De naïviteit voorbij

Georganiseerde criminaliteit rukt op in de wijken, daar is geen ontkennen meer aan. En dat treft vooral kwetsbare inwoners. Scholieren die worden geronseld op scholen voor de drugsindustrie, kwetsbare burgers die worden ingelijfd in criminele netwerken én criminelen die handig gebruikmaken van de miljoenen die omgaan in het sociaal domein. De problematiek is complex en onzichtbaar, het speelt zich immers onder de oppervlakte af. Hoe krijg je daar zicht op, of liever nog: grip op?

Divosa ondersteunt gemeenten hierbij met de training ‘Ondermijning en het sociaal domein’. Tien pilotgemeenten gingen aan de slag met de samenwerking tussen sociaal en veiligheidsdomein. Ze ontdekten hoe cruciaal juist de rol van het sociaal domein is in de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Hoe de privacywet deze samenwerking juist kan versterken en hoe repressie en preventie hand in hand gaan bij een effectieve aanpak. 

Foto roltrap

Divosa verzamelde de ervaringen van de pilotgemeenten in deze verhalenbundel, ‘De naïviteit voorbij’. Je leest wat gemeenten leerden en welke struikelblokken zij tegenkwamen. Ook lees je de laatste wetenschappelijke inzichten in ondermijnende criminaliteit, ervaringsverhalen en de visie van verschillende experts. Vanuit deze verschillende perspectieven zoeken we antwoord op de vraag: hoe bieden we mensen in plaats van het criminele pad een realistisch legaal perspectief?

Introductie

Criminelen die zich richten op mensen in kwetsbare situaties en malafide zorgorganisaties die handig gebruikmaken van de miljoenen die er omgaan in het sociaal domein. Het is duidelijk: ondermijnende criminaliteit raakt het sociaal domein hard en is al lang niet meer exclusief het terrein van het veiligheidsdomein. Toch wordt de verwevenheid van onder- en bovenwereld nog vaak onderschat. De georganiseerde misdaad maakt maar al te graag gebruik van die naïviteit. Enkel repressie is niet genoeg, een brede aanpak is onmisbaar. Maar wat betekent dat concreet voor het sociaal domein?

Ervaringsverhaal: Jeffrey: Jong, dakloos en geldezel

Snel geld verdienen, in één klap zou hij van zijn schulden af zijn. De 21-jarige Jeffrey gelooft de mooie woorden van zijn vriend ‘van de straat’ meteen.

Een leven zonder schulden... Misschien kan hij dan weer wat op gaan bouwen, een vaste woonplek vinden en een uitkering aanvragen? Jeffrey bivakkeert al maanden bij vrienden op de bank, maar zij zijn hem en zijn geblow zat. Met school – de mbo-opleiding zorg en welzijn – was hij al een tijd geleden gestopt. Hij moet nog weleens denken aan zijn mentor Chiel, die was best aardig geweest. Voor een leraar dan. Maar die tijd is voorbij.

Jeffrey zit diep in de problemen, geen huis, geen werk, geen inkomen. Hij ziet geen andere uitweg. Als een vriend hem gouden bergen belooft, ziet hij dat als een buitenkans. Hij geeft hem zonder aarzelen zijn pas en pincode. Wat ze precies gaan doen, weet hij niet. Iets met geld witwassen. Het gaat in ieder geval veel opleveren. De opbrengst gaan ze samen delen. 

En inderdaad, via de computer bij de bibliotheek ziet hij dat er 17 duizend euro wordt bijgeschreven op z’n rekening. Yes. Hij probeert zijn vriend te bereiken, maar zonder resultaat. Een dag later is dat geld weer opgenomen. Zijn vriend blijft onbereikbaar en buiten schot. Jeffrey mag nu voor de rechter verschijnen. De komende vijf jaar mag hij geen bankrekening meer openen.

Snel geld

Jaouad Najih, jongerenwerker AM Supportteam in Arnhem: ‘Ik ken dit soort jongens als Jeffrey. Ze zien geen uitweg en kiezen voor het snelle geld. Het is daarom belangrijk dat er mensen in de omgeving van deze jongeren zijn die een ander perspectief bieden, mensen die verder kijken dan zijn problemen, die in hem geloven, die zijn talenten zien. Net zoals deze jongens worden geronseld voor de criminaliteit, moeten ze worden ‘geronseld’ voor de goede zaak. Dit vraagt echt om outreachend jongerenwerk, je moet zijn waar deze jongeren zijn, je moet de taal spreken en proberen deze jongeren aan je te binden. Dat vraagt tijd en aandacht. Maar dan kun je bruggen slaan; met school, met andere jongens in de wijk, met rolmodellen.’

Themaverhaal: ‘Het sociaal domein heeft zóveel kaarten in handen’

Kwetsbare burgers die in handen vallen van criminele organisaties, criminelen die handig gebruik maken van miljoenen die omgaan in het sociaal domein. ‘De aanpak van ondermijnende criminaliteit kán niet zonder het sociaal domein.’

De cijfers die er zijn, zijn schokkend. Zo blijken er – volgens onderzoek in opdracht van RTL Nieuws – dik vijfhonderd dubieuze zorgaanbieders in Nederland actief. Organisaties die ‘over de rug van kwetsbare mensen’ veel geld verdienen. Het topje van de ijsberg, zeggen experts. Op allerlei manieren probeert de georganiseerde misdaad met zo min mogelijk risico, zo veel mogelijk winst te maken. Zo hebben ze een antenne voor kwetsbare mensen.

Uit onderzoek van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel blijkt dat jongeren veel vaker dan gedacht worden gedwongen tot criminele activiteiten. En denk ook aan jonge meiden die in de prostitutie worden gelokt, jongeren die als geldezel worden ingezet, bijstandermoeders die verleid worden een zolder te verhuren of arbeidsmigranten die in ruil voor gratis onderkomen aan het werk worden gezet. Voor niets gaat de zon op en criminelen zijn expert in wederdiensten. Ook proberen malafide zorgaanbieders of subsidie-aanvragers een graantje mee te pikken van al het geld dat omgaat in het sociaal domein.

Prostitué achter raam

Invloed

Het sociaal domein heeft dus op verschillende manieren te maken met de invloed van criminele organisaties. Dit druist recht in tegen dé opgave van het sociaal domein: inwoners een veilige en duurzame toekomst bieden. ‘Een opgave waar iedereen die bij een gemeente werkt van doordrongen moet zijn’, zegt Hennie van Deijck, die samen met Hidde Brink projectleider Ondermijning en het sociaal domein bij Divosa is. De hete adem van criminele organisaties maakt deze opgave complex en urgent.

Ondermijning en het sociaal domein

Divosa ondersteunt daarom gemeenten met inzichten uit praktijk en wetenschap bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit in het sociaal domein. Het breed offensief tegen ondermijning, in 2020 door het kabinet gestart, vormt hierbij het uitgangspunt. De kernvraag van dat offensief: Hoe bied je mensen in plaats van het criminele pad een realistisch legaal perspectief?

Het offensief draait om de zoektocht naar een effectieve aanpak, zowel repressief als preventief. Het breed offensief wordt volgend jaar met 524 miljoen euro uitgebreid, waarvan 434 miljoen euro structureel. Een deel gaat naar preventie.

‘Nieuwe criminele aanwas moet worden voorkomen, door onder meer het bieden van perspectief op studie en werk voor jongeren en meer zichtbaar formeel gezag in kwetsbare wijken. Maatregelen om de weerbaarheid te vergroten worden gecombineerd met een stok achter de deur: preventie met gezag’, aldus het kabinet.

De preventie is gestoeld op drie pijlers:

  1. Het verstevigen van de sociale structuren.
  2. Kwetsbare mensen kansen bieden op een zinvol bestaan en het kunnen bijdragen aan de samenleving.
  3. Het weerbaarder maken van professionals in het sociale, onderwijs- en veiligheidsdomein.

Verkeerde afslag

‘Maar professionals in het sociaal domein zijn géén crime-fighters’, benadrukt Pieter Tops, bijzonder hoogleraar Ondermijningstudies en lector aan de Politieacademie, keer op keer. ‘Maar zij zijn wel heel hard nodig om de verkeerde afslag naar het snelle geld af te sluiten, voor het integer houden van de samenleving.’

Ondermijning in het sociaal domein gaat over signaleren, over onderbuikgevoelens en over samenwerken met allerlei partners uit verschillende domeinen. Dat kán niet zonder alerte, integere en daadkrachtige professionals – in de frontline en op het gemeentehuis. Het wordt vaak onderschat waar professionals mee geconfronteerd worden. Situaties zijn niet alleen ingewikkeld en domeinoverstijgend, ook dader- en slachtofferschap lopen vaak door elkaar heen.

Hoop

Het sociaal domein is de weg van de hoop, stelt Nicole Lieve, strategisch adviseur Ondermijning bij de landelijke portefeuille gebiedsgebonden politie. Lieve was tot een paar jaar terug programmaleider Ondermijning in veiligheidsregio Twente en werkt dagelijks aan bewustwording over die verwevenheid van de onder- en bovenwereld en gevolgen daarvan. Ze spreekt met gemeenten, met bestuurders, met ondernemers, onderwijs.  De afgelopen jaren zijn er al heel veel zaadjes geplant, zegt Lieve. ‘Tien jaar geleden lag er geen minister wakker van ondermijning, er was ook geen geld voor. Van een eerder kabinet hebben we 100 miljoen gekregen, van Rutte III een half miljard waarvan een deel voor preventie. Natuurlijk zijn dat vergeleken met de geschatte drugsomzet van bijna 20 miljard kleine bedragen, maar het besef dat het belangrijk is om aan de voorkant te zitten is er nu wel.’

Dit gaat over Samantha, over het meisje op de achterbank

De politie, de 23 duizend agenten op straat, kan dit niet alleen, zegt ze. Preventie is bij uitstek een taak van het sociaal domein. Dit gaat over die ene jongerenwerker, die leerkracht, maar ook die alerte ambtenaar werk en inkomen die luistert naar zijn onderbuikgevoel. Het is cruciaal dat professionals in het brede sociale domein bewust zijn van de ‘enorme maatschappelijke opgave waar we voor staan’.

Het begrip ‘ondermijning’ helpt daarbij niet altijd, zegt Lieve. ‘Het is zo’n containerbegrip geworden, dat maakt het ook ongrijpbaar. Ik ben van het delen van verhalen. Dan hebben we het over Samantha, het meisje op de achterbank. Over Mustafa die geronseld wordt in de sportschool. Door dit soort concrete voorbeelden te delen, weet iedereen wél waar we het over hebben en wat we kunnen doen om volgende Samantha’s en Mustafa’s te voorkomen.’

Onderschat

Het begint inderdaad met bewustwording, zegt ook projectleider Hennie van Deijck. De verwevenheid van onder- en bovenwereld wordt te vaak nog onderschat in het sociaal domein. Het begrip ondermijning wordt nog niet voldoende herkend. Dan hoor je: ‘Dat komen wij hier niet tegen’. De georganiseerde misdaad maakt maar al te graag gebruik van die naïviteit. Collega Hidde Brink: ‘Gemeenten realiseren zich zeker dat er een brede aanpak nodig is en dat alleen repressie onvoldoende is.’ Maar wat dat betekent voor het sociaal domein, is nog lang niet altijd duidelijk.

De behoefte aan kennis, aan handvatten binnen het sociaal domein, is dan ook groot, vult Van Deijck aan. ‘Waar hebben we het over? Hoe dan? Dat betekent dat er lastige gesprekken moeten worden gevoerd binnen gemeenten en tussen domeinen en onder professionals. Wanneer helpen we de burger nu echt? Wanneer kijken we naar de letter van de wet, wanneer naar de geest? Wanneer komen burgers door ons systeem van de regen in de drup? Of worden ze in handen van criminelen geduwd?’

Perspectief

Nicole Lieve is het eens met Van Deijck en Brink, het sociaal domein gaat over perspectief bieden, over meedoen aan die open samenleving. ‘Dat perspectief moeten we veel meer promoten, ik heb nog geen crimineel gezien die lang leeft én gelukkig is. Snel geld maakt zelden gelukkig.’

Lieve is realistisch, in de wijken is veel wegbezuinigd. ‘Die gevolgen zien we nu. We hebben het over 23 duizend agenten in de wijk en slechts tweeduizend jongerenwerkers. Tsja, dat zijn schrijnende aantallen en daar betalen we nu de prijs voor. Als politie hebben we niet de regie op preventie, maar we kennen wel de verhalen van de slachtoffers. Daarom moeten we elkaar leren kennen, in de gemeenten, in de wijken. We moeten met elkaar in gesprek.’

Slachtoffers

Ook bestuurskundige en criminoloog Edward van der Torre vraagt aandacht voor de slachtoffers. Volgens hem zorgt de georganiseerde misdaad voor ‘een sociale crisis’ in veel wijken. ‘Het is vreemd dat veel gemeenten wel een daderaanpak hebben, maar nog geen slachtoffergerichte aanpak. Als ik onderzoek in een kwetsbare wijk doe, kom ik ze tegen. Een bijstandsmoeder met een hennepkwekerij op zolder, een jongen die als geldezel wordt gebruikt. Maar deze mensen gaan niet met een hulpvraag naar een wijkteam toe.’ Dit vraagt volgens Van der Torre om een alert en outreachend sociaal domein. ‘Met frontliniewerkers, buitenboordmotors met mandaat, om buiten de lijntjes te kleuren. Zij zorgen dat zaken worden geregeld, weten wat er speelt op straat. Kijk, veel van deze slachtoffers gaan ook geen aangifte doen, maar ze hebben onze hulp wel nodig.’

Deze mensen gaan niet met een hulpvraag naar een wijkteam

Zorgcowboys

Van der Torre deed eerder onderzoek naar zorgfraude (Een wereld te winnen | Over zorgfraude (Wmo 2015 en Jeugdwet)). Het gaf hem nog meer inzicht over die verwevenheid tussen onder- en bovenwereld. Hij zag met ontzetting hoe criminele zorgcowboys lange tijd ongehinderd hun gang konden gaan en hoe er geld werd verdiend over de ruggen van kwetsbare burgers. Zij zetten zorgproducten als dagbesteding in de markt, met fraude als doel. Veel van deze aanbieders – zo bleek uit zijn onderzoek – zijn actief in een netwerk waar ook geld wordt verdiend met andere criminele activiteiten. Van de kwetsbare mensen wordt maar al te graag gebruik gemaakt.

‘Soms worden mensen gelokt met gratis huisvesting, maar dan komt al snel het verzoek om een wederdienst. En dat gaat niet alleen over het wegbrengen van het bekende pakketje met drugs. Het kan gaan over het aanvragen van een zorgtoeslag, seksuele uitbuiting of iemand wordt aan het werk gezet bij een aannemertje die pandjes opknapt om zo geld wit te wassen. De mogelijkheden zijn legio.’

Het gaat niet alleen over het wegbrengen van pakketjes drugs

Criminelen hebben volgens Van der Torre uitstekende voelsprieten voor kwetsbare mensen. ‘Die pikken ze er zo uit en in no-time zit zo iemand helemaal klem.’ Of gemeenten zich hier voldoende bewust van zijn? Volgens hem is het verschil tussen gemeenten groot. ‘Het hangt nog te vaak af van de gedrevenheid van de ene bestuurder of ambtenaar. Er is echt nog een wereld te winnen, het actief zoeken naar mensen die tussen wal en schip vallen zou al heel veel helpen. Op casusniveau kan het sociaal domein echt het verschil maken.’

Pilot gemeente leiden: ‘Leren aan de hand van verhalen’

Aan de hand van concrete voorbeelden gaan professionals in het sociaal domein van de gemeente Leiden met elkaar in gesprek. Over ondermijnende criminaliteit en kwetsbare slachtoffers. ‘Waar hebben we het nu over? Hoe ziet ondermijning er in de praktijk uit?’

‘Veel professionals leren aan de hand van verhalen. Verhalen en casuïstiek uit de praktijk vormen een goede ingang voor een gesprek’, zegt Wiljan Hendrikx, onderzoeker en docent bij de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB). Ook een begrip als ondermijning – met al zijn verschijningsvormen – laat zich volgens Hendrikx beter illustreren aan de hand van verhalen. ‘Waar hebben we het nu over? Hoe ziet ondermijning er in de praktijk uit?’

Hendrikx ging samen met adviseur Krijn van Beek in opdracht van Divosa aan de slag in de gemeente Leiden. De opdracht op tafel: werken aan bewustwording in het sociaal domein. De aftrap in Leiden werd gegeven door bestuurskundige en criminoloog Edward van der Torre, die haarfijn uiteenzette hoe groot de invloed van de georganiseerde misdaad op het sociaal domein eigenlijk is. Hoe veelzijdig en innovatief criminelen zijn en hoe ze een neus hebben voor kwetsbare mensen in de samenleving. Dat verhaal maakte indruk, zegt Hendrikx.

Open ogen

Veel ogen gingen open bij de deelnemers van het traject – van klantmanagers, Wmo-consulenten, tot handhavers. ‘Van der Torre neemt geen blad voor de mond, een opmerking dat er bijvoorbeeld lijntjes lopen van grote bekende criminele kopstukken naar het sociaal domein in Leiden, blijft wel hangen. Dan komt zo’n wereld ineens heel dichtbij.’

Dat geldt ook voor het inzicht dat criminele organisaties maar al te graag gebruikmaken van de schaarste op de woningmarkt en hoe overheidsbeleid mensen soms ‘in de armen van criminelen’ drijft. ‘Het feit dat een gemêleerde groep van professionals – die elkaar vaak niet kennen – dit soort problematiek samen bespreekt, is al winst. Bij de tweede bijeenkomst hoorde ik al dat deelnemers van verschillende afdelingen onderling contact hadden gelegd na een signaal.’

Gelijktijdig

Aan de hand van de eerste bewustwordingssessie en de verhalen die werden gedeeld, hebben Hendrikx en Van Beek twee ‘gestileerde casussen’ uitgeschreven om te bespreken. ‘De gedachtevorming begint op die manier dus gelijktijdig en dat is belangrijk. Vervolgens zijn de professionals in gesprek gegaan over de betreffende casuïstiek: wat zou jij als professional willen doen, wat houdt je tegen?’ Zo ontstaat vanuit verschillende perspectieven een rijk beeld. ‘De centrale spanning bij ondermijning is toch vaak dat er sprake is van een sociaal én een veiligheidsvraagstuk. De persoon is vaak dader en slachtoffer.’

