Inleiding

Gemeenten krijgen een budget van het Rijk om bijstandsuitkeringen te betalen. Het budget is beter bekend als de BUIG (artikel 69 P-wet). Dit budget is bedoeld voor de reguliere bijstandsuitkeringen, maar ook voor de uitkeringen in het kader van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en het levensonderhoud voor startende ondernemers (Besluit bijstandverlening zelfstandigen, Bbz 2004).

Naast de BUIG ter vergoeding van betaalde uitkeringen, ontvangen de gemeenten een budget voor betaling van Loonkostensubsidies (LKS).

BUIG in beeld

Al sinds 2013 publiceert Divosa jaarlijks een factsheet over bijstandsbudgetten. De factsheet brengt in beeld wat de ontwikkelingen zijn op het gebied van bijstandsbudgetten en wat dat betekent voor gemeenten.

In het factsheet over 2021 stonden we uitgebreider stil bij het historisch perspectief van de BUIG. De factsheet over 2020 vind je hier terug. In deze factsheet gaan we, naast een terug- en vooruitblik, nader in op het BUIG-budget in relatie tot gerelateerde kosten en budgetten en besteden we aandacht aan de mate waarin je als gemeente grip kan houden op de uitgaven naar aanleiding van recent gepubliceerde onderzoeken.

Landelijk budget en uitgaven

In 2022 waren uitgaven en budget landelijk gezien met elkaar in evenwicht. Het beschikbare macrobudget nam ten opzichte van 2021 met 5,7% af tot een bedrag van 6.022 miljoen. De bijstandsuitgaven van de gemeenten namen ook af, maar met een lager percentage namelijk 2,2%. Dit leidde na reservering van 2,5 miljoen voor nog uit te keren uitkeringen uit het vangnet (2020) tot een restsaldo van ruim 8 miljoen.

Bedragen in euro's 2022
Macrobudget gebundelde uitkering € 6.019 miljoen
Kosten vangnetregeling (2020) € 2,5 miljoen

Totaal baten
(terugvordering en verhaal BUIG-uitkeringen)

€ 123 miljoen
Bijstandslasten € 6.134 miljoen
Netto-lasten (lasten – baten) € 6.011 miljoen
Restsaldo (budget - netto-lasten) € 8,4 miljoen

De totale lasten bedroegen in 2022 6.133 miljoen euro. Uitgekomen wordt op een restsaldo van 8,4 miljoen euro. Dat is 0,1% van de 6.144 miljoen aan beschikbare middelen (budget + baten). 

In de onderstaande grafiek is het saldo bijstandsbudget (BUIG-budget incl. reservering vangnetregeling + baten - lasten) weergegeven. Het percentage geeft het restsaldo weer ten opzichte van het budget + baten. In 2022 is duidelijk sprake van een kleiner overschot op het macrobudget ten opzichte van de voorgaande jaren. In de jaren voorafgaand aan 2018 was er sprake van een landelijk tekort. Voor een historisch overzicht wordt verwezen naar het factsheet van vorig jaar.

Factsheet BUIG 2023 Saldo bijstandsbudget 2019-2022

Tekort- en overschot op gemeenteniveau

Hoewel het macrobudget zo goed als in evenwicht lijkt, heeft toch nog steeds de helft van de gemeenten een tekort of overschot van meer dan 5%. Met name de groep gemeenten met minder dan 15 duizend inwoners heeft in 2022 te maken met een tekort. Voor deze gemeenten geldt dat het BUIG-budget volledig onder het historische verdeelmodel valt. Een historisch verdeelmodel houdt in dat de gemeenten een aandeel krijgen van het macrobudget dat is gebaseerd op hun aandeel in de bijstandsuitgaven van twee jaar geleden. Vermoedelijk speelt de verhoogde instroom van statushouders hierbij een rol.

Factsheet BUIG 2023 Aandeel gemeenten met tekort 2022 naar grootte gemeente

De verdeling van overschotten en tekorten in 2022 moet in samenhang worden gezien met de balans van het macrobudget. In 2021 en 2020 was er een groter overschot op het macrobudget, waardoor ook minder gemeenten te maken hadden met een tekort op de BUIG.

Factsheet BUIG 2023 Aandeel gemeenten met tekort 2022

Vangnetuitkering

Gemeenten met een groter tekort dan de eigen risicodrempel, kunnen een beroep doen op de vangnetuitkering. De kosten voor deze vangnetuitkeringen worden door alle gemeenten gezamenlijk gedragen.

