Voorwoord De zekerheid dat je rondkomt

Elke maand heeft 8% van de mensen in de bijstand inkomsten uit parttime of flexibel werk. Dat gaat landelijk gezien om bijna veertigduizend mensen.

Zij zijn te bewonderen. Ze hebben te maken met de onzekerheid van verschillende inkomstenbronnen, verschuivende toeslagen en complexe technieken om inkomsten te verrekenen. Zij stappen op een wiebelbootje. Wie zijn mijn nieuwe collega’s? Kan ik dit werk? Wat heb ik aan het eind van de maand te besteden? Kan ik al het geld uitgeven dat op mijn rekening staat of krijg ik te maken met terugvorderingen en kortingen op mijn huur- en zorgtoeslag?

‘Elk gewerkt uurtje telt’, schreef Divosa een paar jaar terug naar aanleiding van cijfers over parttime werk in de bijstand. Inmiddels weten we ‘elke geboden zekerheid ook’.

Je weet wat je hebt, maar niet wat je krijgt.
Lina heeft een bijstandsuitkering en durft de stap naar werk niet te maken

Mensen willen graag weten waar ze aan toe zijn, een voorspelbaar inkomen en duidelijkheid over wijzigingen daarin. Mensen zoeken naar zekerheid en stabiliteit.

Willen we mensen in de bijstand stimuleren om parttime of flexibel werk te accepteren, dan moeten we die zekerheid bieden. De efficiëntie van onze werkprocessen is daaraan ondergeschikt.

De brieven die mevrouw ontving van de gemeente over het deels terugvorderen van de uitkering veroorzaakten de meeste paniek. Door de grote variatie in gewerkte uren (afhankelijk van hoeveel werk haar werkgever voor haar had) was het inschatten van het loon lastig. Iedere maand vond er wel een terugvordering of verrekening plaats. Dit gaf zoveel onrust, dat ze eigenlijk altijd alleen maar met haar inkomen bezig was.

Geef mensen die werken naast de bijstand zekerheid. Bied maatwerk in de verrekening. Dat kan. Lees de werkwijzer van Divosa er maar op na over het verrekenen van inkomsten uit parttime werk. Kijk of de Divosa Verbeterscan voor jouw gemeente van meerwaarde kan zijn. En volg ons project Simpel Switchen in de Participatieketen, want daar staat dit onderwerp de komende tijd hoog op de agenda.

- Erik Dannenberg
voorzitter Divosa

Samenvatting

Bijstandsgerechtigden die parttime werken en hiermee niet voldoende inkomsten genereren, kunnen deze verdiensten laten aanvullen tot bijstandsniveau. Van de bijstandsgerechtigden heeft 8,3% een parttime baan. Zij verdienen met deze parttime baan over het algemeen 489 euro per maand. Dat blijkt uit een analyse van Divosa Benchmarkgegevens uit 2016 en 2017. Ten opzichte van de vorige meting over 2013 en 2014 is het aantal parttime werkenden gedaald (dat was toen 8,9%). Zij hebben over het algemeen ook minder verdiend (498 euro per maand).

Alleenstaande ouders werken het vaakst parttime

Alleenstaande ouders werken het vaakst parttime, maar het percentage alleenstaande ouders dat parttime werk verricht laat sinds 2015 een dalende trend zien. Rond die datum neemt ook het aantal uitkeringen voor alleenstaande ouders af, terwijl die voor alleenstaanden en partners blijven stijgen.

De oorzaak hiervan ligt waarschijnlijk in de Wet hervorming kindregelingen die begin 2015 is ingegaan. Daarbij werd de eenoudertoeslag in de bijstand vervangen door fiscale maatregelen die het voor alleenstaande ouders in de bijstand aantrekkelijker zou moeten maken om aan het werk te gaan. Wie (parttime) werkt, houdt na de hervormingen meer over aan het werk dan daarvoor het geval was. Dit kan ertoe leiden dat een deel van de alleenstaande ouders met parttime werk boven de bijstandsgrens is uitgekomen. Ook kan de financiële prikkel alleenstaande ouders hebben gestimuleerd om meer uren te werken en financieel op eigen benen te staan.