Vervolgens gaan in Leiden de professionals zelf aan de hand van dezelfde verhalen dit soort sessies organiseren voor minimaal vijf collega’s. ‘Op die manier gaan op meer plaatsen binnen de organisatie de ogen open, door alle schotten heen.’

Oplossingen

Bij de laatste sessie willen Hendrikx en Van Beek met de groep gezamenlijk een aantal oplossingen uitwerken. ‘Waar lopen we nu op vast en wat zou een oplossing kunnen zijn? Zit ‘m dat bijvoorbeeld in de ruimte van de leidinggevende, meer uren of staat de AVG in de weg?’

Volgens bestuurskundige Hendrikx kunnen dit soort bewustwordingssessies aan de hand van verhalen een belangrijke eerste stap zijn om het gesprek in het gemeentehuis aan te gaan. ‘Kijk, de onderliggende vraag is toch, moeten we hier als sociaal domein iets mee? De mensen van het sociaal domein zijn natuurlijk geen politieagenten, maar de ondermijnende criminaliteit infiltreert in het sociaal domein en treft wél de allerkwetsbaarsten van onze samenleving. Dat zijn juist de mensen waar het sociaal domein voor werkt.’

Interview Petra Nijmeijer: ‘We moeten naar een nieuwe definitie van preventie’

Met een spilfunctie in de internationale drugshandel staat Utrecht voor een behoorlijke opgave als het gaat om de aanpak van ondermijning. Het sociaal domein heeft daarin een cruciale rol, zo stelt Petra Nijmeijer, directeur Openbare Orde en Veiligheid (OOV) in de gemeente Utrecht. ‘We staan voor een breed maatschappelijk probleem.’

Een verviervoudiging van het aandeel Utrechtse jongeren in de drugshandel in vijf jaar tijd, dat is niet niks. Hoe is het zo ver gekomen?

‘Dat is inderdaad enorm. Voor een deel heeft dit waarschijnlijk te maken met de explosieve groei die de regio en dus ook de stad de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. Er zijn simpelweg verhoudingsgewijs veel jongeren in onze stad. Maar we moeten daarnaast de hand in eigen boezem steken. We hebben ook, soms noodgedwongen door schaarse capaciteit, zaken laten liggen. Utrecht is een hele sociale stad, met veel aandacht voor veerkracht en het vormen van een vangnet voor kwetsbare inwoners. Dat is heel mooi en ook noodzakelijk, maar we verloren door de stevige nadruk op preventie de aandacht voor criminele jongeren misschien wat uit het oog. Het voorkomen van criminaliteit moet ons hoogste streven zijn, maar voorkomen van recidive is ook een vorm van preventie.’

Met de aanpak ‘Grenzen stellen, perspectief bieden’ willen jullie in Utrecht voorkomen dat kwetsbare jongeren in de lucratieve drugswereld belanden en crimineel geld de weg naar de bovenwereld vindt.

‘Ja, grenzen stellen en perspectief bieden gaan hand in hand bij de aanpak van ondermijning. Waarbij we er trouwens heel bewust voor kiezen de term ondermijning zoveel mogelijk te vermijden. Het is een containerbegrip en daardoor niet altijd heel concreet. Tegelijkertijd hangt er een zweem van veiligheid omheen, terwijl we nou juist willen benadrukken dat het een breed maatschappelijk probleem is waar we voor staan. Vandaar de titel: we moeten stevig grenzen stellen en mensen moeten boete doen voor gemaakte fouten. Maar tegelijkertijd bieden we de helpende hand, dat kan Utrecht als de beste.’

Hoe ziet dat er dan uit in de praktijk?

‘Dit probleem kent een persoonsgerichte kant. Er zijn helaas honderden criminele jongeren die zich met drugshandel bezig houden al bekend. Er zijn ook verschillende criminele families met vertakkingen in en buiten de stad. En er is een gebiedsgerichte aanpak. Ondermijning speelt in de hele stad, maar er zijn bepaalde gebieden kwetsbaarder dan andere. We beschrijven vanuit deze twee hoofdlijnen wat er concreet nodig is om deze problematiek de komende vijf tot tien jaar het hoofd te bieden.’

’Zoals veel gemeenten hebben we binnen de afdeling OOV een afdeling Veiligheid en Zorg, omdat zorg en sociaal domein onlosmakelijk zijn verbonden met veiligheid. We werken heel nauw samen met de afdeling Maatschappelijke ontwikkeling die ook zo’n team heeft. Natuurlijk hebben we ook directe lijnen met zorginstellingen, buurtteams en sportinitiatieven. De afdeling Werk en Inkomen verbindt speciale jobcoaches aan de criminele jongeren. Op deze manier laten we zien dat we gelijktijdig als overheid werken en niet volgtijdelijk.’

’Ik hoor mensen wel eens zeggen dat sociaal domein ‘aan de voorkant’ zit en veiligheid ‘aan de achterkant’. Ik zie dat zelf echt heel anders. We moeten juist in hetzelfde moment zitten bij de aanpak van criminele jongeren. Want hoe zou ik dat moeten uitleggen als iemand uit detentie komt, zit iemand dan weer ‘aan de voorkant’? Het gaat erom dat we tegelijkertijd de focus op dezelfde groep hebben. Met natuurlijk in verschillende fasen van de levensloop wellicht een andere nadruk.’ 

‘Om dus maar meteen een misvatting uit de weg te helpen over de titel van de nota: het is niet zo dat veiligheid de grenzen stelt en het sociaal domein het perspectief moet bieden. We staan samen voor beide. Ook een uitkering intrekken bij niet nagekomen afspraken is bijvoorbeeld grenzen stellen.’

Toch overheerst nog vaak het idee dat criminaliteit een aangelegenheid is van veiligheidsprofessionals.

’Als het gaat om de zware georganiseerde criminaliteit, dan is dat zeker zo. Dat is echt een taak van politie en het Openbaar Ministerie (OM). Maar de sociale ontwrichtende effecten van de georganiseerde criminaliteit, die steeds meer zichtbaar worden in wijken en buurten, daarvoor staan we als openbaar bestuur aan de lat. Want je hebt als gemeente niet alleen een signalerende taak, je wilt ook voorkomen dat de nieuwe aanwas doorgroeit naar de zware georganiseerde misdaad.’

‘Ik denk dus dat we naar een nieuwe definitie van preventie moeten. Ook preventie van doorgroei (voorkomen van recidive) is preventie. En de burgemeester (plus de afdelingen OOV namens haar) kan als voorzitter van de driehoek én als voorzitter van het college een verbindende schakel zijn tussen de werelden van veiligheid en zorg, die soms toch met een andere bril op naar dezelfde problematiek kijken. Ook al denken heel veel mensen dat de burgemeester hier dan doorzettingsmacht in heeft, dat is natuurlijk niet zo. Ook hier is het regie zonder macht, want een burgemeester kan ook niet tegen het OM zeggen wat zij moet doen. Gezamenlijk de opgave en daarmee de inhoud centraal stellen, dat moet de basis zijn.’

Wat is daarin dan de opgave van het sociaal domein?

‘Het sociaal domein kan veiligheidsprofessionals ondersteunen in kennisoverdracht, maar kan ook een signalerende rol vervullen en meehelpen om de samenleving in brede zin weerbaarder te maken tegen negatieve invloeden van buitenaf. Zoals aan veiligheidsprofessionals bijvoorbeeld vertellen wat het met je doet als je in een kansarme omgeving opgroeit. Wat het met je doet als je weinig positieve voorbeelden om je heen ziet, wat het voor gevoel geeft als je niet lijkt ‘mee te doen’. En wat houdt een IQ van 60 eigenlijk in? Het is ongelooflijk waardevol om op deze manier aan kruisbestuiving te doen: trainingen over licht verstandelijke beperking (LVB) aan gevangenispersoneel, politiemensen of toezichthouders van de reclassering. Want zij zien bijvoorbeeld wel veel agressie van een enorme streetwise jongere, maar als je weet dat je hem gezien zijn IQ misschien zou moeten benaderen als een 10-jarige, dat zou al veel verschil maken.’

‘Omgekeerd geldt dit natuurlijk ook: partners in het sociaal domein die beter snappen hoe het mogelijk is dat iemand ogenschijnlijk ‘ineens’ vanuit de gevangenis op straat staat. Wat is het verschil tussen afgestraft zijn en voorlopige hechtenis, waar zijn mogelijkheden om een zorgtraject onder dwang bij een straf toe te voegen? Iedereen staat er natuurlijk met een bepaalde taak in, dat is logisch. Je kunt ook niet van elke professional verwachten dat ie alles overziet. Dat moet je leren. Daar hebben we elkaar voor nodig.’

Je moet feeling hebben voor mensen die de fout zijn ingegaan. Maar tegelijk moet je ook stevig grenzen stellen.
Vergt dat een andere benadering dan de signalering van kwetsbare jongeren zonder crimineel verleden?

‘Er zijn verschillen, deze jongens hebben al aan criminaliteit geproefd of hebben vanuit hun gezinssituatie nooit een ander voorbeeld gehad. Zij zijn niet intrinsiek gemotiveerd om uit de criminaliteit te stappen. Je zult ze dus nog meer moeten motiveren om ze te bewegen. Ze overtuigen dat je met zo’n plofkraak dan misschien in één keer twee ton verdient, maar dat het eigenlijk fijner is als je niet steeds over je schouder hoeft te kijken. En dat het niet ondenkbaar is dat je met deze levensstijl vroegtijdig aan je einde komt of in de gevangenis belandt. Het gaat nog steeds om kwetsbare mensen, zonder perspectief. Je moet feeling hebben voor mensen die de fout zijn ingegaan. Maar tegelijk moet je ook stevig grenzen stellen. Om kunnen gaan met manipulatief gedrag. Dat vraagt een bepaald type professional. Niet iedereen wil dat, daar moeten we ook oog voor hebben.’

Heeft elke veiligheids- en zorgprofessional dat in zich?

‘Het is echt een vak apart. Het gaat om regie voeren zonder macht. Daar heb je naast kennis op het gebied van veiligheid en zorg heel veel vaardigheden voor nodig. Zoals het onderhouden van een netwerk, zowel met overheidsorganisaties als met private partijen. Je moet omgevingssensitief zijn, weten wie je waarvoor kunt benaderen, hoe je betrokken organisaties kunt bewegen de gezamenlijke opgave te laten prevaleren boven de eigen agenda. En opschalen wanneer dat nodig is. We vragen dus nogal wat van deze professionals.’

Een school voor casusregisseurs?

‘In Rotterdam en Amsterdam, waar mijn collega MT-lid Esther Jongeneel en ik eerder werkten, hebben we goede ervaringen met een vakopleiding voor procesregisseurs, iets dergelijks hebben we in Utrecht ook voor ogen. Soms gaat dit in tegen de visie dat je professionals niet teveel moet sturen ‘want zij weten wel wat nodig is’. In principe een hartstikke goed uitgangspunt, maar je geeft zo impliciet ook de boodschap dat ze het allemaal zelf maar moeten kunnen. Dan maak je de drempel om hulp te vragen wel erg hoog. De aard van dit werk is dusdanig complex geworden dat we daarin moeten investeren. Daar ligt een gezamenlijke opgave.’ 

Introductie

Het klinkt als een open deur: om de oprukkende criminaliteit het hoofd te bieden is samenwerking tussen organisaties cruciaal. De realiteit van die samenwerking is echter complex. ‘Samenwerken is het moeilijkste dat er is’, zo klinkt het. Als het sociaal domein echter de strijd aan wil gaan met ondermijnende criminaliteit, is het onontbeerlijk om goed samen te werken. Criminelen zijn namelijk wél goed georganiseerd en werken slim samen. Zij werken zonder problemen dwars door alle domeinen heen.

Ervaringsverhaal: De plantjes van Harrie

Harrie (54) is laaggeletterd en heeft moeite om de steeds complexere samenleving te begrijpen. Regulier werk zit er voor hem niet in. Door corona kan hij tijdens de eerste lockdown niet naar de dagbesteding. Hij is eenzaam, de muren in de flat komen soms op ‘m af. Zijn Wmo-consulent belt hem regelmatig. En dan ontmoet Harrie Ray.

Harrie is blij wanneer hij Ray ontmoet. Een vriendelijke man uit de buurt die steeds vaker een praatje komt maken, die samen met Harrie een pilsje pakt. Harrie aarzelt niet wanneer Ray hem vraagt om een van de kamers in zijn flat onder te verhuren. Pas later ziet hij Ray en zijn vrienden lampen en planten de kamer indragen. Harrie is niet blij met de nieuwe geur die in zijn huis hangt. Maar Ray wuift zijn zorgen weg en stopt hem een paar honderd euro toe.

Op een dag staat een medewerker van de woningcorporatie samen met een boa op de stoep. Ze ontdekken de kamer met daarin tweehonderd wietplantjes. Harrie wordt aangehouden en zal zijn flat verliezen. De woonconsulent overlegt met de zorgcoördinator van de gemeente. Ze vertrouwt het niet en weet niet zeker of Harrie nu dader of slachtoffer is. Later vallen nog meer puzzelstukjes in elkaar. Samen met de zorgcoördinator en Wmo-consulent wordt gezocht naar een andere oplossing. Harrie wordt uiteindelijk niet vervolgd.

‘Makkelijke prooi’

Ton Derks, wijk-GGD’er in de gemeente Heusden: ‘Een herkenbaar triest verhaal. Ik durf wel te stellen dat ondermijning in de samenleving steeds vaker voorkomt door de transitie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. Iedereen moet mee kunnen doen in de samenleving. Dit is op zich natuurlijk een mooi streven. Maar er zijn steeds meer kwetsbare mensen die buiten de steeds complexer wordende maatschappij vallen. Mensen met een licht verstandelijke beperking, kwetsbare gescheiden vrouwen die in een benarde financiële situatie zitten, zijn een makkelijke prooi. Deze problematiek speelt zeker ook in Heusden, de gemeente waar ik werk. Je ziet dat vanuit het domein veiligheid wel wordt samengewerkt. Vanuit het sociaal domein ligt deze wens er ook, maar is het nog niet zover. 

Zelf ben ik betrokken geweest bij een vergelijkbare casus en toen hebben we ook in kaart gebracht wat woningsluiting zou betekenen. Ik vind het hoopvol dat hier steeds meer oog voor is en dat ook meer rekening wordt gehouden met de consequenties en kwetsbaarheid van de persoon. Liever nog zou je hier meer preventief beleid op moeten voeren. Dit is vaak AVG-technisch weer ingewikkeld, hier ligt volgens mij dé grote uitdaging.’

Themaverhaal: ‘It takes a village to prevent a crime’

Ze weten als geen ander hoe complex de problematiek in kwetsbare wijken in Nederland is. Sociaal werkers in de wijk én bij de Reclassering kennen ‘de straat’. Directeuren Johan Bac van Reclassering Nederland en Lex Staal van Sociaal Werk Nederland over de aanpak van ondermijnende criminaliteit: we hebben meer samenwerking, vertrouwen én een lange adem nodig.

Professionals in de frontlinie weten hoe die giftige mix van armoede, schulden, kansenongelijkheid en gebrek aan perspectief er in de praktijk uitziet en criminelen allerlei kansen biedt. Bac: ‘Alleen met het strafrecht ga je dat niet oplossen, dat is helder. Het strafrecht is geen ‘eerste hulp bij ongevallen’, zoals de politiek het vaak ziet. Nee, het strafrecht is het laatste redmiddel en zeker geen oplossing voor de sociale problematiek die zich de afgelopen tientallen jaren in kwetsbare wijken heeft opgebouwd.’ 

De directeur gelooft ‘heilig’ in langdurige aandacht van allerlei partijen. ‘Van zowel het strafrechtelijk systeem, van het sociaal domein en in toenemende mate geloof ik ook in de informele netwerken, de sleutelfiguren in de wijk. Want laten we eerlijk wezen: veel mensen zijn ook niet meer te bereiken door reguliere instanties. It takes a village to prevent a crime.

Foto van drie politiemensen

Erkenning

Lex Staal noemt het bemoedigend dat het belang van het sociaal werk, vooral het gezins- en jongerenwerk, door de politiek, lokale overheid en politie steeds meer erkend wordt. Juist in de aanpak van ondermijning, voor het afsluiten van de verkeerde afslag. ‘Jongerenwerkers zijn in staat om de verbinding te leggen, zij kennen de jongeren, hun leefwereld.’ Op veel plaatsen in het land zijn jongerenwerkers al nauw betrokken in het driehoeksoverleg om te signaleren dat het met bepaalde jongeren niet goed gaat en om te voorkomen dat jongeren verder afglijden. Staal: ‘Maar we moeten ook realistisch zijn: met het huidige aantal jongerenwerkers en het gebrek aan capaciteit in het sociaal werk, gaan we niet alle verwachtingen waarmaken.’ 

Snijvlak

Het werk van Reclassering Nederland, de onafhankelijke stichting die zich al bijna tweehonderd jaar bekommert om mensen die de verkeerde afslag hebben genomen, bevindt zich op het snijvlak van repressie en preventie. Bac: ‘We hebben gemiddeld zo’n 70 tot 75 duizend mensen onder onze hoede, vier tot vijf keer zoveel als het hele gevangeniswezen in Nederland.’ 

Sinds 2019 vaart de organisatie een nieuwe koers, vastgelegd in de visie ‘Bevlogen teams in buurt en bajes.’ Aan de ene kant is samenwerking met de gevangenissen de afgelopen drie jaar geïntensiveerd, aan de andere kant is de reclassering actief aan de slag in de wijken. Reclasseringswerkers werken hierbij nauw samen met wijkagenten en wijkteams. 

Stok

Bac ziet ook dat Reclassering Nederland lokaal steeds vaker intensiever betrokken wordt bij lokale aanpakken, bij ondermijningsplannen, bij nieuwe initiatieven zoals de wijkrechtspraak in Rotterdam en Eindhoven. ‘De stok achter de deur die wij van de rechter krijgen kunnen we inzetten om te controleren en toezicht te houden én om kansen te creëren. En daar is die samenwerking met gemeenten heel hard voor nodig.’

Gemeenten hebben de verplichting, verduidelijkt Bac, zich in te zetten voor de basisvoorwaarden voor een goede re-integratie. Dit is afgesproken in het bestuurlijk akkoord tussen reclassering, DJI en gemeenten en betreft zaken als werk en inkomen, woning, zorg, ID, hulp bij schulden. 

Hij geeft het voorbeeld van een jongen ‘die actief is in de marge van de georganiseerde misdaad’. ‘Deze jongen wil uit het wereldje stappen en een nieuw leven beginnen. Hij gaat weer naar school, gaat stagelopen en hij krijgt in opdracht van de rechter hulp om herhaling te voorkomen. Maar hoe ga je dat allemaal regelen als 24-jarige beroepscrimineel die het grootste deel van z’n leven in het wereldje heeft gezeten?’

