Overslaan en naar de inhoud gaan

Handreiking Studietoeslag

Laatste update:

5 Studietoeslag als aparte inkomensvoorziening, geen (bijzondere) bijstand

5.7 Toekenning met terugwerkende kracht

In de Participatiewet geldt als uitgangspunt dat bijstand niet met terugwerkende kracht wordt verstrekt. Dat betekent dat bijstand in principe op zijn vroegst wordt toegekend vanaf de dag waarop de aanvrager zich heeft gemeld voor bijstand. Dat komt doordat in artikel 44 lid 1 Pw is bepaald: ‘Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.’

Voor 1 april 2022 was studietoeslag een vorm van bijzondere bijstand. Dat uitgangspunt geldt daarom ook voor de oude individuele studietoeslag. Voor de nieuwe studietoeslag geldt dit uitgangspunt niet. Hoewel niet kan worden opgemaakt uit de parlementaire geschiedenis dat de wetgever hier een wijziging heeft beoogd, volgt deze wijziging uit het systeem van de wet. Per 1 april 2022 is studietoeslag namelijk geen vorm van (bijzondere) bijstand meer. Artikel 44 Pw geldt daarom niet. En het artikel is voor de nieuwe studietoeslag niet van overeenkomstige toepassing verklaard.

Dat betekent dat de Participatiewet het niet verbiedt dat studietoeslag met terugwerkende kracht wordt aangevraagd. Toch zitten er grenzen aan het verlenen van studietoeslag met terugwerkende kracht. De terugwerkende kracht kan niet verder gaan dan 1 april 2022, omdat vanaf die datum de nieuwe regels voor de studietoeslag gelden. Daarnaast geldt een verjaringstermijn van 5 jaar. Dat komt doordat financiële aanspraken bij de overheid op grond van de rechtszekerheid na een termijn van 5 jaren niet meer in rechte afdwingbaar zijn. Dit is vaste rechtspraak. (1) Dat is alleen anders als bij wet anders is voorzien of de wetgever anders heeft willen regelen. Dat is voor de studietoeslag niet het geval.

Het moment waarop het recht op studietoeslag kan verjaren is 5 jaar na datum waarop aan de voorwaarden voor het recht op studiefinanciering is voldaan.

Praktijkvoorbeeld

Destiny komt per 1 april 2022 in aanmerking voor studietoeslag, maar vraagt die pas aan op 1 januari 2028. Dat betekent dat de studietoeslag over de periode 1 april tot 1 januari 2023 niet hoeft te worden toegekend. Het recht op studietoeslag tot 1 januari 2023 is namelijk verjaard.

De bewijslast dat is voldaan aan het recht op studietoeslag ligt in eerste instantie bij de aanvrager. Dat geldt ook als aanvrager stelt in de periode voorafgaand aan de aanvraag (ook) aan de voorwaarden voor studietoeslag te hebben voldaan.

Terugwerkende kracht verder inperken is in principe niet mogelijk

Het is denkbaar dat gemeenten het toekennen van studietoeslag met terugwerkende kracht over een periode ver in het verleden niet wenselijk vinden. Het doel van de studietoeslag is namelijk om een extra financieel steuntje in de rug te geven aan mensen met een arbeidshandicap die een studie niet of moeilijk kunnen combineren met een bijbaan. Ze kunnen hun (beperkte) energie dan richten op het studeren. Dat moet ertoe leiden dat meer mensen met een arbeidsbeperking gaan studeren en daarmee een betere kans op de arbeidsmarkt hebben. (2)

Als een studietoeslag achteraf wordt verstrekt, heeft dat niet het effect dat studenten tijdens het studeren een steuntje in de rug krijgen en zich beter kunnen richten op het studeren. In zoverre is het verstrekken van studietoeslag over een periode in het verleden niet in lijn met het doel van de studietoeslag. Daarom zouden gemeenten wellicht in de beleidsregels studietoeslag een bepaling willen opnemen die het toekennen van studietoeslag met terugwerkende kracht beperkt tot bijvoorbeeld maximaal 3 of 6 maanden.

Zo’n bepaling zal echter naar verwachting buiten toepassing moeten worden gelaten. De wet biedt geen mogelijkheid om het met terugwerkende kracht aanvragen van studietoeslag onmogelijk te maken. Het verstrekken van een studietoeslag is een gebonden bevoegdheid. (3) Dat betekent dat het college studietoeslag moet verstrekken zodra iemand aan de wettelijke voorwaarden voldoet. Wetsinterpreterende beleidsregels kunnen de wet op dit punt daarom niet inperken. (4)

Let op! De belanghebbende moet wel aannemelijk maken ook al voorafgaand aan de aanvraag een structurele medische beperking te hebben gehad die werken naast de studie onmogelijk maakte. Dat zal niet altijd makkelijk zijn aan te tonen. Het kan bijvoorbeeld blijken uit de medische voorgeschiedenis, eventueel in combinatie met het medisch advies.

Praktijkvoorbeeld

Kamila vraagt op 1 januari 2023 studietoeslag aan. Ze verzoekt om die studietoeslag met terugwerkende kracht toe te kennen vanaf 1 april 2022. Kamila studeert immers al ruim een jaar.
Uit het medisch onderzoek blijkt dat Kamila op 1 december 2022 een ongeluk heeft gehad waardoor ze vanaf dat moment structureel niet meer in staat is om naast haar studie te werken.

Het recht op studietoeslag moet met terugwerkende kracht worden verstrekt, maar wel pas vanaf het moment dat Kamila aan de voorwaarden voldoet. Dat is dus met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2022.

Voetnoten

  1. Zie ECLI:NL:CRVB:2015:3759 en ECLI:NL:CRVB:2021:3137.
  2. Tweede Kamer 2019-2020, 35394, nr.5, p. 4-5.
  3. Dat komt doordat in artikel 36b lid 1 Participatiewet staat: ‘verstrekt het college’.
  4. Zie ECLI:NL:CRVB:2012:BY4757 voor een voorbeeld waarbij de bepaling over het inperken van het toekennen met terugwerkende kracht in de voor 1 januari 2015 geldende verordening langdurigheidstoeslag onverbindend werd verklaard.

Inhoud