Uitstroom naar werk

Bijstandsgerechtigden die parttime werken stromen gemiddeld 3 keer vaker uit naar werk dan bijstandsgerechtigden die geen parttime werk verrichten. Van de bijstandsgerechtigden die tenminste 1 maand parttime werk hebben verricht in de periode 2016-2017, stroomt 30,1% uit naar werk. Onder de bijstandsgerechtigden die geen parttime baan hebben, verlaat slechts 11% de bijstand voor werk. De samenhang tussen parttime werk en de uitstroom naar werk is op meerdere manieren te verklaren. Mensen met een kortere afstand tot de arbeidsmarkt kunnen makkelijker een baan vinden, of dat nu parttime of fulltime is. Tegelijkertijd zou parttime werk ook een opstap kunnen zijn naar meer uren of meer verdiensten en vervolgens uitstroom naar werk.

Toepassing inkomstenvrijlating

73% van de gemeenten geeft een vrijlating voor inkomsten uit parttime werk. De vrijlating geldt meestal voor een kleine groep bijstandsgerechtigden. Dat heeft te maken met het tijdelijke karakter van de vrijlatingsregeling.

Onderzoek op gegevens Divosa Benchmark Werk & Inkomen

Dit onderzoek is uitgevoerd op de gegevens die gemeenten sinds 2013 maandelijks aanleveren aan de Divosa Benchmark Werk & Inkomen. In 2019 heeft de benchmark 230 gemeentelijke deelnemers.

Samen met haar partners Stimulansz en BMC Onderzoek beheert Divosa de Benchmark Werk & Inkomen. Deze benchmark geeft het meest volledige en actuele beeld van de uitvoeringspraktijk en bieden gemeenten de mogelijkheid zich te vergelijken met collega-gemeenten. Zie ook: www.divosa-benchmark.nl

Er is veel aandacht voor benchlearnen, of wel het verhaal achter de cijfers. Daarom zijn er individuele gesprekken en bijeenkomsten op landelijk en regionaal niveau waar ruimte is voor verwondering, duiding en analyse. Ook kunnen deelnemers praktijkvoorbeelden uitwisselen. Zo ondersteunt de Divosa Benchmark gemeenten bij het proces van leren en verbeteren.

 Waarom meedoen aan de Divosa Benchmark

Parttime werk in de bijstand

Bijstandsgerechtigden die parttime werken en daarmee niet voldoende inkomsten genereren, kunnen die verdiensten laten aanvullen tot bijstandsniveau. Deze factsheet gaat over deze groep. Wie werken er parttime naast hun bijstandsuitkering? Wat zijn hun verdiensten? En wat is de relatie tussen parttime werk en uitstroom naar werk?

In dit hoofdstuk beschrijven we hoe vaak bijstandsgerechtigden inkomsten hebben uit werk en om wie dat dan gaat.

Hoe meten we parttime werk in de bijstand?

Het percentage klanten dat parttime werkt, is in deze factsheet het gemiddelde aandeel van personen met inkomsten uit (deeltijd) arbeid in dienstbetrekking in 2016 en 2017.

De cijfers zijn gebaseerd op statistische gegevens die deelnemers aan de Divosa Benchmark Werk & Inkomen maandelijks aanleveren. Het percentage wordt berekend door voor alle maanden in 2016 en 2017 het aantal personen met verrekende inkomsten uit werk met een algemene bijstandsuitkering te delen door het aantal personen met algemene bijstand. Vervolgens wordt het gemiddelde van alle maanden genomen.

De Divosa Benchmark Werk en Inkomen gebruikt voor het bepalen van parttime werk de CBS-categorie ‘(deeltijd) arbeid in dienstbetrekking’. Hier vallen volgens de CBS-definitie de inkomsten uit loondienst onder, maar ook inkomsten uit de WW of de Ziektewet. In het geval iemand met dergelijke inkomsten niet boven het minimumniveau uitkomt, is het mogelijk om een aanvulling te krijgen vanuit de bijstand.

Deze factsheet is gebaseerd op cijfers van de periode 2016-2017. Voor het bepalen van uitstroom naar werk is ook naar gegevens van 2018 gekeken. Daarmee zijn de cijfers een momentopname. De cijfers zijn op onderdelen vergeleken met de factsheet parttime werk in de bijstand uit 2015. Omdat het hier om een andere groep gemeenten ging, moeten we verschillen tussen de metingen met voorzichtigheid benaderen. Het kan immers ook gaan om verschillen tussen de gemeenten die in de metingen zaten.

8% van de bijstandsgerechtigden werkt parttime

8,3% van de bijstandsgerechtigden heeft gemiddeld genomen een parttime baan. Het gaat hier om de periode 2016-2017. Dit percentage is de afgelopen jaren licht gedaald. Tijdens de vorige meting over 2013-2014 was dit 8,9%.

