Het verhaal achter de cijfers

Op 29 september 2023 vond het tweede Divosa Benchmark Festival plaats. Erkende sprekers uit de wetenschap en de praktijk boden nieuwe inzichten in de wereld van het sociaal domein. Ook kon er worden deelgenomen aan verschillende workshops. Dit jaar stond het verhaal achter de cijfers centraal.

De bijeenkomst werd medegeorganiseerd door BMC en Stimulansz. Lees hier het verslag van de plenaire bijeenkomst en de verschillende workshops, en bekijk de foto's voor een sfeerimpressie van de bijeenkomst.

Deelnemers aan het Divosa Benchmark Festival in gesprek

Samen weet je meer

Chris Wallis, procesmanager Werk, participatie en arbeidsmarkt bij Divosa, opent de bijeenkomst. 'Bij de benchmarks draait het weliswaar om data, onderzoek en cijfers, maar deze ochtend gaan we juist ook in op het maken van verbindingen in het sociaal domein en op de verhalen achter de cijfers.' Gedrag wordt beïnvloed door emotie, stelt Wallis. Daarom moeten we elkaar (blijven) ontmoeten. 'En dus staat vandaag staat in het teken van leren ... en elkaar ontmoeten. Samen weet je zoveel meer!'

Over de Divosa Benchmark

De Divosa Benchmark is een samenwerking van Divosa, Stimulansz en BMC Onderzoek. De Divosa Benchmark bestaat uit drie benchmarks: Werk & Inkomen, Armoede & Schulden en Statushouders & Inburgering. De informatie uit deze benchmarks hangt nauw met elkaar samen. Met de benchmarks kunnen gemeenten hun resultaten meten en vergelijken met andere gemeenten. Van elkaar leren en de uitvoering verbeteren staan hierin voorop.

Meer weten of deelnemer worden? Kijk op www.divosa-benchmark.nl.

Will Tiemeijer Nóg een verhaal over bestaanszekerheid

Sinds september gaat het in de media en politiek alleen nog maar over bestaanszekerheid. Inmiddels valt vrijwel alles onder dit begrip en wordt het zover opgerekt dat de groep die het echt moeilijk heeft uit zicht dreigt te raken; iedereen heeft het immers zwaar. Tegelijkertijd kan het begrip ook te smal worden benaderd door alleen maar te focussen op een bedrag. Vandaag schetst Will Tiemeijer, hoogleraar, lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en coauteur van het rapport Weten is nog geen doen, een middenweg tussen deze uitersten.

Will Tiemeijer spreekt tijdens het Benchmark Festival

In het kort

  • Bestaanszekerheid is meer dan alleen genoeg inkomen. Het gaat om het vertrouwen dat je je inkomen, werk en woning kunt behouden.
  • We moeten streven naar een participatieminimum naast een sociaal minimum.
  • De verhouding tussen overheid en burgers moet een coproductie zijn.

Tijdgeest

Waarom is er nu zoveel aandacht voor bestaanszekerheid? Het gaat de laatste jaren toch niet zoveel slechter dan daarvoor? 'Eens in zoveel jaar vindt er een  kentering plaats in de doelen van de politiek en het beleid', legt Tiemeijer uit.

Het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog moest de overheid ons tegen alle onzekerheden beschermen. In de jaren 80 is hier afscheid van genomen; het werd teveel voor de overheid. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid kwamen in beeld. Na vier decennia lijken we daar nu ook wel klaar mee. 'De excessen van dit beleid hebben mensen de vernieling in geholpen. Het laatste duwtje was de inflatie van het laatste half jaar. We gaan nu weer richting zorg en bescherming en de politiek gaat hierin mee; bang om het vertrouwen van mensen te verliezen.'

In de jaren tachtig is afscheid genomen van de allesverzorgende overheid; het werd gewoonweg teveel. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid kwamen in beeld. Na vier decennia lijken we daar nu ook wel klaar mee.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Het sociaal minimum is een essentieel onderdeel van die nieuwe richting, maar het gaat om meer dan dat. Volgens Tiemeijer is het tijd om het oude verhaal van eigen verantwoordelijkheid te veranderen naar een gedeelde verantwoordelijkheid: de verhouding tussen overheid en burgers moet een coproductie zijn.