Zijn reclasseringswerker is met hem naar de gemeente gestapt. ‘Met de vraag of er een woonruimte geregeld kon worden los van zijn criminele vrienden. Dat was complex, iedereen zoekt woonruimte, maar het is cruciaal voor zijn stabilisering. De gemeente begreep dat en heeft naast woonruimte geholpen bij het vinden van een stageplek. Bac: ‘Dit voorbeeld laat zien hoe essentieel de samenwerking met het sociaal domein is. Cruciaal om te voorkomen dat zo’n jongen weer terugvalt en nieuwe slachtoffers maakt.’

Samenwerken begint met vertrouwen

Hoewel de roep om meer samenwerking in de wijken luider klinkt, weten de twee directeuren hoe complex dat in realiteit is. ‘Samenwerken is het moeilijkste dat er is’, zegt Staal. ‘Dat begint namelijk met capaciteit zodat professionals hun werk goed kunnen doen, én met vertrouwen. Dat is lang niet meer vanzelfsprekend. Integendeel. Al die inkooprelaties die de afgelopen jaren tussen overheid en zorg en welzijn zijn gesloten, zijn vaak gedreven door wantrouwen. Deze overeenkomsten sluiten van alles uit en vragen heel veel verantwoording. Dan bedoel ik niet dat het gemeentehuis vol zit met wantrouwende mensen, maar het systeem is zo ingericht.’

Om de broodnodige samenwerking in de wijken te organiseren, moet er vertrouwen zijn in de professionaliteit van de mensen in de frontlinie. Staal: ‘En dan moet je niet vragen: kun je even oplepelen hoeveel jongeren je hebt gesproken deze week en hoeveel er weer met school of werk zijn begonnen? Nee, je moet vertrouwen dat deze professional aan de slag gaat, nabijheid biedt en alles probeert om deze jongeren naar het goede pad te leiden. Ga met het sociaal werk echt in gesprek. Ze werken in de haarvaten van de samenleving en weten wat er speelt. Gebruik die kennis.’

Erkenning

Ook collega Bac van Reclassering Nederland pleit voor meer respect en erkenning van de professionals in de uitvoering. ‘Zij hebben vaak last van organisaties en instanties. Ze kunnen zo maar vervreemd raken van de eigen organisatie, want ze moeten nu eenmaal ook onorthodoxe maatregelen nemen en daar is rugdekking voor nodig.’ Dat blijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. ‘Niet het institutionele denkkader of onze eigen bureaucratische systemen moeten leidend zijn maar dat van de professional, en dat levert gegarandeerd spanningen op. Maar als we dat niet doen, raken we deze frontliniewerkers kwijt en zijn we veel minder effectief.’

Bac benadrukt daarbij dat het met een groot deel van de jongeren en jongvolwassen gelukkig goed gaat. ‘Maar de problematiek van een klein deel – de jonge aanwas rondom georganiseerde misdaad, de uithalers in de Rotterdamse haven of drugkoeriers in de stad of die een auto stelen voor een ramkraak – moeten we niet bagatelliseren.’ Staal: ‘De impact die deze groep heeft is wel heel groot, wegkijken is geen optie.’ 

Reclassering in de buurt

Reclassering Nederland probeert crimineel gedrag te voorkomen. Met Reclasseren in de buurt zitten de reclasseringswerkers dichter op cliënten en werken ze nauw samen met wijkteams, politie en andere professionals in de wijk. Movisie onderzocht in het rapport ‘Samen zorgen voor veiligheid’ de resultaten van deze aanpak op negen verschillende plaatsen in Nederland. 

Naast de jongeren. De staat van professional jongerenwerk in Nederland

Het aantal jongerenwerkers is de afgelopen tien jaar gestagneerd. Nederland telde in 2018 1.209 fte aan jongerenwerkers, bemenst door 1.495 professionals. Dat is ongeveer hetzelfde als in 2009, zo blijkt uit dit rapport van het Verwey-Jonker Instituut (2019) in opdracht van Sociaal Werk Nederland. Tegelijkertijd moeten gemeenten – sinds de transitie – veel meer investeren in een sterke sociale basis in de buurten, in preventie en vroegsignalering.

Pilot MER-gemeenten: ‘We komen niet zomaar met een stel ME’ers binnenvallen’

Sociaal rechercheurs zijn een belangrijke spil in de aanpak van ondermijnende criminaliteit, zegt Axel Coenen. Hij is coördinator van de ondermijningstafel van de gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen (MER) én sociaal rechercheur. ‘De samenhang met het brede sociaal domein is echter voor veel gemeenten nog een grote uitdaging.’

‘Een crimineel vraagt toch geen uitkering aan?’ of: ‘Ik kan beter mijn mond houden, anders is mijn cliënt meteen zijn uitkering kwijt.’ Het zijn dit soort uitspraken die Axel Coenen nog regelmatig hoort als het over ondermijnende criminaliteit gaat. Op het gemeentehuis of van hulpverleners. Ondermijnende criminaliteit staat nog niet overal op het netvlies en het imago van de sociale recherche klopt niet, zegt Coenen. Hij probeert voortdurend dat verkeerde beeld bij te stellen.

Natuurlijk is hij ‘van’ de rechtmatigheid, van de handhaving. Bij vermoedens van bijstandsfraude of onrechtmatigheden met zorggelden is de sociale recherche nu eenmaal dé opsporingsinstantie. ‘Maar we zijn niet van de botte bijl. We komen niet zomaar met een stel ME’ers binnenvallen. Het begint met vertrouwen, vertrouwen richting de burger, vertrouwen tussen collega’s onderling. Als je dat niet hebt, dan breekt de pleuris uit, dat hebben we gezien met de toeslagenaffaire. Een integere overheid is het aller-, allerbelangrijkste.’

‘Op het snijvlak van handhaven en vertrouwen’

Bij een integere overheid hoort, stelt Coenen, ook een rechtmatige overheid. Het complexe snijvlak van handhaven en vertrouwen, wat lector Pieter Tops streng liefhebben noemt, vraagt juist om samenwerking tussen het sociaal domein en het veiligheidsdomein. ‘Dat is een uitdaging, maar ik zie ook dat de toeslagenaffaire er nu te pas en te onpas bijgehaald wordt om discussies te beslechten.’

Wegkijken is volgens Coenen geen optie, daarvoor zijn de signalen over de ondermijnende criminaliteit té ernstig. Ook in kleinere dorpen in Limburg. ‘Ondermijning is niet alleen iets van de Randstad. De omvang is anders, maar het gaat onze deur niet voorbij. Elk dossier heeft z’n eigen impact.’ 

Rode draad

Drie jaar terug lieten de drie gemeenten al integrale ondermijningsbeelden opmaken door het RIEC, en niet voor niets. ‘Drugs is de rode draad, er zijn signalen dat mensen bij het azc worden geronseld om hennep te toppen. Maar ook mensenhandel zien we nadrukkelijk voorbijkomen. Ook woont de president van een beruchte motorclub in deze gemeente. En dan hebben we ook nog de zorg over een groot buitengebied.’

De Limburgse gemeenten zien ook regelmatig jongeren uit de Randstad ineens in een klein dorp opduiken en een uitkering aanvragen. ‘Zij worden mogelijk – zo weten we van criminoloog Cyrille Fijnaut – deze kant opgestuurd om de drugslijnen open te houden. Wij houden rekening met dit scenario.’

‘Alertheid om escalatie te voorkomen’

Kortom, zorgwekkende signalen genoeg. ‘Maar ondermijning heeft twee kanten; een harde kant en een zachte kant. We kunnen boeven opjagen, maar automatisch kom je dan ook bij slachtoffers terecht.’ Bij concrete casuïstiek weten professionals in zorg en veiligheid elkaar wel te vinden, stelt Coenen. ‘Maar dan is het eigenlijk al te laat. Dan is de zaak al geëscaleerd. Mooier zou zijn als we zaken kunnen voorkomen. En dat vraagt alertheid van iedereen.’

Hij schetst een casus waarbij veel samenkomt. In een wijk geeft een bepaald pand overlast. De buurt vermoedt dat er sprake is van drugshandel. ‘De politie gaat op onderzoek uit en ziet inderdaad dealers komen en gaan. In het pand wonen twee dames met een beperking, ze krijgen ondersteuning vanuit de Wmo. Ze hebben geen werk of dagbesteding. Ze passen op de kinderen van een bekende crimineel die in de buurt woont. Later worden ze er door hem van beschuldigd geld te hebben gestolen. Vervolgens worden ze door hem gedwongen drugs vanuit hun woning te gaan verkopen. Wanneer het pand op last van de burgemeester wordt gesloten, krijgen de twee vrouwen een advocaat van de crimineel. Ze wonen nog steeds in de wijk, maar krijgen nu extra aandacht vanuit zorg om hun weerbaarheid te versterken. Tegen de criminele familie in kwestie is te weinig bewijs. 

Het is deze casus die hij binnenkort in het team complexe casuïstiek wil inbrengen en bespreken. Had dit voorkomen kunnen worden? Zijn er signalen gemist? Hoe kunnen hulpverleners, Wmo-adviseurs en handhavers samenwerken? Coenen: ‘Door creatief te zijn, door samen te werken kunnen we niet alles oplossen, maar kunnen we wél zaken proberen te voorkomen en zo het verschil maken.’

De MER-gemeenten nemen ook deel aan de training van Divosa. Doel is vooral om de ‘samenhang met het sociaal domein’ te versterken. Met hulp van jurist Jolanda van Boven en organisatieadviseur Jayant Kesarlal worden sessies georganiseerd om hier concreet mee aan de slag te gaan. 

‘Zorgen over afstand tussen burger en overheid’

Coenen weet dat bij klantmanagers en consulenten Werk en Inkomen al veel op het bordje ligt. ‘Maar ik maak me zorgen over de groeiende afstand tussen burger en de lokale overheid. Veel gaat tegenwoordig digitaal. Dat betekent minder persoonlijk contact en ruimte voor vragen, om te sparren met een collega.’

Hij wijst op de FIP-methode, ontwikkeld door bestuurskundige Menno Fenger van de Erasmus Universiteit. ‘FIP staat voor Frequent, Intensief en Persoonlijk. Dat werkt in klantcontacten en dat weten we al heel lang, maar daar moet dan wel ruimte voor zijn.’

Aangever van zorgsignalen

Hij benadrukt dat de sociale recherche bij de MER-gemeenten een belangrijke aangever is van zorgsignalen. ‘Pas nog werd ik op pad gestuurd om een adres te controleren. Daar bleek een dame van een jaar of zestig te wonen, het huisvuil lag een meter hoog in huis. Iedereen kende haar, maar geen hulpverlener kwam bij haar binnen. Dan ga ik dat regelen, ik stuur dan niet een mailtje naar een collega.’

Coenen bedoelt maar, de sociale recherche is er niet alleen om fraudeurs op te pakken. ‘Ik probeer altijd te zoeken naar een bestendige oplossing. Daar hebben we als gemeenten een gezamenlijke en brede verantwoordelijkheid in. Dat vraagt soms om creativiteit en om outreachende professionals die streetwise zijn.’

Interview Jenneke van Spaandonk en Lisa Duijts: ‘Alles begint bij bevlogen mensen’

Voor Jenneke van Spaandonk en Lisa Duijts, adviseurs Zorg en Veiligheid, is de rol van het sociaal domein in de aanpak van ondermijnende criminaliteit in hun gemeente Veenendaal vanzelfsprekend. ‘Pas als je weet van elkaar wat wel of niet kan, dan kun je aan de slag.’

Ik val meteen maar met de deur in huis: wat is volgens jullie hét recept voor goede samenwerking in de aanpak van ondermijnende criminaliteit?

Van Spaandonk: ‘Mensen met kennis van zaken. In ons cluster Zorg en Veiligheid (Z&V), van waaruit we persoons gerichte aanpak (PGA) organiseren, werken hoofdzakelijk mensen die uit de forensische zorg komen. Professionals die het fantastisch vinden om met deze doelgroep – mensen die met allerlei problemen kampen en bekend zijn bij politie en justitie – te werken en weten waar ze het over hebben, bevlogen mensen dus. Zij schromen niet om naar de burgemeester of de rechter te stappen als dat nodig is. Het komt er in dit werk op neer dat je moet weten wat je waar kunt vragen. Als je maar kunt begrijpen wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn, kom je best snel tot een gezamenlijk plan.’

Duijts: ‘Eens, dat is het allerbelangrijkste. Tegelijkertijd is dat vaak waar het nog aan schort bij gemeenten. En dan werkt het niet. Want pas als je van elkaar weet wat je wel en niet kunt, kun je echt aan de slag. Dat moet je zelf ontdekken. Toen ik als hulpverlener begon, heb ik me verdiept in de veiligheidskant. Je kunt als hulpverlener ook niet zonder. Je moet samen kijken wat er nodig is.

Foto van Jenneke van Spaandonk, adviseur Zorg en Veiligheid

Jenneke van Spaandonk, adviseur Zorg en Veiligheid

Professionals vinden elkaar vaak wel, maar ook bestuurlijk moet er rugdekking zijn. En je manager moet ruimte geven.

Duijts: ‘In Veenendaal is dit heel goed geregeld. We overleggen in ons cluster Z&V heel regelmatig met de burgemeester. Deze is goed op de hoogte van wat er speelt. Ook de wethouder Wonen en de wethouder Zorg spreken we regelmatig. Maar als professional moet je zelf bij je management de urgentie kenbaar te maken. Of de raad te informeren. Wat doen we, waar staan we voor en wat levert het op?’

Van Spaandonk: ‘Niet alleen in je eigen gemeentelijke organisatie, ook bij de managers van zorgpartijen met wie we samenwerken moet dat besef er natuurlijk zijn. Want we vragen nogal wat van ze. Als er een acute crisis is, hebben we geen tijd voor een keukentafelgesprek, dan moet er direct iets gebeuren.’ Duijts: ‘Een Wmo-beschikking kan dan ook volgende week nog wel. En het komt best vaak voor dat we er zelf niet doorheen komen, dat we moeten opschalen. Dan kan een bestuurder makkelijker een doorbraak forceren.’

Veenendaal heeft handvatten ontwikkeld voor gemeenten om de samenwerking te verbeteren. Maar valt of staat het succes eigenlijk niet met wie het doet?

Van Spaandonk: ‘Ja, dat is zeker een belangrijke voorwaarde. Vaak krijgt de adviseur openbare orde en veiligheid (OOV’er) de klus op zijn bordje. Terwijl het grootste deel van de aanpak een kwestie van zorg is. Dat is echt een andere tak van sport. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar dan moet je wel de juiste expertise inschakelen. En dus weten waar je die kunt vinden.’ Duijts: ‘Een OOV’er kan wel een PGA voorzitten, maar de organisatie rondom casuïstiek is echt een vak apart. Dat ligt niet iedereen. Daar moet je passie voor voelen, energie van krijgen.’  Van Spaandonk: ‘Je moet het kunnen, willen en mogen. Verstand van zaken hebben, snel kunnen schakelen, hart voor de doelgroep hebben én de ruimte krijgen in de organisatie.’ 

Hoe kregen jullie die ruimte binnen de gemeente?

Duijts: ‘Door te laten zien dat het ons als gemeente uiteindelijk veel oplevert als we ook vanuit de Wmo een bijdrage leveren aan de aanpak van criminaliteit. Je moet je enthousiasme delen, kansen zien en je managers daarin meenemen.’

Van Spaandonk: ‘We vinden begeleiding in een PGA heel belangrijk, maar het is net zo belangrijk om te voorkomen dat het zo ver komt. Onze manager ziet dat ook zo en riep daarvoor een extra functie in het leven.’

Duijts: ‘We zien het ook als onze taak om beleidsmakers te adviseren. Want veiligheidsbeleid dat in de praktijk niet uitvoerbaar is, is waardeloos. Ieder zijn vak natuurlijk, maar je moet elkaar wel helpen. Inmiddels zijn er ook op het beleids- en managementniveau afspraken gemaakt tussen de betrokken organisaties. Zodat onze manier van werken ook op dat niveau geborgd is.

Foto van Lisa Duijts, adviseur Zorg en Veiligheid

Lisa Duijts, adviseur Zorg en Veiligheid

Hoe werkt jullie aanpak in het tegengaan van ondermijning?

Duijts: ‘We werken heel nauw samen met onze beleidsmedewerker ondermijning. De handel in drugs is onder jongeren echt een probleem. Ik houd haar op de hoogte van wat ik signaleer, ook vanuit mijn contacten met Halt en het jongerenwerk. Omgekeerd deelt zij haar beelden met ons. De voorlichting die we op scholen en aan ouders geven, dat komt allemaal voort uit die samenwerking.’

Jullie hebben ook gewerkt in andere gemeenten. Zijn er verschillen?

Van Spaandonk: ‘Het is overal anders geregeld. De ene gemeente heeft al een goed lopend sociaal team waarin veel wordt opgepakt, een andere gemeente doet dit in het veiligheidshuis. Op zich maakt het niet uit hoe het georganiseerd is, als je maar weet bij wie je waarvoor terecht kunt. Ik kom ook in gemeenten waar geen afspraken zijn gemaakt tussen partijen. Waar er geen goed beeld is, wie waarvan is. Laat staan dat er een werkwijze is. Dan worden zaken ad hoc opgepakt. Dus stap 1 is altijd: regel het. Of dat nu is vanuit het sociale team, het veiligheidshuis of de gemeente, dat maakt niet uit. Samen kun je dan gaan bepalen wie waarvan is en welke instrumenten je kunt gaan inzetten.’

Duijts: ‘Dat regelen kost tijd, dat doe je er niet zomaar even bij als beleidsadviseur.’ Van Spaandonk: ‘En dan nog is het soms heel lastig hoor. Er zijn altijd situaties waar het niet meteen lukt. Maar dan kijken we samen hoe het toch kan slagen. En dat lukt eigenlijk altijd.’

Persoonsgerichte aanpak (PGA)

De PGA is erop gericht om ernstig overlastgevend gedrag en criminaliteit te verminderen en recidive te voorkomen. De persoonsgerichte aanpak beoogt afglijden naar de criminaliteit en verslechtering van welzijn te voorkomen.  In Midden-Nederland werken 39 gemeenten en 3 Zorg- en Veiligheidshuizen (regio Utrecht, Gooi en Vechtstreek en Flevoland) al ruim vijf jaar met de lokale PGA. Alle deelnemende gemeenten en samenwerkingspartijen hebben één gemeenschappelijke werkmethode PGA, en één privacyreglement afgesproken.  