Landelijk gezien zaten er in de periode 2016-2017 gemiddeld 461 duizend personen in de bijstand. 8,3% daarvan is ruim 38 duizend personen die per maand naast hun bijstandsuitkering inkomsten halen uit werk.

Als we personen in de bijstand gedurende twee jaar (2016 t/m 2017) volgen, dan zien we dat 21,4% op enig moment parttime werk heeft gehad. Dat betekent dat er onder de personen met parttime werk redelijk wat dynamiek zit. (1)

  1. Zie ook de paragraaf ‘Veel wisselingen in groep parttime werkenden’ 

Alleenstaande ouders werken het vaakste parttime

Alleenstaande ouders verrichten gemiddeld het vaakst parttime werk, namelijk 10,9%. Het gaat hier over de periode 2016-2017. Ten opzichte van de vorige meting over 2013-2014 zijn alleenstaande ouders wel minder parttime gaan werken, toen lag dit percentage nog op 13%.

Van de alleenstaanden heeft 7,3% een parttime baan. Onder gehuwden en samenwonenden is het aantal parttime werkenden 8,9%.

Percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk naar leefvorm

Wetswijziging leidt tot uitstroom uit de bijstand van parttime werkende alleenstaande ouders

Onder alleenstaande ouders is het percentage met inkomsten uit werk na 2015 behoorlijk gedaald. (1) De oorzaak is waarschijnlijk de Wet Hervorming Kindregelingen per 2015. Daarbij werd de eenoudertoeslag in de bijstand vervangen door fiscale maatregelen die het voor alleenstaande ouders in de bijstand financieel aantrekkelijker maakten om de uitkering volledig in te wisselen voor betaald werk. Wie werkt houdt na de hervormingen meer over dan daarvoor het geval was. (2)

Deze wijziging in de berekeningssystematiek heeft alleenstaande ouders uit de bijstand geholpen. Bijvoorbeeld omdat de bijstand door de wijziging van de kindregelingen overbodig werd voor alleenstaande ouders die al parttime werkten, omdat zij meer overhielden aan de uren die zij al werkten. Of omdat de financiële prikkel alleenstaande ouders gestimuleerd heeft om meer uren te werken en uit te stromen uit de bijstand. (3) Deze aanname wordt gesteund door het feit dat het aantal alleenstaande ouders in de bijstand vlak voor januari 2015 begint te dalen en die daling blijft doorzetten. Voor paren en alleenstaanden geldt dat de daling van het aantal uitkeringen pas vanwege betere economische omstandigheden in medio 2017 begint in te zetten. (4)

Het percentage alleenstaande ouders met een uitkering neemt na de hervorming van de kindregelingen tussen januari 2015 en medio 2017 af met 6%. Het percentage alleenstaanden stijgt in die periode met 9%. Voor paren is die stijging 15%. (5)

Maandelijkse ontwikkeling percentage parttime werk naar leefvorm
  1. Omdat de metingen tussen deze factsheet en de vorige over twee verschillende groepen gemeenten gaat, hebben we voor één groep gemeenten gekeken naar de maandelijkse ontwikkeling van parttime werk naar leefvorm. Deze analyse bevestigt dat het percentage alleenstaande ouders met parttime werk is gedaald.Deze analyse heeft een iets andere insteek dan in de rest van deze factsheet. Ten eerste is er per maand gekeken naar parttime werk om de ontwikkeling goed te kunnen volgen. Ten tweede is er een andere selectie van gemeenten gebruikt omdat we een groep gemeenten wilden volgen voor wie we gegevens hadden over de hele periode. Hierdoor kunnen de percentages tussen de twee analyses verschillen en om verwarring te voorkomen hebben we die dan ook weggelaten in de grafiek waar we de maandelijkse ontwikkeling laten zien. Het gaat daar immers niet om welk percentage gemiddeld werkt, maar om de ontwikkeling in het percentage.
  2. De memorie van toelichting op het wetsvoorstel geeft een rekenvoorbeeld waarbij alleenstaande ouders in de bijstand die vier dagen gaan werken er ruim tweeduizend euro per jaar op vooruit gaan. Voor de hervorming van de kindregelingen, zouden zij er per maand 1000 euro op zijn achteruitgaan ten opzichte van een bijstandsuitkering.
  3. Het zou interessant zijn om deze hypothese te onderzoeken door in een onderzoek nader op deze groep in te zoomen.
  4. Zie de grafieken in Bijlage II
  5. Zie tabellen in Bijlage I