De ideale burger, schetst Tiemeijer, veroorzaakt niet alleen geen overlast en voorziet in zijn eigen levensonderhoud, maar werkt ook aan zijn ontwikkeling, bouwt aan een netwerk, heeft aandacht voor zijn omgeving (mantelzorg) en doet mee aan de maatschappij (politiek, vrijwilligerswerk). Iemand die alleen maar bezig is met overleven, is hier niet toe in staat.

Bestaanszekerheid is meer dan alleen genoeg inkomen nu. Ook de gemoedsrust dat je ook in de toekomst kan behouden wat je hebt bereikt.

Het participatieminimum

Tiemeijer pleit daarom niet alleen voor een sociaal minimum, maar ook voor genoeg geestelijke rust en ruimte voor alle andere verwachtingen die we als maatschappij stellen aan burgers. Hiermee kan iemand niet alleen de drempel van het bestaansminimum passeren, maar ook de drempel van het participatieminimum.

Het is een fundamentele vraag: wat is het minimum dat we als samenleving acceptabel vinden voor iemand om deel te nemen aan de maatschappij? Ook als je net wel de rekeningen kunt betalen, legt deze puzzel veel beslag op iemands tijd en geest, en is er weinig of geen ruimte voor andere zaken.

Rekening houden met (beperkt) doenvermogen

Maar daarmee ben je er nog niet. Niet iedereen voldoet aan het ideaalbeeld en kan alle regels te begrijpen. Tiemeijer benoemt het zogenaamde doenvermogen van mensen: doen wat je je hebt voorgenomen, je niet laten afleiden, ofwel zelfcontrole en zelfregulatie. Mensen met weinig doenvermogen komen bijvoorbeeld sneller in financiële problemen. Wat moeten we anders doen, rekening houdend met (een beperkt) doenvermogen:

  • maak financiële fouten minder eenvoudig (zoals een serie van financiële boetes);
  • investeer in leer- en/of begeleidingspunten;
  • wacht niet af tot mensen zich zelf melden maar ga er eerder op af.

Meer informatie

Over Will Tiemeijer

Prof. dr. Will Tiemeijer is hoogleraar Gedragswetenschappen en Beleid aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam en senior wetenschappelijk medewerker Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid( WRR). Tiemeijer is medeauteur van het WRR-rapport Weten is nog geen doen (2017) en het aankomende nieuwe rapport over het belang van controle en grip op het leven hebben. In 2017 bracht de publicatie Weten is nog geen doen veel teweeg in het denken over de (zelf)redzaamheid van de burgers. Sindsdien stond het onderzoek hiernaar niet stil.

Thelma van Petersen Sommige mensen hebben meer nodig dan de traditionele begeleiding

'In deze tijd kan gesteld worden dat eigenlijk iedereen die wil werken ook kan werken. De mensen bij wie dat niet lukt, hebben meer nodig dan de standaard hulp.' Thelma van Petersen, bestuurslid van Divosa en directeur van Den Haag Werkt, deelt  ervaringen uit de Haagse praktijk met een veranderende doelgroep en geeft een voorbeeld van hoe de hofstad omgaat met keuzes maken: waar investeren we in?

Thelma van Petersen spreekt tijdens het Benchmark Festival

Veranderende doelgroep

Er is nu meer tijd en ruimte voor een groep werkzoekenden die we voorheen niet echt hielpen, zoals mensen met psychische problemen, mensen met een lichamelijke beperking of mensen met uitdagingen op het vlak van het doenvermogen; het vermogen om je leven op de rit te krijgen, vertelt Van Petersen. Deze groepen hebben meer nodig dan de traditionele begeleiding en voorzieningen, namelijk intensievere begeleiding.

Voorbeeld 1: de instapeconomie

In het kader van intensieve begeleiding startte Den Haag de pilot de instapeconomie, bij een participatiegroep die al lang in de bijstand zit en weinig vertrouwen heeft in de overheid. Persoonlijke coaches sluiten aan bij bestaande contacten in de woonwijk, zoals een buurthuis, en proberen mensen te verleiden tot het doen van vrijwilligerswerk waar ze ook een vergoeding voor krijgen. De coaches besteden 8 uur per week aan begeleiding.

De belangrijkste uitgangspunten van de pilot zijn:

  • aanwezig zijn in de wijk;
  • gebruik maken van contacten die er al zijn;
  • kleine stapjes zetten en daarvan leren;
  • geen uitstroomdoelstellingen stellen. Dit kost politieke lef, want de pilot kost geld zonder dat er garanties zijn.