Een gemeente komt in aanmerking voor de regeling als er een tekort van meer dan 7,5% op het definitieve budget van 2022 is én er sprake is van een cumulatief tekort van meer dan 7,5% over de jaren 2020, 2021 en 2022, berekend over het definitieve budget 2022. Gemeenten die in aanmerking komen voor de vangnetregeling krijgen de helft van hun tekort tussen 7,5 en 12,5% vergoed. Alles boven de 12,5% krijgen zij volledig vergoed. 

Voor de aanvraag van een vangnetuitkering dient een gemeente een verklaring op te stellen met een analyse van de oorzaken van het tekort en een overzicht van de maatregelen die zijn genomen om het tekort terug te dringen. Deze verklaring dient de instemming te hebben van de gemeenteraad. De Toetsingscommissie vangnet Participatiewet beoordeelt deze aanvragen en adviseert de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioen over het al dan niet toekennen van een vangnetuitkering.

Hoewel er in 2022 nog net sprake was van een macro-overschot, is er een groeiend aantal gemeenten met een tekort op het BUIG-budget. Over 2022 hebben daarom weer meer gemeenten een uitkering aangevraagd dan in de twee voorgaande jaren. In 2023 heeft de Toetsingscommissie Vangnet voor het eerst proactief alle gemeenten benaderd die mogelijk gebruik zouden kunnen maken van een vangnetuitkering en een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd. Uiteindelijk zijn de aanvragen van 25 gemeenten goedgekeurd en zal er naar verwachting 8,6 miljoen worden uitgekeerd.

Factsheet BUIG 2023 Vangnet hoogte en aantal gemeenten

Aan de slag met een analyse voor het aanvragen van een vangnetuitkering?

Gemeenten die te maken hebben met een groot tekort (>7,5%) op het BUIG-budget kunnen een vangnetuitkering aanvragen. Een belangrijk onderdeel van deze aanvraag is het kunnen aantonen dat er analyses zijn verricht om inzicht te krijgen in de mogelijke oorzaken van het tekort en welke maatregelen zijn / worden genomen. Maar ook voor gemeenten zonder (meerjarig) tekort is het zinvol om goed in beeld te hebben welke factoren van invloed zijn op het budgetresultaat.

De kosten van bijstand vormen eigenlijk een simpele P(rijs) x Q(uantiteit)-berekening. Hier kunnen wellicht veel factoren worden benoemd, maar die zijn veelal terug te leiden tot een van de zeven onderwerpen:

  1. Hoogte instroom
  2. Hoogte uitstroom
  3. Gemiddelde duur van de uitkering
  4. Gemiddelde prijs van de uitkering
  5. Participatiebeleid
  6. Handhaving en incasso
  7. Bedrijfsvoering

Voor gemeenten die deelnemen aan de Divosa Benchmark Werk en Inkomen, kan het rapport Handreiking Vangnetuitkering worden gebruikt als houvast om te starten met een analyse van de uitgaven en inkomsten van het afgelopen jaar.

Definitieve budget 2023

In oktober 2023 is het definitieve BUIG-budget vastgesteld. Het definitieve budget is vastgesteld op 6.658 miljoen euro en ligt daarmee 643 miljoen hoger dan het voorlopige budget zoals een jaar geleden was vastgesteld. Tevens ligt het budget voor 2023 635 miljoen euro hoger dan het definitieve budget voor 2022.

 

Macrobudget gebundelde uitkering in miljoen euro Voorlopig 2023 nader voorlopig 2023 definitief 2023 Verschil voorlopig en definitief
Budget bijstandsuitkering 5.637,7 5.599,4 6.242,7 605,0
Algemene bijstand 5.320,7 5.310,0 5.021,4 600,7
IOAW 241,3 216,5 240,7 -0,6
IOAZ 29,6 26,8 29,7 0,1
Bbz 46,1 46,1 50,9 4,8
LKS-budget 377,2 366,1 415,3 38,1
Totaal budget (voor uitname vangnetuitkering) 6.014,9 5.965,5 6.658,1 643,2

Er is een duidelijk verschil te zien tussen het voorlopige en definitieve budget op met name de algemene bijstand en het LKS-budget. De sterke verhoging heeft met name te maken met de verhoging van het wettelijke minimumloon met 10% per 1 januari 2023. Daarnaast is er een bijstelling geweest door 'effecten rijksbeleid', dit heeft met name te maken met de verhoogde taakstelling van statushouders in 2023. 