Vrouwen werken vaker parttime dan mannen

Vrouwen (9,3%) hebben vaker parttime werk dan mannen (7,2%). Het verschil tussen mannen en vrouwen lijkt onder de bijstandsgerechtigden dezelfde tendens te laten zien als het landelijk beeld, waarbij vrouwen gemiddeld vaker een deeltijdbaan hebben dan mannen. (1)

Onder vrouwen is het percentage parttime werkenden in de periode 2016-2017 licht gedaald vergeleken met de periode 2013-2014. Dit is waarschijnlijk het effect van de alleenstaande ouders die zijn uitgestroomd uit de bijstand. Onder mannen is het percentage parttime werkenden gelijk gebleven.

Grafiek percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk naar geslacht
  1.  Emancipatiemonitor 2018, p. 5

27-40 jarigen werken vaker parttime dan jongeren en ouderen

Gemiddeld werken personen in de leeftijdsklasse van 27 tot 40 jaar het meest parttime (9,3%), gevolgd door jongeren van 18 tot 27 jaar (8,2%). De groep van 40 tot 65 jaar werken het minst vaak parttime (7,9%).

Onder 18-27 jarigen is het percentage parttime werkenden in de periode 2016-2017 lager dan in de periode 2013-2014. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het type jongeren dat in de bijstand zit. In tijden van economische groei vinden jongeren die kunnen werken snel een baan. Daarnaast verandert het bijstandsbestand van karakter sinds 2015. Door het afsluiten van de Wajong stromen er meer jongeren met een arbeidsbeperking de bijstand in.

 

Grafiek percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk naar leeftijd

Hoe langer in de uitkering, hoe minder parttime werk

Hoe langer in de uitkering, hoe lager over het algemeen het percentage parttime werkenden. De uitzondering zijn personen met een uitkeringsduur van 1 t/m 3 maanden. Daar is het percentage parttime werkenden gemiddeld. Bij personen met een uitkeringsduur van 4 t/m 6 maanden is dat percentage het hoogste (10,2%).

Grafiek percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk naar duur uitkering

Parttime werk en de combinatie van persoonskenmerken

Alleenstaande moeders tussen de 27 en 40 jaar die tussen de 3 maanden en 3 jaar in de uitkering zitten, hebben de grootste kans om parttime werk te hebben naast de uitkering. In deze groep heeft 14,1% parttime werk.

Voor deze analyse is data op persoonsniveau gebruikt van 1 maand. Daarbij is getoetst op leeftijd, geslacht, leefvorm en duur van de uitkering.

Vrouwen maken significant meer kans om parttime werk te hebben dan mannen. Meer kans op parttime werk wil zeggen dat als je een willekeurige vrouw uit de bijstand selecteert, de kans groter is dat ze parttime werk verricht dan wanneer je een willekeurige man uit de bijstand selecteert. Dit geldt ook voor alleenstaande ouders ten opzichte van de andere leefvormen. De groep 27 tot 40-jarigen heeft de grootste kans om parttime werk te doen in de bijstand, vergeleken met de groepen erboven en eronder. Groepen die nét in de bijstand zitten (tot 3 maanden) en vooral degenen die er juist meer dan drie jaar in zitten, hebben de kleinste kans op parttime werk.

Veel wisselingen in groep parttime werkenden

Kijken we gedurende de periode van één kalenderjaar (2017) (1) naar de duur van het parttime werk, dan zien we dat de meeste mensen gedurende dat jaar voor kortere periodes inkomsten uit werk hadden. Er zitten dus veel wisselingen in de groep die parttime werkt. Deze dynamiek is gelinkt aan het feit dat parttime werkenden relatief vaak uitstromen uit de uitkering. Ook kan het te maken hebben met het afwisselend wel en niet werken (bijvoorbeeld op nulurencontracten).