Meer lezen

Lees hier hoe de gemeente Venlo de PGA inzet.

Interview Jan IJzerman: Vertrouwen in de frontlinie: ‘We moeten weten wanneer mensen helemaal klemzitten’

Jan IJzerman, directeur Stelsel en Volksverzekeringen, van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voert veel gesprekken over vertrouwen, dienstverlening én handhaven. ‘Het is de kunst om te balanceren, dat vraagt om vakmanschap van professionals in de uitvoering.’

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid subsidieert het programma van Divosa ‘Ondermijning en het sociaal domein’. Waarom?

‘We willen professionals in het sociaal domein het gereedschap geven om ondermijnende criminaliteit te voorkomen. Wat hebben zij daarvoor nodig? Dat zit ‘m vooral in weten wat er speelt, in het onderkennen van fenomenen. Daarom is het belangrijk om te investeren in vakmanschap zodat professionals zwakke signalen kunnen herkennen, weten hoe ze kunnen doorvragen en wat ze vervolgens kunnen doen.

Alleen met het justitiële domein, met handhaving kunnen we ondermijnende criminaliteit niet aanpakken. Jongeren beginnen niet meteen met heel ernstige delicten, dat gaat geleidelijk. Het is de kunst om hard op te treden waar nodig, om grenzen te stellen en tegelijkertijd te kijken naar oorzaken. Waar komt dit gedrag vandaag? Wat speelt er in het leven? Zijn er schulden, is iemand met school gestopt, is er sprake van discriminatie, kan er geen stageplek of werk worden gevonden? 

Laten we daar nu serieus naar kijken. Hoe kunnen we deze kwetsbare burgers perspectief bieden? Ondermijning is niet iets van een paar wijken in grote steden, dit speelt in heel Nederland. Door alert te zijn aan de voorkant, kunnen we een hoop ellende voorkomen.’

Meer focus op preventie dus? 

‘Het gaat om balanceren tussen handhaven en dienstverlening. Politiek schieten we nog wel eens door naar de ene of de andere kant. Het gaat om het voorkomen dat mensen de fout in gaan én het gaat over het bieden van perspectief. Preventie zit in mijn ogen echt op het snijvlak van dienstverlening en handhaven. Daar raken ze elkaar. Ik ben blij dat in het nieuwe coalitieakkoord een flink stuk over preventie is opgenomen, dat is politieke erkenning voor de koers die we zijn ingeslagen.’

Dit vraagt nogal wat van die professionals in de frontlinie. Aan de ene kant moeten zij werken vanuit vertrouwen, maar ook alert blijven op fraude, op ondermijnende criminaliteit.

‘We moeten voortdurend werken aan dat evenwicht en voorkomen dat we doorschieten. Ook SZW is weleens doorgeschoten. Maar ik heb veel vertrouwen in het vakmanschap van professionals. Als je casuïstiek bespreekt, dan zie je die bevlogenheid meteen. Zij kennen de mensen over wie we het hebben. En wat wil je liever? Een overheid die vraagt om te balanceren en een beroep doet op het beoordelingsvermogen en vakmanschap van professionals? Of een overheid die deze ruimte niet biedt, en doorslaat naar het een of het ander?

Professionals in het sociaal domein weten vaak echt wel wat ze moeten doen voor hun cliënt. Dat betekent geen maatwerk voor iedereen, maar wel werken met oog voor de menselijke maat. En bij dilemma’s kunnen ze overleggen met collega’s die tegen dezelfde zaken aanlopen. Zó kom je tot oplossingen. 

Ik voer dit gesprek heel vaak en ben helemaal niet bang dat we doorslaan in dat vertrouwen. Ook bij handhaving is het een heel goede grondhouding dat mensen te vertrouwen zijn, maar je controleert wél. Goed toezicht is belangrijk, er zijn genoeg criminele organisaties die profiteren van kwetsbare mensen en daarbij gebruikmaken van allerlei regelingen. Maar het begint met vertrouwen.’

Dit vraagt ook om nauwe samenwerking met het veiligheidsdomein, met de toezichthouders sociaal domein.

‘Een goede samenwerking is cruciaal. Ik ben ruim 25 jaar geleden begonnen als inspecteur bij de Belastingdienst in Den Haag. We controleerden daar ook de prostitutiebranche. Ik moet bekennen dat we vooral bezig waren met belastingheffing, niet met het lot van de vrouwen. Zo ging dat destijds. De Belastingdienst was van de belastingen, de gemeente controleerde vergunningen, de politie was van de overlast en mensenhandel. Allemaal keurige schotjes. Veel is sindsdien veranderd. Er wordt nu veel meer samengewerkt, we zien veel meer. Vooral op casusniveau weten we elkaar al goed te vinden, maar dan is meestal het kwaad al geschied. Het is de om aan de voorkant vroegtijdig die samenwerking op te zoeken, met elkaar signalen uit te wisselen om zo een hoop ellende te voorkomen.

Sommige mensen kampen met zoveel problemen, zitten met schulden, krijgen verkeerde vrienden en komen gaandeweg op het verkeerde pad terecht. Ze hebben het gevoel helemaal klem te zitten. En dan benadruk ik weer het belang van vakmanschap en preventie. We moeten weten dat als mensen klemzitten, ze vatbaar zijn voor verkeerde afslagen. Een goede bijstandsconsulent kent zijn klanten.’

Bij veel gemeenten lijkt de AVG die samenwerking in de weg te staan.

‘Ik wil benadrukken dat er – zeker in individuele casussen – meer kan dan vaak gedacht wordt. Maar er is wel sprake van een tweedeling wanneer het gaat om gegevensuitwisseling. Uitwisseling op grond van handhaving is heel gedetailleerd en goed geregeld. Bij uitwisseling in het kader van dienstverlening is dat minder goed geregeld, daar wordt nu aan gewerkt. Dat gaat bijvoorbeeld om zaken als niet-gebruik van regelingen. Maar dit hoeft de samenwerking rondom individuele gevallen echt niet in de weg staan.’

Het ministerie van SZW zet in op vakmanschap. Maar deze professionals hebben daar wel ruimte en tijd voor nodig.

‘Natuurlijk is dat een voorwaarde. Ik denk dat we best een goed instrumentarium hebben, maar vaak vooral tijd missen. Als je driehonderd klanten hebt als consulent, gaat dit niet lukken. Veel gemeenten zien dit ook in en geven daar nu ruimte en tijd voor.

Kijk, we kunnen alle systeemfouten niet in een keer oplossen, maar we kunnen wel proberen door het hele land consistent met kwetsbare burgers aan de slag te gaan. Dan heb ik de goede hoop dat we er een aantal met stevige begeleiding de goede kant op krijgen.’ 

Introductie

Om goed te kunnen samenwerken in het sociaal domein is het delen van informatie cruciaal. Veel professionals lopen daarbij tegen de privacywet aan. Althans, veel professionals dénken dat ze geen gegevens mogen uitwisselen vanwege de privacywet. Maar die wet biedt eigenlijk veel meer mogelijkheden dan vaak gedacht.

Ervaringsverhaal: Kacper moet zijn mond houden

Kacper (34) droomt van een nieuw leven in Nederland. Hij heeft goede verhalen gehoord van vrienden die de stap al hebben gezet, misschien dat hij later zijn vriendin vanuit Polen ook naar Nederland kan halen. Maar eenmaal aangekomen valt de droom van Kacper al snel in duigen. Hij moet werken in de bouw en wordt in een kleine woning geplaatst met nog acht andere arbeidsmigranten. Uit Polen en Bulgarije. En dan ontdekt Kacper al snel dat achter in de garagebox hennep wordt geteeld.

Hij moet vooral niet te veel vragen stellen, waarschuwt een landgenoot die er al langer woont. Niet over de lange uren, over de slechte huisvesting of over zijn nettoloon. Mensen die te veel vragen, kunnen vertrekken. Geen werk, geen slaapplaats. Er zijn regelmatig ruzies in het huis, de bewoners zijn bitter en boos. Er wordt veel gedronken.

Kacper houdt maar weinig geld over om naar zijn familie in Polen te sturen. Hij vertelt hen maar niet te veel over de situatie in Nederland.  Hij schaamt zich. Alleen voor een vies matras moet hij al 200 euro van zijn loon afstaan. De Nederlandse Pool die alles regelt, heeft zijn paspoort ingenomen. Kacper kan ’s avonds niet slapen, hij probeert een oplossing te bedenken, maar kan geen kant op. 

Een inval

Dan valt op een ochtend, in alle vroegte, een regionaal Interventieteam het pand binnen. Het team met onder andere gemeentelijke handhavers, sociale rechercheurs en politie voert een bestuurlijke controle uit en kijkt naar brandveiligheid, vergunning, inschrijving Basisregistratie Personen (BRP), sociale zekerheidsfraude, mensenhandel. Het team schrikt van de erbarmelijke omstandigheden en het brandgevaar. In de garagebox worden 260 wietplanten aangetroffen.

Kacper en zijn huisgenoten zijn bang. Ze worden verhoord door de politie en tot hun verbazing in een hotel ondergebracht. Daar gaan ze in gesprek met een hulpverlener. Voor het eerst horen ze over hun rechten en plichten als arbeidsmigrant in Nederland. Ze hadden geen idee.

De zaak kwam aan het rollen dankzij een alerte klantmanager van de sociale dienst. Hij zag dat de Poolse baas de paspoorten van de arbeidsmigranten opborg. Hij gaf dit signaal door aan de aandachtfunctionaris mensenhandel van de gemeente.  

De professional die het verschil maakt

Romaike Zuidema, trainer bij Fair Work Academie, een stichting die zich inzet tegen moderne slavernij: ‘Een herkenbaar verhaal. Een alerte klantmanager maakt hier het verschil. Hij doet dat door het opbergen van de paspoorten te herkennen als signaal en hier een actie aan het koppelen: het melden.

Een derde essentiële stap is dat de melder weet wat de meldroute is binnen de gemeente. 'Wie is hiervan?' Als er vervolgens ook het vertrouwen bestaat dat een signaal serieus wordt onderzocht, dan heb je alle ingrediënten om een zaak aan het rollen te krijgen.

Wij zien dat ambtenaren met burgercontact steeds alerter worden. Een goede ontwikkeling. Mijn voornaamste advies is flink te investeren in de meldcultuur. Zorg dat je een aandachtsfunctionaris hebt die zichtbaar en benaderbaar is. Als mensen vertrouwen hebben in het meldproces, dán komen de signalen binnen, is mijn ervaring in het werken met gemeenten.’

Themaverhaal: ‘De angst voor de AVG speelt criminelen in de kaart’

De AVG is een struikelblok die samenwerking en gegevensuitwisseling in het sociaal domein in de weg staat. Toch? ‘Een hardnekkige mythe, de AVG biedt juist heel veel mogelijkheden’, stellen jurist Jolanda van Boven en organisatieadviseur Jayant Kesarlal.

Ze weten als geen ander hoe groot de angst voor de AVG is, de privacywet die in 2018 van kracht werd. Jurist Jolanda van Boven, gespecialiseerd in gezondheidsrecht en privacywetgeving en adviseur data & privacy Jayant Kesarlal worden bijna dagelijks geconfronteerd met gemeenten en organisaties in het sociaal domein die bang zijn informatie te delen. Een groot misverstand, zegt Van Boven. ‘De AVG vraagt partijen juist om samenwerking goed te organiseren en biedt daar veel ruimte toe. Ik vind het zelf een prachtige wet, de logica die eruit spreekt.’

Opgave

Samen geven Van Boven en Kesarlal inspiratiesessies bij gemeenten en organisaties om de hardnekkige mythe rond de AVG te doorbreken. Dat is broodnodig, zegt Kesarlal. ‘Zeker gezien de enorme opgave waar we op het gebied van ondermijnende criminaliteit met z’n allen voor staan.’ Van Boven: ‘We moeten investeren in preventie en vroegsignalering om te voorkomen dat jonge mensen grote criminelen worden, dat is overal wel doorgedrongen. Daarvoor moeten we de wijken in, om de tafel met politie, scholen, woningcorporatie, jeugdzorg, jongerenwerkers, noem maar op. Maar dan begint het al: “Dat mag niet hè, van de AVG”.’

Basiskamp

Van Boven blikt even terug. ‘Kijk, we komen uit het dal. In het dal werkten we – voor de decentralisatie – heel erg verkokerd. Gemeente, woningcorporatie, maatschappelijk werk, jeugdzorg, iedereen lekker in de eigen silo.’ Na de decentralisatie kwamen veel taken op het bordje van gemeenten te liggen. ‘De gemeenten waren volgens het Rijk veel beter toegerust om de kwetsbare burgers te helpen en het idee voor integrale samenwerking begon post te vasten. Nu zitten we in basiskamp 1.’

Als je samen een cake wilt bakken, is het wel handig om hetzelfde recept te gebruiken

Daar blijven alle partijen – stelt van Boven beeldend – maar rondjesdraaien. ‘Omdat iedereen met de eigen interpretatie van de AVG onder de arm zit. Tja, dan kom je dus geen steek verder. Als je samen een cake wilt bakken, is het wel handig om hetzelfde recept te gebruiken.’ Om die samenwerking met verschillende organisaties vorm te geven, is volgens Van Boven in de eerste plaats ‘awareness’ nodig. Bewustwording over de noodzaak van die samenwerking – het besef dat je elkaar nodig hebt om zaken goed aan te pakken – en het inzicht dat er ‘onder de AVG’ veel meer kan dan gedacht. ‘Denk aan die meneer van 45 met een licht verstandelijke beperking die door criminelen wordt gedwongen wietplantjes te telen. Hij ziet eruit als een dader, maar is slachtoffer.’ Om deze man in veiligheid te brengen en ‘duurzaam en legaal mee te laten doen in de samenleving’ zijn veel organisaties nodig. ‘Bij zo’n casus ga je zo met een satéprikker door alle domeinen heen.’

Ruimte

Om die samenwerking vervolgens vorm te geven en onderling gegevens uit te wisselen, is ruimte nodig van managers en bestuurders in de betrokken organisaties om hier mee aan de slag te gaan. Kesarlal: ‘De partijen gaan samen aan de slag, op een gecontroleerde manier innoveren om verschillende handelingsperspectieven te creëren. Ik hoor professionals nu vaak vragen om een blauwdruk, of een stappenplan het ministerie, maar die geven geen antwoord op de vraag hoe men lokaal de samenwerking vorm moet geven. Elke casus is anders, elke gemeente is lokaal anders georganiseerd.’  

Toestemming

Een hardnekkige misvatting met grote gevolgen is dat informatie alleen maar uitgewisseld mag worden ná schriftelijke toestemming van de cliënt in kwestie. Maar bij de toeleiding naar hulp is toestemming geen grondslag in de AVG. Van Boven legt uit en schetst een casus van een jongen die door criminelen wordt geronseld om pakketjes rond te brengen. ‘Hij brengt een pakketje weg en krijgt muntjes. Dus dat bevalt hem wel. Maar de derde keer laten de criminelen hem bewust struikelen. En nu staat hij bij hen in het krijt. De jongen wordt onder druk gezet om snel nog drie andere koeriers aan te leveren.’ Ook school begint het agressieve gedrag van de jongen op te vallen. Een alerte leerkracht voelt dat er iets niet klopt, maar weet niet wat hij met dit signaal moet. ‘Dan zou hij zo’n jongen of diens familie toestemming moeten vragen voor de gegevensuitwisseling? Dat is toch té dwaas voor woorden en dat zegt de AVG ook helemaal niet. De angst voor de AVG speelt criminelen op deze manier in de kaart.’ 

Wettelijke bronnen

Natuurlijk, benadrukt jurist Van Boven, moeten de partners zorgvuldig afspraken maken over het doel van de samenwerking en elkaars taken en verantwoordelijkheden goed kennen. Ze wijst erop dat professionals naast de AVG en eigen professioneel inzicht, ook al allerlei andere wettelijke bronnen hebben om ‘uit te tappen.’ ‘Denk aan het Verdrag voor de Rechten van de Mens, aan het Kinderrechtenverdrag, aan de richtlijn mensenhandel. Deze mensenrechten, vastgelegd in internationale verdragen, worden veelal verder geconcretiseerd in bijvoorbeeld de Participatiewet, in de Wmo. Allemaal bedoeld om mensen duurzaam en legaal mee te laten doen in de samenleving.’

Ook deze wetten zijn volgens de jurist belangrijke bronnen voor organisaties om op macroniveau uit te putten om ruimte te geven of op microniveau om gegevensuitwisseling tussen professionals mogelijk te maken. ‘De angst voor boetes van de Autoriteit Persoonsgegevens is groot, maar je krijgt alleen een boete wanneer je verwijtbaar nalatig bent. Je krijgt echt geen boete wanneer je zo zorgvuldig mogelijk de samenwerking tussen het sociaal en veiligheidsdomein probeert vorm te geven. We zeggen ook niet: “Zet alle sluizen maar open”.’

Samenwerken is geen doel op zich, gegevensuitwisseling ook niet, klinkt het ferm. Kesarlal: ‘Je ziet helaas vaak dat met een té nauwe blik naar de AVG wordt gekeken. De AVG stimuleert zowel multidisciplinair samenwerken, waarbij een gezamenlijk doel voorop staat en waar gegevensuitwisseling uit voortvloeit, als een kritische blik op de manier waarop we zaken hebben georganiseerd.’

Criminelen zijn wél goed georganiseerd én innovatief. Zij werken zonder problemen dwars door alle domeinen heen. 

Worstelen

Van Boven: ‘Dus elke keer moet je terug naar die vraag: wat is er nodig voor deze jongere, voor deze burger? Wat wil ik bereiken, wil je voorkomen dat hij op het verkeerde pad terecht komt? Door het delen van de informatie – professionals leren heel snel het onderscheid tussen need to know en nice to know – probeer je dat doel te bereiken.’

De twee experts zien hoe gemeenten en organisaties overal in het land met het AVG-vraagstuk worstelen. Soms met intern flinke discussies tot gevolg. Kesarlal: ‘Maar steeds meer mensen zien de noodzaak van de samenwerking wel. De problematiek waarmee we in dit land te maken hebben, wordt complexer. En de criminelen zijn wél goed georganiseerd én innovatief. Zij werken zonder problemen dwars door alle domeinen heen.’

