Overslaan en naar de inhoud gaan

Handreiking Studietoeslag

Laatste update:

5 Studietoeslag als aparte inkomensvoorziening, geen (bijzondere) bijstand

5.2 Vertrek naar buitenland

Als een student naar het buitenland vertrekt zijn er twee zaken van belang om te beoordelen hoe dat het recht op studietoeslag beïnvloedt:

  • Het territorialiteitsbeginsel geldt niet voor de studietoeslag. (1)
  • Het recht op studietoeslag bestaat alleen ten opzichte van het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft.

Territorialiteitsbeginsel

Het territorialiteitsbeginsel betekent dat er geen recht op bijstand kan bestaan voor:

  • personen die buiten Nederland verblijven of wonen;
  • kosten die buiten Nederland zijn ontstaan;
  • kosten die niet aan Nederland zijn verbonden.

Dat staat in artikel 11 lid 1 Pw.

Ook is geregeld dat bijstandsgerechtigden die maximaal 4 weken in het buitenland verblijven het recht op bijstand die periode behouden (na de pensioengerechtigde leeftijd is dat 13 weken). Zie artikel 13 lid 1 onderdeel e en lid 4 Pw.

Praktijkvoorbeeld

Ho-Pin gaat in de zomervakantie 8 weken op vakantie in het buitenland. Bij een bijstandsuitkering zou dat betekenen dat dat er na 4 weken geen recht meer bestaat op bijstand. Voor de studietoeslag geldt dat niet. Ho-Pin kan met behoud van studietoeslag 8 weken op vakantie gaan.

Wel is een vereiste dat iemand nog woonplaats heeft in een Nederlandse gemeente. Anders eindigt het recht op studietoeslag wel. Dat volgt uit artikel 36b lid 6 en artikel 40 lid 1 Pw. Dat is dezelfde beoordeling die ook wordt gemaakt bij het recht op bijstand.

Woonplaats hebben in een Nederlandse gemeente

Het recht op studietoeslag gaat op zichzelf niet verloren door het verblijf in het buitenland. Maar dat kan wel om een andere reden gebeuren. Het recht op studietoeslag bestaat namelijk alleen ten opzichte van het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft.

Welke gemeente moet studietoeslag verlenen? Uit artikel 40 lid 1 Pw volgt dat het recht op studietoeslag bestaat ten opzichte van het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft. Daarvoor is uitsluitend iemands hoofdverblijf bepalend. En als er geen hoofdverblijf is aan te wijzen, dan is de woonplaats waar belanghebbende werkelijk verblijft.

Als iemand zijn woonplaats wijzigt door verblijf in het buitenland bestaat daarom geen recht meer op studietoeslag ten opzichte van de betreffende gemeente. Het recht op studietoeslag wordt dan beëindigd.

Gewijzigde woonplaats

Van belang om te beoordelen of de woonplaats is gewijzigd is het hoofdverblijf:

  • Het hoofdverblijf is waar het zwaartepunt van het persoonlijk leven van de belanghebbende zich bevindt. Dat wordt bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
  • De inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) heeft voor het bepalen van de woonplaats geen doorslaggevende betekenis.

Deze criteria zijn van belang om te beoordelen of het hoofdverblijf is gewijzigd. Het is aan het college om dat beoordelen. Het recht op studietoeslag is daaraan verbonden door artikel 36b lid 6 en 40 lid 1 Pw.

Voor wijziging of verlies van de woonplaats is de wil van belanghebbende belangrijk. Die wil moet ook blijken uit daden. Het tijdelijk ergens anders wonen hoeft er niet per se voor te zorgen dat daarmee ook de woonplaats verandert. Er is geen sprake van een verplaatsing van het feitelijke woonadres bij een wijziging van de woon- en verblijfssituatie met een vooropgezet tijdelijk karakter en een korte duur die bijvoorbeeld verband houdt met het tijdelijk niet (goed) kunnen bewonen van de eigen woning.

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in het kader van het recht op bijstand eerder geoordeeld dat een belanghebbende zijn hoofdverblijf niet heeft prijsgegeven ondanks een verblijf van ongeveer een half jaar in het buitenland. (2)

De volgende feiten speelden daarbij een rol:

  • Belanghebbende heeft duidelijk laten weten niet te emigreren.
  • Belanghebbende is in de BRP ingeschreven gebleven op het uitkeringsadres en is ook post op dat adres blijven ontvangen.
  • Belanghebbende kocht een retourvliegticket en is ook op de geplande datum teruggekeerd.
  • Belanghebbende heeft de (huur)woning aangehouden en voorzien in de mogelijkheid om daarin terug te keren.
Praktijkvoorbeeld

Roderick gaat met behoud van studiefinanciering een half jaar stagelopen in het buitenland. Na afloop van de stage is hij van plan een wereldreis te maken om daarna de studie weer verder op te pakken. Roderick zegt de huur van zijn studentenkamer op zodra hij stage in het buitenland gaat lopen.

Roderick heet gedurende zijn stage in het buitenland geen recht op studietoeslag. Hij heeft geen hoofdverblijf meer in Nederland. Door de stage en de langdurige wereldreis en het niet aanhouden van een woning in Nederland heeft Roderick geen woonplaats meer in de gemeente waar hij eerder studietoeslag ontving. Het recht op studietoeslag wordt beëindigd op het moment van verhuizen naar het buitenland omdat Roderick niet meer voldoet aan artikel 40 lid 1 Pw.

Praktijkvoorbeeld

Miranda woont bij haar ouders in. Ze gaat met behoud van studiefinanciering een half jaar stagelopen in het buitenland. Daarna wil Miranda weer bij haar ouders gaan wonen om verder te gaan studeren.

Miranda heeft gedurende haar stage in het buitenland recht op studietoeslag. Haar woonplaats is niet gewijzigd. Het gaat slechts om een tijdelijk verblijf in het buitenland met de intentie om terug te keren naar haar woning in Nederland. Het recht op studietoeslag kan gedurende de stage doorlopen zolang Miranda aan de overige voorwaarden daarvoor blijft voldoen.

Voetnoten

  1. Dat komt doordat studietoeslag geen vorm van bijstand is en artikel 11 en 13 Pw niet van overeenkomstige toepassing is verklaard.
  2. Zie CRvB 8 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3189.

Inhoud