Ethiek in publieke dienstverlening op maat: een introductie
Laatste update: 10 oktober 20254. Moreel gespreksleiderschap: aandachtspunten
4.1 Normatieve en feitelijke uitspraken
In ethische reflectie is het erg belangrijk om je bewust te zijn van het onderscheid tussen feitelijke en normatieve uitspraken. Feitelijke (of empirische) uitspraken gaan over hoe dingen zijn. Normatieve (onder andere ethische) uitspraken gaan over hoe de dingen zouden moeten zijn.
- Een feitelijke uitspraak is bijvoorbeeld: ‘Negen procent van de Nederlandse bevolking heeft problematische schulden.’
- Een normatieve uitspraak is: ‘Schuldsanering zou altijd met een aflossingsverplichting samen moeten gaan.’
Normativiteit en ethiek zijn onvermijdelijk in publieke dienstverlening, maar blijven soms impliciet of lastig te herkennen. Moreel gespreksleiderschap is erop gericht om ethische aannames en overwegingen expliciet te maken en gezamenlijk te onderzoeken.
Feitelijke informatie is vaak noodzakelijk, maar nooit voldoende om een morele vraag te beantwoorden. Daarvoor zijn argumenten nodig die zijn gebaseerd op normen, waarden, en principes.
Een voorbeeld
Wanneer een collega zegt: ‘Deze inwoner is pas elf jaar oud’, dan wordt er relevante, feitelijke informatie gegeven, maar nog geen moreel argument. Een moreel argument vereist dat je collega bijvoorbeeld de volgende onderbouwing geeft: ‘We hebben als gemeente een morele plicht om op te komen voor het welzijn van kwetsbare inwoners. Een elfjarige inwoner met verslaafde ouders is bijzonder kwetsbaar. Daarom moeten we hem helpen.’
Naast het onderscheid tussen feitelijkheid en normativiteit, helpt het ook om verschillende dimensies van normativiteit uit elkaar te houden. Zo heeft normativiteit niet alleen morele, maar ook juridische en strategische dimensies.
Uitspraken over ‘hoe de dingen zouden moeten zijn’, hoeven dus niet uitsluitend moreel van aard te zijn. Neem als voorbeeld de uitspraak:
‘Schuldsanering zou altijd met een aflossingsverplichting samen moeten gaan.’
Deze uitspraak kan zowel moreel als strategisch worden geïnterpreteerd. Zo kan een politicus de norm in deze uitspraak verdedigen als hij denkt dat die goed zal vallen bij het electoraat (strategisch), maar ook omdat hij het onrechtvaardig vindt als de gemeenschap opdraait voor individuele schulden (moreel).
Let bij je ethische analyse ook op de volgende aspecten van normativiteit:
Onderscheid | Voorbeeld |
Juridische & morele normen | AVG & privacy Tijdens een moreel beraad kan een collega erop wijzen dat een bepaalde handeling juridisch in strijd is met de AVG. Misschien zijn andere handelingen juridisch wel toelaatbaar volgens de AVG, maar zijn deze nog steeds problematisch vanuit ethisch oogpunt: als we privacy niet alleen als een juridische norm, maar ook als een morele waarde meewegen. Wanneer je bij morele vraagstukken onderzoekt of iets ‘mag’ of ‘moet’, is het belangrijk dit verschil tussen morele en juridische rechten en plichten in oog te houden. |
Intrinsieke & instrumentele waarden | Autonomie & welvaart Wanneer jij en je collega’s verwijzen naar gedeelde normen, waarden en principes, is het raadzaam om je af te vragen of die een instrumenteel en/of een intrinsiek karakter hebben. Zo kan je beargumenteren dat sociaal-economische welvaart, bijvoorbeeld in de vorm van voldoende inkomen, geen intrinsieke waarde heeft. Het dient alleen als hulpmiddel voor een autonoom leven. Autonomie wordt vaak als intrinsiek waardevol geïnterpreteerd, hoewel ze ook instrumentele voordelen kan opleveren (bijvoorbeeld: minder hulpbehoevende burgers). |
Procedurele & substantieve principes | Universeel kiesrecht & progressieve belasting Sommige principes onderstrepen het belang van een proces of procedure, die tot verschillende inhoudelijke (substantieve) uitkomsten kan leiden. Denk aan democratische verkiezingen die gebaseerd zijn op universeel kiesrecht. Het democratische proces kan zowel tot een (sociaal-economisch) links of rechts regeerakkoord, als een inhoudelijke uitkomst leiden. Andere principes, zoals ‘progressieve belasting’ of ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’, zijn juist inhoudelijk van aard. |
Inhoud
Ethiek in publieke dienstverlening op maat: een introductie
Laatste update: 10 oktober 2025Inleiding
Inwoners met problemen op verschillende leefgebieden hebben vaak te maken met dienstverlening die is ingedeeld in ‘kolommen' en ‘kokers'. Deze kolommen en kokers zijn gebaseerd op verschillende wetten en regelingen en/of de organisatie van de (gemeentelijke) uitvoering.
Voor professionals betekent dit dat zij moeten opereren in een complexe omgeving waarin zij zich voortdurend afvragen hoe zij op basis van die wetten en regels passende dienstverlening kunnen bieden. Maar naast deze vraag over de rechtmatigheid van de dienstverlening, stellen zij zich ook de vraag of zij met die dienstverlening wel ‘het goede doen’. Deze morele vraag blijft echter vaak impliciet.
De uitdaging is dan ook om deze expliciet te maken, en als organisatie toe te werken naar een gedeeld ethisch kader. Zo verminder je het risico dat maatwerkoplossingen afhankelijk worden van de individuele overtuigingen of persoonlijke opvattingen van dienstverleners.
Leerlijn
Om hier samen met gemeenten mee aan de slag te gaan, hebben Divosa en het Ethiek Instituut van de Universiteit Utrecht de leerlijn ‘Ethiek in publieke dienstverlening’ ontwikkeld en georganiseerd. Daarin kwamen de volgende vragen uitgebreid aan bod:
- Hoe kunnen professionals, managers en bestuur ethisch verantwoorde beslissingen nemen in situaties waarin niet meteen helder is wat het goede is om te doen? Waarin er misschien zelfs geen sprake is van een enkel juist, zuiver antwoord?
- Hoe richt je als management en bestuur een organisatie in die vertrouwen, ondersteuning en houvast biedt bij ethische kwesties?
- Hoe bouw je moresprudentie op voor een organisatie? (1)
Leeswijzer
In deze publicatie delen we inzichten en enkele voorbeelden van casussen die zijn besproken in de leerlijn Ethiek. We introduceren het Utrechtse stappenplan voor moreel beraad, vertellen je meer over de filosofie van maatwerk en noemen een aantal aandachtspunten voor moreel gespreksleiderschap. Tot slot geven we je (lees)tips om je verder te verdiepen in ethiek in publieke dienstverlening op maat.
