Voorwoord: ‘Van work- naar skill- naar life-aanpak’

Het lezen van de (bijstands)cijfers uit onze benchmarkjaarraportage 2022 die hier voor je ligt, is razend interessant. Je ziet duidelijk hoe, na een dip rond coronatijd, de daling in het bijstandsvolume doorzet, hoe zowel de instroom als uitstroom daalt, hoe de leeftijd van bijstandsgerechtigden verandert (vooral 55-plus) en hoe de groep die langer in de bijstand zit, verder toeneemt.

Het zijn cijfers waarmee je als gemeente je beleidskeuzes goed kunt onderbouwen. Dat gemeenten bijvoorbeeld van een work- naar skill-, nu naar een life-aanpak gaan, is duidelijk te herleiden uit deze cijfers. De groep die nu in de bijstand zit is weliswaar kleiner, maar blijft er ook langer in zitten en heeft dus intensievere begeleiding nodig.

Toch willen we met deze cijfers nadrukkelijk niet uitnodigen tot reactief beleid. Naast deze ‘actuele stand van het land’ zetten we daarom vanuit de benchmarks in op de verhalen achter die cijfers en op benchlearning. Zodat deze cijfers samen met de verhalen erachter en de geleerde lessen houvast kunnen bieden voor een visie op duurzaam beleid. Beleid waarbij het áltijd eerst om de mens gaat en we niet te lineair van work naar skill naar life gaan, maar beleid dat juist flexibel en geïntegreerd is. Beleid dat áltijd de mens first zet en daarnaast ruimte biedt om accenten te leggen op work, skill of life. Soms is in begeleiding de focus op werk nodig én mogelijk vanwege een aantrekkende arbeidsmarkt, soms is betaald werk gewoon geen optie. Of we nou in een gemeentehuis hebben bedacht dat het work moet zijn of niet.

Andersom kan dat net zo goed voorkomen. Zelf dacht ik bijvoorbeeld dat Oekraïense vluchtelingen in Nederland wel iets anders aan hun hoofd zouden hebben dan werken, maar niets bleek minder waar. Zij wilden juist wel meteen aan de slag, ze wilden dankbaarheid tonen, iets terugdoen en iets kunnen overmaken naar het thuisland. Dan moet je als overheid niet krampachtig willen vasthouden aan een life-aanpak, maar dan moet je flexibel zijn en kijken naar wat er nodig is. Laat de cijfers, de verhalen én de duiding ervan in deze jaarrapportage daar een mooie aanzet voor zijn.

Erik Dannenberg,
voorzitter Divosa

Samenvatting

Jaarkaart Divosa Benchmark Werk & Inkomen 2022

Inleiding

Samen met haar partners Stimulansz en BMC Onderzoek ontwikkelt Divosa de benchmarks Werk & Inkomen, Armoede & Schulden en Statushouders & Inburgering. De benchmarks geven het meest volledige en actuele beeld van de uitvoeringspraktijk en bieden gemeenten de mogelijkheid zich te vergelijken met andere gemeenten.

In de Divosa Benchmarks besteden we uitgebreid aandacht aan benchlearning en de verhalen achter de cijfers. Individuele gesprekken en bijeenkomsten op regionaal en nationaal niveau bieden de ruimte voor inspiratie, duiding en analyse, en deelnemers kunnen praktijkvoorbeelden uitwisselen. Zo ondersteunen de Divosa Benchmarks gemeenten bij het proces van leren en verbeteren.

Kijk voor meer informatie over de Divosa Benchmarks op divosa-benchmark.nl.

In deze jaarrapportage van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen hebben we  een selectie gemaakt van een aantal basisgegevens die de uitvoering van de Participatiewet in beeld brengen. Deze zijn ook voor niet-benchmarkdeelnemers interessant. We presenteren de cijfers op landelijk niveau en naar gemeentegrootteklasse.

Om ontwikkelingen over de jaren heen in beeld te brengen, hebben we (waar mogelijk) data toegevoegd uit eerdere jaarrapportages van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen.

Divosa Benchmark Werk & Inkomen: 235 gemeentelijke deelnemers

In de rapportage zijn de cijfers van 226 gemeenten meegenomen. De cijfers representeren 85% van de bijstandspopulatie. Daarmee is de benchmark representatief.

Divosa Benchmark

Ontwikkeld door: Divosa, BMC Yacht group, Stimulansz

Ontwikkelingen in 2022

Met de versoepeling van de coronamaatregelen kwam in 2022 ook een einde aan het coronasteunpakket. Maar de ene tijdelijke maatregel werd snel opgevolgd door een volgende. Gemeenten moesten afgelopen jaar snel schakelen van de Tozo en TONK naar de leefgeldregeling voor Oekraïners en de energietoeslag. Er was sprake van een blijvende druk door het groeiende takenpakket.

De daling van het aantal mensen in de bijstand in 2021 zette in 2022 door. Daarmee zet de trend die sinds 2016 zichtbaar is zich door.

Herziening van de Participatiewet

De afgelopen jaren kwamen verschillende elementen uit de Participatiewet ter discussie te staan. In de zomer van 2022 zijn de uitkomsten van een beleidsanalyse door minister Schouten (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) gepresenteerd. In het rapport ‘Participatiewet in balans’ zijn verschillende beleidsopties voor een wijziging van de wet opgenomen. Eenvoud, uitvoerbaarheid en de menselijke maat staan centraal.

De beleidsopties zijn verdeeld in oplossingsrichtingen voor de ‘korte’ termijn (spoor 1) en de lange termijn/domeinoverstijgend (spoor 2). In het najaar van 2022 is ook spoor 3 geïntroduceerd. Spoor 3 richt zich op de bevordering van de vakkundigheid van professionals die werken bij de gemeente aan de uitvoering van de Participatiewet.

Daarnaast is het wetsvoorstel breed offensief in 2022 door de Eerste en Tweede Kamer gegaan. De eerste wetsaanpassingen die ervoor moeten zorgen dat mensen met een arbeidsbeperking aan het werk gaan en blijven zijn per 1 januari 2023 in werking getreden:

  • De mogelijkheid om deeltijdwerk niet meer volledig af te trekken van de bijstandsuitkering van een werknemer die werkt met loonkostensubsidie.
  • Wijziging kostendelersnorm, zodat jongeren tot 27 jaar niet meetellen als kostendeler voor hun huisgenoten.

Per 1 juli 2023 treden nog meer maatregelen in werking.

Krapte op de arbeidsmarkt

De spanning op de arbeidsmarkt liep in 2022 verder op. Het aantal banen steeg in 2022 opnieuw, terwijl het aantal werklozen afnam. Voor werkgevers in Nederland betekende dit dat het steeds moeilijker werd om nieuw personeel te vinden.

Daarnaast zette de flexibilisering van de arbeidsmarkt zich door. Het aantal zzp’ers bleef groeien. Eind 2022 waren er 128.000 zelfstandigen meer dan het jaar daarvoor.

Flinke daling van het bijstandsbestand

In 2022 is het bijstandsbestand met bijna 7% gedaald. De daling van het bijstandsbestand was het sterkst in grotere steden. Kijken we naar het aantal personen met een bijstandsuitkering op basis van de voorlopige cijfers van het CBS, dan zien we dat het aantal bijstandsgerechtigden in december 2022 op het laagste niveau lag in de afgelopen tien jaar.