Introductie

Bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit draait het om de mix van repressie en preventie. Of ‘streng liefhebben’, zoals bestuurskundige Pieter Tops dat noemt. Want preventie zonder repressie is tandeloos en repressie zonder preventie is eindeloos. Maar wat betekent deze theorie voor de praktijk in het sociaal domein? Wat betekent het voor de mensen in de frontlinie?

Themaverhaal: De stadsmariniers van Capelle aan den IJssel

Ze vertalen de straat naar het gemeentehuis, ze zijn geen cowboys maar bruggenbouwers. Peter Oskam, burgemeester van Capelle aan den IJssel gelooft in de inzet van stadsmariniers bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit in zijn gemeente. ‘We zien verjonging en verharding. Jongeren glijden steeds eerder af.’

De afgelopen jaren heeft burgemeester Peter Oskam – als portefeuillehouder mensenhandel voor de VNG – zich landelijk sterk gemaakt voor de aanpak van seksuele, criminele en arbeidsuitbuiting. Allemaal ernstige vormen van ondermijnende criminaliteit. ‘Vijf jaar geleden kwam ik nog wel eens burgemeesters tegen die zeiden: “Mensenhandel? Dat speelt bij ons niet”. Dat geluid hoor ik nu niet meer’, stelt Oskam.

Het begint allemaal met bewustwording. Binnen de ambtelijke organisatie, met alerte consulenten aan de balie, een opmerkzame conciërge of jongerenwerker. In Capelle is veel gewerkt aan die awareness, ambtenaren worden daarvoor getraind. Oskam wijst erop dat veel slachtoffers kampen met een dubbele afhankelijkheid. ‘Denk aan arbeidsmigranten. Geen werk betekent ook geen dak. Dat maakt hen extra kwetsbaar. Daar moeten professionals zich bewust van zijn.’

Peter Oskam, burgemeester van Capelle aan den IJssel

Peter Oskam, burgemeester van Capelle aan den IJssel

Grooming

De betrokkenheid van de burgemeester bij het thema komt niet uit de lucht vallen. Oskam begon zijn loopbaan bij de politie, studeerde rechten, was officier van justitie en (kinder)rechter. Hij weet heel goed hoe berekenend criminele organisaties zijn en hoe jonge en/of kwetsbare mensen worden gegroomd. ‘Voor jongeren zijn de verleidingen groot. De criminelen zijn slim en heel aardig, geven soms mooie spullen of woonruimte, maar niets is voor niets. Voordat je het weet, zit je aan ze vast. En zie er dan nog maar eens uit te stappen.’

De combinatie van preventie en repressie is voor Oskam vanzelfsprekend. Voorkomen dat jongeren een verkeerde afslag nemen. Maar tegelijkertijd ook handhaven en grenzen stellen.

Ervaring

Dat is nu een taak van stadsmarinier Corinne Koers, een van de vijf stadsmariniers die Capelle aan den IJssel rijk is. Haar thema: jeugd en criminaliteit. Koers neemt veel ervaring mee, onder andere van het voormalige Bureau Jeugdzorg. ‘Uit de klei van het sociaal domein, en dat helpt.’ Ze kent de verhalen achter de voordeur, heeft ervaring binnen gezinnen met grenzen stellen, met drang en dwang, met vertrouwen geven.

Ook Capelle aan den IJssel telt een jeugdgroep die zorgen baart. ‘Zij hebben niet alleen hulp nodig, maar ook duidelijkheid. Dat geldt voor jongeren die de foute kant op dreigen te gaan, en voor ouders die beslissingen nemen die niet in het belang van hun kinderen zijn. Dan moet je ook als hulpverlener kunnen zeggen: “Mams, dit gaan we niet doen”.’

Foto van Corinne Koers, stadsmarinier jeugd en criminaliteit

Corinne Koers, stadsmarinier jeugd en criminaliteit

Weerbaarheid

Haar collega Elise Koster, stadsmarinier ondermijning en radicalisering, heeft een achtergrond bij de politie. Ze weet hoe daar de hazen lopen. De twee stadsmariniers, die onderdeel zijn van de Unit Veiligheid, zoeken voortdurend de samenwerking op. Met politie, justitie en op het gemeentehuis, in de wijk. Koster: ‘En natuurlijk met de collega’s van toezicht en handhaving, ook zij doen ontzettend veel in de aanpak van ondermijning. Niet alleen repressief maar ook preventief, door controles bijvoorbeeld.’

Hoe beter je kijkt, hoe meer je ziet

‘Hoe beter je kijkt, hoe meer je ziet. Zo werkt dat met ondermijning’, weet de stadsmarinier. Ze vertelt hoe de aandacht voor seksuele uitbuiting binnen de regio bijvoorbeeld meer zaken aan het licht heeft gebracht. Afgelopen jaar richtte ze zich onder meer op weerbaarheid bij pandeigenaren. Dit jaar ligt de focus op jongeren. ‘Het gaat vaak zowel om awareness als weerbaarheid.’

Koster werkt nauw samen met collega’s van het sociaal domein. ‘Denk aan collega’s van werk en inkomen, dat zijn belangrijke partners voor ons. Zij zien ook heel veel. De georganiseerde criminaliteit weet heel goed hoe ze misbruik kan maken van allerlei regelingen.’

Foto van Elise Koster, stadsmarinier ondermijning en radicalisering

Elise Koster, stadsmarinier ondermijning en radicalisering

Greep

De twee stadsmariniers maken zich zorgen over de stevige greep van de georganiseerde criminaliteit op de samenleving. Op steeds jongere leeftijd dreigen jongeren af te glijden, ziet Koers. ‘Verjonging en verharding. Waar hebben we de boot gemist, vraag ik me wel eens af. Ik sprak pas nog een basisschooldirecteur die vertelde hoe een kind in groep 7 een rugzak van een klasgenoot afpakte en 2 euro eiste om ‘m terug te geven. Waar haalt een 10-jarige dat idee vandaan?’

Veel gebeurt ook online. Ruzies die vanachter het beeldscherm beginnen en op straat worden uitgevochten. Capelle maakt zich al langer zorgen over bepaalde jeugdgroepen in de gemeente. Koers werkt dan ook nauw samen met het gespecialiseerde ‘grenzen stellend jongerenwerk’. ‘Zij kennen de leefwereld van deze jongeren goed, volgen ook nauwlettend wat er online allemaal gebeurt.’

Bruggenbouwers

Koers: ‘De term stadsmarinier klinkt heel stoer, maar we zijn geen cowboys. Ik zie ons juist veel meer als bruggenbouwers. Ik benadruk altijd het gemeenschappelijke doel, dat ik vaak vergelijk met een pizza. Iedereen heeft zijn eigen ingrediënt toe te voegen om het op smaak te brengen en moet zijn eigen part pakken.’ Koster vult aan: ‘Die speciale rol is mooi, maar we walsen niet over professionals heen. Nee, dan ben je snel klaar.’

Burgemeester Oskam gelooft in de – soms onorthodoxe – aanpak van de stadsmariniers. ‘Het zijn ervaren professionals en die moet je ook de ruimte geven. Ik spreek ambtenaren niet wekelijks, maar met de stadsmariniers zit ik om de twee weken om de tafel. Dan hoor ik wat er speelt.’

We hebben in Nederland niet altijd genoeg slagkracht om tegen georganiseerde criminaliteit op te treden

Het is volgens hem belangrijk dat bestuurders vertrouwen geven aan deze professionals in de frontlinie. Die bijzondere positie zorgt ervoor dat ze zaken daadwerkelijk kunnen oplossen of voorkomen.

Oskam: ‘We hebben in Nederland niet altijd voldoende slagkracht om tegen de georganiseerde criminaliteit op te treden. We blijven – door een gebrek aan capaciteit bij politie en justitie – vaak toch achter de feiten aanlopen.’ Hij ziet een belangrijke rol voor burgemeesters weggelegd. ‘Als burgemeester kunnen we, als aanjager, een belangrijke rol spelen. We hoeven niet altijd op de wereld van justitie te wachten. Met bestuursrechtelijke maatregelen kunnen we bijvoorbeeld een pand sluiten. Het voordeel is dat je dan ook aan de samenleving kunt laten zien, dat de overheid wél wat doet.’

Pilot gemeente Tilburg: Puzzelen met signalen in Tilburg-Noord

Ze maken zich zorgen over kwetsbare jeugd in hun wijk, over alleenstaande moeders die niet rond kunnen komen, over patserbakken bij de speeltuinen. Daarbij stond ondermijning tot voor kort nog niet echt op het netvlies bij professionals. Dat verandert langzaam. De bevlogen professionals van het Dichtbijteam in de wijk Vlashof in Tilburg-Noord zien veel en leggen steeds vaker puzzelstukjes bij elkaar.

‘Criminelen hoeven hier helemaal niet zoveel moeite te doen om mensen te ronselen. De armoede is zo groot, mensen zitten om een paar tientjes per maand te springen.’ Maike is buurtbeheerder bij WonenBreburg in de wijk Vlashof in Tilburg-Noord en ze windt er geen doekjes om. Ze weet hoe armoede in Nederland eruitziet. Gezinnen die door de hoge gasprijzen de verwarming niet meer aan durven zetten, die vaste klant zijn bij de Voedselbank en aanmaningen allang niet meer openmaken. Ze kent de alleenstaande moeders die er alles aan doen om hun kinderen een beter leven te geven, maar maakt zich ook zorgen over de kwetsbare jongeren. Over de ‘patserbakken’ die zij bij speelplekken in de wijk ziet staan en waar jeugd omheen hangt. ‘Ik kan het niet hardmaken, maar één plus één is voor mij dan twee.’ 

Mariët van de Laar, buurtondersteuner van ContourdeTwern, knikt instemmend wanneer het over problemen in Vlashof gaat. Gisteren nog was ze bij een gezin met hele trits kinderen. Ze komt er al jaren, heeft de kinderen zien opgroeien. Moeder worstelt met haar gezondheid en spreekt nauwelijks Nederlands. De oudere kinderen zijn volleerde tolken. Over de jongere kinderen komen verontrustende signalen binnen, ze hangen bij vreemde types rond. ‘Dit is de realiteit waar wij dagelijks mee te maken hebben’, zegt Van de Laar. ‘Er speelt vaak van alles in deze gezinnen.’ Maike vult aan: ze ziet ook lachgas steeds populairder worden. Ze kent de jongens met te dure kleding of sneakers. ‘Een enkelband is hier een statussymbool.’

Achter de voordeur

De twee professionals zijn lid van het Frontlijnteam/Dichtbijteam Vlashof. In een omgebouwde garagebox onder een flat van WonenBreburg doen ze nu verhaal over ondermijnende criminaliteit in hun gemeente. In het Dichtbijteam – in meerdere wijken in de stad actief – zitten professionals ‘die achter de voordeur komen’. Naast buurtbeheerders en een buurtondersteuner maken ook een wijkverpleegkundige, een schuldhulpverlener, woonconsulent en cliëntondersteuner deel uit van het team. De medewerkers van de teams signaleren, verbinden en bouwen aan het netwerk in de wijk.

Niet gek dat de gemeente Tilburg Divosa  vroeg om met dit team rondom het thema ondermijning aan de slag te gaan. Niet alleen op sociaal vlak staan in Tilburg-Noord namelijk de seinen op rood. Er zijn ook zorgwekkende signalen over ondermijnende criminaliteit. Zo wonen er relatief veel ‘criminele kopstukken’ in de wijk en het aantal jongeren met een strafblad is in dit deel van de stad eveneens hoog. Procesbegeleider Josje van Doorn begeleidt het team vanuit Divosa: ‘Bij professionals in het team bestaan ook veel zorgen over mensen met een licht verstandelijke beperking die voor criminele karretjes worden gespannen.’

Signalen

Het team deelde tot voor kort voornamelijk signalen op het gebied van eenzaamheid, armoede en gezondheid. Ondermijning stond nog niet echt op het netvlies. Van Doorn begon met intakegesprekken. ‘Toen begonnen belletjes te rinkelen en kwamen de verhalen los. Deze professionals, die heel dicht op de wijk zitten, zien natuurlijk veel en vragen zich bijvoorbeeld af hoe iemand zonder inkomen wel een flat kan huren en volledig kan renoveren.’ Buurtbeheerder Maike: ‘Ik zie nu meer. Ineens vallen me bijvoorbeeld dure wagens op.’ ‘We bespreken nu vaker ook dit soort signalen en wat onze volgende stap kan zijn. De ene keer kan de wijkverpleegkundige wat ondernemen, de andere keer schakelen we het wijkteam in’, zegt buurtondersteuner Van de Laar.

Systeem

Bij een volgende bijeenkomst werd casuïstiek uitgewisseld en zocht het Dichtbijteam antwoord op de vraag: ‘Wat is er nodig om effectief om te gaan met preventie van ondermijning?’ Van Doorn probeert goed te luisteren naar de behoeftes van het team. ‘Dat staat voor mij centraal. Er wordt volgens hen al té veel gepraat en vergaderd. Het moet zo concreet mogelijk.’ Ook het Dichtbijteam loopt tegen het systeem aan, hoort ze.  ‘Organisaties zitten vaak gevangen in de eigen regelgeving waardoor de bedoeling verloren gaat, maar hoe los je dat op? Kijk, deze mensen zijn doeners. Ze zijn gedreven, actiegericht en ook ongeduldig.’

Ze nodigde verschillende professionals uit om bij elkaar te komen. De coördinator Wijkgerichte Aanpak Ondermijning, de teamchef van de politie, de omgevingsmanager Tilburg-Noord. ‘Deels om de kennis over ondermijning te vergroten, deels om te laten zien hoe gemeente en politie in de wijk werken aan de aanpak van ondermijning en hoe preventie en repressie daarin samengaan.’ Het verhaal van de teamchef van de politie maakte indruk. Hij adviseerde bijvoorbeeld de professionals vooral goed te luisteren naar hun onderbuikgevoel. Van Doorn: ‘Als je het gevoel hebt dat er iets niet in de haak is, dan is dat meestal zo. Denk niet te snel dat het niet belangrijk is.’ Omdat het allemaal professionals betrof, werd door de bijeenkomst ook het netwerk binnen Tilburg-Noord versterkt. ‘Het gaat toch vaak om die bekende korte lijntjes.’ 

Als je het gevoel hebt dat er iets niet in de haak is, dan is dat meestal zo

Jonge aanwas

Een ander thema waar Van Doorn mee aan de slag ging was ‘het voorkomen van jonge aanwas’. Over de kwetsbare jongeren in de wijk zijn veel zorgen. Een jongerenwerker van het stedelijk jongerenwerk R-Newt deelde zijn ervaringen en inzichten, de keer daarop was het de beurt aan de wijkagent. Later hoopt Van Doorn ook nog de basisschooldirecteur uit te nodigen. Volgens Van Doorn is het belangrijk om bij deze frontlinieprofessionals dicht op de praktijk te blijven. ‘Dat is voor mij het vertrekpunt, wat komen ze tegen? Ondermijning gaat vaak ook over anders leren kijken, daarom is de casuïstiek-bespreking zo belangrijk. En ook: waar moet ik met dit signaal heen?’

Buurtbeheerder Maike en buurtondersteuner Mariët van de Laar benadrukken hoe belangrijk het is dat ze ook horen wat er met een signaal vervolgens gebeurt. ‘Details zijn niet nodig, maar we willen wel graag een terugkoppeling, zodat we weten dat er een professional mee bezig is.’

Spin

Volgens Van Doorn is er eigenlijk een spin in het web nodig die alle signalen – ook wijkoverstijgend – aan elkaar knoopt rond ondermijnende criminaliteit. ‘Er zijn veel initiatieven in de stad. Het zou heel goed zijn wanneer een onafhankelijk persoon deze signalen op de verschillende niveaus verzamelt en zorgt dat ze op de juiste plek terechtkomen.’

Ze ziet hoe weinig tijd de mensen in de frontlinie hebben. ‘Ik heb enorme bewondering voor deze professionals, ze proberen echt elke dag weer het verschil te maken.’

Pilot gemeente Nieuwegein: ‘Door klein te starten kun je sneller stappen maken’

Wat doe je als je een wietplantage aantreft op zolder bij een alleenstaande moeder die de eindjes nauwelijks aan elkaar kan knopen? Of als een cliënt tijdens het gesprek zijn jengelende dochter hardhandig terecht wijst? Dilemma’s. De gemeente Nieuwegein besloot om haar professionals een handje te helpen. Want ook – of juist – voor uiterst bekwame routiniers, is het soms lastig de alarmbellen van ondermijnende criminaliteit te horen rinkelen.

Bij de afdeling Geynwijs, verantwoordelijk voor de uitvoering van Participatiewet, Wmo, Jeugdwet en Leerplichtwet in Nieuwegein waren ze volgens teamleider Petra Le Noble nog niet zo heel actief bezig met bewustwording als het gaat om ondermijnende criminaliteit. De signalen herkennen én daar ook naar handelen, dat bleek nog niet eenvoudig. Nieuwegein koos daarom voor twee sporen: werken aan bewustwording én het versterken van de handelingsbekwaamheid van professionals.

Er werden workshops gegeven door bestuurskundige Edward van der Torre en jurist Jolanda van Boven. Die waren volgens Ardi Roelofs, die vanuit Divosa het traject ontwikkeld heeft en trekt, een eyeopener: ‘Professionals zijn handelingsbekwaam, maar de routine waarmee dit gepaard gaat is ook een valkuil. Je kunt zaken over het hoofd zien. Het is de kunst om in die routine ook de alarmbellen te horen rinkelen.’ 

Dilemmakaarten

Is de bewustwording er eenmaal, dan komen al snel de dilemma’s om de hoek kijken. Want de keuze die je als hulpverlener maakt, raakt vaak niet alleen de cliënt, maar ook het systeem eromheen. Zet je een uitkering stop, dan treft dat ook eventuele kinderen. De gemeente Nieuwegein ontwikkelde met Divosa een methodiek om dit soort dilemma’s bespreekbaar te maken. Het gaat nog om een prototype, maar de eerste proeven zijn positief. Roelofs: ‘We loodsen de professional als het ware door het dilemma heen. De Dilemmakaart geeft houvast in de onderlinge discussie en biedt concrete voorbeelden van handelingsopties in bepaalde situaties.’ 

Volgens Le Noble helpt de Dilemmakaart professionals ook om situaties te ontrafelen, bijvoorbeeld om het verschil te zien tussen georganiseerde misdaad of ondermijning. ‘Hebben we te maken met een individu dat met zwartwerken zijn uitkering aanvult om zijn gezin te onderhouden of is er sprake van grootschalige uitkeringsfraude? Dat zijn verschillende situaties, die om een andere aanpak vragen.’ 