Dwars door domeinen
De leerlijn ‘Ethiek in publieke dienstverlening’ is ontwikkeld in het kader van het programma Dwars door domeinen. In Dwars door domeinen werkt Divosa samen met het ministerie van BZK en gemeenten aan het verbeteren van samenhangende dienstverlening voor mensen met multiproblematiek. Ethische vraagstukken spelen daarbij vaak een belangrijke rol.
Kijk voor meer informatie over het programma op divosa.nl/dwarsdoordomeinen.
Voetnoot
-
Moresprudentie bestaat uit het systematisch verzamelen van inzichten uit moreel beraad-sessies en toegepaste ethiek. Het versterkt het morele leervermogen van een organisatie op verschillende niveaus:
- een specifieke casus (‘hoe doen we de dingen goed?’)
- grotere beleidskwesties (‘doen we de goede dingen?’)
- de organisatie als geheel (‘zijn we een goede organisatie’?)
Zie ook: Moresprudentie en het morele leren van organisaties (Henriette Bout • 2023)
1. Aan de slag met ethiek
Als professional in het sociaal domein bevind je je soms in een situatie waarin niet meteen duidelijk is wat het goede is om te doen. Een oplossing die je ziet past bijvoorbeeld moeilijk in bestaande wet- en regelgeving. Of je ziet dat verschillende waarden en belangen met elkaar botsen. Je kunt dan ‘morele buikpijn’ ervaren.
Vaak kun je die morele buikpijn verhelpen met een spontaan gesprek bij de koffieautomaat. Of door afstemming over een vraagstuk met een direct betrokken collega. Tegelijkertijd is het waardevol om op een meer gestructureerde wijze ruimte te maken voor de rol van ethiek, op het niveau van een concrete casus of voor de organisatie als geheel.
Die ruimte kun je scheppen in een moreel beraad. Daarin ga je samen met je collega’s in gesprek om morele buikpijn en intuïties te vertalen naar heldere, morele redeneringen. Je kan moreel beraad toevoegen aan (of integreren in) bestaande overlegstructuren. In eerste instantie kost dat natuurlijk extra tijd. Maar op langere termijn bespaar je vaak tijd en energie: na een moreel beraad kom je immers tot een weloverwogen besluit, in plaats van een casus lang ‘door te laten sudderen’.
Over moreel beraad
Een moreel beraad is een gestructureerde bijeenkomst voor ethische reflectie en dialoog. Een moreel beraad duurt meestal anderhalf à twee uur.
Voorbeelden
Hieronder beschrijven we een aantal vraagstukken die zijn besproken in de moreel beraad-sessies van de leerlijn ‘Ethiek in publieke dienstverlening’ bij Divosa. Zo krijg je een beeld van het type vraagstukken en casuïstiek rondom maatwerk die je kunt uitdiepen in een moreel beraad.
-
Vraagstuk: Een participatiecoach wordt onverwacht onder druk gezet om informatie te delen over een inwoner voor een verkennend fraudeonderzoek. De inwoner ontvangt onder meer steun van de gemeente voor de zorg voor haar kinderen, maar ze zou niet met ze samenwonen. De participatiecoach wil niet oncollegiaal zijn, maar vreest ook dat haar medewerking aan het onderzoek de vertrouwensband tussen haar en de inwoner ondergraaft.
In deze casus staan verschillende dimensies van rechtvaardigheid op gespannen voet. Voor verdelende rechtvaardigheid (wie zou wat moeten krijgen?) kan fraudeonderzoek nodig lijken. Vanuit relationele rechtvaardigheid (hoe behandelen we een inwoner?) is het belangrijk om de vertrouwensband tussen de participatiecoach en de inwoner te behouden.
Conclusie: De groep besluit dat het moreel verdedigbaar is om géén medewerking te verlenen, omdat het niet past bij de rol van een participatiecoach.
-
Vraagstuk: Een inwoner zorgt al jarenlang fulltime voor haar ouders en ontvangt bijstand, maar de gemeente wil de inwoner activeren en stappen laten zetten op de participatieladder. Er is twijfel of dit haalbaar en wenselijk is, mede gezien haar mentale belastbaarheid en het ontbreken van alternatieve opvang voor de ouders.
De casus laat zien hoe de zorgplicht van de gemeente voor het welzijn van inwoners en hun autonomie spanningen kan opleveren. Op korte termijn lijkt het wenselijk om de huidige situatie onberoerd te laten. Maar op langere termijn kan het welzijn en de autonomie van de inwoner dan nog meer onder druk komen te staan. Als haar ouders op den duur zouden wegvallen, kan tijdig aanzetten tot participatie voorkomen dat de vrouw helemaal geïsoleerd raakt.
Conclusie: De groep adviseert om de inwoner toch voorzichtig aan te blijven moedigen tot verdere participatie.
-
Vraagstuk: Een jonge inwoner zonder recht op studiefinanciering vraagt ondersteuning voor studiekosten via de Participatiewet. Mag de gemeente dit wel doen, als de inwoner zich niet beschikbaar zou stellen voor de arbeidsmarkt zoals de kaders voorschrijven?
Hier zien we een spanning tussen het voorzien in de behoefte van de inwoner en de verdelende rechtvaardigheid versus de procedurele rechtvaardigheid. Een maatwerkoplossing lijkt hier gewenst. Tegelijkertijd moet een mankement in het gangbare systeem worden aangekaart: in dit geval oneigenlijke discriminatie in toegang tot studiefinanciering door DUO.
De casus laat een van de morele risico’s bij maatwerk zien: als we ons beperken tot maatwerkoplossingen en problemen met wet- en regelgeving (zoals DUO) ongemoeid laten, kan dit hogere kosten op lange termijn met zich meebrengen.
Conclusie: De groep stelt dat de gemeente juist handelt door alternatieve financiering voor de studiekosten te organiseren, om zo de inwoner inclusief en gelijkwaardig te behandelen.
Niet minder belangrijk is dat het juridische manco (waarbij DUO de inwoner het recht op studiefinanciering ontkende), inmiddels is gecorrigeerd door de rechtbank, onder meer door te verwijzen naar het antidiscriminatiebeginsel.
-
Vraagstuk: Een inwoner moet de vakantiewoning, die de gemeente tijdelijk beschikbaar had gesteld, verlaten. Zijn bijstandsaanvraag is afgewezen vanwege vermoedens van inkomsten via zijn broer.