Grafiek 2022 - Landelijke afname van de bijstand met 6,7%
Grafiek Ontwikkeling bijstand t.o.v. het jaar ervoor

Niet alleen daalde het bijstandsbestand sterk, ook de relatieve daling van het bijstandsbestand ten opzichte van het voorgaande jaar was in 2022 hoger dan voorgaande jaren. In- en uitstroom liepen niet synchroon voor alle gemeenten. Bij de uitsplitsing naar gemeentegrootte zien we dat de daling van het aantal bijstandsgerechtigden in de grote steden mogelijk samenhangt met de eerdere sterke stijging van het bestand in 2020. Dit is vergelijkbaar met de sterkere daling van het bestand in kleinere gemeenten in 2018 en 2019 als gevolg van de toename van het aantal bijstandsgerechtigden in kleinere steden in 2015 en 2016.

Factoren die specifiek waren voor de coronacrisis, kunnen van invloed zijn geweest op het verschil in de ontwikkeling van het bijstandsbestand tussen grote en kleinere gemeenten. Hierbij kun je denken aan de daling en stijging in werkgelegenheid in specifieke sectoren (bijvoorbeeld toerisme en horeca) die sterker vertegenwoordigd zijn in grotere steden. Dit was ook terug te zien bij de Tozo-uitkeringen. De arbeidsmarktregio Groot-Amsterdam, een regio met veel werkgelegenheid in toerisme en ook rondom Schiphol, kreeg een relatief hoog aantal aanvragen.

In april 2022 bereikte de werkloosheid met 3,2 procent het laagste percentage in de reeks met maandcijfers vanaf 2003. Daarna nam de werkloosheid toe naar 3,8 procent in augustus en september. Vervolgens daalde de werkloosheid weer. In december 2022 waren 352 duizend mensen werkloos, dat is 3,5 procent van de beroepsbevolking.

Bron: CBS, januari 2023

Meer dan 80% van gemeenten ziet bijstandsbestand dalen

Hoewel er landelijk een sterke daling was van het bijstandsbestand, waren er in 2022 ook gemeenten (13%) die een toename in het aantal bijstandsgerechtigden zagen. Het bijstandsbestand daalt wanneer de instroom lager is dan de uitstroom. In sommige gevallen was er sprake van een hoge uitstroom bij gemeenten, waardoor het bijstandsbestand daalde. In andere gevallen is het dalend bestand sterker toe te wijzen aan een dalende instroom. 

Grafiek - percentage gemeenten met stijgend of dalend bijstandsbestand in 2022

Voor de grote gemeenten geldt dat bijna alle gemeenten een daling van hun bestand zagen in 2022. De verdeling qua gemeenten met een stijging in het bestand naar gemeentegrootte, is vergelijkbaar met 2019. In 2022 was er nog een heel klein percentage van de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners met een stijging, in 2019 betrof dit geen enkele grote gemeente.

Grafiek - percentage gemeenten met een stijging bijstandsbestand 2019 - 2022

Voor de kleinere gemeenten geldt dat dat er sneller sprake is van een relatief grotere stijging of daling doordat het totaal aantal bijstandsgerechtigden lager ligt. Hier kan toeval dus vaker een factor zijn.

Laagste instroompercentage in afgelopen 10 jaar

In 2022 was de instroom in de bijstand 22%. Het instroompercentage geeft een beeld van hoeveel nieuwe bijstandsuitkeringen gemeenten in een jaar toekennen. Het instroompercentage is het aandeel nieuw toegekende bijstandsuitkeringen in 2022 ten opzichte van het totale bestand van eind 2021. Zaten er eind 2021 bijvoorbeeld 1000 mensen in de bijstand, dan zouden er bij een instroompercentage van 22% in 2022 dus 220 nieuwe mensen zijn ingestroomd.

In gemeenten met minder dan 50.000 inwoners was het instroompercentage iets hoger, namelijk 25%.  In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners was de instroom iets lager, namelijk 21%. Sinds 2013 is het instroompercentage niet eerder zo laag geweest als in 2022.

Grafiek - 2022 instroompercentage in bijstand
Grafiek - intstroompercentage in de bijstand

Ook uitstroom is relatief laag in 2022

In 2022 was de uitstroom 26%. Het uitstroompercentage geeft een beeld van hoeveel bijstandsuitkeringen gemeenten in een jaar stopzetten. Het uitstroompercentage is het aandeel gestopte bijstandsuitkeringen in 2022 ten opzichte van het totale bijstandsbestand van eind 2021. 

Net als bij de instroom, was het uitstroompercentage in gemeenten met minder dan 50.000 inwoners het hoogst, namelijk 28%. Ook het uitstroompercentage was in de afgelopen 10 jaar niet eerder zo laag als in 2022. Dit laat zien dat er een afgenomen dynamiek is in het bijstandsbestand.

Grafiek - 2022 Uitstroompercentage uit de bijstand
Grafiek - uitstroompercentage uit de bijstand

Na een lichte verruiming in het derde kwartaal, werd de arbeidsmarkt in het vierde kwartaal van 2022 weer iets krapper. Er waren 13.000 werklozen minder dan een kwartaal eerder. Ook het aantal openstaande vacatures liep terug, maar minder hard. Tegenover elke 100 werklozen stonden 123 vacatures.

Bron: CBS, februari 2023

Instroom versus uitstroom

De uitstroom kan het beste bekeken worden in samenhang met de instroom. In 2022 was een sterkere daling van het instroompercentage ten opzichte van 2021 te zien dan van het uitstroompercentage. De daling van het bijstandsbestand wordt dus meer verklaard doordat er minder nieuwe mensen een bijstandsuitkering ontvingen dan doordat er steeds meer mensen niet langer afhankelijk waren van de bijstand.

Grafiek - in en uitstroompercentages bijstand

Een relatief hoger instroompercentage bij kleine gemeenten en lager bij grote gemeenten is structureel. Ook laat een eerdere analyse al zien dat een hogere instroom vaak gepaard gaat met een hogere uitstroom. Er zijn meerdere factoren die dit kunnen verklaren. Hogere instroom kan bijvoorbeeld leiden tot hogere uitstroom omdat een aanzienlijk deel weer binnen een jaar uitstroomt. Een hogere uitstroom kan leiden tot een hogere instroom vanwege herinstroom.

Daarnaast kan gemeentegrootte − en daarmee samenhangend de grootte van het bijstandsvolume − een factor zijn. Bij een relatief klein bijstandsbestand is er sneller sprake van een grotere percentuele stijging of daling van het bestand door in- of uitstroom. Denk daarbij aan statushouders die op basis van inwoneraantal verdeeld worden. Kleine gemeenten hebben doorgaans een lage bijstandsdichtheid, waardoor het effect van de instroom van statushouders groter is.

Ook kan worden gedacht aan verhuisbewegingen die in- en uitstroom veroorzaken. Tijdelijke opvang in instellingen in de gemeente kan zorgen voor hogere in- en tegelijk hogere uitstroom.

Snelle uitstroom na coronaperiode weer gedaald

Een groot deel van de mensen die uit een uitkering stroomden, had de uitkering relatief kort. Het kan hier gaan om alle soorten uitstroomredenen: van ‘pensioen’ en ‘verhuizing’ tot ‘werk’. In 2022 duurde 41% van de beëindigde uitkeringen één jaar of korter. Bij 27% was dat 1-3 jaar, 32% had meer dan 3 jaar een uitkering. 

