‘Deelname aan de Community of Practice heeft veel opgeleverd’, zegt Chris Kornmann van de gemeente Amsterdam. Samen met Esther Klaassen blikt hij terug op afgelopen anderhalf jaar. ‘Het inzicht dat gedragsbeïnvloeding de sleutel is voor participatie wordt nu omarmd.’

Kornmann noemt de waardevolle uitbreiding van zijn netwerk als eerste, om meteen daarna uitgebreid in te gaan op een ander winstpunt: ‘Dat is het inzicht dat gedragsbeïnvloeding meer aandacht verdient in de re-integratie. Dankzij de CoP weet ik dat dit een groot vraagstuk is, dat in veel gemeenten speelt.’ Maar dat is tegelijkertijd een worsteling. ‘We zijn niet waar we willen zijn, het is nog niet ingebed.’

Nut en noodzaak

Het gedachtegoed moet inderdaad gemeengoed worden bij alle WPI medewerkers met contact met Amsterdammers, denkt ook procesmanager Esther Klaassen. ‘En niet alleen bij hen, maar ook bij hun leidinggevenden en het management. Dat is nog wel een uitdaging.’ Klaassen is als opleidingsadviseur gewend om anderen te overtuigen van nut en noodzaak van werken volgens nieuwe inzichten, dus deze uitdaging gaat ze graag aan.

De theoretische onderlegger van de inzichten van de CoP is het integratieve gedragsmodel van hoogleraar Roland Blonk. Dat laat zien hoe gedrag afhangt van willen en kunnen. En hoe die beide begrippen zijn te ontrafelen tot afzonderlijke aspecten waarop je als klantbegeleider kunt aangrijpen. Zoals geloof in eigen kunnen, of de vaardigheid om vacatures te vinden.

De hele dag door

Gedragsbeïnvloeding passen we allemaal de hele dag door toe, zegt Klaassen. ‘In de opvoeding van onze kinderen, of als we willen dat onze ouders op leeftijd gezonde keuzes maken. Alleen we krijgen het niet onderwezen, we leren het niet op een formele opleiding.’ En dat is zonde, stelt ze, want ook op het werk speelt gedragsbeïnvloeding een grote rol, in veel sectoren en op alle niveaus in organisaties.

Klaassen kan het weten, want ze werkte in diverse sectoren in het bedrijfsleven en bij overheden, waaronder de bouw, het bankwezen en tot vrij recent bij de boa’s in Amsterdam.

Van straffen naar verleiden

‘De handhaving bewoog destijds van het harde optreden en straffen naar het verleiden tot het gewenste gedrag’, vertelt ze. ‘Met toenmalig burgemeester Van der Laan als fanatiek ambassadeur zochten we antwoorden op vragen als: Hoe zorg je ervoor dat mensen hun afval niet op straat gooien? Dat ze niet wildplassen, de openbare ruimte niet blokkeren op drukke punten? Voor dat laatste blijkt het aanbrengen van een rood en een groen vlak een groot effect op de doorstroming te hebben.’

Zeer gecharmeerd

Ze was zeer gecharmeerd van deze gedragspsychologische motivatietechniek, beter bekend als nudging. Zeker toen ze eind 2019 de overstap maakte naar werk, participatie en inkomen. ‘In de gesprekskamer tussen de Amsterdammer en klantbegeleider kan het ook: iemand verleiden tot het gewenste gedrag. Alleen: hoe doe je dat, dat was voor mij op dat moment nog een belangrijke vraag. Daarvoor wilden we graag een toolbox voor de klantbegeleider ontwikkelen.’

Spelen met gedrag

Toen Kornmann, die al een tijdje deelnam aan Community of Practice, haar benaderde om aan te sluiten, hoefde ze dus niet lang na te denken. ‘Blonk laat heel mooi zien welke triggers er zijn om kleine stappen te zetten in het re-integratieproces. Daarmee kan de klantbegeleider echt leren spelen met gedrag.’

