te krijgen van verschillende beroepen

Start: Met taalbuddy’s en aandacht op weg naar B1

‘We maken in onze pilot gebruik van twee taalaanbieders. Zij gaan aan de slag met twee groepen, een groep die wat meer moeite had met A2 en een andere groep die relatief snel door A2 is gegaan’, vertelt Noortje Kramer van de gemeente Sittard-Geleen. ‘Mensen leren nu eenmaal niet hetzelfde of op hetzelfde tempo.’

‘We hebben bewust gekozen voor twee taalscholen en de opsplitsing in twee groepen. We denken dat we zo recht doen aan de gedifferentieerde groep deelnemers’, vertelt Kramer.

De werving was nog een hele klus, klinkt het eerlijk. Niet alle nieuwkomers die soms net het inburgeringsexamen hebben gehaald, hebben zin om weer opnieuw de schoolbanken in te gaan. ‘Vaak zijn mensen ook al gestart met vervolgactiviteiten waardoor deelname aan de pilot geen optie was. Met hulp van de taalscholen is het toch gelukt om twee groepen te vormen. Mensen zijn persoonlijk benaderd, die aandacht blijkt erg belangrijk.’

Werving was een hele klus

Intensief traject

Beide scholen bieden een intensief traject, waarbij groepslessen worden gecombineerd met individuele begeleiding. Het traject begint met een intake door de gemeente. Vervolgens wordt op de taalschool een taalniveau- en leerbaarheidstoets afgenomen.  

Kramer: ‘Hiermee wordt het actuele taalniveau bepaald en krijgen we een goed beeld van het niveau van de groepen.  Als vervolg op de intake en toets wordt met de deelnemer het traject besproken, wat zijn de wederzijdse verwachtingen, spelen er nog andere zaken thuis? Praktische problemen? Alle afspraken worden vastgelegd in een plan, dat door deelnemer, gemeente en docent ondertekend wordt.’

Programma

Het programma omvat reguliere taallessen, examentraining en persoonlijke begeleiding. De groepen worden verdeeld naar leerbaarheid, waarbij de groep met hoge leerbaarheid zes uur taalles per week volgt, de andere groep twaalf uur. Daarnaast lopen de deelnemers van Vista College een keer per tien weken mee in het beroepsonderwijs bij de studierichtingen zorg, techniek en logistiek. Zo krijgen ze een beter beeld van de verschillende beroepen in Nederland.

Buitenschoolse opdrachten

Alle deelnemers krijgen buitenschoolse opdrachten mee, zodat ze de taal in de praktijk moeten brengen. De deelnemers die bij het Vista College zitten worden gekoppeld aan een taalbuddy (studenten van MBO Zorg) die eerder een training tot cultuursensitieve taalcoach hebben gevolgd. Met deze taalbuddy’s gaan deelnemers samen op pad.

Kinderopvang

Een probleem waar meerdere pilotgemeenten tegenaan lopen, blijkt de kinderopvang. ‘Een praktisch obstakel, er was veel onduidelijk over de kinderopvangtoeslag en de vraag of de deelnemers hiervoor wel in aanmerking komen. Inmiddels is duidelijk dat er recht is op kinderopvangtoeslag als de gemeente deze pilot als een re-integratie-traject inzet. We leren daarnaast veel over het samenwerken. We werken samen met verschillende partijen en het is erg belangrijk om te zorgen voor een duidelijke communicatie en afstemming, zodat alle onderlinge verwachtingen helder zijn.’

Driegesprek

Het Limburgse traject wordt afgesloten met een driegesprek, waarin meteen gekeken wordt naar mogelijke vervolgstappen richting werk of andere vormen van participatie. ‘We zijn ervan overtuigd dat deelnemers na dit traject veel meer kansen hebben op de arbeidsmarkt.’

Finish: Twee taalaanbieders, één jobcoach en veel motivatie

Gemeenten Sittard-Geleen, Beek en Stein namen deel aan één van de pilots om statushouders die al A2-niveau Nederlands hadden behaald naar B1 te coachen. Dit gebeurde via een lesprogramma dat gecombineerd werd met jobcoaching. Noortje Kramer, beleidsmedewerker bij de gemeente Sittard-Geleen en projectleider van de pilot: ‘Wat heel goed werkte, was de nauwe samenwerking tussen de taalaanbieder en de vaste jobcoach vanuit de gemeente, in combinatie met het persoonlijke contact met de deelnemers (ook op afstand). Ook hielp iedereens proactieve houding, de tussentijdse evaluaties en het begrip voor situaties die anders gingen dan we hadden gedacht.’

Twee taalaanbieders

Opvallend aan deze pilot is de bewuste keuze van de gemeente om met twee verschillende taalaanbieders te werken: een regionaal opleidingscentrum (ROC) en een particuliere taalschool. Kramer: ‘Het is een experiment dat je met elkaar aangaat en waarin het lerende element centraal staat. Hoe pakt een ROC het aan en hoe doet een particuliere aanbieder het? Het ROC doorloopt een planning die is aangepast op de schoolvakanties met een onderbreking in de zomer van zes weken. De vakantieperiode van de particuliere aanbieder was slechts drie weken waardoor zij de continuïteit in het leerproces beter konden borgen. Uiteindelijk heeft het ROC deze tijdelijke "achterstand" wel weer ingehaald.’