Sinds 2014 is er een dalende trend zichtbaar van het aandeel dat binnen een jaar uitstroomt. In de coronajaren 2020 en 2021 nam dit weer even toe. In 2022 was het aandeel van de mensen die uitstroomden uit de bijstand weer lager dan voorgaande jaren. 

 

Grafiek - 2022 uitstroom naar verblijfsduur

Bij het duiden van de verblijfsduur in relatie tot de uitstroom is het zinvol om ook naar de instroom te kijken. In de jaren met een hogere instroom, zoals 2015, 2016 en 2020, zien we ook een relatief groot aandeel uitstroom binnen een jaar terug. Daarnaast hangt ook de uitstroom naar verblijfsduur samen met de samenstelling van het bijstandsbestand. De uitstroom naarmate iemand langdurig in de bijstand zit, is steeds lager. En juist het aandeel bijstandsgerechtigden dat langdurig in de bijstand zit, is sinds 2015 steeds verder toegenomen.

Een uitgebreidere analyse van uitstroom in relatie tot verblijfsduur vind je in de analyse In-, uit- en herinstroom bijstand 2016 - 2021. Over die periode was de uitstroom van mensen langer dan 60 maanden in de bijstand 0,6%, tegenover 5,6% voor mensen die 0-3 maanden in de bijstand verbleven.

Grafiek - Uitstroom naar verblijfsduur

Nog steeds 40% uitstroom naar werk

Een bijstandsuitkering kan om verschillende redenen stopgezet worden. De meest voorkomende reden is dat iemand aan het werk gaat en zodoende meer inkomsten heeft dan de bijstandsnorm. In 2021 stroomde 41% uit naar werk, in 2022 was dit 40%. Door de jaren heen is het aandeel uitstroom naar werk toegenomen. 

Sinds 2015 is de verdeling van uitstroomredenen redelijk constant. Alleen in 2020 was er een duidelijk verschil. In dat jaar lag de uitstroom naar scholing relatief hoger (waarschijnlijk samenhangend met de hogere instroom van mensen onder de 27 jaar) en lag de uitstroom vanwege handhaving lager. Hoewel het aandeel uitstroom naar scholing in 2022 weer vergelijkbaar was met 2019 en eerder, bleef handhaving relatief lager in 2021 en 2022.

Ook stroomt een groot aandeel van de bijstandsgerechtigden (28%) uit vanwege verloop. Hieronder vallen: bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, detentie, verhuizen naar een andere gemeente, verhuizing naar het buitenland en het aangaan van een relatie met een partner met voldoende inkomsten.

Er is op dit moment volop werk. Dat biedt mensen kansen, ook voor hen die aan de kant staan of een minder sterke positie op de arbeidsmarkt hebben. Tegelijkertijd is er sprake van uitzonderlijke krapte. In verschillende sectoren, zoals de zorg, het onderwijs maar ook in de horeca, energie en vervoer, is men naarstig op zoek naar arbeidskrachten. De werkloosheid is historisch laag en er zijn meer vacatures dan werklozen. Daarmee is de arbeidsmarkt nu al uitzonderlijk krap, terwijl de verwachting is dat tekorten verder zullen oplopen.

Bron: Kamerbrief over aanpak krapte op de arbeidsmarkt, 24 juni 2022

Grafiek - reden van uitstroom uit bijstand 2022
Grafiek - reden van uitstroom uit de bijstand

Meer informatie over uitstroomredenen in relatie tot leeftijd en geslacht vind je in de analyse In-, uit- en herinstroom bijstand 2016 - 2021.

Aandeel herinstroom stabiel

In 2022 was 9% van de mensen die waren uitgestroomd uit de bijstand, binnen een half jaar opnieuw aangewezen op een bijstandsuitkering. Na een jaar was de herinstroom in de bijstand 17%. Onder gemeenten met meer dan 100.000 inwoners was de herinstroom iets hoger dan het gemiddelde (18%). 

Ten opzichte van 2021 is de herinstroom iets gestegen: in 2021 stroomde 15% binnen een jaar weer in de bijstand. In de jaren voor de coronacrisis fluctueerde de herinstroom rond de 17%. In 2022 lijkt de herinstroom dus weer binnen diezelfde bandbreedte te vallen.

 

Grafiek - herinstroom in bijstand 2022
Grafiek - herinstroom in de bijstand binnen 12 maanden

Verdeling leeftijd bijstandsgerechtigden nagenoeg gelijk aan 2021

Eind 2022 was 56% van de bijstandsgerechtigden 45-plusser (een optelsom van de laatste drie leeftijdscategorieën). In deze groep vallen ook de 65-plussers die door het verschuiven van de pensioengerechtigde leeftijd langer op bijstand aangewezen zijn. Inmiddels maken zij 4% van het bestand uit. Ten opzichte van 2021 zijn de categorieën 55-65 jaar en 65-plus 1 procentpunt gestegen, de categorie 45-55 jaar is juist 1 procentpunt gedaald.

Ten opzichte van de jaren daarvoor is een vergelijkbare ontwikkeling te zien. Wanneer we kijken naar de instroom naar leeftijd in de periode 2016 - 2021, valt op dat vooral jongeren instromen in de bijstand. De trend dat het aandeel bijstandsgerechtigden van 55 jaar en ouder groter wordt, lijkt met name te maken te hebben met het daadwerkelijk ouder worden van de personen die al langer een bijstandsuitkering ontvangen.

Onder alle leeftijdsgroepen waren er eind 2022 minder bijstandsontvangers dan een jaar eerder. Bij mensen van 27 tot 45 jaar was de daling het sterkst: ruim 6%, een afname van ruim 9000. In andere leeftijdsgroepen was de daling minder sterk. Bij jongeren tot 27 jaar nam het aantal bijstandsontvangers met ruim 1000 af (-4%). Bij 45-plussers nam het aantal bijstandsontvangers met bijna 4000 af (-2%).

Bron: CBS, februari 2023

Grafiek - leeftijdsopbouw bijstandsbestand 2022
Leeftijdsopbouw bijstandsbestand

In vergelijking tot de Nederlandse bevolking van 18 tot en met 67 jaar zijn 45-plussers oververtegenwoordigd in de bijstand. 56% van het bijstandsbestand is ouder dan 45, tegenover 47% van de bevolking van 18 tot en met 67 jaar. Jongeren tot 27 jaar zitten juist relatief weinig in de bijstand: zij maken 9% van het aantal bijstandsgerechtigden uit, tegenover 18% van de bevolking van 18 tot en met 67 jaar.

Daarentegen blijkt uit de rapportage In-, uit- en herinstroom 2016 - 2021 dat juist jongeren relatief het vaakst in- en ook weer uitstromen uit de bijstand. Jongeren tot 27 jaar zijn het sterkst vertegenwoordigd bij de instroom in de bijstand, en jongeren tussen de 27 en 35 jaar vormen de grootste groep bij de uitstroom.

