Gemeenten ontvangen van het Rijk een gebundelde uitkering (BUIG) voor het bekostigen van de uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (levensonderhoud startende ondernemers) en voor de inzet van loonkostensubsidie.

Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het beleid rondom de uitkeringen en de loonkostensubsidie en voor de uitvoering ervan. De financieringssystematiek sluit hierbij aan. De budgetten worden vooraf door het Rijk verdeeld over de gemeenten. Dit geeft gemeenten een prikkel om zoveel mogelijk mensen uit een uitkering te houden en aan het werk te helpen en houden.

Het Rijk stelt jaarlijks een macrobudget vast dat volgens een vaste verdeelsystematiek onder de gemeenten wordt verdeeld. Dat budget is ongeoormerkt: een gemeente mag een overschot vrij besteden, maar moet een tekort in beginsel ook zelf opvangen. Gemeenten met grote tekorten kunnen een beroep doen op gedeeltelijke compensatie: de vangnetuitkering.

Verbetering verdeelmodel

Het verdeelmodel voor de BUIG wordt steeds verder verbeterd. Dit wordt onder andere gedaan door onderzoek te doen naar gemeenten met grote tekorten of overschotten. Er wordt onderzocht of er oorzaken te vinden zijn in beleid of uitvoering die effect hebben op het overschot of tekort. Als dat niet het geval is, moet worden bekeken of het objectieve verdeelmodel verder moet worden verfijnd.