Overslaan en naar de inhoud gaan

Gemeentelijke vroegsignaleringsaanpak onder de loep 2025

Laatste update: 11 september 2025

3 Het contact leggen met en bereiken van de inwoner

3.6 Het type contactpogingen en de samenhang bereik, hulpacceptatie en terugkerendheid van signalen

Bereik en type contactpogingen 

Gemeenten willen weten welke contactmethode het meest effectief is om inwoners te bereiken en betalingsachterstanden op te lossen. Om dit te onderzoeken, hebben we gekeken of er een verband is tussen de manier van contact (schriftelijk, telefonisch of via huisbezoek) en het bereikpercentage van een gemeente. Concreet: behalen gemeenten die veel telefonisch contact zoeken een beter bereik dan gemeenten die vooral schriftelijk contact leggen? Uit de analyse blijkt: 

  • Meer contactpogingen leiden tot meer bereik. Elke extra contactpoging per melding verhoogt het bereik gemiddeld met 11 procentpunt. Het gemiddelde bereik is 20 procent. Met een extra contactpoging per melding stijgt dit naar 31 procent.
  • Meer schriftelijke contactpogingen gaan ten koste van het bereik. Als het aandeel schriftelijke pogingen met 10 procentpunt stijgt (en huisbezoeken dus afnemen), daalt het bereik met gemiddeld 1,7 procentpunt. Concreet: bij een gemeente waar 60 procent van de pogingen schriftelijk is en het bereik 20 procent bedraagt, daalt het bereik naar 18,3 procent als het aandeel schriftelijke pogingen stijgt naar 70 procent.
  • Meer telefonische pogingen vergroten het bereik. Als het aandeel telefonische pogingen met 10 procentpunt stijgt (in plaats van huisbezoeken), neemt het bereik gemiddeld met 2,8 procentpunt toe.

Ook zien we: gemeenten die in 2024 een duidelijk groter aandeel telefonische contactpogingen hadden (10 procentpunt of meer dan in 2023), zagen vaak ook een aanzienlijke stijging in hun bereik. Tegelijkertijd geldt dat gemeenten die minder schriftelijke contactpogingen zijn gaan doen, juist vaker een duidelijke toename in bereik lieten zien.

Daarnaast hebben we onderzocht welke type contactpogingen per leeftijdscategorie het meest effectief zijn om iemand te bereiken. Voor iedere leeftijdscategorie is gekeken welke contactvorm werd ingezet wanneer iemand daadwerkelijk bereikt werd. Ter illustratie: van alle contactpogingen waarbij een 18- tot 25-jarige werd bereikt, was 58,7 procent telefonisch.

Ingezette contactvormen waarbij de inwoner is bereikt, per leeftijdscategorie
  18 – 25 jaar
(n= 22.131)
26 – 45 jaar
(n= 87.055)
46 – 65 jaar
(n= 44.755)
Vanaf 66 jaar
(n= 10.140)
Brief 3,1 % 3,2 % 4,0 % 4,5 %
E-mail 18,4 % 18,0 % 17,8 % 16,8 %
Huisbezoek 8,9 % 11,6 % 12,2 % 16,5 %
Sms/WhatsApp 6,1 % 3,1 % 2,2 % 1,4 %
Telefoon 58,7 % 59,6 % 59,5 % 56,6 %
Anders/onbekend 4,9 % 4,5 % 4,4 % 4,3 %

Telefonische contactpogingen zijn in alle leeftijdscategorieën de meest effectieve manier om inwoners te bereiken. Wanneer ook rekening wordt gehouden met factoren zoals leeftijd, type en hoogte van de betalingsachterstand, blijkt dat na telefonisch contact een huisbezoek de grootste kans op succes heeft. In de tabel lijkt e-mail de op een na meest succesvolle vorm, maar dit beeld verandert zodra andere factoren worden meegenomen: dan blijkt een huisbezoek effectiever.