Het doel: meer zelfvertrouwen en betaald werk voor de deelnemers. Er is geen garantie op uitstroom bijstand.

Voorbeeld 2: Meebouwen aan de toekomst van Zuidwest

Als tweede voorbeeld noemt Van Petersen het traject Meebouwen aan de toekomst van Zuidwest. In dit traject worden in samenwerking met een woningcoöperatie (jonge) mensen uit de bijstand gehaald en opgeleid, en worden er banen voor hen gecreëerd.  Het eerste onderdeel was de schilders-doe-dag. Voor de werving van deelnemers bedachten jongeren uit de wijk een campagne.  Zeventien deelnemers begonnen aan het traject, elf van hen hebben inmiddels een eerste baan.

Obstakels

Het traject kende ook obstakels. Drie deelnemers bleken dakloos; de woningcoöperatie regelde een woning voor hen zodat ze in het traject konden blijven. Maar dat kan niet altijd voor iedereen geregeld worden, zegt Van Petersen. Ook een schildersklus buiten Den Haag zorgde voor problemen. De deelnemer kon de reiskosten niet voorschieten en kwam vervolgens helemaal niet meer opdagen. Pas nadat een begeleidend coach de deelnemer thuis opzocht, kwam het probleem aan het licht. 

Dit zijn typische voorbeelden van obstakels met betrekking tot het doenvermogen van mensen, die een betaalde baan in de weg kunnen staan, aldus Van Petersen. Het begeleiden van deze groep is enorm intensief maar de gemeente Den Haag kiest er  bewust voor om het wel te doen en het goed te monitoren om dit vervolgens uit te kunnen leggen aan beleidsmakers en politiek: 'Het vraagt om een investering.'

Als er geïnvesteerd moet worden, dan moeten er keuzes worden gemaakt. Het kan niet allemaal.

Keuzes maken

Als er geïnvesteerd moet worden, dan moeten er keuzes worden gemaakt. Investeren in bestaanszekerheid? Dan minder op re-integratie. We kunnen  intensieve begeleiding niet aan alle inwoners bieden. Hoe bepaal je wie hier wel voor in aanmerking komt en wie niet? Nu doet een casemanager dat naar eigen inzicht, maar wellicht kan op basis van data een eerlijkere verdeling gemaakt worden.

Voorbeeld 3: WW niet naar bijstand

Om het ethische dilemma beter uit te kunnen leggen - waarom krijgt de één meer dan de ander- bedacht Den-Haag Werkt een algoritme. Samen met het UWV werkte de gemeente daarmee in de pilot WW niet naar bijstand

Mensen ontvangen WW via het UWV. Wanneer de WW afloopt, komen ze voor bijstand naar de gemeente. Dan begint ook pas het traject van begeleiding door de gemeente. In deze pilot worden mensen van wie de WW binnenkort stopt al eerder actief benaderd voor begeleiding om bijstand te voorkomen. Dat kan echter niet bij iedereen en daarom is er gekeken of er kenmerken zijn die kunnen voorspellen dat iemand een hogere kans heeft om in de bijstand te komen. Die bleken er inderdaad te zijn:

  • eerder bijstand ontvangen;
  • aantal maanden nog te ontvangen WW;
  • ontvangen toeslag;
  • leefvorm;
  • leeftijd;
  • hoogte WW-maanden;
  • wel of geen inkomsten naast de WW-uitkering;
  • totaal aantal maanden WW-recht.

In de pilot werden mensen op basis van deze kenmerken benaderd voor (vroegtijdige) begeleiding. Met die begeleiding kwamen deze mensen minder vaak (weer) in de bijstand terecht, en vonden vaker betaald werk.

Over Thelma van Petersen

Thelma van Petersen is directeur van Den Haag Werkt en bestuurslid bij Divosa. Ook is ze actief in het bestuur van de Weggeefwinkel in Den Haag. Ze vertelt hierover in het verhaal ‘Bij de weggeefwinkel kom je het leven tegen’ (Divosa, augustus 2021). Als geen ander kent Van Petersen het sociaal domein en de mensen om wie het daar daadwerkelijk gaat.