Wat de casus niet vergemakkelijkt, is dat de inwoner zelf risico’s nam door als economisch dakloze terug naar Nederland te komen. Afdelingen binnen de gemeente verschillen van mening of andere hulp moet worden geboden, wat leidt tot spanningen en een onduidelijke rolverdeling tussen de teams. De zorgplicht van de gemeente voor het welzijn van de inwoner wordt afgewogen tegen zijn eigen verantwoordelijkheid.
Conclusie: De groep benadrukt dat er een gezamenlijk besluit moet komen, en pleit voor betere afstemming tussen de betrokken teams.
-
Vraagstuk: Nieuw landelijk beleid verplicht schuldhulpverleners om bij mensen zonder afloscapaciteit (dus als ze door aflossen onder het bestaansminimum zouden komen), géén aanbod meer te doen aan schuldeisers. Dit botst met het rechtvaardigheidsgevoel van hulpverleners, schuldeisers én sommige inwoners die in sommige gevallen wél een klein deel willen aflossen.
Het beleid rondom schuldenproblematiek laat de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid zien, omdat deze niet gemakkelijk los te maken zijn van overmacht en pech in het opbouwen van problematische schulden. Tegelijkertijd is het vanuit het oogpunt van verdelende rechtvaardigheid ook problematisch als sommige inwoners geen aflossingsverplichting meer hebben.
Conclusie: De groep herkent de spanning en stelt dat er ruimte moet zijn voor maatwerk, en dus een beperkte aflossing van de schulden.
-
Vraagstuk: Een medewerker bij een re-integratiebedrijf werkt na ziekte weer deels, maar weigert een gedeeltelijke vaststellingsovereenkomst, omdat ze volledig wil terugkeren. Het moreel beraad verkent hoe recht kan worden gedaan aan haar perspectief én het team, met aandacht voor duidelijke communicatie en wederzijds respect.
In deze casus staat vooral de relationele dimensie van rechtvaardigheid centraal: hoe behandelen we de medewerker met respect zonder professionele standaarden en de stem van andere collega’s te negeren?
Conclusie: De groep stelt vast dat als de collega niet aan de professionele vereisten van de functie kan voldoen, het gerechtvaardigd is dat de collega niet in voltijd terugkeert.
-
Vraagstuk: In een organisatie met een gedeelde locatie voor ambtenaren en medewerkers van een sociale werkplaats ontstond discussie over aparte personeelsfeesten. Sommigen vinden gezamenlijke uitjes of borrels belangrijk voor inclusie, terwijl anderen behoefte hebben aan aparte momenten voor de ambtenaren om samen te zijn. De medewerkers van de sociale werkplaats zijn namelijk niet alleen collega’s, maar ook cliënten.
Conclusie: Inclusie en een gelijkwaardige behandeling zijn cruciaal voor de waarde van rechtvaardigheid. Toch benadrukken deelnemers aan het beraad dat inclusie niet betekent dat alles altijd samen moet, maar dat heldere en open communicatie belangrijk is.
-
Vraagstuk: Een oudere inwoner leeft al jaren in een kapotte camper, weigert hulp en accepteert slechts incidentele steun, zoals boodschappen of hulp van handhavers. Dit levert spanning op tussen enerzijds de autonomie van de inwoner, en anderzijds de zorgplicht van de gemeente, zeker bij zelfverwaarlozing en veiligheidsrisico’s voor andere inwoners.
Conclusie: Deelnemers zijn verdeeld, maar neigen naar het zoeken van creatieve oplossingen en afstemming met andere partijen dan de gemeente, zonder direct dwingende maatregelen.
-
Vraagstuk: Een ambtenaar ontmoet op straat een arbeidsmigrant die dakloos dreigt te raken, maar geen hulp durft te accepteren. Dit roept vragen op over professionele verantwoordelijkheid, grenzen van de gemeentelijke zorgplicht, en wat te doen als niemand officieel ‘verantwoordelijk’ is. De deelnemers aan het moreel beraad verkennen het onderscheid dat professionals in het sociaal domein hebben in hun verantwoordelijkheid als ambtenaar en als betrokken burger.
Conclusie: De groep benadrukt het belang van morele moed voor zowel burgers als ambtenaren. Deelnemers pleiten voor integraal beleid waarin ook buiten formele kaders naar oplossingen wordt gezocht.
Inrichten moreel beraad
Je kunt een moreel beraad op verschillende manieren inrichten. Bekende voorbeelden zijn het Socratisch gesprek en de dilemma-methode. De moreel beraad-sessies binnen de leerlijn Ethiek werden gestructureerd volgens het Utrechtse stappenplan. Daarover lees je in het volgende hoofdstuk meer.
Scholing
Ook jij en je collega’s kunnen aan de slag met ethiek. Je hoeft geen opleiding of leerlijn ethiek te hebben afgerond om betekenisvol deel te nemen aan een moreel beraad. Maar als je jezelf als gespreksleider van een moreel beraad wilt ontwikkelen, dan raden we je aan om je verder te scholen en te verdiepen in ethiek. De informatie in deze publicatie helpt je om de eerste stappen te zetten.
Integratie in werkprocessen
Het versterken van moreel leervermogen is hard werk, maar hoeft niet per se te leiden tot extra werk. Je kunt het integreren in bestaande overlegstructuren en werkprocessen en op de juiste momenten inzetten om een doorbraak te creëren bij lastige casuïstiek.
Oefening baart kunst
Je kunt de informatie in deze publicatie vergelijken met een recept uit een kookboek: een recept geeft je instructies en ondersteuning, maar alleen het lezen ervan levert nog geen heerlijk gerecht op. Daarvoor moet je aan de slag in de keuken. Je zult merken: als je het gerecht vaker kookt, zal het lekkerder smaken en er mooier uitzien.
Voor ethiek geldt hetzelfde. Ga aan de slag met moreel beraad, en na verloop van tijd zullen jij en je collega’s merken: oefening baart kunst!
Meer informatie
Lees voor twee uitgewerkte casussen ook eens het boek Ethiek in praktijk (Naomi van Steenbergen en Carla Kessler • 2025 • via Uitgeverij Van Gorcum)
2. De structuur: het Utrechtse stappenplan
Het Utrechtse stappenplan, ontwikkeld door het Ethiek Instituut van de Universiteit Utrecht, biedt een duidelijke structuur voor moreel beraad. In het Utrechtse stappenplan staat real life casuïstiek centraal.
In het stappenplan gaat het om de vraag wat in een specifieke situatie het goede is om te doen. Het doel is om voor die situatie tot een goed onderbouwde beslissing te komen die je kunt verantwoorden (aan de inwoner, aan je collega’s en aan je eigen organisatie). Het plan helpt je om stap voor stap een ethisch vraagstuk helder te krijgen, te analyseren en een conclusie te trekken die is gebaseerd op relevante argumenten en overwegingen.