Foto van Petra Le Noble

Gezamenlijk handelingskader

Daar waar veel verschillende disciplines met elkaar samenwerken, is de discussie volgens Roelofs en Le Noble van wezenlijk belang. Want iedere professional heeft naast zijn beroeps- en organisatienormen ook zijn eigen normenkader en maakt op basis daarvan zijn of haar afweging. In het ene geval betekent dit dat een professional niet ingrijpt, terwijl zijn collega een andere keuze maakt. Roelofs: ‘De beroepscode weegt bovendien zwaar, professionals zijn bang deze te breken.’ Giet daarover nog het AVG-sausje en de angst om ‘nat te gaan’ is compleet. 

‘De AVG-workshop van Jolanda van Boven liet mooi zien dat de AVG als nieuwere en Europese wetgeving boven de beroepscode gaat, en meer mogelijk maakt dan zij dachten.’ Investeren in een veilige omgeving, in onderling vertrouwen en in kennisdeling is volgens Le Noble een belangrijke voorwaarde. ‘Dat vraagt een actieve rol van de organisatie. Je moet kennis delen én deze activeren. Zo kun je een gezamenlijk handelingskader ontwikkelen.’

De opmerking: “Dat is niet ons terrein”, horen we steeds minder.

Vliegwiel

De investeringen beginnen volgens beiden hun vruchten af te werpen. Le Noble ziet al een kentering ontstaan. ‘De opmerking: “Dat is niet ons terrein”, horen we steeds minder. Het besef dat we met elkaar het sociaal domein vormen, is veel meer ingedaald. Dat bestraffing van een drugskoerier ook effect heeft op broertjes en zusjes. Dat een heel systeem effect ondervindt van jouw acties als professional.’ 

Ook in de manier van werken ziet ze veranderingen. ‘We zoeken de afdeling veiligheid veel sneller op, en ook andersom gebeurt dit vaker. Het project heeft als vliegwiel gefungeerd, het had ons anders meer tijd gekost.’ 

Dat er in Nieuwegein in relatief korte tijd veel stappen zijn gezet, komt volgens Roelofs ook doordat bewust is gestart in de uitvoering. ‘We wilden het echt vanuit de professionals zelf ontwikkelen, zijn heel bewust klein gestart. Dan kun je veel sneller stappen maken. Werkt het in de uitvoering, dan kunnen we het op beleidsniveau borgen.’

Gezamenlijke opgave

De Dilemmakaart helpt het gesprek tussen professionals op gang te brengen, maar is volgens Le Noble geen Haarlemmerolie. ‘Commitment en bewustwording dat het een gezamenlijke opgave is, dat is het belangrijkst.’ Roelofs: ‘Als de kennis nog niet geactiveerd is, hebben de Dilemmakaart en de Leeswijzer die daarbij hoort geen nut. We willen straks de kaart landelijk aanbieden, maar niet als los product. Daar horen sowieso een aantal workshops en teamsessies bij. De Dilemmakaart geeft vooral aan hoe je de opgedane kennis in de praktijk kunt toepassen.’

Introductie

Ondermijnende criminaliteit? Speelt bij ons niet. Althans… niet dat we weten. Want je ziet niet wat je niet weet. Op welke signalen moet je eigenlijk letten? En als je een signaal oppikt, wat dan? Weet je dan wat er je ermee moet? ‘Het sociaal domein moet met een ondermijningsbril gaan kijken en dat is nieuw, dat kost tijd.’

Ervaringsverhaal: Klappen voor Tristan

Michael, een jongen uit een beruchte familie in de stad, zit op een middelbare school. Zelfverzekerd, mooie sneakers, grote tatoeages op z’n armen. Zijn klasgenoten zijn onder de indruk. Hij weet iedereen in te palmen en het duurt niet lang of een aantal leerlingen beginnen klusjes voor hem te doen. Een pakje wegbrengen levert zo 500 euro op. Makkelijk geld verdienen, dat gaat al rap rond in de school. Hij heeft al snel een groep fans.

Ook Tristan is onder de indruk van Michael, het snelle geld went snel. Maar de derde keer gaat het mis: jongens uit een andere wijk stelen ‘zijn spul’. Michael is woedend. Hoe gaat Tristan dit terugbetalen? Na school wordt Tristan in een parkje te grazen genomen door Michael en zijn vrienden. Hij krijgt flinke klappen. De volgende keer komt hij er niet zo makkelijk vanaf, dreigt een van hen. Hij moet maar snel wat vrienden vinden die ook wat pakketjes kunnen rondbrengen.

Chiel, de leraar maatschappijleer, begrijpt niet wat er in zijn klas aan de hand is. Er speelt van alles, maar wat? Het heeft te maken met Michael, dat ziet hij wel. Hij kent zijn familie, heeft zijn oudere broer ook in de klas gehad, die zit nu vast. Chiel maakt zich zorgen over Tristan, de jongen is zo veranderd dit jaar. Boos, ongeconcentreerd, ongedurig. Hij spijbelt veel. Chiel bespreekt zijn zorgen met de zorgcoördinator. Ze heeft al meer signalen gekregen over de invloed van Michael. Tristan is niet de enige die klappen heeft gekregen. Deze jongen en zijn vrienden terroriseren de school, en niemand durft iets te zeggen, laat staan aangifte te doen.

Ze bespreekt haar zorgen met de wijkagent, die het inbrengt in het zorg & veiligheidsoverleg. Dan gaat het balletje rollen. Door ingrijpen van politie en gespecialiseerde jeugdprofessionals stopt de terreur en het geronsel op de school.

De professional die het verschil maakt

Charelle Vermaes, toezicht Sociaal Domein en aandachtsfunctionaris Mensenhandel bij de gemeente Arnhem: ‘Dit verhaal roept om een integrale aanpak. De problematiek rondom de jongeren moet worden aangepakt én je moet kijken waar het probleem vandaan komt. Welke problematiek speelt er bijvoorbeeld in de wijk waar de jongere woont? Wie zijn daar de grote spelers? 

Er zijn verschillende partijen nodig om dit probleem aan te pakken, denk aan Regionaal Bureau Leerlingzaken (RBL) voor de jongeren, wijkteam voor de ouders en de wijkagent voor de aanpak in de wijk. Hoe is de plaatselijke aanpak van ondermijning geregeld? Weten partijen elkaar te vinden? Dit is makkelijker gezegd dan gedaan.’

Themaverhaal: Veel meer oren en ogen in de stad

Een overdreven dure wagen van 90 duizend euro? Een scholier die van school wordt gehaald door criminele neven? Je ziet het pas, als je het doorhebt, klinkt het. Een gesprek over waardevolle signalen en alerte professionals. ‘Het sociaal domein moet met een ondermijningsbril gaan kijken en dat is nieuw, dat kost tijd.’

Er gaan heel wat ogen open tijdens de kennissessie over witwassen van de Alliantie Veiligheid in Breda. Een drukbezochte bijeenkomst waar wijkconsulenten, jongerenwerkers, medewerkers van woningcorporaties, wijkagenten en bestuurders luisteren naar de presentatie van de officier van justitie. ‘Wat zijn nu precies de signalen van ondermijnende criminaliteit? Dan merk je dat professionals in het sociaal domein veel zien, maar niet precies weten wat ze ermee moeten’, vertelt criminoloog Fabiola Dap.

Dap is strategisch adviseur zorg en veiligheid bij de gemeente Breda en voorzitter van de Alliantie Veiligheid, een samenwerking tussen woningcorporaties en de gemeente. ‘Woningcorporaties lopen vaak tegen ondermijning aan. Ze verhuren woningen waar later blijkt dat er van alles aan de hand is; denk aan onderhuur, criminele of seksuele uitbuiting, illegale prostitutie.’ 

Verbouwingsoverlast

Door met elkaar in gesprek te gaan, door kennis en ervaringen uit te wisselen met ‘de partners in de stad’ worden signalen eerder opgepikt, zegt Dap. ‘Ik had pas nog een gesprek bij een woningcorporatie, met onze stadsmarinier woningoverlast en een van onze boa’s. Een woonconsulent kwam met een bijzonder verhaal. Een nieuwe huurder zorgde voor veel verbouwingsoverlast. Hij bleek zijn huurwoning volledig te hebben verbouwd. Dat valt natuurlijk op.  Vloerverwarming, een nieuwe keuken van 20 duizend euro, voor de deur stond een auto van 90 duizend euro. Hij was de woning gaan huren met een jaarinkomen van 25 duizend euro. Tja, hoe dan?’

De gemeente Breda heeft sinds kort vier speciale ‘ondermijningsboa’s’ aangesteld. ‘Zij gaan er dan op af. Ze werken samen met het Veiligheidsinformatieknooppunt (VIK) en met de wijkagent. Het is de kunst om zoveel mogelijk signalen te verzamelen en te verrijken.’

Foto van Fabiola Dap, criminoloog

Ondermijningsbril

Peter van Dusseldorp, adviseur en manager veiligheid bij TwynstraGudde en oud-politieman, benadrukt eveneens het belang van extra ogen en oren in de stad. ‘Het sociaal domein moet met een ondermijningsbril gaan kijken en dat is nieuw, dat kost tijd.’

De verschillen tussen gemeenten in de aanpak van de ondermijnende criminaliteit zijn groot, weet hij. Dat geldt ook voor de samenwerking met het sociaal domein. Van Dusseldorp was vorig jaar nog projectleider Preventie Jonge Aanwas – in het kader van het Breed Offensief Tegen Ondermijnende Criminaliteit (BOTOC) – bij de gemeente Eindhoven. 

Zo zijn scholen cruciaal om te voorkomen dat jongeren afglijden. ’Dan hebben we het over de échte preventie. Leraren zien heel veel. Neem een school die merkt dat een leerling elke dag wordt opgehaald door een van zijn neven met een grote BMW. Een oud-leerling die het verkeerde pad op is gegaan. De ene school meldt dit bij de zorgcoördinator en die gaat met zo’n jongen in gesprek: ‘We maken ons zorgen over je.’ Maar er zijn ook scholen die zeggen dat ze die vraag niet mogen stellen.’

Wat als je ziet dat een leerling elke dag wordt opgehaald door een van zijn neven met een grote BMW?

Gedreven

Van Dusseldorp ziet op veel scholen ‘gedreven leerkrachten’ rondlopen die zich het lot van afglijdende jongeren aantrekken. ‘Die mensen hebben we echt nodig. Mensen die alert zijn en bijtijds signaleren en weten waar ze terecht kunnen met hun zorgen.’

Dat geldt niet alleen voor het onderwijs, maar ook voor sociale professionals. ‘Dan beland je al snel in een principiële discussie. Zij willen het vertrouwen van hun cliënten niet beschamen. En ik zie ook dat hulpverleners in kwetsbare wijken vooral bezig zijn met overleven. Begrijpelijk, als je een caseload hebt van zeventig gezinnen, in een wijk met een grote concentratie probleemgezinnen en kwetsbare kinderen Dan snap ik wel dat een hulpverlener zich op de moeder richt en haar zoon met te dure kleren en scooter maar even laat.’

Foto van Peter van Dusseldorp

Peter van Dusseldorp, adviseur en manager veiligheid bij TwynstraGudde en oud-politieman

Aarzeling

Ook Dap en projectmanager Ondermijning Karin van den Eijnde van de gemeente Breda kennen het dilemma van het sociaal domein en de aarzeling van hulpverleners om bij vreemde zaken aan de bel te trekken. Dap: ‘Zij werken natuurlijk met kwetsbare inwoners en zijn soms bang voor de gevolgen van een melding. Die angst probeer ik weg te nemen, je moet elkaar leren kennen en leren vertrouwen.’

‘Onbekend maakt onbemind’, zegt Van den Eijnde. ‘Bij ondermijning denken veel mensen nog aan repressie, aan stevig optreden. Maar zorg en repressie hebben elkaar nodig. Je merkt wanneer je met elkaar om de tafel gaat zitten en concreet een casus gaat bespreken, dat je feitelijk allemaal op zoek bent naar een oplossing.’

Bij ondermijning denken veel mensen nog aan repressie. Maar zorg en repressie hebben elkaar nodig.

Verleiding

Van Dusseldorp weet hoe groot de verleiding van het snelle geld is. Zeker voor jongeren in kwetsbare wijken. Ze krijgen daar de erkenning en de aandacht die ze thuis soms niet kunnen krijgen. ‘Criminelen hebben deze jongeren echt aan een lijntje, geven in eerste instantie het gevoel dat ze belangrijk zijn en blijven ook trekken. 100 euro om een pakje weg te brengen?’

De afstand tussen beleidsmakers op het gemeentehuis, de reguliere hulpverleners en de straat is levensgroot, zegt Van Dusseldorp. ‘Ze zijn zelden zelf afkomstig uit de probleemwijken, hebben geen idee hoe de straat werkt, wie daar aan de touwtjes trekken. Jonge runners die in elkaar worden geslagen, die helemaal klem zitten.’

Daardoor, ziet Van Dusseldorp, voelen de frontlijnprofessionals zich de probleemeigenaar. ‘Zij zien hoeveel jongeren de mist ingaan. Maar die geluiden uit de praktijk komen vaak niet aan op de plek waar extra capaciteit of middelen kan worden ingezet.’ Om jonge aanwas te voorkomen, zijn volgens hem gespecialiseerde jongerenwerkers nodig. ‘Streetwise professionals, die de straat kennen, die de taal spreken en de jongeren actief opzoeken. Deze jongeren gaan zichzelf echt niet melden, ze komen niet met een hulpvraag naar een wijkteam toe. Dat moet een gemeente wel begrijpen. Zij hebben tijd en ruimte nodig. Heel belangrijk: deze specialisten moeten ook weer worden gevoed – met signalen – door de reguliere hulpverleners in de wijk.’ Hoe meer ogen en oren in de wijk, hoe beter. Vroegtijdig signaleren om erger te voorkomen, klinkt het ook in Breda.

Ondermijningsbril voor alle ambtenaren

Projectmanager Ondermijning Van den Eijnde hield vorig jaar – bijna een half jaar lang – bewustwordingssessies binnen de gemeente. Ze streeft naar een ondermijningsbril voor alle ambtenaren. ‘Ik geloof dat ik in totaal 850 mensen heb bereikt. Mijn presentaties heb ik zoveel mogelijk toegespitst op de betreffende afdelingen. Neem de concernstaf, die werkt nauw samen met de bestuurders, zij kunnen ook benaderd worden door allerlei individuen met verkeerde bedoelingen, hoe ga je daar mee om? Waar kun je dan terecht?’

De professionals in de gemeente Breda die iets vreemds zien, kunnen dit melden bij het VIK. Daar wordt gekeken of er nog meer over de persoon in kwestie bekend is. Wanneer nodig, wordt deze ingebracht bij de zogeheten handhavingstafel, waar verschillende professionals samen beslissen over de volgende stap. Maar alleen bewustwording en signaleren is niet voldoende, zeggen de twee Bredase professionals. Van den Eijnde: ‘Deze alertheid moet een vast onderdeel worden van het dagelijks werk. Daar hamer ik elke keer op.’ 

Dap benadrukt het belang om acties vooral terug te koppelen. ‘Wanneer er een signaal komt, is het belangrijk om anderen – of dat nu collega’s zijn of een wijkconsulent of buurtbewoner – te informeren wat er met dat signaal gedaan is. Wanneer ze niets horen, dan ben je ze kwijt.’

Creatieve doelgroep

De aanpak van ondermijning blijft volgens de twee experts voortdurend aandacht vragen. Van den Eijnde: ‘We hebben nu eenmaal te maken met een hele creatieve groep, die graag misbruik maakt van kwetsbare burgers én van onze wet- en regelgeving. Kijk bijvoorbeeld naar die louche zorgbedrijven waar ineens criminelen in het bestuur zitten.’

Van Dusseldorp ziet gemeenten vaak pas echt in actie komen wanneer bepaalde signalen de gemeenteraad bereiken. ‘Als er bijvoorbeeld vragen worden gesteld aan het college over een bepaalde wijk, over jongeren die een buurtje terroriseren. Bewoners die zich onveilig voelen. Dan zie je ineens die hele ambtelijke organisatie kantelen en kan er veel meer.’

Pilot gemeente Eindhoven: ‘Ga in de wijk nu eens het gesprek aan over ondermijning’

Met de basisschool, de wijkagent, jongerenwerkers, met bewoners. Gebiedscoördinator Erika Overink en Marcel van de Ven, voormalig stadsmarinier uit Rotterdam, voeren in de Generalenbuurt in Woensel-Zuid het gesprek over ondermijning. ‘We hebben het niet over individuele casussen, maar delen zorgen en verhalen.’

Erika Overink is het type spijkers met koppen slaan. Ze werkt al vijftien jaar bij de gemeente, weet hoe de hazen op het stadhuis lopen en kent Eindhoven op haar duimpje. Na jaren in het sociaal domein en in kwetsbare wijken te hebben gewerkt, is ze de afgelopen zeven jaar ‘de spin in het web’ in Woensel-Zuid. Als gebiedscoördinator legt ze verbindingen in de wijk. Ze zet neuzen dezelfde kant op en zoekt elke keer samenwerking rondom allerlei thema’s. ‘Met de leefbaarheid in de wijk altijd in het achterhoofd.’ 

Dat betekent intensief contact met het buurtpreventieteam, met jeugdwerkers, met de wijkagent en andere professionals in de wijk. Ze weet heel goed dat de dagelijkse realiteit zich lastig in systemen en domeinen laat vatten. Lachend: ‘Ritselen en regelen staat bij de gebiedscoördinatoren ook op het cv.’

Kans

Jeugd is een belangrijk thema voor alle Eindhovense wijken. Toen Overink hoorde van de Divosa-training ‘Ondermijning en het sociaal domein’, zag ze een kans. ‘Zeker voor de Generalenbuurt in Woensel. Daar speelt van alles, maar dit is geen ‘aangewezen actiegebied’ zoals de wijken Eckart en Vaartbroek. Dit betekent dat ik niet zoveel budget heb voor professionele ondersteuning. Geen ruimte om het jeugdwerk bijvoorbeeld op straat te laten opereren.’

