Overslaan en naar de inhoud gaan

Financiën inrichting werkontwikkelbedrijven in vraag en antwoord

Laatste update: 21 juli 2025

1 Algemeen

1 Zijn de middelen geoormerkt?

Nee de extra middelen die gemeenten ontvangen voor beschut werk, sociale infrastructuur, het impulsbudget of de forfaitaire loonkostensubsidie zijn juridisch niet geoormerkt. Dat komt doordat deze middelen worden verstrekt via de integratie-uitkering Participatie, onderdeel van het gemeentefonds, (zoals bij de rijksbijdrage beschut werk en sociale infrastructuur) of als decentralisatie-uitkering (zoals bij het impulsbudget). 

Wel worden sommige middelen apart inzichtelijk gemaakt binnen het gemeentefonds (zoals de ophoging voor bedrijfs- en overheadkosten of de tijdelijke LKS-vergoeding), en zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt over het beoogde gebruik. Vanaf 2028 valt de structurele forfaitaire LKS onder het budget voor bijstand en loonkostensubsidies, ook wel de BUIG genoemd. Ook daar geldt geen oormerking, maar wel realisatiebekostiging.

2. Hoe moeten de middelen verantwoord worden?

 De meeste extra middelen, zoals de rijksbijdrage beschut werk, de bijdrage voor sociale infrastructuur, het impulsbudget en de tijdelijke middelen voor de forfaitaire LKS worden verstrekt via het gemeentefonds. Dat betekent dat gemeenten hierover geen verantwoording afleggen aan het Rijk, maar uitsluitend aan hun eigen gemeenteraad, binnen de reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus.

Voor de structurele forfaitaire LKS die vanaf 2028 wordt ingevoerd en onder de BUIG gaat vallen, geldt een andere systematiek. Deze wordt bekostigd op basis van realisatie, en maakt onderdeel uit van de bestaande Sisa-verantwoording binnen de Participatiewet.

3. Komt er een taakstelling met betrekking tot de 10.000 banen? 

 Nee, er is geen formele taakstelling voor de 10.000 banen die met de rijksbijdrage sociale infrastructuur worden beoogd. Het gaat om een beleidsdoelstelling, gebaseerd op het Berenschot-onderzoek en de bestaande praktijk. Hieruit is gebleken dat er nu al zo'n 5.000 plekken zijn. Het streven is om dit aantal uit te breiden naar 10.000, maar gemeenten worden hier niet individueel op afgerekend. Het doel is richtinggevend voor het volume en de financiering, niet normerend op gemeentelijk niveau. Het is van groot belang dat er aandacht is voor deze doelgroep. Daarom is het nadrukkelijk wenselijk dat gemeenten hier actief op inzetten en bijdragen aan de realisatie van deze ambitie. Zodat ook over tien jaar zoveel mogelijk mensen zich kunnen ontwikkelen en duurzaam aan het werk zijn.

4. Mogen wij de budgetten in de bestemmingsreserve plaatsen, om er later mee aan de slag te gaan?

Binnen de financiële autonomie van gemeenten is het toegestaan om middelen in een bestemmingsreserve op te nemen. Dit geldt voor gemeentefondsmiddelen, zoals IU Participatie.

5. Hoe overtuigen wij gemeenten, controllers en partners om de budgetten aan het beoogde doel te besteden? 

Van gemeenten en werkontwikkelbedrijven wordt verwacht dat de plannen voor het toekomstbestendig inrichten van de sociale infrastructuur in 2026 klaar zijn. Tevens zijn hier bestuurlijke afspraken over gemaakt. Het is nu het moment om hiermee aan de slag te gaan. De middelen zijn er en de ondersteuning is geregeld vanuit Cedris, Divosa en de VNG.

Contactpersoon