Aandeel langdurig in de bijstand blijft toenemen

Eind 2022 had 63% van de mensen met een bijstandsuitkering de uitkering langer dan drie jaar. Daarmee is het aandeel mensen dat langdurig een uitkering ontvangt, weer iets toegenomen. Eind 2021 was dit nog 61%, in 2013 gold dit voor 44% van de bijstandsgerechtigden. Naarmate mensen langer een bijstandsuitkering ontvangen, zien we minder uitstroom. De verblijfsduur hangt ook samen met de nieuwe instroom in een jaar: de afname van de instroom heeft bijgedragen aan een relatieve toename van mensen die langer een bijstandsuitkering ontvangen.

De gemiddelde verblijfsduur (1) in de uitkering van alle bijstandsgerechtigden was eind 2022 ruim zes jaar (81,5 maanden). Vanaf september 2016 is de gemiddelde verblijfsduur stapsgewijs opgelopen. Dit geeft aan dat vooral de mensen die korter in de bijstand zitten, in staat zijn om weer uit te stromen.

De gemiddelde verblijfsduur kan per gemeente flink verschillen. De kortste gemiddelde verblijfsduur van het bijstandsbestand in een gemeente is 46 maanden (drie jaar en tien maanden), de langste 115 maanden (negen jaar en zeven maanden).

Grafiek - Verblijfsduur in de bijstand 2022

Wanneer we kijken naar de verblijfsduur van de personen die uitstromen, dan zien we dat over de gehele periode 44% binnen het eerste jaar uitstroomt, 16% binnen het tweede jaar en 10% binnen het derde jaar. Naarmate iemand langer een bijstandsuitkering ontvangt, wordt de kans dat diegene uitstroomt kleiner.

Bron: In-, uit- en herinstroom bijstand 2016 - 2021 (Divosa, april 2022)

Grafiek - verblijfsduur in de bijstand

Voetnoten

  1. Gewogen gemiddelde - eerdere jaren is hier een gemiddelde vermeld.

Aandeel ontheffingen constant

Voor 10% van de personen met een bijstandsuitkering registreerden gemeenten eind 2022 een ontheffing van de arbeidsplicht. Mensen met een ontheffing zijn vrijgesteld van de plicht om werk te zoeken, werk te aanvaarden en werk te behouden.

Het percentage personen met een ontheffing was in 2022 gelijk aan 2021 en 2020 en iets lager dan in 2019 (11%). Het landelijke percentage ontheffingen lijkt de laatste jaren dus stabiel. Per gemeente zien we wel verschuivingen in het percentage ontheffingen. Ook zien we grote verschillen tussen gemeenten in 2022. Een kwart van de gemeenten heeft 0 tot 5% van het bestand ontheven, eveneens een kwart heeft 23 tot 44% van het bestand ontheven. De overige gemeenten zitten daartussenin met 5 tot 23% ontheffingen.

Gemeentelijke beleidskeuzes hebben effect op het aantal ontheffingen. Bijvoorbeeld wanneer gemeenten hun bestanden opnieuw onder de loep nemen en dit mogelijk tot meer of minder ontheffingen leidt. 

In gemeenten met minder dan 50.000 inwoners en gemeenten tussen de 50.000 en 100.000 ligt het percentage ontheffingen hoger (15% en 12%) dan in de grote gemeenten (7%).

Grafiek - percentage bijstandsgerechtigden met een ontheffing van de arbeidsverplichting

Er is een groot verschil in perceptie tussen klanten enerzijds en klantmanagers anderzijds in de mate waarin er vrijstellingen van de arbeids- en re-integratieverplichtingen worden verstrekt. Zo zeggen twee op de drie uitkeringsgerechtigden vrijgesteld te zijn, terwijl klantmanagers inschatten dat gemiddeld één op de vijf klanten in hun caseload op het moment van de enquête is vrijgesteld. Het is lastig om dit grote verschil in perceptie precies te duiden, maar wellicht dat klantmanagers toch vooral uitgaan van formele vrijstellingen, terwijl klanten ook uitgaan van informele vrijstellingen. Klanten uit grote gemeenten (> 85.000) rapporteren vaker vrijgesteld te zijn dan klanten van kleinere gemeenten.

Bron: Spiegel Bestaanszekerheid 2022 (Nederlandse Arbeidsinspectie, februari 2023)

Grafiek - percentage bijstandsgerechtigden met een ontheffing van de arbeidsplicht

Vooral ontheffingen om ‘dringende redenen’

De overgrote meerderheid van de mensen met een ontheffing (80%) had deze eind 2022 om een ‘dringende reden’ gekregen. Het gaat hier om mensen die tijdelijk niet kunnen werken, bijvoorbeeld vanwege persoonlijke omstandigheden zoals mantelzorg of ziekte. 17% van de ontheffingen was voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, 3% voor alleenstaande ouders met een kind onder de 5 jaar.

Het percentage bijstandsgerechtigden met een ontheffing vanwege arbeidsongeschiktheid is vanaf 2017 toegenomen van 11% tot 17%. Dit kan samenhangen met de instroom van mensen in de bijstand die eerder onder de Wajong vielen. Ook hebben verschillende gemeenten met een lagere instroom in de afgelopen jaren de ruimte gehad om het arbeidsvermogen van de mensen die al langer in hun bijstandsbestand zitten, in kaart te brengen.

Als bijstandsgerechtigden ontheven worden van hun verplichtingen, zoals actief werk zoeken en aangeboden werk aannemen, heeft dat geen negatief effect op de uitstroom naar werk. Na afloop van de ontheffing zijn er soms positieve effecten op uitstroom.

Bron: Vervolgonderzoek experimenten Participatiewet (CPB, januari 2022)

Grafiek - reden ontheffing van de arbeidsplicht 2022
Grafiek - reden ontheffing van de arbeidsplicht

Percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit parttime werk vergelijkbaar met 2021

7,3% van de bijstandsgerechtigden had in 2021 inkomsten uit werk naast hun bijstandsuitkering. In 2021 lag dit percentage op 7,2%, in de jaren ervoor kreeg rond de 8% bijstand als aanvulling op inkomsten uit werk. Meestal gaat het om een kleine deeltijdbaan. Omdat deze bijstandsgerechtigden daarmee niet het sociaal minimum verdienen, vult de gemeente hun inkomsten aan tot de bijstandsnorm. (1)

In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners ligt het percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk met 6,8% lager dan in de kleinere gemeenten. In gemeenten tot 100.000 inwoners werkt een hoger percentage bijstandsgerechtigden parttime.

Grafiek - percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk
Grafiek - Bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk

Volgens bijna alle inkomensconsulenten leidt het proces van inkomstenverrekening weleens tot ongewenste uitkomsten: te late uitbetaling of nabetaling van de uitkering en terugvordering. Een beperkt deel van de geënquêteerde klanten heeft nu of in het afgelopen jaar inkomsten gehad naast de uitkering. Een substantieel deel daarvan (40%) heeft weleens problemen ervaren met de verrekening van zijn of haar loon uit werk met de uitkering.

Bron: Spiegel Bestaanszekerheid 2022 (Nederlandse Arbeidsinspectie, februari 2023)

Voetnoten

  1. De Participatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid om inkomen uit arbeid gedeeltelijk vrij te laten als het werk naar de mening van de gemeente bijdraagt aan arbeidsinschakeling. De vrijlating mag 6 maanden duren en bedraagt 25% van het verdiende inkomen met een plafond. Voor alleenstaande ouders en personen met een medische urenbeperking gelden aparte regels.