Onderstaande animatie laat zien hoe het stappenplan kan helpen in een moreel beraad (1).
Het stappenplan in een oogopslag
Het Utrechtse stappenplan bestaat uit negen stappen die zijn onderverdeeld in vier fasen. Klik op een fase of scroll naar beneden voor een beschrijving van de verschillende stappen.
Fase I: Explicitering | |
Stap 1 | Welke feitelijke informatie ontbreekt op dit moment? |
Stap 2 | Wat is de morele vraag? |
Stap 3 | Welke handelingsmogelijkheden zijn er op het eerste gezicht? |
Fase II: Analyse | |
Stap 4 | Wie zijn bij de morele vraag betrokken? |
Stap 5 | Welke argumenten zijn relevant voor het beantwoorden van de morele vraag? |
Fase III: Afweging | |
Stap 6 | Wat is het gewicht van de argumenten in deze casus? |
Stap 7 | Welke handelingsmogelijkheid verdient op grond van deze afweging de voorkeur? |
Fase IV: Afronding | |
Stap 8 | Hoe voeren we de handelingsmogelijkheid waartoe we hebben besloten uit? |
Stap 9 | Welke nieuwe verantwoordelijkheden vloeien voort uit het morele besluit? |
-
Na een korte situatieschets bespreken de deelnemers eerst welke feitelijke informatie nog ontbreekt om de casus goed te kunnen analyseren. Dit doen ze zo neutraal mogelijk, zonder vooruit te lopen op morele uitspraken en conclusies.
-
In deze stap formuleren de deelnemers expliciet wat de morele vraag is. Daarbij is het belangrijk dat de geformuleerde vraag concreet, helder, en handelingsgericht is.
-
In antwoord op de morele vraag schetsen de deelnemers twee (of soms drie) concrete handelingsmogelijkheden, die in de volgende fase worden geanalyseerd. Tip: gaat het moreel beraad over een breder beleidsvraagstuk, en niet over een specifieke casus? Vervang dan in stap 3 en stap 7 het woord ‘handelingsmogelijkheid’ door ‘beleidsoptie’.
-
In deze stap sommen de deelnemers op wie betrokken zijn bij de morele vraag: wiens belangen, rechten en plichten staan op het spel in deze casus? Door alle betrokkenen op te sommen verminder je het risico dat hun perspectieven over het hoofd worden gezien.
-
Deze stap is cruciaal en kost vaak de meeste tijd. In deze stap wisselen de deelnemers de relevante argumenten uit, en sommen ze deze per handelingsmogelijkheid op. Maak expliciet op welke morele waarden en principes de argumenten een beroep doen (zie ook hoofdstuk 3.1, Morele argumenten bij maatwerk). Let op dat de argumentatie niet te technisch of juridisch wordt. Controleer ook of er geen perspectieven over het hoofd worden gezien van de betrokkenen die de deelnemers in stap 4 hebben geformuleerd.
-
De afweging die de deelnemers in deze stap maken, vraagt om een professioneel oordeel, waarin de deelnemers onderbouwen waarom sommige argumenten doorslaggevend zijn, en andere niet. De afweging toont de complexiteit van de casuïstiek en is geen simpele optelsom.
-
In deze stap geven de deelnemers een onderbouwd antwoord op de morele vraag die in stap 2 geformuleerd is. Laat de deelnemers aan het beraad eerst individueel hun antwoord opschrijven. Uit de plenaire inventarisatie die volgt, kun je een gezamenlijk antwoord afleiden. Soms is er sprake van overeenstemming, soms kom je tot een genuanceerd compromis van verschillende handelingen (of beleidsopties).
-
In de afrondingsfase maak je afspraken over hoe het morele besluit wordt uitgevoerd. Zo kun je bijvoorbeeld afspreken wie welke betrokkenen informeert. Ook kan je nagaan of de concrete uitvoering van jullie besluit aanvullende morele dilemma’s oplevert.
-
In de laatste stap ga je samen na of er nieuwe verantwoordelijkheden volgen uit jullie besluit. Misschien blijkt uit de casus dat de bestaande regels moeten worden herzien, moet er verantwoording worden afgelegd aan specifieke betrokkenen of moeten er zelfs excuses of compensatie worden aangeboden. Om de vraag uit deze stap te beantwoorden is het daarom raadzaam om nogmaals te kijken naar de lijst van betrokkenen uit stap 4.
Hoe bereid je een moreel beraad-sessie voor?
Het uitdiepen en zorgvuldig doorlopen van alle stappen van een morele casus, kost tijd. In het ideale geval plan je een bijeenkomst van ongeveer twee uur met zes tot twaalf collega’s of betrokkenen, zodat er voldoende tijd is voor ieders inbreng.
Als gespreksleider kun je een moreel beraad beleggen als er een lastige casus binnen jouw organisatie speelt waarover een besluit moet worden genomen. Maar je kunt collega’s natuurlijk ook proactief vragen of zij urgente morele kwesties ervaren.
Soms spelen er meerdere kwesties. Geef deelnemers dan in de eerste 10 minuten tijd om hun casussen kort te schetsen. Kies er vervolgens samen één uit om mee aan de slag te gaan.
Belangrijk
Voordat je het stappenplan gaat doorlopen, zijn een aantal zaken belangrijk:
- Zorg ervoor dat een van de deelnemers een (geanonimiseerd) verslag maakt, en dat je als gespreksleider een flip-over kunt gebruiken om de belangrijkste punten per stap op te schrijven. Twee flip-overs is nog handiger, omdat je dan bij stap 4 de argumenten voor beide handelingsopties overzichtelijk uit elkaar kan houden. Digitale alternatieven kunnen natuurlijk ook.
Goede documentatie versterkt de opbouw van jullie moresprudentie. Vraag deelnemers na afloop of er nog iets aangepast moet worden in het verslag.
- Zorg voor een sociaal veilige omgeving en benoem samen belangrijke gespreksdeugden, zoals: wees concreet, wees beknopt en ter zake, luister goed, laat elkaar uitspreken, maak het niet persoonlijk, zoek naar een goede balans tussen constructief en kritisch zijn. Vraag deelnemers of zij nog andere gespreksdeugden of gespreksregels willen afspreken.
- Probeer met alle deelnemers de verwachtingen af te stemmen. Het stappenplan biedt structuur en overzicht in moeilijke besluitvorming. Het stelt jou en je collega’s in staat om een besluit te nemen op basis van een afweging waarin relevante perspectieven en argumenten zijn meegenomen. Zo kan het besluit beter worden verantwoord naar de betrokkenen. Maar bij morele vraagstukken ontbreekt vaak één enkel juist antwoord. Jullie afweging en besluit kan daarom pijnlijk en tragisch zijn. Het stappenplan helpt je om deze ‘morele rest’ te onderkennen en je daarover te verantwoorden.