Inmiddels werkt de gebiedscoördinator samen met Marcel van de Ven, voormalig stadsmarinier in Rotterdam en nu procesbegeleider vanuit Divosa om de brug naar het brede sociaal domein te slaan. De gemeente Eindhoven is vanuit het landelijk Breed Offensief Tegen Ondermijnende Criminaliteit (BOTOC) al actief aan de slag met het onderwerp. Hieruit vloeit bijvoorbeeld het programma Jonge Aanwas uit voort, gericht op jongeren die dreigen af te glijden in de criminaliteit. ‘Het aanbod van Divosa – om professionals in het brede sociaal domein bewust te maken – sluit daar mooi op aan’, vertelt Van de Ven, die veel ervaring en kennis uit Rotterdam meeneemt. Hij weet hoe complex samenwerking tussen verschillende domeinen en organisaties kan zijn. Hoe aanbestedingen, bureaucratie en een wirwar van afspraken soms zaken in de weg kunnen staan. ‘Vaak is het systeem zelf onderdeel van het probleem, we hebben in dit land alles vaak zo gefragmenteerd ingericht, dat maakt het lastig om snel en flexibel te reageren op incidenten.’

Vaak is het systeem zelf onderdeel van het probleem

Hotspot

Overink: ‘Deze wijk heeft bijvoorbeeld een JOP: een jongerenontmoetingsplek. Het is een afdakje, een paar bankjes, een prullenbak in het parkje bij de basisschool. Dit is voor ons een hotspot, vooral ’s avonds komen hier jongeren uit heel Eindhoven samen. Vaak met auto’s en dat geeft overlast.’ 

Daar blijft het niet bij, er zijn ook signalen over drugsdealers die zich bij het parkje ophouden. ‘Kortom, zorgen genoeg. Ik merk ook dat professionals in de wijk – zoals de directeur van de basisschool – heel graag in gesprek willen. Dat geldt ook voor het jongerenwerk, de wijkagent en andere betrokkenen.’ 

Van de Ven: ‘Je merkt hoe de verhalen los komen wanneer professionals met elkaar in gesprek gaan. De jeugdwerker ziet dit, de school merkt dat, een leerplichtambtenaar krijgt ook van alles mee. Alle lijntjes en contacten die worden gelegd, dát is winst.’

Beiden lopen – vooral bij organisaties in het sociaal domein – regelmatig tegen de angst voor de AVG aan. Overink: ‘Daarom vlieg ik het ook anders aan, we gaan niet in gesprek over individuele casussen, daar zijn andere overleggen voor. Dit is geen intervisie. We gaan met elkaar in gesprek over ondermijnende criminaliteit in de wijk, over zorgen en signalen, over het grotere geheel zonder namen en rugnummers. De oplossingen en ideeën die in dit soort gesprekken naar boven komen, kan ik weer vertellen tegen collega’s binnen andere afdelingen.’

Bewustwording

De volgende sessie van Van de Ven en Overink met professionals in de Generalenbuurt staat al gepland. ‘Deze bijeenkomsten zijn gericht op professionals in de wijk. Ik wil ook de komende tijd de bewustwording en alertheid bij buurtbewoners stimuleren.’ 

Om bewonersparticipatie te stimuleren heeft ze dit jaar de Morgenmakers – een sociaal ontwerpbureau – in de arm genomen. ‘De eerste geluiden daarover zijn positief, op de eerste oproep online hebben al tweehonderd mensen gereageerd. Op een totaal van 2600 woningen is dat al heel veel. Allemaal mensen die mee willen denken over hun wijk.’ Ze hoopt zo een nóg groter informeel netwerk op te bouwen. ‘Kijk, ik heb voeding nodig vanuit de wijk: wat speelt er? Wat gaat goed, waar zitten de zorgen?’

Marcel van de Ven, die ook al met een flink aantal jongerenwerkers in Eindhoven sprak, weet hoe kwetsbaar jongeren in dit soort wijken kunnen zijn. ‘Misdaad loont niet is altijd het verhaal. Maar als dan je kijkt naar de voorbeelden die deze jongeren in de wijk zien? Het is echt niet zo ingewikkeld om jongeren zonder perspectief te ronselen. En Nederland is met alle wet- en regelgeving echt een walhalla voor criminelen. Daarom is het belangrijk dat mensen in de frontlinie, mensen zoals Erika, de ruimte krijgen.’

Pilot gemeente Deurne: ‘Ervaringskennis is een must’

Hij werkt veel samen met Yassine, een oud-veelpleger uit Amsterdam die zijn ervaringen nu inzet om jongeren op het goede pad te houden. Die ervaringskennis is volgens Leon Meijs, expert op het gebied van ondermijning en radicalisering, cruciaal bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit.

Bijna elke middelbare school in Nederland heeft ermee te maken. Jongeren die ineens met geld lopen te zwaaien, meisjes die met patserbakken worden opgepikt, vreemde figuren die rondhangen buiten de school. Steeds meer jongeren worden – zeker in kwetsbare wijken – de criminaliteit ingelokt, zegt Leon Meijs. De oud-schoolleider en expert op het gebied van radicalisering en ondermijning weet waar hij over praat.

Ogen 

Hij zit vaak met bezorgde rectoren, gemeenten en politie om tafel. Als procesbegeleider ging hij voor Divosa aan de slag in de Brabantse gemeente Deurne. De doelgroep daar: jongerenwerkers en gezinscoaches. De professionals die achter de voordeur komen en van alles zien. ‘Ik laat altijd eerst Yassine zijn verhaal doen. Over het leven op de straat, over hoeveel geld hij soms in de week verdiende. Dan zie je de monden openvallen en vervolgens wordt hij helemaal leeg gevraagd.’

De inzet van ervaringswerkers als Yassine is een must, stelt Meijs. ‘Deze wereld is zo complex en staat heel ver af van de belevingswereld van de meeste professionals. Kijk, als zo’n jongere net als Yassine destijds al helemaal in het criminele wereldje zit en duizenden euro’s per maand verdient, dan heb je een lastig verhaal als hulpverlener. Zie hem er nog maar eens van te overtuigen om eruit te stappen. Je moet er daarom zo vroeg mogelijk bij zijn.’

Anders kijken

In de gemeente Deurne gaat Yassine ook met de hulpverleners de wijk in. Hij leert ze anders kijken. Deurne is Amsterdam niet, maar ook in de Brabantse gemeente worden jongeren geronseld, zegt Meijs. ‘Er wordt zoveel geld verdiend in de drugswereld, dan kun je wel inschatten hoeveel mensen er nodig zijn om te produceren, om te vervoeren. Brabant kent een groot buitengebied waar de productie ook plaatsvindt.’

Overal in Nederland wordt er aan jongeren getrokken, zegt Meijs. ‘Dit is ongelooflijk zorgwekkend en we hebben daar als maatschappij nog geen goed antwoord op. Integendeel, we hebben het jaren laten dooretteren.’ Hij ziet inmiddels veel veranderen. Anders dan een paar jaar geleden wordt hij nu benaderd door schoolleiders en gemeenten. ‘Eerder wilden scholen het gesprek niet eens aangaan, bang voor het imago van de school. Dat is wel aan het kantelen.’

Onderbuik

Ook de sociale professionals in Deurne zijn volgens Meijs enorm bevlogen. ‘Ze willen heel graag jongeren perspectief bieden en ze van die verkeerde afslag weghouden. En ze zien ook heel veel maar weten vaak niet in welke context ze dat soort onderbuikgevoelens moeten plaatsen.’ 

Meijs Training & Consulting ontwikkelde daarom de app Mijn indicator, waarin professionals – in de wijk of school – signalen kwijt kunnen en via de app zien wat de volgende stap kan zijn. ‘Het heeft geen zin om professionals te overspoelen met kennis. Maar met deze app krijgen ze per signaal een kennisclip, zien ze vervolgens hoe ze dit soort signalen kunnen verrijken en ook hoe ze in gesprek kunnen gaan. Heel praktisch.’ De app is al in gebruik bij een aantal scholengemeenschappen en nu ook bij de professionals in de wijk in de gemeente Deurne. 

Gefragmenteerd

Volgens Meijs draait het allemaal om signaleren én samenwerken. ‘De aanpak van ondermijnende criminaliteit is nog veel te gefragmenteerd en afhankelijk van individuele professionals. Scholen, sociale professionals, politie, gemeente, reclassering; iedereen moet zijn rol hierin pakken. We staan echt nog maar aan het begin.’

Introductie

Hoe bied je weerstand tegen de lokroep van ‘snel geld’ als het water aan je lippen staat? Als je schulden hebt, in armoede leeft of geen dak boven je hoofd hebt? Het sociaal domein kan de ‘verkeerde afslag’ voor mensen afsluiten door ze een legaal perspectief te bieden. Een weerbaar sociaal domein dus. Maar hoe doe je dat?

Ervaringsverhaal: Het leuke vriendje van Kitty

Kitty is 19 jaar, ze heeft een verleden in de jeugdzorg en woont nu in een begeleide woonvorm. Ze heeft een grote mond, is verbaal sterk. Veel mensen overschatten haar, haar licht verstandelijke beperking wordt zelden opgemerkt. Ze had een baantje maar is daarmee gestopt. Een half jaar geleden leerde ze Kevin kennen.

Een stoere gast die veel tijd doorbrengt in de sportschool. Kitty is helemaal verliefd. Hij draagt haar op handen, noemt haar zijn ‘prinses’. Ze voelt zich gezien. 

Kevin zit wat krap bij kas en vraagt Kitty of ze een telefoonabonnement op haar naam wil zetten. En daar blijft het niet bij. Hij heeft ook een nieuwe telefoon nodig. En vraagt of ze ook een scooter van een vriend op haar naam wil laten zetten. De schulden stapelen zich op. Schuldeisers melden zich.

Kevin verliest steeds vaker z’n geduld. Hij is allang niet meer zo aardig als in het begin. Op een avond krijgt Kitty een eerste klap. Ze schrikt enorm, Kevin was zichzelf niet, zegt hij. Hij heeft heel veel spijt. Hij wil juist een toekomst opbouwen mét Kitty, weg uit deze stad. Een nieuw leven samen. 

Kitty is dolgelukkig. 

Kevin heeft wel een idee hoe ze uit de problemen kunnen komen. Als Kitty nu als escort gaat werken, dan zijn ze zo uit de ellende… Hij gaat alles regelen. De online advertenties, het hotel. Als ze nu terugdenkt aan die periode. Kevin bepaalde alles. ‘Ik was mezelf helemaal kwijt.’

Prostitutie 

Een half jaar later valt de politie de hotelkamer waar Kitty met een klant heeft afgesproken, binnen. Ze zijn van het prostitutie controleteam en hebben ‘als klant’ een afspraak gemaakt. Kitty gaat naar de crisisopvang in een andere gemeente. De zaak tegen Kevin loopt nog.

De professional 

Rens de Ron, teammanager Veiligheid & Toezicht, gemeente Gorinchem, coördinator regionaal controleteam prostitutie en mensenhandel, regio Rotterdam. ‘Ik heb een vergelijkbare zaak aan de hand gehad. Een vrouw die in haar eigen huis door haar vriend aan het werk werd gezet.’ De zaak kwam aan het rollen door een seksadvertentie online. En ze werd niet alleen seksueel uitgebuit, maar ook financieel. Ook zij had van alles, een auto, een opslagbox, van hem op haar naam staan. Uiteindelijk is ze wel gaan praten en bij hem vandaan gegaan. Hij liet haar – zoals wel vaker gebeurt – niet zomaar gaan.

Ik merk zeker effect van het regionaal controleteam – we zijn nu zover dat bijna alle gemeenten in de regio Rotterdam mee gaan doen. Dat is belangrijk, zo voorkom je toch een waterbedeffect. Doe je dat niet, dan verschuift het zich snel naar een buurgemeente.  Dit heeft nu toch al geleid tot zo'n vijf strafrechtelijke onderzoeken door de Afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel (AVIM). Dat is veel, vaak willen slachtoffers niet direct praten. We laten altijd een kaartje achter en soms nemen ze dan een paar weken later toch contact op. Een goede samenwerking met de zorgcoördinatie en sociaal domein is juist voor deze kwetsbare slachtoffers daarom zo belangrijk.'

Uit de controles blijkt ook dat er soms sprake is van andere vormen van criminaliteit, denk aan mensensmokkel, drugshandel en wapenhandel. Het gaat dan vaak om mensen die een faciliterende rol hebben, en niet om de sekswerker zelf.’

Themaverhaal: ‘De samenleving moet kwetsbare burgers beschermen’

Armoede, werkloosheid, schulden. Kinderen met gedragsproblemen, autisme, licht verstandelijke beperking. En dat vaak tegelijkertijd. Dat maakt gezinnen met multiproblematiek kwetsbaar voor de aanzuigende werking van criminaliteit. Hoe zorg je ervoor dat criminelen minder vat op kwetsbare groepen krijgen? ‘Signalering is het begin, en daarna moet je doorpakken.’

De samenleving heeft de taak haar kwetsbare burgers te beschermen, zeggen cliëntondersteuner Elke Leijten van MEE De Meent Groep, werkzaam bij de Toegang Tilburg en Nicole Langeveld, adviseur Veiligheid en Zorg van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). ‘Aan de buitenkant zie je het vaak niet. Althans, niet als je niet weet waarop je moet letten.’

Leijten, gespecialiseerd in het ondersteunen van mensen met een beperking, benadrukt het nog maar eens. ‘Het zijn de bewegingen, het gedrag, waar je op moet letten. Hoe ziet de woning eruit? Liggen er ongeopende rekeningen op tafel? Heeft iemand vrienden, een netwerk? Welke bezigheden heeft hij overdag? Bij jongeren kunnen dure merkkleding en telefoons die steeds afgaan signalen zijn dat ze met verkeerde zaken bezig zijn. Er zijn legio signalen. Het is de kunst ze te herkennen.’ 

Foto van zwerver

Kwetsbaar

Autisme, licht verstandelijke beperking, ADHD. Leijten komt het in haar praktijk veel tegen. Voor bewoners die hiermee kampen is de regie op het eigen leven vaak extra lastig. Dat maakt ze kwetsbaar voor de aanzuigende kracht van criminaliteit.

Jongeren met een licht verstandelijke beperking zijn – nog meer dan andere jongeren – beïnvloedbaar en impulsief. Zij kunnen vaak de gevolgen van hun acties niet overzien. Vooral levensfases waarin grote transities plaatsvinden, zoals de overgang naar de middelbare school of naar meerderjarigheid, zijn volgens Leijten kwetsbare momenten. Dan raken deze jongeren makkelijk uit beeld.

Ze hoort verhalen van jongeren van 13 jaar die al met drugs(pakketjes) betrapt worden op school. ‘Of dit nu voor eigen gebruik is of om te verhandelen, het zijn zorgelijke signalen. Als je eenmaal 20 bent en je hebt bankrekeningen of een auto van een ander op je naam laten zetten, dan ben je al te ver verstrikt geraakt in criminele netwerken. En zijn wij als maatschappij te laat.’

Als iemand je ineens het gevoel geeft dat je belangrijk bent, probeer dat maar eens te negeren

Verstrikt

Langeveld, die als adviseur Veiligheid en Zorg gemeenten ondersteunt op het gebied van vroegsignalering, onderschrijft dit volledig. ‘Als je als jongere nergens bij hoort en je wordt dan ineens aangesproken door iemand die je het gevoel geeft dat je belangrijk bent, probeer dat maar eens te negeren. Je kunt vervolgens heel makkelijk een flinke som geld verdienen met een relatief makkelijk klusje. Dan moet je sterk in je schoenen staan om daar weerstand aan te bieden. Als je dan geen goed netwerk hebt, geen vrienden die je op andere gedachten brengen en niemand in je omgeving pikt de signalen op, dan is er geen corrigerend mechanisme. En raakt zo’n jongere steeds verder verstrikt.’

Foto van Nicole Langeveld

Nicole Langeveld, adviseur Veiligheid en Zorg van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV)

Voorlichting 

Als het gaat om problematiek rond licht verstandelijk beperkten (LVB), dan is het op tijd herkennen hiervan van wezenlijk belang. Daar is volgens Leijten nog veel winst te behalen, bijvoorbeeld door meer te werken met visueel voorlichtingsmateriaal, want nu gaat bijna alles via geschreven taal. Voor mensen met een licht verstandelijke beperking is dat vaak lastig, maar ook zonder LVB is het prettig om informatie visueel aangereikt te krijgen, zegt Leijten. ‘Als een trainingsacteur een bepaald probleem verbeeldt, komt dat vaak veel beter binnen. Het maakt de vertaling naar het doen makkelijker. De training ‘teken je mee’, is een heel mooi voorbeeld van het visueel overbrengen van informatie, die kan ik iedereen aanraden.’

Sectoren waarmee kwetsbare burgers in aanraking komen, moeten volgens haar voorlichting krijgen over het herkennen van een beperking en de risico’s ten aanzien van criminaliteit. ‘We moeten zoeken naar samenwerking op dit gebied. Scholen, huisartsen, maar ook vrijwilligers op de sportclub. Bij MEE zoeken we steeds de verbinding met partijen binnen het sociaal domein en delen we onze expertise.’

De wijk in

In Tilburg werkt Leijten met haar collega’s in het Dichtbijteam. Medewerkers van verschillende organisaties gaan samen de wijk in. ‘De mensen om wie het gaat ervaren zelf niet altijd een probleem, je moet proactief op zoek naar signalen. Een buurtbeheerder signaleerde laatst dat een jongen (wel erg) veel op straat was en voor overlast zorgde. Samen met een buurtondersteuner van Contour De Twern ging ik langs bij het gezin. We troffen een alleenstaande moeder met twee jonge zoontjes – van wie een met ADHD – die alle eindjes aan elkaar moest knopen om financieel rond te komen. Hierdoor was zij 40 uur per week van huis om te werken en waren haar zoons vaak alleen en op straat.’ 

Passende zorg

Met de zorgaanbieder die al bij het gezin betrokken was, bekeek Leijten of er meer zorg mogelijk was. Haar collega van Contourde Twern zocht in de wijk naar dagbesteding voor de jongens en om de financiële problemen aan te pakken werd schuldhulpverlening ingeschakeld. ‘Door in gesprek te gaan met de moeder kwamen we erachter wat er speelde en konden we met verschillende expertises doelgericht aan de slag.’ Ook Langeveld pleit voor zoveel mogelijk maatwerk. ‘Kijk naar wat iemand echt nodig heeft. Als je eerst goed zoekt naar de oorzaak van het probleem, dan kun je het pas echt aanpakken. Bij multiproblematiek gaat dat het beste in stappen. Eerst het ene probleem, dan het volgende.’  