Gemiddelde inkomsten uit parttime werk stijgen

Bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk verdienden in 2022 gemiddeld 643 euro per maand. In 2021 was dit nog 608 euro per maand. Een verklaring kan liggen in een toename van het gewerkte aantal uren. Gemeenten kunnen een actieve rol nemen in het samen met de bijstandsgerechtigde verkennen van de mogelijkheid om werkzaamheden uit te breiden. Ook loonstijging kan een rol spelen. In 2022 stegen de cao-lonen met 3,2 procent ten opzichte van 2021.

Naast dat een hoger percentage bijstandsgerechtigden in gemeenten tot 100.000 inwoners deeltijd werkte, waren de verdiensten gemiddeld genomen hoger. Gemeenten met meer dan 100.000 inwoners konden juist minder inkomsten verrekenen: gemiddeld 609 euro per maand.

Verschillen tussen gemeenten kunnen deels verklaard worden door de samenstelling van het bijstandsbestand en de beschikbaarheid van laaggeschoold werk in de regio. Ook kan de beschikbaarheid van deeltijdwerk regionaal verschillen, bijvoorbeeld omdat in bepaalde sectoren, zoals horeca of gezondheidszorg, meer in deeltijd wordt gewerkt. Ook zijn verschillen waarschijnlijk terug te leiden tot verschillen in beleid en uitvoering.

Grafiek - gemiddelde maandelijkse inkomsten uit werk
Grafiek - gemiddelde maandelijkse inkomsten uit werk
Grafiek - gemiddeld percentage hoogte inkomsten t.o.v. uitkering

Stijgende trend inzet loonkostensubsidie zet door

Mensen met een arbeidsbeperking kunnen via hun gemeente een beroep doen op ondersteuning om aan het werk te gaan. Voor diegenen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, zetten gemeenten loonkostensubsidie in. (1) Het percentage personen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet was in 2022 6,6%. (2) Dit is een verhoudingsgetal dat de omvang van het aantal mensen met een loonkostensubsidie afzet tegen het aantal mensen in de bijstand (volume BUIG). (3)

Vanaf 2022 is loonkostensubsidie als apart budgetaandeel opgenomen in het budget dat gemeenten krijgen voor de uitvoering van de Participatiewet. Dit gebeurt op basis van realisatie (de gerealiseerde bedragen in euro’s in eerdere jaren). De verwachting is dat deze wijze van financieren bijdraagt aan de inzet van loonkostensubsidie.

In gemeenten tot 100.000 inwoners lag het percentage personen met een loonkostensubsidie hoger. Mensen met een loonkostensubsidie worden niet tot het bijstandbestand gerekend, tenzij ze parttime werken en minder dan de bijstandsnorm verdienen. Onder personen met een loonkostensubsidie vallen ook mensen die beschut aan het werk zijn.

De ontwikkeling van het percentage personen met loonkostensubsidie vertoont een stijgende trend, van 0,4% in 2015 naar 6,2% in 2021 en 6,6% (ruim 30.000 mensen die aan het werk zijn met loonkostensubsidie) in 2022.

Grafiek - percentage personen met loonkostensubsidie afgezet het bijstandsbestand
Grafiek - percentage personen met loonkostensubsidie afgezet tegen het bijstandsbestand

Veel werkgevers zijn enthousiast om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Maar er zijn ook nog te veel werkgevers die twijfelen. Het aandeel werkgevers dat mensen met een arbeidsbeperking in dienst, neemt niet toe. Werkgevers vinden hoe dan ook financiële compensatie een noodzakelijke voorwaarde om met mensen met een arbeidsbeperking die een verminderde productiviteit per uur hebben een arbeidscontract te sluiten. Loonkostensubsidie biedt die financiële compensatie. Uit de evaluatie van de Participatiewet blijkt verder dat loonkostensubsidie bijdraagt aan de duurzaamheid van banen.

Bron: Memorie van toelichting (Wetsvoorstel Uitvoeren breed offensief, februari 2020)

Voetnoten

  1. Loonkostensubsidie compenseert de werkgever bij verminderde productiviteit van een werknemer. De loonkostensubsidie die een werkgever van de gemeente krijgt, is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde van de werknemer.
  2. Deze betalen gemeenten uit het bijstandsbudget. Forfaitaire loonkostensubsidie (ook betaald uit het bijstandsbudget) en tijdelijke loonkostensubsidie (betaald uit het participatiebudget), zijn in dit cijfer niet meegenomen.
  3. Volume BUIG bestaat uit mensen die een uitkering algemene bijstand, bbz levensonderhoud, IOAZ, IOAW ontvangen.

Gemiddelde loonwaarde neemt gestaag toe

Het bedrag dat de gemeente aan loonkostensubsidie uitkeert aan een werkgever, wordt bepaald door het verschil tussen loonwaarde (1) en het wettelijke mimumloon, tot maximaal 70% van het wettelijk minimumloon.. Een gevalideerde loonwaardemeting op de werkplek bepaalt de loonwaarde. De werkgever betaalt de werknemer het loon en krijgt van de gemeente een subsidie voor de gederfde loonwaarde als percentage van het minimumloon. Eind 2022 was de gemiddelde loonwaarde van personen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet 53% van het wettelijk minimumloon.

Grafiek - gemiddelde loonwaarde 2022
Grafiek - gemiddelde loonwaarde

Voetnoten

  1. Percentage dat iemand met een arbeidsbeperking per uur kan verdienen in vergelijking met een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring.

Aandeel loonwaarde 75 - 100% neemt toe

Bij 47% van de mensen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet lag de loonwaarde in 2022 tussen de 50% en 75% van het wettelijk minimumloon. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2021 en 2020. In 2021 en 2020 lagen deze percentages nog op respectievelijk 49% en 50%.

Grafiek - verdeling loonwaarde over totaal personen
Grafiek - onderverdeling personen met een loonkostesubsidie

Maatregelen in 2022 vergelijkbaar met afgelopen jaren

Als bijstandsgerechtigden verplichtingen niet nakomen, kunnen gemeenten de uitkering korten. Dit heet een maatregel. Het aantal maatregelen dat in 2022 is opgelegd, is 2,2% van het totaal aantal bijstandsuitkeringen. Dit is vergelijkbaar met 2021 (2,1%). In 2020 en 2019 waren de percentages maatregelen respectievelijk 2,5% en 3,9%.

Het percentage van 2,2% is gebaseerd op het totaal aantal betalingen in een jaar waarop een maatregel is toegepast, gedeeld door het gemiddelde volume in een jaar. Omdat een persoon meerdere maanden een maatregel opgelegd kan krijgen, zal het percentage personen dat een maatregel heeft gekregen, lager zijn.

Grafiek - aantal maatregelen als % afgezet tegen het bijstandsbestand
Grafiek - aantal maatregelen als % afgezet tegen het bijstandsbestand

Meerderheid maatregelen opgelegd vanwege het niet voldoen aan arbeidsplicht

De overgrote meerderheid van de maatregelen (82,8%) is opgelegd vanwege het niet voldoen aan de arbeidsplicht. Dit is vergelijkbaar met 2021, toen dit percentage op 83,8% lag. Bij 7,2% gaat het om gerelateerde verplichtingen zoals het niet nakomen van de afspraken die gemeenten en bijstandsgerechtigden hebben gemaakt in het plan van aanpak. Of het niet zoeken naar werk of scholing in de verplichte zoekperiode voor jongeren tot 27 jaar.