De wens om verder te komen in het nadenken verbetering in het re-integratietraject was voor Kornmann eveneens een van de redenen om mee te doen aan de CoP. Hij blikt terug op de andere redenen: ‘We startten in 2018 een experiment in Participatiewet met twee groepen. Een groep werd met rust gelaten en de andere kreeg juist extra aandacht.’

Theoretisch fundament

Het experiment ging van start zonder theoretisch fundament, vertelt Kornmann. De klantbegeleiders misten dat, zo bleek ook uit een onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam. ‘Zij hadden behoefte om meer met evidenced based methodieken te werken.

En uit een ander onderzoek, door ZINZIZ, kwam naar voren dat de klantbegeleiders weliswaar over vakmanschap beschikten, maar dat ze vaak grote doelen stelden, abstract en ver vooruit.’

Minder nadruk op de uitstroom

Een deelnemer uit Wageningen, een van de andere steden die experimenteerden met de Participatiewet, introduceerde Kornmann bij de CoP. Daar vond hij de gewenste theoretische basis én de kennis over werken met kleine stappen.

En bovendien ontdekte hij al snel dat Blonk daar nog iets fundamenteels aan toevoegt: ‘Hij stelt dat er te veel naar uitstroomcijfers gekeken wordt. Daardoor lijkt het dat iemand die niet is uitgestroomd naar een reguliere betaalde baan, geen stappen heeft gezet.’

Tussentijdse succes

Terwijl er gedurende het traject met de klantbegeleider veel successen te behalen zijn. Kornmann: ‘Iemand die al jaren in een isolement leeft en nu elke week een dagdeel bij een buurtboerderij aan de slag is bijvoorbeeld. Dat is echt wel een succes.’

Dat Blonk in zijn model laat zien op welke aspecten je tijdens het traject allemaal aan kunt grijpen, helpt om meer aandacht te krijgen voor de tussentijdse successen. Als iemands geloof in eigen kunnen toeneemt, is dat een belangrijk succes. Voor het hier en nu én voor de toekomst, want het vergroot de kans op werk in een later stadium.

In het curriculum

Terug naar het overbrengen van de kennis. Klaassen kijkt wat dat betreft niet alleen naar Amsterdam, maar naar alle huidige én toekomstige klantmanagers in het hele land. ‘In dat opzicht is het heel waardevol dat de Hogeschool van Amsterdam en Fontys aan de CoP meedoen,’ stelt Klaassen, die is opgeleid als onderwijskundige.

Gedragsbeïnvloeding is volgens haar de basis van waaruit de klantbegeleider werkt. ‘Dat moet dus standaard in de toolbox van elke klantbegeleider komen te zitten, het moet opgenomen worden in het curriculum van de opleidingen sociaal werk.’

Private opleiders

‘Fontys is daar nu al serieus mee aan de slag en dat is te danken aan hun deelname aan de CoP. En ook de Hogeschool van Amsterdam heeft het inzicht omarmd dat gedragsbeïnvloeding de sleutel is voor participatie.’

De hogeschool heeft er ook al plek voor ingeruimd in het onderwijsprogramma. Maar er gaat behoorlijk wat tijd overheen voordat die kennis via de nieuwe lichting afgestudeerden de praktijk bereikt. Voor de huidige klantbegeleiders ziet Klaassen daarom vooral een rol weggelegd voor private opleiders, die sneller en meer op maat aanbod kunnen ontwikkelen.

Meer lezen?

CoP Gewogen Maatwerk

In de CoP Gewogen Maatwerk buigen gemeenten, beroepsverenigingen, onderwijs en wetenschap zich over de vraag hoe de aanpak Gewogen Maatwerk de re-integratie kan verbeteren. Dit gebeurt door complexe vraagstukken uit de uitvoeringspraktijk ín die praktijk uit te diepen. Zo ontwikkelen we samen kennis waar die praktijk écht iets aan heeft.