Thelma van Petersen heeft gewerkt als directeur maatschappelijke ontwikkeling in de gemeente Gouda en als afdelingshoofd Jeugd en Samenleving en transitiemanager Sociaal Domein in de gemeente Amstelveen.

Workshop 1 Inzicht in werking, effectiviteit en rendement: reflecteren met data

Door: Milou Haggenburg-Mohammed, senior onderzoeker werkparticipatie en inkomen en wetenschappelijk adviseur gemeente Amsterdam

De gemeente Amsterdam neemt alle re-integratie-instrumenten die zij inzet de komende jaren onder de loep. In het onderzoek kijkt de gemeente naar data en de ervaringen van klanten om de effectiviteit van de instrumenten in beeld te brengen. In de workshop deelt Haggenburg-Mohammed de aanpak en de eerste uitkomsten rondom (onder andere) leerstages en jobcoaching. 

Haggenburg-Mohammed benadrukt dat data meer is dan alleen cijfers en dat alleen data nog geen kennis is.  Om meer kennis te krijgen over mensen uit de bijstand en om hen effectief naar werk te begeleiden, kunnen meerdere aspecten van de instrumenten worden onderzocht:

  1. de werking (kwalitatief): interviews met werkgevers, mensen die cliënten naar werk te begeleiden, en oud deelnemers;
  2. de effectiviteit (historische data): wie vroeger een instrument kreeg en wie niet; wie vond werk en wie niet: is een instrument effectief;
  3. het instrument: wat kost het per persoon en wat levert het op in besparing op bijstand in een jaar?

Opdracht

Alle deelnemers van de workshop kregen vier post-its met op elk een ton in euro's et daarbij de vraag: waar zet je je geld op in? Alle onderzoeksaspecten zijn populair, maar bij werking worden de meeste briefjes geplakt en bij  rendement de minste. Bij navraag zeggen deelnemers dat er is al veel aandacht geweest is voor rendement; het is wel belangrijk, maar met werking krijg je hier meer zicht op. Een ander reageert: 'Het is allemaal belangrijk, maar euro’s tellen gewoon. Er is een beperkt budget, dus als iets voor weinig middelen veel resultaat geeft, dan is dat erg interessant.'

Haggenburg-Mohammed beaamt dat er keuzes moeten worden gemaakt. Naast rendement in cijfers worden de voordelen ook in woorden beschreven. In het rapport zijn de opties ook in deze volgorde gebruikt. Omdat er aan effectiviteit veel 'mitsen en maren' kleven (een controlegroep nabootsen is lastig), staat dit daarom niet vooraan.

Het onderzoek

Het onderzoek naar de effectiviteit van de instrumenten is 1,5 jaar geleden gestart met de evaluatie van interne- en externe leerstages en bevindt zich nu in de afrondende fase. Daarna volgen drie andere instrumenten. Respondenten die deze instrumenten in de afgelopen twee jaar hebben gebruikt, worden benaderd per telefoon en vragenlijst. Na afronding zullen de onderzoekers een advies geven aan de hand van de resultaten en dit met de uitvoering verder beoordelen.

Workshop 2 De energiearmoede te lijf. Aanvalsplan Armoede & Energie

Door: Monique van der Plas, programmamanager Programma Aanvalsplan Armoede & Energie bij de gemeente Almere 

Uit onderzoek van TNO blijkt dat in 2022 naar schatting ruim 600.000 huishoudens in energiearmoede leefden. Dat wil zeggen: ze hebben hoge energiekosten, wonen meestal in slecht geïsoleerde huizen en hebben een laag inkomen. De gemeente Almere zet in op het bestrijden van de energiearmoede met het Aanvalsplan Armoede & Energie. Hoe is de gemeente tot deze aanpak gekomen? Wat doet ze precies? En hoe pakt ze dit organisatorisch aan? Tijdens deze workshop vertelt de gemeente Almere meer over de ins & outs en de eerste geleerde lessen. 

Structureel kosten besparen

De gemeente Almere wil met haar aanpak onder andere energiearmoede duurzaam tegengaan. Dit houdt in dat er niet ingezet werd op financiële compensatie, maar op het aanbrengen van daadwerkelijk materiële veranderingen om structureel kosten te besparen. Zo worden er, naast andere interventies, door Almere 'energiefixers' vanuit een Fixbrigade ingezet die in bepaalde wijken alle deuren langsgaan om aanpassingen in huis aan te brengen. Denk hierbij aan ventilatoren onder de radiator, waterbesparende douchekoppen en led-lampen. Hierdoor hebben huishoudens een duurzaam lagere energierekening. De deelnemers aan de workshop vonden de voorbeelden nuttig, maar blijven helaas nog even zoekende welke interventies welk effect op lange termijn zullen opleveren. Het aanvalsplan is pas enkele maanden in uitvoering. In een later stadium zullen de effecten duidelijk worden.