Die vuile woning daar moet ik als woningbouw iets mee, maar die stapel geld op tafel is niet mijn zaak

Verantwoordelijkheid nemen

Volgens Langeveld is signalering het begin, en daarna moet je doorpakken. ‘Vaak is het een onderbuikgevoel dat er meer mis is, maar kun je het niet direct hardmaken. Je moet je dan veilig genoeg voelen om het signaal ergens neer te leggen, te bespreken en verantwoordelijkheid te nemen. Er wordt nog te veel afgeschoven. Zo van: ‘Die vuile woning daar moet ik als woningbouw iets mee, maar die stapel geld op tafel is niet mijn zaak’. Als ze die al zien natuurlijk tijdens zo’n flitsbezoek.’ Tijd en capaciteit lijken ook vaak de bottleneck, maar volgens Langeveld is het ook een kwestie van keuzes maken. ‘Je moet altijd concurreren met andere doelstellingen. Maar wil je echt inzetten op preventie, dan moet de gemeente de regie pakken en inzetten op outreachend werken.’

Kracht ligt bij de burgers

In de steden viert de individualisering hoogtij, nabuurschap is volgens Langeveld niet altijd vanzelfsprekend meer. ‘Je hebt als gemeenschap de taak om je inwoners prettig te laten wonen. Als ze daarbij ondersteuning nodig hebben, dan moet je die als gemeenschap bieden.’ Volgens Leijten moet de kracht van burgers daarbij niet onderschat worden. ‘In twee flats in Tilburg Noord, waar veel multiproblematiek is, hebben we bewoners geholpen bij verschillende initiatieven, zoals het opzetten van een bewonerspanel en een appgroep. Inmiddels voorzien deze platforms zichzelf en zie je allerlei mooie initiatieven van bewoners die elkaar helpen.’

Interview Sheila Adjiembaks: ‘Vriendjes maken in vredestijd helpt als het straks oorlog is’

De lokroep van het snelle geld kan aantrekkelijk zijn voor jongeren. Maar er is meer in het leven dan een dure auto. Jongeren weerbaar maken is essentieel in de aanpak van ondermijning, stelt criminoloog Sheila Adjiembaks.

Jongeren weerbaar maken tegen drugscriminaliteit. Dat klinkt alsof het hen overkomt, maar ze zijn daar toch zelf bij? 

‘Je kunt op verschillende manieren tegen criminele carrières aankijken. Als iets waar je bewust voor kiest, of als een fenomeen waar je door omstandigheden in terechtkomt. Vaak ligt de waarheid ergens in het midden. Een jongere is geen willoos wezen. Uit mijn onderzoek en dat van anderen blijkt dat sociale contacten uit de eigen omgeving van jongeren een grote rol spelen.’ De ene jongere is natuurlijk ook beter in het weerstaan van verleidingen dan de andere. ‘We kunnen niet ontkennen dat jongeren soms door hun sociale netwerk of criminele familieleden makkelijker bij criminaliteit betrokken raken. Toch schuilt juist in die sociale omgeving een deel van de oplossing.’ 

Waar moet ik dan aan denken?

‘Een leerkracht, voetbaltrainer of een familielid. Uit mijn promotieonderzoek kwam zelfs naar voren dat bijvoorbeeld een criminele vader, die beter wil voor zijn kind, echt betekenisvol kan zijn. Allemaal kunnen ze net dat zetje geven dat nodig is om weer op het rechte pad te komen. Ogenschijnlijk kleine gebaren zoals bemoedigende woorden, meegaan naar een open dag voor een middelbare school of naar een sollicitatiegesprek, kunnen een wezenlijk verschil maken. Als je zelf bent opgegroeid met een crimineel familielid en je daardoor weet hoe je je leven niét wil leiden, kan dat ook motiveren om criminele verleidingen te weerstaan. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren: bij jong zijn, hoort ook fouten maken. We moeten uitdragen dat je er desondanks mag zijn. Zodat jongeren zelfvertrouwen kunnen opbouwen en kunnen leren van ervaringen. Allemaal zaken die noodzakelijk zijn om weerbaar te worden tegen de aanzuigende werking van criminaliteit.’

Wat kunnen gemeenten doen?

‘De sleutel zit in het ontdekken wat betekenisvol is voor een jongere. Dat verschilt per jongere. Daarvoor moet je eerst contact maken. Echt authentiek contact zodat je vertrouwen kunt winnen. Dat gaat niet van de ene op de andere dag. Jongeren zullen in eerste instantie bijvoorbeeld sociaal wenselijke antwoorden geven. Ze gaan echt niet zomaar zeggen dat ze lam zijn geweest, niet naar school gaan of coke hebben gebruikt of verhandeld. Pas als je het verhaal van een jongere kent, kun je het gesprek oprechte verdieping geven en bepalen wat voor hem of haar betekenisvol en helpend is.

Foto van Sheila Adjiembaks, criminoloog
Maar hoe kunnen professionals dat doen?

‘Door ruimte te laten voor het eigen, persoonlijke verhaal van de jongere. Professionals moeten zich realiseren: gedragsverandering vergt tijd. Een jongere gaat niet meteen vertellen dat hij coke verpakt of op zijn kamer opslaat voor zijn broer. Jongeren weten dondersgoed dat het fout is, maar ze zijn ook loyaal. Niet ‘snitchen’ is vaak de norm. Het blijft toch je grote broer. En wees eerlijk: loyaliteit is ook een groot goed in de sociale ontwikkeling van jongeren. Alleen krijgt het in dit voorbeeld verkeerde uitingen. 

Professionals krijgen levensverhalen ook niet zomaar te horen. Timing is heel belangrijk: als een jongere in detentie zit, is de zaak al afgedaan en ervaart hij wellicht meer ruimte om zijn verhaal te doen. Bij jongeren die niet vastzitten, gaat dat vaak wat moeizamer. Soms kun je de jongere beter iemand zelf laten kiezen uit zijn omgeving, die je af en toe bij het gesprek betrekt. Bijvoorbeeld ouder(s), een broer of een vriend.’ 

Is het inzoomen op levensverhalen in de aanpak van ondermijning een trendbreuk met de klassieke manier van werken?

‘Niet zozeer een trendbreuk. Maar je haalt de verhalen met een expliciet narratieve methode op. Dit vormt uiteindelijk een samenhangend geheel vanuit het perspectief van de jongere. Dat is anders dan wanneer professionals een levensverhaal construeren op basis van de informatie die zij aangereikt krijgen uit dossiers of van andere professionals en gesprekken met jongeren. Dan moet je uit ‘losse flarden’ zelf chocola van iets maken, zal ik maar zeggen. Dat doet niet altijd recht aan het (verander)verhaal vanuit het perspectief van een jongere zelf.’

Het klinkt als een tijdsintensieve manier van werken.

‘Dat is het misschien ook, maar het levert ook veel op. Het gaat uiteindelijk toch om het effect. Het kan een hulpverlener namelijk veel aanknopingspunten bieden voor een aanpak op maat, een die echt werkt.’

Hoe kunnen professionals deze jongeren bereiken?

‘Ga niet alleen wijzen wat niet mag of kan, wees ook positief stimulerend. Wat kan wél? Wat stimuleert jongeren om hun leven een positieve invulling te geven? Wat geeft hun leven zin? Rolmodellen zijn heel belangrijk. Jongeren willen zich kunnen spiegelen aan leeftijdsgenoten. Dat kan ze het verkeerde pad op brengen, maar je kunt het ook gebruiken om jongeren daarvan af te houden. Bijvoorbeeld door succesverhalen uit te dragen. Jongeren die zich hebben ontworsteld aan hun criminele verleden of die hun talenten inzetten om anderen te helpen en te inspireren. Dat kunnen – als ze met beleid worden ingezet – weer prachtige rolmodellen, credible messengers voor andere jongeren zijn die het eigen geloof in een alternatief, positief toekomstperspectief kunnen versterken.’ 

De cynicus zal nu zeggen dat de keuze om voor een grijpstuiver vakken te gaan vullen of voor honderden euro’s een pakketje af te leveren snel gemaakt is. 

‘Als jongeren in een kansarme wijk alleen maar zien dat een criminele carrière een dikke auto en luxegoederen oplevert, dan is het niet zo vreemd dat ze daar warm voor lopen. Maar de keerzijde is een levensstijl met veel onrust, het risico gepakt te worden en verdriet bij jezelf en je familie. Wat doet jouw criminele carrière bijvoorbeeld met je moeder? Wat voor voorbeeld wil je zijn voor je jongere broertje? Het is onze taak als maatschappij, professionals tezamen om kwetsbare jongeren te helpen (in)zien dat er meer is in het leven dan materiële zaken. Ik zag laatst in een commercial rapper Hef voorbijkomen. De boodschap was dat je geen dure kleding hoeft te dragen om gelukkig te zijn. Kijk, dat vind ik echt heel tof om te zien. Niet voor elke jongere zal dit aansprekend zijn, maar wel voor sommigen. Zo sprak ik bijvoorbeeld twee jongens die in beeld waren geweest voor delictgedrag en (drill)rap luisteren, om te peilen wat zij er eigenlijk van vonden. Zij gaven letterlijk aan ‘Ja, hij [Hef] heeft gelijk. Ik ga die T-shirts zo dragen. Hef is een goede guy’.’

Waar liggen nog kansen voor het sociaal domein als het gaat om de aanpak van ondermijning?

‘Wacht niet te lang met contact leggen, want onthoud: vriendjes maken in vredestijd helpt wanneer het oorlog is. Vaak wordt pas een bataljon professionals opgetrommeld als het fout gaat. Preventie is key. Werk daarvóór dus al aan stevige lokale (en online) allianties met jongeren. Zoek ten tweede de samenwerking op met partners die ertoe doen. Ga niet uit van de ‘standaard’ partners, maar betrek ook een moskee of een sportschool. Praat met jongeren, onderzoek wat ze beweegt vanuit verschillende perspectieven. Dat wordt natuurlijk al gedaan, maar dat kan nog steviger denk ik. Denk bijvoorbeeld aan jongerenwerk en Stichting Halt die samen een preventief gesprek kunnen voeren en op huisbezoek kunnen gaan voor de lichtere doelgroep bijvoorbeeld. Halt vanuit kortdurende, meer pedagogische/begrenzende rol en jongerenwerk vanuit een meer sociaal-agogische duurzame relatie. En tot slot: je moet ook reëel zijn. Weeg samen af voor wie je meer vanuit preventie of meer vanuit repressie inzet, want sommige geharde (vaak wat oudere) jongeren willen ook echt niet geholpen worden. Ook daar moet je sensitief voor zijn.’

Sheila Adjiembaks is zelfstandig criminoloog. Zij heeft een narratieve benadering in haar promotie verkend (Adjiembaks, 2018) en was werkzaam bij het RIEC Midden-Nederland, waar zij onderzoek deed naar jonge aanwas in de harddrugshandel. Zij werkt momenteel ook als strategisch adviseur bij Stichting Halt.

Introductie

Tien gemeenten zijn nu een jaar bezig met de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Waar staan ze op dit moment? En hoe gaan ze nu verder? Guus Sluijter, manager strategie en beleid sociaal domein Eindhoven, en Hennie van Deijck, projectleider van Divosa, blikken terug én vooruit.

Interview Guus Sluijter en Hennie van Deijck: ‘Het snijvlak tussen zorg en veiligheid, dat blijft een enorme uitdaging voor gemeenten’

Steeds meer gemeenten onderkennen de problemen rond ondermijnende criminaliteit. Nu ze een jaar aan de slag zijn met dit thema blikken Guus Sluijter, manager strategie en beleid sociaal domein Eindhoven, en Hennie van Deijck, projectleider bij Divosa, terug én vooruit: ‘De afstand tussen sociaal en het veiligheidsdomein is in de praktijk groot.’

Hennie van Deijck, projectleider Ondermijning en het sociaal domein bij Divosa, heeft al in veel keukens van gemeenten mogen meekijken. Tien gemeenten maakten gebruik van het aanbod van Divosa om met het thema aan de slag te gaan met hulp van een procesbegeleider. Overal zag het vraagstuk en de bijbehorende aanpak er nét iets anders uit. 

Ruis

In de ene gemeente bleek vooral behoefte aan meer helderheid over de AVG, in de andere gemeente ging het over de Damocles-wetgeving of signalering van ondermijnende criminaliteit van het sociaal domein. Maar bijna overal – zeker bij grote gemeenten – is sprake van ruis tussen sociaal en het veiligheidsdomein, concludeert Van Deijck.

Vaak met handhavers en juristen aan de ene kant en het sociaal domein aan de andere kant. ‘Ik heb verhalen gehoord van sociaal rechercheurs die niet worden uitgenodigd door wijkteams, wegens een gebrek aan vertrouwen. Ik ben bij een bijeenkomst bij een gemeente geweest waar de gemoederen tussen deze afdelingen heel hoog opliepen.’ Niet gek, vaak kennen mensen elkaar en elkaars taal ook niet.

Tijd

Sluijter, die eerder in zijn loopbaan ook directeur Veiligheid binnen de gemeente Eindhoven was, is daar niet verbaasd over. ‘Ik ben serieus de helft van de tijd bezig – vaak ook met mijn collega van veiligheid – partijen bij elkaar te brengen. Dan heb ik het niet alleen over intern, maar ook met partners in de stad. Dat is voor een grote gemeente echt een uitdaging.’ Alleen al bij het thema jeugd zijn zoveel partijen, afdelingen en collega’s betrokken, dat samenwerken en informatie delen ingewikkeld is.

Sluijter herinnert zich een bezoek met het Eindhovens college van B&W aan het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, door veel gemeenten geroemd als voorbeeld. ‘Marco Pastors zette heel goed uiteen hoe de problematiek er in die wijken uitziet. Wat voor maatschappelijke vraagstukken er spelen. Hij vertelde ook, dat ben ik niet vergeten, dat ze zo’n duizend jongeren kwijt zijn. Jongeren die niet gezien willen worden. Ze hebben andere manieren om geld te verdienen gevonden en hebben geen enkele interesse in een connectie met de overheid.’

Dát vraagstuk is, stelt Sluijter, voor een overheidsambtenaar nauwelijks te hanteren. ‘De meeste ambtenaren weten niet wat ze daarmee moeten. Zij denken: Ik heb al genoeg andere zaken op mijn bord liggen.’ Dit is volgens de Eindhovense manager ‘een van de grootste uitdagingen’ voor gemeenten in Nederland. ‘Want deze groep verzwakt wel wat we – niet alleen als gemeentelijke organisatie maar als stad, als samenleving – belangrijk vinden.’

Haarvaten

Van Deijck knikt. ‘Ondermijning zit in de haarvaten van de samenleving. Iedereen moet zich daarvan bewust zijn. Dat betekent niet dat hulpverleners agenten moeten worden, maar wel dat ze open moeten staan voor de signalen en de rol die ze hebben. Wegkijken helpt slachtoffers niet.’

Ze haalt het voorbeeld aan van de maatschappelijk werker die bij een huisbezoek een pistool ziet liggen of een wietlucht ruikt en geen politie wil spelen. ‘Daar moet je wel oog voor hebben. Wegkijken helpt een slachtoffer niet, zij zitten vaak helemaal klem.’

Een veelgehoorde oplossing is het investeren en ruimte bieden aan sterke professionals in de frontlinie, zoals de stadsmariniers in Rotterdam en Capelle aan den IJssel. Ervaren professionals, die met één been naast het college staan en met het andere in de kwetsbare wijk. Zij zien de urgentie, kennen de verhalen, hebben doorzettingsmacht en kunnen neuzen dezelfde kant op krijgen.

Volgens Van Deijck is de inzet van ‘sterke frontlijnprofessionals’ onderdeel van de oplossing. ‘Zeker voor bepaalde wijken of specifieke complexe problematiek. Daarnaast wil je ook dat het brede sociaal domein zich bewust is van hun rol. Ik denk ook dat in de samenwerking met  handhaving, met sociaal rechercheurs nog veel winst te behalen valt. Dat zijn echt niet allemaal ‘bountyhunters’.

Sluijter: ‘Het is een issue van jewelste en ik vind het zeker een zorg van het sociaal domein. We werken hier in Eindhoven in bepaalde wijken samen met Backbone Academy. Dat zijn gespecialiseerde jongerenwerkers, die ons een hoop laten zien. Maar eerlijk gezegd heeft ondermijning in het sociaal domein – van bestuur tot aan de uitvoering – nog geen prioriteit. Ook niet van het Rijk overigens. In ons subsidiecontract met Wij Eindhoven komt het woord ondermijning niet voor. De aanpak van ondermijning komt echt uit de wereld van de veiligheid.’

Weerbaarheid

Hij wijst erop dat Eindhoven kampt met een hoger dan gemiddeld aantal schoolverlaters. ‘Daar is  extra geld voor vrijgemaakt en life coaches gaan nu actief aan de slag om achter de voordeur te kijken. Wat is er met deze jongeren aan de hand? Zij gaan ook dit soort signalen tegenkomen. Het gaat om weerbaarheid van deze jongeren, hoe kun je weerbaar zijn tegen allerlei soorten verleidingen?’

Van Deijck: ‘We moeten ook nog veel meer aandacht hebben voor mensen die uit het wereldje willen stappen. Ook daar hebben we nog geen goed antwoord op.’

Kortom, een complex vraagstuk met veel uitdagingen. Het systeem helpt vaak niet. Maar ondanks alle uitdagingen zien zowel Sluijter als Van Deijck de aandacht voor het thema overal groeien. Steeds meer gemeenten zoeken ook naar manieren om eerder te signaleren en naar andere vormen van samenwerking met partners in de stad.

Focus

Sluijter: ‘We werkten voor het jongerenwerk op een gegeven moment ook met te veel partijen samen. We waren bijna per wijk aan het aanbesteden. Daar wilden we vanaf. Nu hebben we het jongerenwerk volledig bij Dynamo belegd, zij hebben de ervaring en kennis en ze krijgen voor vijf jaar subsidie, zodat ze echt wat kunnen ontwikkelen en de focus kunnen leggen op de jongeren die het nodig hebben. Het gaat dan toch weer om de betrokken professionals die zien wat er in een wijk speelt en daarop actie kunnen ondernemen.’

Van Deijck: ‘Ik zie zeker dat de ogen bij gemeenten opengaan. Het gesprek aangaan – met collega’s  onderling, met collega’s van handhaving, met professionals in de wijk – daar begint het mee. Dat is ongemakkelijk, maar dat gesprek moet wel gevoerd worden.’

Divosa ondersteunt gemeenten ook in 2022 bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Gemeenten kunnen daarbij kiezen uit verschillende modules. In maart 2022 verschijnt dit aanbod op de website van Divosa.

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
divosa.nl

Auteurs

Jessica Maas
Marielle Jansen

Fotografie

​Bas Losekoot

Eindredactie

Ingrid Huisman (Divosa)

Webredactie

Remco van Brink (Divosa)

Versie

Februari 2022

Inhoud