Er is meer dynamiek bij alleenstaanden, jongeren en mannen. Gehuwden, alleenstaande ouders, vrouwen en ouderen werken juist vaker langere aaneengesloten periodes. (2)

We kijken overigens alleen naar het kalenderjaar 2017. Werk in 2016 en 2018 blijft in deze analyse dus buiten beeld. De werkduur van personen die in 2017 zijn begonnen (of opgehouden) met werken, kan in de praktijk dus langer zijn. Deze cijfers geven dus geen indruk van de duur van het werk, maar juist van de dynamiek in het bestand van parttime werkenden: er zijn veel mensen die gedurende een jaar een periode van inkomsten uit parttime werk beginnen of eindigen. (3)

Grafiek percentagen bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk naar duur inkomsten
  1. Deze analyse is ook gemaakt voor 2016. We laten 2017 zien om dit een meer recent jaar is. We zien hier en daar lichte verschillen. Waar dat gebeurt, vermelden we dat in een voetnoot.
  2. In 2017 is de dynamiek bij alleenstaanden, jongeren en mannen iets groter dan in 2016.
  3. Dit is gemeten over het kalenderjaar 2017. Dat betekent dat deze cijfers weinig zeggen over hoe lang mensen daadwerkelijk werken. Er wordt immers alleen geteld tussen januari en december 2017. Iemand die heel 2016 werkte en per maart 2017 stopt, telt hier dus voor twee maanden, terwijl het werkelijk aantal gewerkte maanden 14 bedraagt.

Parttime werk weinig versnipperd

Voor de meerderheid van de bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk, zijn die inkomsten regelmatig. Dat betekent dat zij een aaneengesloten periode hebben met inkomsten uit werk voor het aantal maanden dat zij werken.

De groep die 7 tot 9 maanden in een jaar werkt, heeft wel te maken met versnippering. De helft heeft twee of meerdere losse periodes van inkomsten uit werk. (1)

Grafiek bijstandsgerechtigden met een aaneengesloten periode van inkomsten uit werk naar duur van inkomsten
  1. Deze cijfers zijn ook uitgedraaid voor het kalenderjaar 2016. In 2016 is het percentage personen dat korte periodes werkt iets hoger en het percentage dat langere periodes werkt iets lager.

In kleinere gemeenten meer parttime werk

Hoe kleiner de gemeente, hoe groter het percentage bijstandsgerechtigden dat werkt. Hetzelfde beeld was te zien tijdens de eerste meting in 2013-2014.

Verschillen tussen het percentage parttime werkenden in een gemeenten, komen voor een deel voort uit verschillen in de samenstelling van het bestand tussen gemeenten. Dat blijkt uit een onderzoek van SEO. (1) De huishoudsamenstelling, leeftijd, zorggebruik en migratie-achtergrond van de mensen met een bijstandsuitkering heeft bijvoorbeeld invloed op de inkomsten uit parttime werk. Gemeenten met veel alleenstaande ouders in het bestand, hebben meer kans op een hoger aandeel parttime werkenden. Daarnaast kunnen externe factoren invloed hebben op het aandeel parttime werkenden. Een voorbeeld daarvan is de beschikbaarheid van laaggeschoold werk in een gemeente. Uit het onderzoek van SEO is gebleken dat de kans op parttime werk in grotere gemeenten daardoor lager is. En dat kan de verschillen tussen verschillende typen gemeenten verklaren. (2)

Toch verklaren dit soort factoren niet alle verschillen tussen gemeenten. Uit onderzoek blijkt dat het plausibel is dat verschillen tussen gemeenten ook zijn terug te leiden op verschillen tussen beleid en uitvoering. Gemeenten die parttime werk stimuleren, komen over het algemeen minder tekort op hun bijstandsbudget dan gemeenten die dat niet doen. (3)

Op het eerste gezicht lijkt er een verband te zijn tussen het percentage parttime werk in een gemeenten en de inkomsten per maand. Een nadere analyse ontkracht dit verband. Er is weinig samenhang tussen deze variabelen. (4)

Tabel: Parttime werkenden en hun verdiensten naar gemeentegrootteklasse (2016 - 2017)
Aantal inwoners Percentage in de bijstand dat parttime werk verricht Gemiddelde mediane inkomsten per maand
< 20.000 10,5% € 480
20.000 – 50.000 9,7% € 500
50.000 – 100.000 8,8% € 514
> 100.000 7,7% € 478
  1. De verdeling van de bijstandsmiddelen (SEO, 2018 | pdf,  1,1 MB)
  2. Sinds 2019 bevat het verdeelmodel waarmee het bijstandsbudget over gemeenten wordt verdeeld om deze reden ook een ‘prijscomponent’. Dat betekent dat gemeenten voor huishoudens waar de kans op parttime werk óf de inkomsten uit een andere uitkering hoger zijn, zij een lagere uitkeringsprijs ontvangen. Zie ook: Factsheet Bijstandsbudget 2017 (Macrobudget BUIG)
  3. Het onderzoek Van budget naar besteding. Verklaringen voor tekorten en overschotten op het gemeentelijke bijstandsbudget (2017) laat zien dat financiële tekorten en overschotten in gemeenten deels samenhangen met verschillen in beleid en uitvoering van gemeenten.
  4. Zie Bijlage II voor de grafieken.