Workshop 3 Gebruik van data bij Simpel Switchen: Van spreekkamer tot bestuur

Door: Marloes Hekman, projectleider bij de gemeente Hardenberg

Hoe kun je data inzetten om de overgang tussen werk en uitkering voor inwoners makkelijker te maken? In deze workshop vertelt de gemeente Hardenberg hoe zij haar dienstverlening Werk en Inkomen verbetert via het project Simpel Switchen. Hiervoor wordt op verschillende niveaus gebruik gemaakt van data. Pas wel op, waarschuwt de gemeente: data zijn niet heilig en vooral ondersteunend bij het inrichten van nieuwe werkwijzen. De kracht ligt in het maken van een gezamenlijke beweging van spreekkamer tot bestuur. 

Cijfers zijn het begin, maar daarna is context en verhaal nodig over oorzaak en gevolg.

Tijdens deze workshop ontstond discussie onder de deelnemers over wat je wel en niet gaat monitoren. Belast het de uitvoering niet extra bijvoorbeeld? En hoe ga je om met maatwerk? Verder ging Marloes in op nieuwe werkwijzen die zijn ontwikkeld in Hardenberg om de inwoners beter te informeren, zoals:

  • een nieuwe folderlijn met heldere informatie en op de website in verschillende talen;
  • de verrekenmethode Surplus, voor een stabiel inkomen van inwoners;
  • extra contactmomenten, zoals bij de start met parttime werk en een exitgesprek bij volledige uitstroom;
  • Interviews met inwoners over hoe dienstverlening wordt ervaren.

Hekman adviseert een multiperspectief waarin cijfers, maar ook gesprekken met medewerkers (consulenten, kwaliteit, controle, beleid en management) en inwoners worden meegenomen. Daarmee haal je verbeterpunten op. Gebruik cijfers alleen met een goede context en maak op basis daarvan het besluit. 

Workshop 4 De Rotterdamse aanpak inburgering onderzocht

Door: Carolien Vogelaar, opgavemanager Rotterdamse aanpak inburgering, en Roxy Damen,postdoctoral researcher Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

De gemeente Rotterdam deelt haar eerste ervaringen met de uitvoering van de nieuwe inburgeringswet. Wat waren de grote uitdagingen bij de start van de nieuwe Wet inburgering? Hoe is hiermee omgegaan? De gemeente deelt verder haar ervaringen met het doen van onderzoek naar de nieuwe inburgeringswet. Welke indicatoren zijn hierbij relevant?

Wat viel op?

  • Het onderzoek is een uniek project omdat het meerjarig is en proces-, uitkomst- en effectevaluatie bevat. Het past helemaal bij het lerend stelsel.
  • De uitkomsten en effecten worden vergeleken op G4-niveau, op termijn
    mogelijk ook met andere gemeenten, juist om verschillen in uitkomsten te
    verklaren.
  • Het spanningsveld tussen Participatiewet en Inburgeringswet: grote uitdaging om steeds af te wegen hoe je het goed doet.
  • Het onderzoek wordt uitgebreid en ook een PhD-student gaat gedurende drie jaar met inburgeraars meelopen.
  • Rotterdam heeft ook aanvullend aanbod voor gezinsmigranten door maatschappelijke begeleiding aan te bieden.

Workshop 5 Versneld voortraject, mogelijke kwijtschelding en verkorte looptijd van het schuldentraject: wat betekent dat voor inwoners?

Door: Suzanne Tonnon, senior onderzoeker Lectoraat Schulden & Incasso van de Hogeschool Utrecht, Paulien Pakkert, consultant Bureau Bartels en  Chaimae Rahou - Beleidsadviseur Schulden, gemeente Utrecht

In 2021 liep de gemeente Utrecht op de troepen vooruit. Onder de titel Coronasanering werd er in de gemeente sneller gesaneerd en de looptijd van een schuldentraject verkort van 3 naar 2 jaar. Ook bestond het nieuwe schuldtraject in Utrecht uit een versnelde stabilisatiefase, een mogelijke kwijtschelding van een restschuld aan het eind van het traject en ontvingen inwoners praktische ondersteuning bij het opleveren van documenten van een ervaringsdeskundige. 