In 8,1% van de gevallen ging het om ‘een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid’. Hiervan kan sprake zijn als iemand diens vermogen te snel heeft opgemaakt, bijvoorbeeld door iets te kopen wat echt niet nodig was. 1,3% van de maatregelen is opgelegd vanwege agressie, en 0,5% vanwege het niet of onvoldoende nakomen van de Wet taaleis Participatiewet.

Uit onderzoek blijkt dat zowel te strenge als te lichte handhavingsmiddelen zorgen voor erosie van het draagvlak. Uitkeringsgerechtigden verwachten dat zij begripvol bejegend worden en dat een sanctie past bij (de zwaarte van) de overtreding. Daarbij is het van belang om te erkennen dat het opleggen van een financiële sanctie een grote impact kan hebben op het leven van een betrokkene. Dit kan gerechtvaardigd zijn, maar de overheid is het aan de betrokkene verschuldigd om een bewuste keuze te maken in het handhavingsinstrument dat gehanteerd wordt.

Bron: Memorie van toelichting (Wetsvoorstel Handhaving Sociale Zekerheid, februari 2022)

Grafiek - reden opgelegde maatregelen
Grafiek - reden opgelegde maatregelen 2
Categorie Reden vermindering naar aanleiding van afstemming
Niet nakomen plicht tot arbeidsinschakeling ‘Op het vlak van plicht tot arbeidsinschakeling’
Niet nakomen van andere verplichtingen ‘Niet nakomen tegenprestatie’, ‘niet nakomen verplichtingen plan van aanpak’, ‘niet (voldoende) zoeken naar werk in zoekperiode van vier weken’ en ‘niet (voldoende) zoeken naar scholing in zoekperiode van vier weken’
Agressie Agressie
Niet voldoen aan Wet taaleis Niet (voldoende) nakomen van afspraken i.h.k.v. de Wet taaleis
Oorzaak partner Oorzaak bij partner

Voetnoten

  1. In de Participatiewet staat opgenomen dat iedere bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal op referentieniveau 1F moet beheersen. Als iemand niet voldoet aan de taaleis, moet diegene de taal beter gaan leren. Doet de bijstandsgerechtigde hiervoor geen moeite, dan mag de gemeente de bijstandsuitkering verlagen.

Overtredingen inlichtingenplicht afgenomen

In 2022 constateerden gemeenten bij 4,4% van de bijstandsgerechtigden een overtreding van de inlichtingenplicht. Hiermee zijn de overtredingen van de inlichtingenplicht lager dan in 2021, toen dit percentage op 5,8% lag. Hiermee lijkt een dalende trend te worden voortgezet. In 2020 constateerden gemeenten bij 5,5% van de bijstandsgerechtigden een overtreding van de inlichtingenplicht, en in 2019 bij 7,0%. 

Het percentage overtredingen inlichtingenplicht betreft het totaal aantal vastgestelde overtredingen van de inlichtingenplicht in een jaar gedeeld door het gemiddelde aantal bijstandsuitkeringen in hetzelfde jaar. Bij één persoon kunnen meerdere overtredingen van de inlichtingenplicht worden geconstateerd. Het gaat bijvoorbeeld om het verzwijgen van inkomsten, een onjuiste opgave van het woonadres of een onjuiste opgave van de samenstelling van het huishouden. Hierdoor hebben deze mensen onterecht een uitkering ontvangen of een te hoog bedrag ontvangen.

Gemeenten met minder dan 50.000 inwoners constateerden minder vaak  een overtreding van de inlichtingenplicht (3,5%) dan middelgrote en grote gemeenten (respectievelijk 4,7% en 4,5%).

Grafiek - aantal overtredingen

De dalende trend zou veroorzaakt kunnen worden door een veranderende focus van gemeenten. Waar een aantal jaren terug vaker de nadruk op handhaving en fraudebestrijding werd gelegd, zijn aandacht voor de menselijke maat en maatwerk steeds belangrijker geworden. 

Grafiek - percentage overtredingen inlichtingenplicht afgezet tegen het bijstandsbestand

Vanuit de stakeholders is grote twijfel of de zo breed ingestoken inlichtingenplicht in verhouding staat tot het doenvermogen van de burger. Algemene verplichtingen, denk aan doorgeven van inkomsten uit arbeid, lijken goed verankerd. Maar het is de vraag in hoeverre de uitwerking van de inlichtingenverplichting in specifieke gevallen ook als bekend mag worden verondersteld bij de doelgroep. Denk aan het gegeven dat een inwonend kind stopt met studeren als feit dat van invloed is op de kostendelersnorm.

Bron: Participatiewet in balans, Uitkomsten beleidsanalyse (juni 2022)

Verantwoording

De gegevens in deze rapportage zijn afkomstig van 226 gemeenten. Zij vertegenwoordigen 66% van het totaal aantal gemeenten in 2022 en 85% van de mensen die een algemene bijstandsuitkering ontvangen.

In de vergelijking tussen de jaren gaat het grotendeels, maar niet volledig om dezelfde gemeenten.

Gemeenten in deze rapportage naar gemeentegrootte

Gemeentegrootte Aantal gemeenten
< 50.000 inwoners 149
50.000-100.000 inwoners 46
>100.000 inwoners 31
Totaal 226 (1)

Gewogen gegevens

De Jaarrapportage Benchmark Werk & Inkomen presenteert de gegevens van de benchmarkgemeenten naar gemeentegrootte en op landelijk niveau. De gemiddelde gegevens in deze rapportage zijn gewogen. Dat betekent dat gemeenten meetellen naar rato van hun bijstandspopulatie. Dit is anders dan de werkwijze die Divosa op het benchmarkplatform hanteert waar gemeenten zich met individuele gemeenten willen vergelijken. Op het platform wordt dus gewerkt met ongewogen resultaten. 

Data en definities

De gegevens in de Divosa Benchmark zijn gebaseerd op de gegevens die gemeenten aanleveren voor de CBS-statistieken (BUS, SRG, BDFS).

Voetnoten

  1. Cijfers van 11 gemeenten die deelnemen aan de Benchmark zijn niet meegenomen in deze rapportage vanwege onvolledige cijfers. Bij de cijfers over loonkostensubsidie zijn 19 gemeenten niet meegenomen omdat zij geen cijfers hierover hebben aangeleverd. Bij cijfers over instroom is 1 gemeente niet meegenomen vanwege niet kloppende cijfers. Bij de cijfers over uitstroom zijn 2 gemeenten niet meegenomen vanwege niet kloppende cijfers. Voor cijfers over maatregelen en overtreding inlichtingenplicht geldt dat als er geen sprake was van opgelegde maatregelen of vastgestelde overtredingen inlichtingenplicht in december 2022 dat gemeente niet is meegenomen bij de landelijke cijfers over deze onderwerpen.

Definities

De Divosa Benchmark Werk & Inkomen wordt gemaakt op basis van de data die gemeenten ook aan het CBS leveren. Er zijn wel wat verschillen. Zo krijgt de Divosa Benchmark geen BSN-nummers van gemeenten. Ook vinden er minder correcties plaats op de gegevens in de benchmark. Gemeenten kunnen zelf nieuwe gegevens aanleveren, maar doen dat niet altijd. 