Inkomsten uit parttime werk

In dit hoofdstuk beschrijven we de inkomsten uit parttime werk. Gemeenten vullen de inkomsten uit werk aan tot het bestaansminimum. De bijstandsuitkering is daarmee lager voor mensen die zelf een deel van hun inkomen kunnen verdienen. Dat scheelt de gemeente (en dus ook de samenleving) uitkeringslasten.

Doorsnee inkomsten uit parttime werk €489,- per maand

De doorsnee verdiensten van bijstandsgerechtigden met een parttime baan zijn 489 euro per maand. (1)

  1. Dit is het gemiddelde mediane bedrag. Ofwel: gemiddelde over alle perioden van de mediane inkomsten uit parttime werk, ongeacht gemeente. De mediaan is een centrummaat. De ene helft van de mensen met inkomsten uit werk, zit boven dit bedrag, de andere helft eronder. Door deze manier van berekenen worden de inkomsten niet vertekend door uitschieters naar boven of beneden die het gemiddelde flink kunnen beïnvloeden. In de Benchmark Werk & Inkomen rapporteren we over het algemeen over het gemiddelde bedrag omdat dit makkelijker te interpreteren is.

Gehuwden en samenwonenden hebben de hoogste inkomsten

Gehuwden en samenwonenden hebben over het algemeen de hoogste inkomsten per maand uit parttime werk, namelijk 528 euro. Dat heeft te maken met de hoogte van hun bijstandsuitkering. Gehuwden en samenwonenden krijgen een iets hogere uitkering dan alleenstaanden en alleenstaande ouders omdat zij daar met twee personen van moeten leven. Alleenstaanden en alleenstaande ouders stromen al uit de bijstand als ze ruim duizend euro netto per maand verdienen. Voor gehuwden en samenwonenden ligt die grens op een kleine vijftienhonderd euro. Een gehuwde die ruim duizend euro verdient, is dus nog steeds deels afhankelijk van bijstand, terwijl een alleenstaande dan al is uitgestroomd.

Voor alleenstaande ouders liggen de doorsnee inkomsten op 492 euro per maand. Alleenstaanden hebben over het algemeen de laagste inkomsten uit parttime werk (468 euro per maand).

Grafiek Doorsnee inkomsten uit werk naast bijstand naar leefvorm

Vrouwen hebben hogere inkomsten dan mannen

De gemiddelde verdiensten voor vrouwen liggen op 512 euro. Bij mannen ligt dit op 442 euro. Tijdens de vorige meting waren de inkomsten hoger, namelijk 517 euro voor vrouwen en 448 euro voor mannen. (1) De verklaring uit de vorige meting lijkt nog steeds stand te houden: als mannen een baan aannemen is dat eerder een baan waarmee ze voldoende verdienen om uit de bijstand te komen.

Grafiek doorsnee inkomsten uit werk naast bijstand naar geslacht
  1. Deze cijfers verschillen van de gepubliceerde cijfers uit de factsheet over dit onderwerp uit 2015 omdat het hier gaat om de gemiddelde mediane inkomsten. In de vorige factsheet werden gemiddelde inkomsten gerapporteerd.

40-plussers hebben hogere inkomsten dan andere leeftijdsgroepen

De groep van 40 tot 65-jarigen heeft de hoogste inkomsten uit parttime werk. Hun doorsnee inkomsten zijn 517 euro per maand. De inkomsten in de leeftijdsklasse van 27 tot 40 jaar zijn 468 euro per maand. De doorsnee inkomsten van jongeren van 18 tot 27 jaar zijn lager dan gemiddeld, namelijk 362 euro. (1) Waarschijnlijk speelt hier hetzelfde als bij het verschil tussen mannen en vrouwen: als jongeren kunnen werken, dan is de stap naar een fulltime baan niet zo groot. Ook kan meespelen dat jongeren tot en met 21 jaar nog onder het minimumjeugdloon vallen, dat lager is dan het reguliere minimumloon.