De Coronasanering is onderdeel van actieagenda Utrecht schuldenvrij, en één van de maatregelen die sinds 2019 zijn ingezet om inwoners sneller uit de schulden helpen. Hier vallen nog veel meer maatregelen onder.  De sanering heet zo omdat corona de aanleiding was, maar de wens bestond al veel langer.

Onderzoek

Het lectoraat Schulden en Incasso en Bureau Bartels onderzoeken de effecten van de vernieuwde aanpak in de gemeente Utrecht. Tijdens deze workshop werd ingegaan op het perspectief van de inwoner: wat betekent een sneller aanbod, uitzicht op kwijtschelding en praktische ondersteuning voor inwoners? De onderzoekers vertellen wat inwoners heeft gemotiveerd om de stap naar de gemeente te zetten, en wat ze heeft geholpen om het traject vol te houden en niet vroegtijdig uit te vallen.

Paulien Pakkert van Bureau Bartels zag onder meer dat de houding van de inwoner ook de stappen bepaalde. Over het algemeen hadden de respondenten weinig kennis van de voorzieningen en (daardoor) ook weinig verwachtingen. Er waren enkele inwoners met negatieve verwachtingen; dit kwam door verhalen 'via via'.

Voorlopige conclusies

Chaimae Rahou van de gemeente Utrecht vat de resultaten kort samen. Mensen vonden de verkorte stabilisatiefase prettig; als de stap eenmaal gezet is om hulp in te schakelen dan is het prettig als dit ook snel gebeurt. Daarnaast vinden ze fijn dat er dan niet nog meer schulden komen. Dit zorgt voor meer rust, meer opluchting en dat er wordt toegewerkt naar een oplossing.

Er bleek ook een keerzijde te zijn. Onvoorziene schulden die later aan het licht kwamen, werden kwijtgescholden door de gemeente. Dit is een risico: de inwoner ervaart dit in de praktijk als een 'fout' van de gemeente. Dit kan stress opleveren en zorgen voor twijfel aan deelname. Tenslotte is de motivatie om deel te nemen laag door gebrek aan kennis. Er was maar een deelnemer die op eigen initiatief is gekomen. Buurtteams verwijzen veel door. 

Over het onderzoek

Het onderzoek naar de effecten van deze regeling is zowel kwantitatief als kwalitatief. Het kwantitatieve gedeelte bestaat uit een enquête na het intakegesprek. Dit wordt drie maanden daarna herhaald en tenslotte na weer drie maanden opnieuw afgenomen. Het kwalitatieve onderzoek bestaat uit diepte-interviews met zeventien inwoners. Samen moeten deze resultaten zorgen voor duiding bij de data. 

Workshop 6 Monitor gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders en gezinsmigranten

Door: Tamara Kool, Verwey Jonker, en Larissa van Es , procesmanager Werk, participatie en arbeidsmarkt en onderzoeker Divosa

Sinds 2016 voeren KIS en Divosa jaarlijks een monitor uit rondom beleid inburgering van statushouders. Een deel van de resultaten van de afgelopen jaren zijn op gemeenteniveau toegankelijk in de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering. Ook zullen de uitkomsten van de uitvraag in 2023 – gericht op de nieuwe Wet inburgering – meegenomen worden in de Benchmark. In deze workshop zoomden we in op enkele opvallende resultaten uit de KIS-monitor van 2023. Ook werden voorbeelden van gemeenten gepresenteerd. 

Vroege start, dualiteit en ontzorgen

De voorkeur van de deelnemers ging uit naar de volgende onderwerpen: vroege start, dualiteit en ontzorgen. Vroege start is lastig in de praktijk te brengen en brengt volgens de deelnemers ook risico's met zich mee door de ontkoppeling die later kan plaatsvinden en de onduidelijkheid over de financiële consequenties daarvan voor een gemeente. Daarnaast zijn statushouders niet altijd klaar voor een vroege start. Ook zijn er verschillende belevingen over het begrip goede start.