De dataverzameling gebeurt op basis van de richtlijnen van de CBS-statistieken. Het gaat daarbij om de Bijstands Uitkeringen Statistiek (BUS), de Statistiek Re-integratie Gemeenten (SRG) en de Bijstands Debiteuren en Fraude Statistiek (BDFS). De richtlijnen voor deze statistieken zijn te vinden op de site van het CBS.

Hieronder volgt per indicator een beschrijving van hoe deze indicator is berekend. Bij elke indicator in de Divosa Benchmark Jaarrapportage Werk & Inkomen gaat het om gewogen cijfers.

Ontwikkeling bijstand

De ontwikkeling van de bijstand is de ontwikkeling van het aantal bijstandsuitkeringen ‘algemene bijstand’, IOAW, IOAZ en Bbz voor uitkeringsgerechtigden tot aan de pensioengerechtigde leeftijd in een kalenderjaar.

De algemene bijstandsuitkeringen vormen ongeveer 95% van het uitkeringsbestand.

Specificatie: 

  • Algemene bijstand: reguliere bijstandsuitkering.
  • IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers): bijstand voor oudere langdurig werklozen die 50 jaar of ouder waren op het moment dat zij werkloos werden en voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen, ongeacht hun leeftijd. 
  • IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen): bijstand voor mensen van 55 jaar of ouder en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ex-zelfstandigen (ongeacht hun leeftijd) die noodgedwongen hun bedrijf of beroep moesten beëindigen. Uitvoering door gemeenten.
  • Bbz (Besluit bijstandverlening zelfstandigen): uitkering levensonderhoud voor startende ondernemers.

De ontwikkeling van de bijstand geeft de toe- of afname van het aantal betalingen weer en wordt berekend door het aantal betalingen voor deze uitkeringen in december van het kalenderjaar te delen door het aantal betalingen in december van het jaar daarvoor. In formule: ontwikkeling bijstand = (volume bijstand december jaar t / volume bijstand december t-1) x 100%. Dit cijfer geeft dus de toename of daling van het aantal betalingen weer. 

Het volume is gemeten aan de hand van het aantal betalingen. Het aantal betalingen is lager dan het aantal personen met een uitkering, omdat echtparen gezamenlijk één uitkering (betaling) krijgen. Het meten van betaalde uitkeringen maakt het mogelijk om al een maand na een uitkeringsperiode de volume-ontwikkelingen tussen gemeenten te vergelijken. Dat is een groot voordeel bij benchmarken.

Nabetalingen tellen niet mee in het totaal. Nulbetalingen wel.

Instroom in de bijstand

Instroom betekent dat een uitkering in de maand ervoor niet in het bestand aanwezig was. Het instroompercentage is het aantal nieuwe uitkeringen algemene bijstand in een kalenderjaar in relatie tot het volume algemene bijstand aan de start van het kalenderjaar. Dit is inclusief herinstroom.

In formule: instroompercentage = (Instroom januari t/m december in jaar t / volume algemene bijstand december t-1) * 100%

Uitstroom uit de bijstand

De uitstroom is een berekende indicator. Per maand is berekend wat de uitstroom is waarna de maanden januari t/m december bij elkaar zijn opgeteld. In formule: uitstroom = ((de ontwikkeling van het volume in maand 1 – de instroom) + idem maand 2 t/m 12) / volume bijstand december t-1) * 100%

Het uitstroompercentage is het aantal stopgezette uitkeringen algemene bijstand in een kalenderjaar in relatie tot het volume algemene bijstand aan de start van het kalenderjaar.

Uitstroomredenen

De uitstroomredenen zijn geteld over het aantal beëindigde uitkeringen algemene bijstand van personen in een kalenderjaar. Daarbij zijn de 21 beschikbare categorieën van het CBS in de benchmark samengevoegd tot 6 categorieën.

Categorie Uitstroom vanwege (BUS-code)
Werk 'verkregen inkomsten uit arbeid in dienstbetrekking/uitkering ziekte' (34/11)
'zelfstandig beroep of bedrijf' (34/13)
Scholing 'gaan volgen onderwijs met studiefinanciering' (34/01)
Inkomsten 'uitkering werkloosheid' (34/14)
'uitkering arbeidsongeschiktheid' (34/15)
'alimentație' (34/17)
'vermogensopbrengsten' (34/18)
'ander inkomen' (34/19)
Handhaving 'overschrijden maximale verblijfsduur buitenland' (34/07)
'geen inlichtingen' (34/31)
'niet verschenen op herhaalde oproep inlichtingenplicht' (34/34)
'niet verschenen op herhaalde oproep re-integratiegesprek' (34/35)
'kunnen volgen van onderwijs maar dit niet doen' (34/06)
Verloop 'aangaan relatie' (34/02)
'bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd' (34/03)
'overlijden' (34/04)
'detentie' (34/05)
'verhuizing naar andere gemeente' (34/32)
'verhuizing naar buitenland' (34/33)
Overig 'oorzaak bij partner' (34/97)
'andere oorzaak' (34/98)

Herinstroom

Het percentage herinstroom is het aantal uitkeringen algemene bijstand in een kalenderjaar van mensen die in de 6 (of 12) maanden ervoor ook een uitkering hadden in relatie tot de totale instroom. Als een uitkering wordt beëindigd en aansluitend een nieuwe wordt gestart (bijv. wijziging gezinssamenstelling) dan telt dit wel als uitstroom en instroom, maar niet als herinstroom.

In formule: percentage herinstroom = ( herinstroom binnen 6 (of 12) maanden in januari t/m december in jaar t / Instroom januari t/m december in jaar t) * 100%

Uitstroom naar verblijfsduur

De uitstroom naar verblijfsduur is de uitsplitsing van alle de beëindigde uitkeringen van personen met algemene bijstand in een kalenderjaar naar verblijfsduur in de uitkering. Daarbij is de tijd gemeten tussen de datum van het toekenningsbesluit (de aanvangsdatum uitkering persoon) en de datum van beëindiging van de uitkering.

Leeftijd bestand

De leeftijd van het bestand is de onderverdeling van de personen met een uitkering algemene bijstand naar verschillende leeftijdscategorieën. Dit is gemeten in december van het betreffende kalenderjaar.

Verblijfsduur bestand

De verblijfsduur van het bestand is de onderverdeling van de personen met een uitkering algemene bijstand naar hun verblijfsduur in de uitkering. Dit is gemeten in december van het betreffende kalenderjaar.

Parttime werk

Het percentage mensen dat parttime werkt is het gemiddelde aandeel van personen met inkomsten uit (deeltijd) arbeid in dienstbetrekking in een kalenderjaar op het gemiddeld totaal aantal personen met algemene bijstand in een kalenderjaar. Dit wordt berekend door voor de maanden januari t/m december in het desbetreffende kalenderjaar het aantal personen met parttime werk met een algemene bijstandsuitkering te delen door het aantal personen met algemene bijstand. Vervolgens wordt dat bij elkaar opgeteld en door twaalf gedeeld. 

Onder inkomsten uit werk vallen inkomsten uit loondienst. Maar de CBS-statistiek ziet inkomsten uit de WW of de Ziektewet ook als inkomsten uit werk. In het geval iemand met een dergelijke uitkering niet boven het minimumniveau uitkomt, is het mogelijk om een aanvulling te krijgen vanuit de bijstand.