Grafiek doorsnee inkomsten uit werk naast bijstand naar leeftijd
  1. We kijken naar de mediane inkomsten, dat zijn de doorsnee inkomsten waarbij de helft van deze groep meer verdient dan het genoemde bedrag en de andere helft minder. Zouden we naar het gemiddelde bedrag kijken, dan zouden de inkomsten in deze leeftijdsgroep een stuk hoger liggen omdat er relatief veel personen zijn die hoge inkomsten hebben.

Hoe langer iemand werkt, hoe hoger de inkomsten, maar ...

Hoe langer iemand aangesloten parttime werk verricht in een kalenderjaar, hoe hoger over het algemeen de doorsnee inkomsten per persoon per maand. (1) Bij 1-3 maanden zijn de doorsnee inkomsten 305 euro per persoon per maand. Bij 10-12 maanden is dat 416 euro. (2)

Maar… wie kort parttime werkt, kan daarmee hoge inkomsten genereren. Dat speelt waarschijnlijk vooral in gevallen waarbij iemand uitstroomt naar werk, maar in de eerste maand nog niet voldoende heeft gewerkt om boven het bijstandsniveau uit te komen. (3)

Grafiek doorsnee inkomsten uit werk naast bijstand naar duur van het werk
  1. We kijken hierbij naar de mediane mediane inkomsten.
  2. Bij deze berekening is naar de mediane inkomsten per persoon gekeken. Wat verdient persoon A in maand 1, maand 2, maand 3, etc en wat is daarvan de mediaan. Vervolgens kijk je naar persoon B, persoon C, etc. Bij de berekening van eerder genoemde inkomsten in deze factsheet is het gemiddelde van de mediane inkomsten per maand genomen. Dus wat verdienen persoon A, persoon B, persoon C in maand 1 en wat is daarvan de mediaan. Vervolgens kijk je naar maand 2, maand 3, etc. Doordat je anders naar de data kijkt, krijg je ook andere uitsnedes. De doorsnee inkomsten per persoon zijn dus iets anders dan de doorsnee inkomsten per maand.
  3. We zien dat als we kijken naar de gemiddelde inkomsten per persoon voor de verschillende duren van het parttime werk. Hoe korter iemand parttime werkt, naast de bijstand, hoe hoger die gemiddelde verdiensten. De hoge inkomsten van een relatief kleine groep personen, trekt het gemiddelde omhoog.

Parttime werk en uitstroom naar werk

In dit hoofdstuk beschrijven we de samenhang tussen het verrichten van parttime werk in de bijstand en de uitstroom naar werk.

Het gros van de parttime werkenden blijft in de bijstand

Parttime werk hangt positief samen met uitstroom naar werk. Maar voor de meeste mensen in de bijstand is het geen daadwerkelijke opstap geweest naar uitstroom naar werk. 49,1% van de personen die ten minste één maand parttime werk heeft verricht in de periode 2016-2017, is tijdens de onderzoeksperiode (t/m september 2018) in de bijstand gebleven. Daarentegen is het percentage personen dat in de bijstand blijft groter onder personen die geen parttime werk hebben verricht, namelijk 66,5%. Parttime werk kán dus een opstap zijn naar uitstroom uit de bijstand, maar dat geldt dus niet voor alle bijstandsgerechtigden die parttime werk verrichten.

Nog in de bijstandstuitkering na wel/geen parttime werk verrichten

Maar … wie parttime werkt, stroomt bijna 3x zo vaak uit naar werk

Bijstandsgerechtigden die parttime werken of (in tenminste één maand) parttime werk hebben gedaan naast hun bijstandsuitkering, stromen bijna drie keer zo vaak uit naar werk dan personen die geen parttime werk hebben verricht. 30,1% van de personen die minstens één maand parttime werk heeft gedaan naast de bijstandsuitkering in 2016 of 2017, stroomde uit naar werk. 1,1% stroomde uit en ging aan de slag als zelfstandige. Onder degene die geen parttime werk hebben verricht waren die percentages respectievelijk 10,5% en 0,8%.

Stroomschema uitstroom wel/geen parttime werk

Een samenhang tussen parttime werk en uitstroom naar werk is op meerdere manieren te verklaren. Mensen met een kortere afstand tot de arbeidsmarkt, kunnen makkelijker een parttime- of fulltime baan vinden. Tegelijkertijd zou parttime werk ook een opstap kunnen zijn naar meer uren of meer verdiensten en vervolgens uitstroom naar werk. (1)

Uitstroom naar wel/geen parttime werk

De omgekeerde analyse is ook interessant. 43,9% van de mensen die uitstroomt naar betaald werk heeft ooit parttime werk verricht. Voor uitstroom naar arbeid als zelfstandige was dat 28,1%.