Bij dualiteit worden de 'vertaaloortjes' genoemd. Enerzijds super nuttig, anderzijds vraagtekens: leer je dan wel Nederlands? Er werden vragen gesteld over subsidies van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid richting werkgevers.

Tenslotte werd er gevraagd naar wensen voor de monitor voor volgend jaar. Gemeenten kunnen nog steeds wensen aandragen. 

Workshop 7 Inzicht in werking, effectiviteit en rendement: reflecteren met data

Door: Milou Haggenburg-Mohammed, senior onderzoeker werkparticipatie en inkomen en wetenschappelijk adviseur gemeente Amsterdam

De gemeente Amsterdam neemt alle re-integratie-instrumenten die zij inzet de komende jaren onder de loep. In het onderzoek kijkt de gemeente naar data en de ervaringen van klanten om de effectiviteit van de instrumenten in beeld te brengen. In de workshop deelt Haggenburg-Mohammed de aanpak en de eerste uitkomsten rondom (onder andere) leerstages en jobcoaching. 

Haggenburg-Mohammed benadrukt dat data meer is dan alleen cijfers en dat alleen data nog geen kennis is.  Om meer kennis te krijgen over mensen uit de bijstand en om hen effectief naar werk te begeleiden, kunnen meerdere aspecten van de instrumenten worden onderzocht:

  1. de werking (kwalitatief): interviews met werkgevers, mensen die cliënten naar werk te begeleiden, en oud deelnemers;
  2. de effectiviteit (historische data): wie vroeger een instrument kreeg en wie niet; wie vond werk en wie niet: is een instrument effectief;
  3. het instrument: wat kost het per persoon en wat levert het op in besparing op bijstand in een jaar?

Opdracht

Alle deelnemers van de workshop kregen vier post-its met op elk een ton in euro's et daarbij de vraag: waar zet je je geld op in? Alle onderzoeksaspecten zijn populair, maar bij werking worden de meeste briefjes geplakt en bij rendement de minste. Bij navraag zeggen deelnemers dat er is al veel aandacht geweest is voor rendement; het is wel belangrijk, maar met werking krijg je hier meer zicht op. Een ander reageert: 'Het is allemaal belangrijk, maar euro’s tellen gewoon. Er is een beperkt budget, dus als iets voor weinig middelen veel resultaat geeft, dan is dat erg interessant.'

Haggenburg-Mohammed beaamt dat er keuzes moeten worden gemaakt. Naast rendement in cijfers worden de voordelen ook in woorden beschreven. In het rapport zijn de opties ook in deze volgorde gebruikt. Omdat er aan effectiviteit veel 'mitsen en maren' kleven (een controlegroep nabootsen is lastig), staat dit daarom niet vooraan.

Het onderzoek

Het onderzoek naar de effectiviteit van de instrumenten is 1,5 jaar geleden gestart met de evaluatie van interne- en externe leerstages en bevindt zich nu in de afrondende fase. Daarna volgen drie andere instrumenten. Respondenten die deze instrumenten in de afgelopen twee jaar hebben gebruikt, worden benaderd per telefoon en vragenlijst. Na afronding zullen de onderzoekers een advies geven aan de hand van de resultaten en dit met de uitvoering verder beoordelen.

Workshop 8 Stoomcursus benchmarks

Door: Simon Wajer, BMC

Wil je snel en goed leren benchmarken? Wil je weten hoe je zelf vergelijkingsgroepen instelt en hoe je meer uit de Benchmarks kunt halen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de vele extra indicatoren die je in het analysedeel van het benchmarkplatform kan vinden?

In deze workshop wees Simon de weg op het platform en toonde hij hoe je alle informatie zo efficiënt mogelijk kan vinden en gebruiken. De meeste deelnemers bleken zelf nog niet erg bekend met het gebruiken van de benchmark en ervaarden de workshop derhalve als zeer nuttig.

Kon je niet aanwezig zijn? Een volgende bijeenkomst zullen we deze workshop zeker weer aanbieden. Ook wordt de stoomcursus per benchmark meermaals per jaar aangeboden voor alle leden. Hou hiervoor de agenda op de website van Divosa in de gaten, of abonneer je op de nieuwsbrief.

Sfeerimpressie

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
www.divosa.nl

Tekstredactie

Leontien van den Ham
Jasja van Moorsel

Fotografie

Robin Utrecht

Versie

oktober 2023