Voor het LKS-budget heeft ook de verhoging van het minimumloon effect gehad en daarnaast is voor het vaststellen van het definitieve budget uitgegaan van de realisaties in 2022 en de verwachte toename in 2023. Bij het (nader) voorlopige budget is nog gekeken naar de realisatie in 2021.

Vooruitblik op 2024

Het voorlopige budget voor 2024 is vastgesteld op 6.959 miljoen euro. Dit budget is 300 miljoen euro hoger dan het definitieve budget van 2023.

Net als in voorgaande jaren zien we in de voorlopige budgetten van 2024 grote veranderingen ten opzichte van de budgetten van 2023. Recent zijn onderzoeken gedaan door SEO / Atlas research (objectieve verdeelmaatstaven in het model) en AEF / Beleidsonderzoekers (casestudie naar overschot en tekort gemeenten). Op basis van met name het onderzoek van SEO / Atlas zijn maatstaven in het model aangepast wat leidt tot herverdeeleffecten.

Ook treden er ingaande 2022 verschillen op omdat de loonkostensubsidie wordt vergoed op basis van realisatie. Gemeenten met een meer dan gemiddelde omvang of groei van de uitgaven LKS profiteren hier het meest van. De minister heeft op 9 oktober 2023 de kamer hierover via een kamerbrief geïnformeerd. In deze brief en bijlagen wordt helder gemaakt welke aanpassingen aan het model hebben plaatsgevonden. Ook wordt het rapport van AEF / beleidsonderzoekers aan de kamer aangeboden.

Op gemeenteniveau zien we bij de meeste gemeenten dat het voorlopige budget voor 2024 hoger ligt dan het definitieve budget van 2023. Dat is te verwachten bij een hoger macrobudget. Slechts 28 gemeenten zien een daling in het budget. Kijken we echter naar de verandering in het budgetaandeel op gemeenteniveau, dan zien we 120 gemeenten met een kleiner aandeel in 2024 dan in 2023. 25 gemeenten gaan er meer dan 5% op achteruit en 6 gemeenten zelfs meer dan 10%.

Loonkostensubsidies

In mei 2023 publiceerden we de eerste cijfers naar aanleiding van het Beeld van de Uitvoering 2022. Hierin besteedden we ook aandacht aan het LKS-budgetaandeel. Wat hierin opvalt is dat de LKS-lasten bij de meeste gemeenten slechts een beperkt deel uitmaken van het totaal beschikbare budget voor 2022. Bij bijna driekwart van de gemeenten ligt het percentage LKS-besteding op minder dan 10% van het BUIG-budget.

De groei van het aantal loonkostensubsidies blijft achter bij de verwachtingen van 2015. De oorzaak hiervan kan deels worden gezocht in het achterblijven van het budget voor begeleidingskosten LKS. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de werkelijke kosten voor begeleiding, zowel voor beschut werk als LKS, beduidend hoger liggen dan de fictieve budgetten in het gemeentefonds. Dat komt o.a. doordat er geen budget wordt toegevoegd voor de infrastructuur waarbinnen beschut werk wordt georganiseerd.

Daarnaast loopt het begeleidingsbudget in de verdeling niet mee met de realisatie LKS zoals in het BUIG-budget. Daardoor lijkt er een rem op de groei van LKS bij gemeenten.

Het is nu nog te vroeg om het effect van de budgettering LKS op basis van realisatie te kunnen meten. Daarvoor moeten er een aantal jaren van realisatie beschikbaar zijn. Gemeenten hebben tijd nodig om hun beleid en processen aan te passen.

Aan de slag met het BUIG-budget

Op basis van het onderzoek van SEO / Atlas research 'Meerjarige tekorten en overschotten op het bijstandsbudget' zijn de maatstaven in het verdeelmodel bijstand aangepast. Dit heeft geleid tot relatief grote herverdeeleffecten.

Daarnaast laat het onderzoek van AEF / De Beleidsonderzoekers 'Meerjarige tekorten en overschotten op het bijstandsbudget' zien dat het volume van het bijstandsbestand en de prijs van bijstand in beperkte mate beïnvloedbaar is. Er zijn immers weinig tot geen significante verschillen in volume en prijs gesignaleerd tussen overschot- en tekort gemeenten. Dit leidt tot de discussie hoe we tot een situatie komen dat er minder grote overschotten en tekorten zijn. Divosa gaat hier de komende tijd met SZW over in gesprek. We pleiten voor passende, stabiele en voorspelbare budgetten.