Tot slot
Het Utrechtse stappenplan biedt structuur en houvast voor een moreel beraad. Maar de vorm geeft geen inhoudelijk inzicht in de filosofische en ethische aspecten van het streven naar maatwerk voor kwetsbare inwoners. In het volgende hoofdstuk geven we je een stukje van die inhoudelijke bagage. Voor een deel is die bagage concreet en toepasbaar, en voor een deel meer algemeen en beschouwend.
Voetnoot
- Voor een uitgebreide toelichting en illustratie per stap aan de hand van twee casussen, zie: Ethiek in praktijk (Naomi van Steenbergen en Carla Kessler • 2025 • via Uitgeverij Van Gorcum)
3. De inhoud: filosofie van maatwerk
In dit hoofdstuk staan we stil bij de filosofie van maatwerk. We behandelen de transformatie van de verzorgingsstaat en het verschil tussen maatwerk en menselijke maat. Daarnaast gaan we in op de morele argumenten, overwegingen en mogelijke risico’s die een rol kunnen spelen als je maatwerk toepast.
3.1 Transformatie van de verzorgingsstaat
Het streven naar publieke dienstverlening op maat is onderdeel van een bredere transformatie van de verzorgingsstaat en het sociaal domein. In een verzorgingsstaat beschermt de overheid de bevolking tegen de belangrijkste sociale risico’s, zoals werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en ziekte, met sociale wetten, voorzieningen en diensten (1).
We hebben de verzorgingsstaat en het sociaal domein nodig, omdat ze verschillende aspecten van sociale rechtvaardigheid bevorderen: basisbehoeften, eerlijke verdeling, kansengelijkheid, solidariteit. Ook dragen ze bij aan efficiëntie door falen van de markt te ondervangen en verplichte collectieve samenwerking te organiseren.
Voetnoot
- Van Kersbergen & Vis (2016)
3.2 Maatwerk en menselijke maat
Sinds de toeslagenaffaire klinkt de roep om ‘maatwerk’ en ‘de menselijke maat’ in publieke dienstverlening steeds luider. Vaak worden deze termen door elkaar gebruikt en is het niet helemaal duidelijk wat ze betekenen. Je kunt de termen als volgt beschrijven en van elkaar onderscheiden (1):
Menselijke maat
- De overheid benadert inwoners als mens, in plaats van als nummer.
- Publieke dienstverlening houdt rekening met de individuele situatie van (kwetsbare) inwoners. Er is (waar nodig) ruimte voor persoonlijk contact.
- Inwoners ervaren het proces van besluitvorming door publieke dienstverleners als rechtvaardig, en niet alleen de uitkomst (procedurele rechtvaardigheid).
Maatwerk
- Publieke dienstverleners zoeken naar gerichte oplossingen bij individuele situaties waarin de gangbare regels en voorzieningen moeilijk aansluiten.
- De overheid corrigeert of voorkomt hardvochtige effecten in haar dienstverlening.
Maatwerk is overigens geen wondermiddel voor alle sociale vraagstukken in de 21e eeuw (2). Soms is de roep om maatwerk eerder een symptoom van de verschraling van simpele, algemene voorzieningen. Toch zullen er hoogstwaarschijnlijk altijd kwetsbare inwoners zijn die publieke dienstverlening op maat nodig hebben.
Voetnoten
- Gebaseerd op Van Thiel et al. (2025) en NSOB (2023)
- De Beer (2021)
3.3 Morele argumenten bij maatwerk
Wanneer je je afvraagt of je maatwerk moet leveren, loop je al snel tegen ethische vraagstukken aan. Je komt dan immers vaak terecht in een situatie waarin 'het goede doen' en 'de wet volgen' met elkaar in conflict (lijken te) komen.
Hieronder lichten we een aantal waarden en overwegingen die een rol spelen bij het zoeken naar maatwerk voor kwetsbare inwoners, toe (1). Deze waarden en overwegingen kunnen je helpen in stap 5 van het stappenplan, waarin je inhoudelijke argumenten uitwisselt over een specifieke casus. Maar ze kunnen ook helpen bij het ontwikkelen van een algemene visie over de plaats van maatwerk in de missie van jouw organisatie.
Rechtvaardigheid
Een maatwerkoplossing zou rechtvaardigheid moeten bevorderen. Dit betekent dat de oplossing bij zou moeten dragen aan de inclusie en de gelijkwaardige behandeling van de kwetsbare inwoner met multiproblematiek.
Er zijn verschillende vormen van rechtvaardigheid:
- verdelende rechtvaardigheid (krijgt ieder zijn deel?)
- relationele rechtvaardigheid (gaan we op een correcte manier met elkaar om?)
- procedurele rechtvaardigheid (worden de juiste procedures toegepast?)
Rekening houden met behoeften, vermogens, omstandigheden
De maatwerkoplossing zou bij moeten dragen aan het voorzien in de behoeften van de kwetsbare inwoner. De oplossing is niet alleen toegesneden op de kwetsbaarheden, maar ook op het doenvermogen van de inwoner.
Verantwoordelijkheid
Een maatwerkoplossing moet recht doen aan de mate waarin iemand zelf verantwoordelijkheid kan nemen. Maar het onderscheid tussen pech (omstandigheden die buiten de macht van de inwoner liggen) en eigen verantwoordelijkheid is vaak moeilijk te maken. Als de inwoner tot in den treure moet bewijzen dat de kwetsbare situatie waarin hij verkeert buiten zijn macht ligt, kan het proces (en niet alleen de uitkomst) van publieke dienstverlening onrechtvaardig uitpakken.
Welzijn
Een maatwerkoplossing zou het welzijn van de inwoner moeten bevorderen. De overheid vervult daarmee haar zorgplicht en vermindert bestaansonzekerheid. Het welzijn van de kwetsbare inwoner staat in relatie tot het welzijn van anderen in de omgeving (bijvoorbeeld kinderen) en de bevolking als geheel.
Autonomie
Een maatwerkoplossing zou de autonomie van een kwetsbare inwoner moeten bevorderen. Dit betekent dat de oplossing (waar mogelijk) een kwetsbare inwoner in staat moet stellen om zelf keuzes te maken en stappen te zetten. Idealiter schept de maatwerkoplossing de voorwaarden voor (meer) autonomie en zelfredzaamheid op de langere termijn.
Zorgmijdend gedrag kan een uitdrukking van autonomie zijn, maar ook van gebrekkige wilsbekwaamheid van een kwetsbare inwoner.