Gemiddelde maandelijkse inkomsten uit parttime werk

De gemiddelde inkomsten uit parttime werk zijn de gemiddelde maandelijkse inkomsten van personen met algemene bijstand met inkomsten uit parttime werk die verrekend zijn met de uitkering. 

Vrijgelaten inkomsten uit (deeltijd)arbeid uit dienstbetrekking zijn daarmee buiten beschouwing gelaten. Ook de inkomsten uit werk die achteraf teruggevorderd worden, blijven buiten beschouwing. Het gaat hier bijvoorbeeld om inkomsten uit werk die mensen niet hebben opgegeven bij de gemeente, maar die pas later boven water komen na onderzoek van de gemeente.

Ontheffingen van de arbeidsplicht

Bij ontheffingen van de arbeidsplicht gaat het om het aantal personen met een bijstandsuitkering met een ontheffing van de arbeidsverplichting als percentage van het volledige bijstandsbestand in personen. Dit is gemeten in december van het betreffende kalenderjaar. Het gaat om personen met een uitkering algemene bijstand en om personen met een IOAW- of IOAZ-uitkering.

De ontheffing van de arbeidsverplichting heeft betrekking op de plicht tot het verkrijgen, aanvaarden en behouden van werk. De re-integratieplicht staat hier los van.

Reden van ontheffing 

Er zijn verschillende redenen waarom een persoon een ontheffing van de arbeidsplicht kan krijgen:

  1. Alleenstaande ouder (artikel 9a Participatiewet): een tijdelijke ontheffing op eigen verzoek voor alleenstaande ouders met de volledige zorg voor een kind tot 5 jaar.
  2. Dringende reden (artikel 2, lid 9): een tijdelijke ontheffing wegens ‘dringende redenen’. Dit is ter beoordeling van de gemeente. 
  3. Arbeidsongeschikt: volledige ontheffing vanwege duurzame arbeidsongeschiktheid.

Loonkostensubsidie

Bij loonkostensubsidie gaat het om het aantal personen met een loonkostensubsidie afgezet tegen het bijstandsvolume. Dit is gemeten in december van het desbetreffende kalenderjaar. 

Het bijstandsvolume is het aantal uitkeringen algemene bijstand, IOAW, IOAZ en Bbz.

Let op: Het bijstandsbestand is voor deze indicator gebruikt als een verhoudingsgetal om het aantal mensen met een loonkostensubsidie in gemeenten onderling te kunnen vergelijken. Het bijstandsbestand is daarbij als verhoudingsgetal gebruikt omdat het een indicatie is van de omvang van de groep die voor loonkostensubsidie in aanmerking zou kunnen komen. Deze indicator laat dus niet zien hoeveel mensen in de bijstand een loonkostensubsidie hebben. Mensen met een loonkostensubsidie zijn immers aan het werk en hebben over het algemeen geen uitkering meer nodig.

Loonwaarde

Loonwaarde is de gemiddelde loonwaarde van personen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet als percentage van het wettelijk minimumloon aan het einde van het desbetreffende kalenderjaar.

Onderverdeling loonwaarde

Bij de onderverdeling naar loonwaarde is gekeken welk aandeel van de personen met een loonkostensubsidie een loonwaarde heeft in één van de drie categorieën: 0%-50%, 50%-75%, 75%-100%. Dit is gemeten aan het einde van het kalenderjaar.

Maatregelquote

De maatregelquote is de optelsom van alle uitkeringsbetalingen voor algemene bijstand, IOAW, IOAZ en Bbz waarop een maatregel is toegepast gedeeld door het gemiddelde bijstandsvolume in een jaar. Dit cijfer geeft weer hoe vaak een gemeente gemiddeld genomen een maatregel toepast. Het cijfer is slechts bij benadering een percentage van het aantal bijstandsgerechtigden dat een maatregel opgelegd heeft gekregen. Op eenzelfde uitkering kunnen immers meerdere maatregelen worden toegepast. Ook kan eenzelfde maatregel langer dan een maand duren waardoor deze meerdere maanden wordt meegeteld. Een maatregel van 3 maanden telt bijvoorbeeld als 3 keer als een maatregel. 

Vanaf januari 2015 zijn de richtlijnen in de BUS aangepast. Daarvoor konden gemeenten een maatregel opgeven ‘op het vlak van de inlichtingenplicht’. Na 2015 niet meer. Dat betekent dat de cijfers over het totaal aantal maatregelen tot 2015 en na 2015 niet met elkaar te vergelijken zijn.

Onderverdeling maatregelen

De redenen voor de maatregelen zijn geteld over alle maatregelen in een kalenderjaar. Daarbij zijn de beschikbare categorieën van het CBS in de benchmark samengevoegd tot 5 categorieën.

Categorie Reden (BUS-code)
Niet nakomen plicht tot arbeidsinschakeling ‘Op het vlak van plicht tot arbeidsinschakeling’ (28/01)
Niet nakomen van andere verplichtingen ‘Niet nakomen tegenprestatie’ (28/05)
‘Niet nakomen verplichtingen plan van aanpak’ (28/06)
‘Niet (voldoende) zoeken naar werk in zoekperiode van vier weken’ (28/07)
‘Niet (voldoende) zoeken naar scholing in zoekperiode van vier weken’ (28/08)
Agressie Agressie (28/03)
Niet/onvoldoende nakomen afspraken wet taaleis Niet (voldoende) nakomen van afspraken i.h.k.v. de Wet Taaleis (28/09)
Oorzaak partner Oorzaak bij partner (28/98)

Overtreden van de inlichtingenplicht

Het percentage uitkeringen waarbij de inlichtingenplicht is overtreden is berekend door alle nieuw geboekte vorderingen voor het overtreden van de inlichtingenplicht in een kalenderjaar op te tellen en te delen door het gemiddelde bijstandsvolume in datzelfde kalenderjaar.

Het cijfer is slechts bij benadering een percentage van het aantal bijstandsgerechtigden dat de inlichtingenplicht heeft overtreden en moet vooral gezien worden als een verhoudingsgetal zodat gemeenten zich onderling kunnen vergelijken. Er kunnen bij één uitkering immers meerdere vorderingen ontstaan voor het overtreden van de inlichtingenplicht. Ook kan het voorkomen dat het recht op bijstand al is beëindigd en er achteraf nog een vordering ontstaat. 

Het overtreden van de inlichtingenplicht is een term uit de Participatiewet. Voor veel mensen is het woord fraude duidelijker. 

Er zijn verschillende vormen van het overtreden van de inlichtingenplicht samengevoegd. Het gaat in de BDFS om de volgende categorieën:

  • verzwijgen witte inkomsten
  • verzwijgen zwarte inkomsten 
  • verzwijgen vermogen en of inkomsten uit vermogen 
  • onjuiste opgave woonadres
  • onjuiste opgave samenstelling huishouden
  • andere overtreding inlichtingenplicht

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht

T 030 - 233 23 37
info@divosa.nl
www.divosa.nl

Auteurs

Herman Rijks (Stimulansz)
Larissa van Es (Divosa)
Simon Wajer (BMC)

Webredactie 

Remco van Brink (Divosa)

Met dank aan

Jos Huijts (Divosa)
Peter Benschop (Divosa)
Waling Koning (Stimulansz)