Op langere termijn is het nodig dat er een verdeelmodel komt dat past bij de Participatiewet in balans: een financiering die past bij het doel van de wet. De bestaande participatiewet is gericht op volumebeperking - begeleiding naar betaald werk - en rechtmatigheid. De nu in voorbereiding zijnde Participatiewet in balans heeft een ander doel, namelijk meer sturen op basis van vertrouwen en kijken wat de mogelijkheden van een persoon zijn. Meedoen in de maatschappij kan dan het doel zijn dat wordt nagestreefd en uitstroom alleen in bepaalde gevallen de uitkomst.

Een andere uitvoering en doelstelling van de Participatiewet vraagt om herziening van het financieringssysteem. Een belangrijke discussie hoe dit vorm te geven zal de komende jaren gevoerd moeten worden. 

In het kader van bestaanszekerheid is het ook belangrijk om stil te staan bij niet-gebruik van bijstand. De financiële prikkel is er nu op gericht om het bijstandsbestand zo klein mogelijk te houden, terwijl er tegelijkertijd een maatschappelijke opgave is om te zorgen dat mensen niet onder een bestaansminimum terecht komen. Bij het herzien van de financieringssystematiek dient rekening te worden gehouden met deze dynamiek.

Daarnaast staan de maatregelen op een rij die Divosa in eerdere factsheets over de bijstandsbudgetten noemde in relatie tot de vraag ‘Hoe houd je grip op de uitgaven?’. Samengevat een aantal maatregelen die gemeenten kunnen nemen om de kosten van de bijstand te verlagen:

  • Preventie versterken: omlaag brengen van de instroom door bemiddeling richting arbeid en strenge rechtmatigheidscontroles aan de poort, waardoor met name het aantal kortdurende uitkeringen afneemt.
  • Handhaving van verplichtingen: niet alleen de inlichtingenplicht/fraudebestrijding is van belang, het gaat ook om de handhaving van verplichtingen rondom toeleiding naar de arbeidsmarkt.
  • Gemiddelde prijs omlaag brengen: bevorderen van deeltijdarbeid, actieve incasso van openstaande vorderingen.
  • Intensivering klantencontacten: aandacht schenken leidt ook tot hogere uitstroom.
  • Uitstroom bevorderen door een actieve arbeidsmarktbenadering en matching van bijstandsontvangers met vacatures. Ook de inzet op werkleertrajecten kan een positief effect hebben.
  • Beperken herinstroom door te streven naar duurzame plaatsingen.
  • Bevordering werken met loonkostensubsidie: omdat de financieringssystematiek voor LKS per 2022 is gewijzigd, biedt dit kansen om meer mensen hierin onder te brengen. Omdat de gemeente feitelijk met een vertraging van een jaar de werkelijke kosten hiervoor vergoed krijgt, wordt het financiële nadeel hiervan beperkt.

Wat vindt Divosa?

Divosa vindt dat de gemeenten passende budgetten moeten krijgen voor de uitvoering van de Participatiewet. Daarnaast moeten gemeentelijke budgetten stabiel en voorspelbaar worden. Uit de genoemde onderzoeken blijkt dat het rekenmodel BUIG vrijwel is uitontwikkeld en dat prikkelwerking maar in beperkte mate een rol speelt. In die zin dat gemeenten de uitgaven maar beperkt kunnen beïnvloeden. 

Divosa wil niet teruggrijpen op een declaratiesysteem, maar ziet mogelijkheden om iets te doen aan de grote overschotten en tekorten. Zo zouden we overschotten kunnen aftoppen en het bereik van het vangnet kunnen verbeteren door te werken met een stapsgewijs afbouwend eigen risicopercentage. 

Ook zou het helpen als in het model rekening wordt gehouden met de mensen die langdurig van de bijstand afhankelijk zijn en die niet (op korte termijn) begeleid kunnen worden naar betaald werk en zo kunnen uitstromen uit de bijstand. Op deze groep heeft de prikkelwerking geen effect. We vinden het belangrijk dat ook zij passende begeleiding kunnen krijgen om mee te doen in de maatschappij. 

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
​030 233 23 37
info@divosa.nl
www.divosa.nl

Auteurs

Larissa van Es (Divosa)
Peter Benschop (Divosa)

Met medewerking van

Jos Huijts (Divosa)

Met dank aan

Frank van der Plas (Toetsingscommissie vangnet Participatiewet)
Xander Prijs (Ministerie van SZW)

Webredactie

Leontien van den Ham
Jasja van Moorsel