Voetnoot
- Zie Landes & Néron (2015)
3.4 Morele risico’s van maatwerk
Het bieden van maatwerk kan belangrijk zijn om tot passende dienstverlening te komen. Maar het is, zoals gezegd, geen wondermiddel. Er kleven ook morele risico’s aan maatwerk, waar je als professional rekening mee moet houden.
We lichten hier een aantal risico’s toe en verwijzen waar mogelijk naar maatregelen om deze te beheersen (1).
Bias
Bias vormt een moreel risico: publieke dienstverleners blijken zich regelmatig te laten leiden door (onbewuste) vooroordelen over het mensbeeld dat ze van (groepen) kwetsbare inwoners hebben, wat kan leiden tot benadeling van specifieke groepen.
Er zijn verschillende manieren om je minder te laten beïnvloeden door bias. Een van die manieren is om samen met collega’s te reflecteren op het mensbeeld dat je van een inwoner hebt gevormd en hoe dit je bereidheid tot maatwerkoplossingen kan beïnvloeden. Zie bijvoorbeeld Online Dialogue (2021).
Ruis
Ruis vormt een moreel risico: bij het maken van professionele inschattingen blijken we behoorlijk beïnvloed te worden door zaken als humeur, weersomstandigheden en eerder genomen besluiten. Dat kan leiden tot willekeur in (vaak complexe) maatwerkbeslissingen die je als publieke dienstverlener neemt over individuele inwoners.
Er zijn verschillende manieren om je minder te laten beïnvloeden door ruis. Een van die manieren is om op organisatieniveau te reflecteren op hoe regels, kaders, werkdrukvermindering en algoritmes overmatige ruis in publieke dienstverlening kunnen verminderen. Zie bijvoorbeeld De Beer (2021).
Willekeur
Willekeur vormt een moreel risico, zeker wanneer bias en ruis de overhand krijgen. Het streven naar maatwerk kan dan grillige machtsuitoefening en discriminatie in publieke dienstverlening vergroten. Gelijke gevallen worden ongelijk beoordeeld.
Je kan het risico van willekeur verminderen wanneer je het vinden van een maatwerkoplossing niet afhankelijk maakt van een (subjectieve) ‘gunfactor’ van de kwetsbare inwoner. Dit betekent dat ook inwoners die niet direct een ‘hulpbehoevende’ of ‘hardwerkende’ indruk maken, in aanmerking komen voor een maatwerkoplossing. Zie bijvoorbeeld Bernards et al. (2023).
Betutteling
De zorgplicht van de overheid kan omslaan naar betutteling en paternalisme, waarmee de autonomie van inwoners wordt aangetast. De overheid kan niet alle problemen van inwoners oplossen of adequaat ingrijpen in alle schrijnende situaties.
Kosten
Naast morele risico’s zijn er ook financiële risico’s: er kan een hoog prijskaartje hangen aan het streven naar maatwerk. Maar het kan ook nog grotere kosten voorkomen. Je analyseert daarom of de baten van een maatwerkoplossing groter zijn dan de kosten. Deze kosten- en batenanalyse heeft oog voor de lange termijn en de behoeften van andere kwetsbare inwoners.
Let ook op het volgende:
- De werkdruk van publieke dienstverleners moet beheersbaar blijven in het streven naar maatwerk.
Maatwerkoplossingen kunnen structurele problemen in sociale wet- en regelgeving in stand houden.
Voetnoot
- De Beer (2021)
4. Moreel gespreksleiderschap: aandachtspunten
Als gespreksleider van een moreel beraad ben je gericht op het verbeteren van de kwaliteit van (morele) argumentatie. In bredere zin geldt dit natuurlijk voor alle professionals die ethiek in de organisatie willen versterken. In dit hoofdstuk noemen we een aantal aandachtspunten.
4.1 Normatieve en feitelijke uitspraken
In ethische reflectie is het erg belangrijk om je bewust te zijn van het onderscheid tussen feitelijke en normatieve uitspraken. Feitelijke (of empirische) uitspraken gaan over hoe dingen zijn. Normatieve (onder andere ethische) uitspraken gaan over hoe de dingen zouden moeten zijn.
- Een feitelijke uitspraak is bijvoorbeeld: ‘Negen procent van de Nederlandse bevolking heeft problematische schulden.’
- Een normatieve uitspraak is: ‘Schuldsanering zou altijd met een aflossingsverplichting samen moeten gaan.’
Normativiteit en ethiek zijn onvermijdelijk in publieke dienstverlening, maar blijven soms impliciet of lastig te herkennen. Moreel gespreksleiderschap is erop gericht om ethische aannames en overwegingen expliciet te maken en gezamenlijk te onderzoeken.
Feitelijke informatie is vaak noodzakelijk, maar nooit voldoende om een morele vraag te beantwoorden. Daarvoor zijn argumenten nodig die zijn gebaseerd op normen, waarden, en principes.
Een voorbeeld
Wanneer een collega zegt: ‘Deze inwoner is pas elf jaar oud’, dan wordt er relevante, feitelijke informatie gegeven, maar nog geen moreel argument. Een moreel argument vereist dat je collega bijvoorbeeld de volgende onderbouwing geeft: ‘We hebben als gemeente een morele plicht om op te komen voor het welzijn van kwetsbare inwoners. Een elfjarige inwoner met verslaafde ouders is bijzonder kwetsbaar. Daarom moeten we hem helpen.’
Naast het onderscheid tussen feitelijkheid en normativiteit, helpt het ook om verschillende dimensies van normativiteit uit elkaar te houden. Zo heeft normativiteit niet alleen morele, maar ook juridische en strategische dimensies.
Uitspraken over ‘hoe de dingen zouden moeten zijn’, hoeven dus niet uitsluitend moreel van aard te zijn. Neem als voorbeeld de uitspraak:
‘Schuldsanering zou altijd met een aflossingsverplichting samen moeten gaan.’
Deze uitspraak kan zowel moreel als strategisch worden geïnterpreteerd. Zo kan een politicus de norm in deze uitspraak verdedigen als hij denkt dat die goed zal vallen bij het electoraat (strategisch), maar ook omdat hij het onrechtvaardig vindt als de gemeenschap opdraait voor individuele schulden (moreel).