Men ging zelf het belang van het traject zien en voelen

Eén jobcoach

De deelnemers waren verdeeld over twee taalaanbieders, maar werkten allemaal met dezelfde jobcoach die persoonlijke gesprekken met de deelnemers aanging. ‘De jobcoach was een directe lijn naar de taalaanbieders én de deelnemers, had wekelijks contact met iedereen om te kijken hoe het ging, en belde direct mensen op die afwezig waren bij de les om te kijken of er iets aan de hand was.’ Kramer voegt toe dat het werken met slechts één jobcoach de organisatie wel kwetsbaar maakte, maar door het eerder genoemde nauwe contact was dit het toch waard.

Gesprekken vooraf

Voor men begon met het traject ging de jobcoach twee keer in gesprek met de deelnemers. Het eerste gesprek focuste op motivatie. ‘Ter voorbereiding op het traject werd een beeld geschetst van hun en onze verwachtingen. Hier werd echt veel aandacht aan besteed, want we wilden realistische doelen stellen waardoor men gemotiveerd zou blijven. Wij wilden ook benadrukken dat het een kans was om gratis het taalniveau te verhogen, wat hen ook kan helpen om een passende werkplek te vinden.’ Later volgde een tweede gesprek om het actuele taalniveau te meten. Toen bleek dat door verminderd sociaal contact door corona niet iedereen nog op het A2-niveau zat dat ze eerder tijdens de inburgering gehaald hadden.

Bij deze pilot waren deelnemers al langer in Nederland en hadden ze in de afgelopen anderhalf jaar al het taalexamen voor A2-niveau gehaald. Kramer maakte zich zorgen om statushouders die deze voorsprong niet hadden. ‘Je merkt dat het behalen van B1-niveau een lastige opgave is, zeker als  mensen nog niet zo lang in Nederland zijn. Gelukkig biedt het nieuwe inburgeringsstelsel de mogelijkheid om waar nodig af te schalen naar A2.’

Participatie

In eerste instantie focuste het programma op taal en het creëeren van een goede basis om de vervolgstap naar participatie te maken. Samen met de deelnemer stelde de jobcoach het moment vast waarop de stap naar participatie kon worden gemaakt. Voor de één was dit na enkele maanden, terwijl de ander meer tijd nodig had. ‘De eerste periode lag de focus op taal, elkaar leren kennen en verkennen wat iedereen kon ondernemen. De dualiteit richting participatie kwam iets later.’

Je moet de balans vinden tussen mensen goed laten landen en ze maatschappelijk begeleiden

Kramer benadrukt dat het van belang is om het aanbod af te stemmen op de persoonlijke situatie. ‘Je moet de balans vinden tussen mensen goed laten landen en ze maatschappelijk begeleiden. Bij iemand met vijf kinderen moet je bijvoorbeeld wel kijken wat de mogelijkheden zijn. Je moet niet alleen de programma's op elkaar afstemmen, maar ook rekening houden met het gezinsleven en de financiële situatie.’

Resultaten

Volgens Kramer was het traject een succes. ‘Dat komt in hoge mate door de motivatie van de groep. Men ging zelf het belang zien en voelen. Het resultaat van de pilot is dat alle deelnemers hun taalniveau en hun kansen op actieve deelname aan de maatschappij hebben verhoogd. Vanaf moment één was het de vraag of het behalen van B1-niveau mogelijk was. In de praktijk bleek dat dit erg moeilijk was, vooral op het vlak van schrijven en lezen.’

‘De kracht van deze pilot zit in het investeren op persoonsniveau, nauw contact hebben, een vast aanspreekpunt en een duidelijke structuur in de samenwerking. Je kunt dit niet vanaf papier organiseren, je moet echt met elkaar het gesprek voeren en alle partijen moeten betrokken zijn.’

Van de 21 deelnemers zijn er vier doorgestroomd naar een opleiding, zes naar betaald werk en volgen er vijf momenteel de cursus Zo Werkt Het, die de gemeente aanbiedt aan statushouders en anderstaligen. Hierbij leren deelnemers alles over solliciteren en werken in Nederland.

Evaluatie

Voor het pilotthema 'B1-route' is een procesevaluatie uitgevoerd. Deze is gericht op de beschrijving van de werkwijze, de eerste resultaten, de evaluatie van de werking en het leren van de pilots.

In het eindrapport Naar een hoger taalniveau voor inburgeraars (september 2021 | pdf, 1,25 MB) staat een aantal aanbevelingen voor gemeenten, waaronder:

  • start een taaltraject met een uitgebreide intake;
  • biedt taallessen zoveel mogelijk aan in homogene niveaugroepen;
  • creëer taalrijke stage- of werkplekken om inburgeraars naar een hoger taalniveau te krijgen.

Meer informatie

De procesevaluatie voor de pilot 'B1-route' is uitgevoerd door onderzoeksbureau Sardes.

Colofon

Samen met het ministerie van SZW ondersteunen Divosa, VNG en DUO gemeenten bij de voorbereidingen en implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel. Hebben jij en je collega’s nog vragen, bekijk dan Wet inburgering in vraag en antwoord.

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
divosa.nl

Auteurs

HVR-Group
Jessica Maas

Coördinatie en eindredactie

Ministerie SZW en Divosa

Webredactie

Remco van Brink (Divosa)

Versie

November 2021