Verder zien we dat:

  • Hoe ouder de inwoner, hoe groter de kans dat een huisbezoek leidt tot succesvol contact.
  • De kans op succes via e-mail en sms/WhatsApp juist afneemt naarmate de leeftijd stijgt. Sms/WhatsApp werkt het beste voor de jongste groep (18–25 jaar).

Hulpacceptatie en type contactpogingen

In aanvulling op de analyses naar bereik, hebben we de relatie tussen contactvormen en hulpacceptatie onderzocht. De vraag is of de kans op daadwerkelijke hulpacceptatie verschilt tussen inwoners die telefonisch zijn benaderd en inwoners die een huisbezoek hebben gehad. Met andere woorden: heeft het ene type contactpoging een hogere kans op het aanvaarden van hulp dan het andere? 

We hebben specifiek gekeken naar de inwoners die daadwerkelijk zijn bereikt en zien het volgende:

  • Schriftelijk contact: dit contacttype bereikt minder inwoners dan huisbezoek of telefonisch contact. De kans op hulpacceptatie is vervolgens bij schriftelijk contact hoger dan bij telefonisch contact, maar lager dan bij huisbezoek.
  • Telefonisch contact: dit type heeft een hoog bereik en is ruim drie keer effectiever in het bereiken van inwoners dan huisbezoek. De kans op hulpacceptatie is echter lager dan bij schriftelijk contact of huisbezoeken.

Bij deze analyse is rekening gehouden met factoren zoals de hoogte en het type van de betalingsachterstand en het aantal contactpogingen.

Een mogelijke verklaring voor de bevindingen is dat mensen die via brief, e-mail of WhatsApp worden bereikt, vaker een intrinsieke motivatie hebben om hulp te accepteren. Bij schriftelijke contactvormen is het immers makkelijker om niet te reageren, wat het lagere bereik kan verklaren. Degenen die wel reageren, staan waarschijnlijk open voor hulp, waardoor de kans op hulpacceptatie hoger ligt.

Dat de hulpacceptatie bij huisbezoeken hoger is dan bij telefonisch contact, ook bij vergelijkbare betalingsachterstanden, kan komen doordat de afstand tussen inwoner en vroegsignaleerder kleiner is. Hierdoor is het moeilijker om ‘nee’ te zeggen of te melden ‘ik los het zelf op’. Bovendien biedt een huisbezoek vaak meer ruimte voor een uitgebreid gesprek over de situatie en het geven van advies.

Dat de hulpacceptatie bij telefonisch contact lager ligt, betekent niet dat de inwoner niet aan de slag gaat met zijn situatie. We hebben echter geen cijfers over het effect van het contact op de uiteindelijke betalingsachterstand.

Aandeel recidivemeldingen en type contactpogingen

Tot slot hebben we gekeken in hoeverre het aantal recidivemeldingen – oftewel het deel van de meldingen dat betrekking heeft op adressen waarvoor in de afgelopen zes maanden al een signaal van een betalingsachterstand is geweest – samenhangt met het totale aantal signalen en de aanpak van de gemeente. We keken hierbij naar het gemiddeld aantal contactpogingen en de verdeling van contactvormen zoals schriftelijk, telefonisch of huisbezoeken. Uit deze analyse blijkt:

  • Of er schriftelijk, telefonisch of via een huisbezoek contact is geweest, maakt geen merkbaar verschil in hoeveel mensen opnieuw een melding krijgen.
  • Gemeenten die meer signalen ontvangen, hebben ook een iets hoger aandeel recidive. Het gemiddelde aandeel recidive bedraagt 49 procent. Bij een toename van tien signalen per jaar per 1.000 inwoners stijgt dit aandeel naar 49,9 procent.
  • Meer contactpogingen hangen samen met minder recidive. Elke extra poging per melding verlaagt het aandeel recidive gemiddeld met 7,96 procentpunt. Concreet betekent dit dat bij een gemiddeld aandeel van 49 procent, een extra contactpoging dit aandeel kan terugbrengen naar ongeveer 41 procent.