Let bij je ethische analyse ook op de volgende aspecten van normativiteit:
Onderscheid | Voorbeeld |
Juridische & morele normen | AVG & privacy Tijdens een moreel beraad kan een collega erop wijzen dat een bepaalde handeling juridisch in strijd is met de AVG. Misschien zijn andere handelingen juridisch wel toelaatbaar volgens de AVG, maar zijn deze nog steeds problematisch vanuit ethisch oogpunt: als we privacy niet alleen als een juridische norm, maar ook als een morele waarde meewegen. Wanneer je bij morele vraagstukken onderzoekt of iets ‘mag’ of ‘moet’, is het belangrijk dit verschil tussen morele en juridische rechten en plichten in oog te houden. |
Intrinsieke & instrumentele waarden | Autonomie & welvaart Wanneer jij en je collega’s verwijzen naar gedeelde normen, waarden en principes, is het raadzaam om je af te vragen of die een instrumenteel en/of een intrinsiek karakter hebben. Zo kan je beargumenteren dat sociaal-economische welvaart, bijvoorbeeld in de vorm van voldoende inkomen, geen intrinsieke waarde heeft. Het dient alleen als hulpmiddel voor een autonoom leven. Autonomie wordt vaak als intrinsiek waardevol geïnterpreteerd, hoewel ze ook instrumentele voordelen kan opleveren (bijvoorbeeld: minder hulpbehoevende burgers). |
Procedurele & substantieve principes | Universeel kiesrecht & progressieve belasting Sommige principes onderstrepen het belang van een proces of procedure, die tot verschillende inhoudelijke (substantieve) uitkomsten kan leiden. Denk aan democratische verkiezingen die gebaseerd zijn op universeel kiesrecht. Het democratische proces kan zowel tot een (sociaal-economisch) links of rechts regeerakkoord, als een inhoudelijke uitkomst leiden. Andere principes, zoals ‘progressieve belasting’ of ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’, zijn juist inhoudelijk van aard. |
4.2 Heldere begrippen
Een tweede aandachtspunt bij het verbeteren van de kwaliteit van argumentatie, gaat over de helderheid van begrippen. In een moreel beraad is er een grotere kans op ‘los’ taalgebruik dan in geschreven teksten (beleidsstukken, wetgeving, enzovoort). Op zich is dat geen probleem, maar er moet wel een juiste balans worden gevonden tussen (te) los taalgebruik en (te) beperkende, strikte definities.
Vooral tijdens het inbrengen en selecteren van een casus moet je je steeds goed afvragen of de casus wel een goed voorbeeld is van het probleem dat je wil analyseren.
Een voorbeeld
In moreel beraad-sessies heeft het Rijksprogramma Dialoog & Ethiek de wenselijkheid van ambtelijk activisme onderzocht. Een voorgestelde casus leidde tot de volgende morele vraag:
- 'Mag ik deelnemen aan een demonstratie van Extinction Rebellion op de A12 als mijn afdeling niet verantwoordelijk is voor klimaatbeleid?'
Hoewel dit een interessante morele vraag is, blijft het onduidelijk of deze vraag wel over ambtelijk activisme gaat. Want nam de casusinbrenger niet deel aan de demonstratie als burger, in plaats van als ambtenaar?
4.3 Logische onderbouwing
Let op een logische onderbouwing van argumenten. Een argument is een stelling (een conclusie) die ondersteund wordt door andere stellingen (premissen of redenen).
Premissen en redenen zijn vaak tussenconclusies, die zelf ook weer ondersteund worden door premissen. We noemen dat een onderschikkende argumentatie. Maar sommige premissen kunnen ook weer afzonderlijk een conclusie ondersteunen, los van een andere premisse. We noemen dat een nevenschikkende argumentatie.
Stel je voor dat jij en je collega’s een moreel beraad houden over een inwoner met problematische schulden. Op een zeker moment gaat jullie beraad over de ongezonde leefstijl van de inwoner, omdat deze volgens jullie bijdraagt aan de schuldenproblematiek. Een collega stelt dat de inwoner (onder andere) moet stoppen met roken, omdat schuldhulpverlening anders symptoombestrijding blijft.
Schematisch kan je dit als volgt weergeven:
Conclusie: | Deze inwoner met problematische schulden moet stoppen met roken |
Premisse 1: |
Roken is duur (nevenschikkend) Premisse P12: De uitgaven aan die pakjes sigaretten dragen bij aan de oplopende schulden (onderschikkend) |
Premisse 2: | Roken is slecht voor de gezondheid (nevenschikkend) |
Premisse P2: | Roken veroorzaakt hartziekten (onderschikkend) |
Premisse PP2: | De medische zorg tegen hartklachten maakt dat de inwoner ieder jaar sowieso het volle eigen risico moet betalen, dat vervolgens weer optelt bij de problematische schulden (dubbel-onderschikkend) |
Tijdens een moreel beraad heb je (meestal) niet de tijd om de argumentatie zo schematisch te ontleden, en dat is ook niet nodig. Wel kun je de kwaliteit van de argumentatie versterken door je af te vragen: volgt deze stelling wel uit de redenen/premissen die zijn gegeven? Is hier sprake van een nieuw (nevenschikkend) argument, of wordt een argument verder uitgediept (onderschikkend)?
4.4 Redeneervalkuilen
Voor de kwaliteit van morele argumentatie is het belangrijk om redeneervalkuilen − of drogredenen − te voorkomen. Hieronder beschrijven we een aantal bekende valkuilen, wederom aan de hand van een denkbeeldig moreel beraad over inwoners met problematische schulden.
Vluchtige generalisatie
Collega: ‘Mensen met zulke hoge schulden willen gewoon niet werken. Ik zie het iedere keer weer.’
De collega baseert zijn oordeel op beperkte of anekdotische ervaringen, en trekt daaruit een algemene conclusie over alle mensen met hoge schulden, zonder voldoende bewijs of oog voor individuele verschillen.
Stroman
Collega: ‘Ik denk dat we deze inwoner met compassie moeten benaderen, ondanks al haar fouten.’
Tweede collega: ‘Met andere woorden: jij vindt dat we alles maar moeten goedpraten wat zij heeft gedaan?’
De tweede collega zet hier een stroman op, waarbij de oproep tot compassie wordt voorgesteld als een pleidooi om wangedrag te vergoelijken, wat niet hetzelfde is. Bij een stroman wordt een stelling dus opzettelijk verkeerd of overtrokken voorgesteld, om deze vervolgens onderuit te halen.
Cirkelredenering
Collega: ‘Het feit dat deze inwoner voor de tweede keer in haar leven zulke problematische schulden heeft opgebouwd, maakt het overduidelijk dat ze onverantwoordelijk is. En we weten hoe hoog haar schulden nu zijn, dus ze is heel onverantwoordelijk.’
De collega komt hier niet verder dan een cirkelredenering: het onverantwoordelijke karakter van de inwoner wordt toegeschreven aan haar problematische schulden, terwijl die schulden op hun beurt verklaard worden uit haar vermeende onverantwoordelijkheid. Een morele conclusie of stelling moet door een premisse of reden worden ondersteund, en niet alleen in de stelling zelf verstopt zitten. Daarmee blijft de stelling ‘in de lucht hangen’ en is deze niet goed gefundeerd.
Vals dilemma
Collega: ‘Als we deze inwoner helpen, moeten we voortaan iedereen helpen; dan kunnen we net zo goed de hele schuldhulpverlening openzetten voor misbruik.’
De collega schetst hier een vals dilemma, door te suggereren dat je óf niemand helpt, óf iedereen zonder onderscheid. In werkelijkheid kan je per casus een zorgvuldige morele en professionele afweging maken, waarbij ruimte is voor meerdere handelingsopties of een genuanceerde middenpositie. De redeneervalkuil van een vals dilemma wordt ook wel ‘het uitgesloten midden’ genoemd.
Hellend vlak
Collega: ‘Als we nu meegaan in zijn verhaal over onmacht, dan zullen anderen ook gaan liegen om hulp te krijgen. Voor je het weet kunnen we niemand meer vertrouwen.’
De collega presenteert hier een hellend vlak, waarbij het erkennen van overmacht in één casus onvermijdelijk gevolgen zou hebben voor alle andere casuïstiek rondom problematische schulden. Tijdens een moreel beraad wil je ruimte laten om de risico’s van een hellend vlak (bijvoorbeeld in de vorm van precedentwerking) te analyseren. Wel is het dan belangrijk om dat risico goed te onderbouwen en niet als onvermijdelijk te poneren.
Onjuiste causaliteit
Collega: ‘Deze inwoner raakte in de schulden nadat ze een uitkering ontving, dus die uitkering maakt mensen afhankelijk en onverantwoordelijk.’
De collega legt hier een direct verband tussen het ontvangen van een uitkering en het ontstaan van schulden, terwijl deze schulden wellicht door andere factoren worden veroorzaakt (zoals baanverlies, psychische klachten, onvoorziene omstandigheden). Het feit dat de uitkering in tijd vooraf ging aan het ontstaan van de schulden, betekent niet noodzakelijkerwijs dat die uitkering ook de oorzaak ervan is. Misschien waren de schulden nog veel hoger geweest zonder uitkering, en verklaart de uitkering alleen het beperkte niveau van de schulden.
Ad hominem
Collega: ‘We moeten in het sociaal domein ook kritisch kijken naar het beleid rond schulden.’
Tweede collega: ‘Jij klaagt altijd over het systeem. Misschien ben jij gewoon te negatief ingesteld om objectief te zijn.’
De tweede collega gebruikt hier een ad hominem redenering, waarin de persoon en niet de stelling van een persoon wordt bekritiseerd. Voor het vermijden van een ad hominem is het dus belangrijk op de bal te blijven spelen, en niet op de man.
Beroep op autoriteit
Collega: ‘Ik heb een bekende psycholoog in een podcast horen zeggen dat mensen in de schuldhulpverlening vaak in een slachtofferrol blijven hangen. Dus deze cliënt moet daar ook wel last van hebben.’
De collega beroept zich op de deskundigheid van een bekende psycholoog, zonder uit te leggen hoe deze deskundige haar stelling over slachtofferschap (wetenschappelijk) heeft onderbouwd, en waarom deze ook van toepassing zou zijn op de specifieke casus die wordt besproken.
Meer informatie
Voor een overzicht van redeneervalkuilen en meer voorbeelden zie onder andere Van Steenbergen & Kessler (2025, via Uitgeverij Van Gorcum) en Onze Taal (1992).
Meer weten en verder lezen?
Wil je je verder ontwikkelen als moreel gespreksleider? Of wil je meer weten over de rol van ethiek in publieke dienstverlening op maat? Hieronder geven we een aantal (lees)tips die je verder kunnen helpen. De meeste bronnen zijn gratis beschikbaar.
Over moreel gespreksleiderschap en het Utrechtse stappenplan
- Ethiek in praktijk (Naomi van Steenbergen en Carla Kessler • 2025 • via Uitgeverij Van Gorcum)
- Illustraties van redeneervalkuilen (Onze Taal Jaargang 61, Genootschap Onze Taal • 1992)
- Grenzeloos Samenwerken (Rijksbrede programma Dialoog & Ethiek • 2025).
Kijk op de pagina Gespreksleiders Dialoog & Ethiek voor een overzicht van verschillende trainingen en opleidingen voor gespreksleiders. - Proefschrift Nyenrode: Moresprudentie en het morele leren van organisaties (Henriette Bout • 2023)
- Overzicht tools ethiek (Zorg voor Beter • 2020)
- Ethiek in beleid: waarden wegen met gevoel en verstand (Ministerie van Economische Zaken • 2010)
Over de filosofie van maatwerk
- De (On)begrensde Menselijke Maat (Nederlandse School voor Openbaar Bestuur • 2023)
- Maatwerk is geen oplossing (Paul de Beer• Socialisme & Democratie 78 (5) • 2021)
- De menselijke maat is iets anders dan maatwerk (Sandra van Thiel, Glenn Houtgraaf, Koen Migchelbrink, Joëlle van der Meer en Louise Smink • De Volkskrant • 16 maart 2025)
- Factsheet: Onderzoek leeratelier Maatwerk & Regie (Bernard Bernards, Suzan van der Pas, Eduard Schmidt, Erik Jan Bos • Universiteit Leiden • 2023)
- Voorkomen van Discriminatie in Publieke Dienstverlening (Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme • januari 2025)
- Het verband tussen menselijke maat, maatwerk, gelijkheid, precedentwerking en evenredigheid (Bert Marseille • Nederland Rechtsstaat • 10 september 2024)
- The welfare state: a fundamental dimension of modern government (David Garland • European Journal of Sociology 55 (3) • 2014)
- Beleidskompas Doenvermogen (Kenniscentrum voor Beleid en regelgeving • Rijksoverheid • 2025)
- Public insurance and equality: from redistribution to relation (Xavier Landes en Pierre-Yves Néron • Res Publica 21 (1) • 2015)
- De Verzorgingsstaat (Kees van Kersbergen en Barbara Vis • Amsterdam University Press • 2016)
Overig
- Blog: De morele ondergrens van de ambtenaar (Stimulansz • april 2025)
Colofon
Divosa
Aïdadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
T 030 - 233 23 37
E info@divosa.nl
www.divosa.nl
Auteur
Maurits de Jongh, Ethiek Instituut (Universiteit Utrecht)
Met dank aan
Rozemarijn Flisijn, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Wim Ravenshorst, Divosa
Naomi van Steenbergen, Ethiek Instituut (Universiteit Utrecht)
Judith Tijdink, Divosa
Web- en eindredactie
Remco van Brink, Divosa
Versie
Oktober 2025