Nijmeegs onderzoek: parttime werk = opstap naar betaald werk

Uit een onderzoek van de gemeente Nijmegen en de Radboud Universiteit blijkt dat parttime werk een opstap is naar volledige uitstroom naar werk. De gemeente onderzocht de uitstroomkansen van verschillende groepen bijstandsgerechtigden die parttime werk hadden verricht en vergeleek die met de uitstroomkans van groepen die geen parttime werk hadden verricht. Er werd gecontroleerd voor harde persoonskenmerken zoals leeftijd, geslacht, bijstandsduur, etc. zodat het gevonden effect in hoge waarschijnlijkheid was toe te schrijven aan het parttime werken.

De verschillen tussen groepen in het Nijmeegse onderzoek wijzen dezelfde kant op als in dit Divosa-onderzoek. Maar het onderzoek bevatte nog een aantal extra bevindingen. Bijstandsgerechtigheden met een niet-westerse migratieachtergrond hebben bijvoorbeeld een kleinere kans om parttime te werken dan bijstandsgerechtigden zonder migratieachtergrond of bijstandsgerechtigden met een westerse migratieachtergrond. Maar als deze groep niet-westerse parttime werkt, dan is hun uitstroomkans veel hoger dan gemiddeld. Hetzelfde geldt voor laagopgeleiden in vergelijking met hoogopgeleiden. Het onderzoek adviseert daarom om bij het stimuleren van parttime werk deze groepen extra aandacht te geven. (2)

  1. Een onderzoek van gemeente Nijmegen en de Radboud Universiteit laat zien dat het aannemelijk is dat parttime werk een opstap kan zijn naar uitstroom naar werk. Zie het kader in deze paragraaf voor een korte samenvatting van het onderzoek.
  2. Korstjens, A. (2018) Parttime werken in de bijstand in Nijmegen: Wie werken parttime en wie profiteren sterk van een grotere kans om uit te stromen naar betaald werk? (In opdracht van de gemeente Nijmegen. Het onderzoek maakt onderdeel uit van het experiment met de Participatiewet in deze gemeente).

Alleenstaande ouders met parttime werk stromen 4x zo vaak uit naar werk

Alleenstaande ouders die parttime werk verrichten stromen bijna vier keer zo vaak uit naar werk dan alleenstaande ouders die dat niet doen. Bij gehuwden/samenwonenden is het percentage uitstroom naar werk onder parttime werkenden ruim drie keer zo groot. Voor alleenstaanden is dat bijna drie keer zo groot.

Tabel Uitstroom uit bijstand naar leefvorm
Grafiek Uitstroom naar leefvorm en wel/geen parttime werk

Vrouwen met parttime werk stromen 4x zo vaak uit naar werk

Van de vrouwen die parttime werken stroomt 27,7% uit naar werk. Dat is bijna vier keer zoveel als vrouwen die geen parttime werk verrichten (7,2%). Het verschil bij mannen is minder groot. Daar stroomt 32,8% van de bijstandsgerechtigden die op enig moment in 2016 of 2017 parttime werk hebben verricht uit naar werk, ten opzichte van 14,1% die uitstroomt zonder parttime werk te hebben verricht.

Tabel Uitstroom uit de bijstand naar geslacht
Grafiek Uitstroom uit de bijstand naar geslacht en wel/geen parttime werk

40-plussers met parttime werk stromen 4x zo vaak uit naar werk

Personen met parttime werk in de leeftijdscategorie 40-65 stromen vier keer zo vaak uit naar werk als personen in die leeftijdscategorie zonder parttime werk. In de leeftijdscategorie 27-40 jarigen stromen personen met parttime werk twee keer zo vaak uit naar werk. Dit is vergelijkbaar met de leeftijdscategorie 18-27 jaar.

Tabel Uitstroom uit de bijstand naar leeftijd
Grafiek Uitstroom uit de bijstand naar leeftijd en wel/geen parttime werk

Toepassing en effect inkomstenvrijlating

De Participatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid om inkomen uit arbeid gedeeltelijk vrij te laten. Gemeenten mogen daar zelf beleid op maken. De vrijlating mag zes maanden duren en bedraagt 25% van het verdiende inkomen met een maximum van 209 euro per maand (januari 2019). Voor alleenstaande ouders en personen met een medische urenbeperking gelden aparte regels. (1) Mensen die parttime werken en de inkomsten aanvullen met bijstand, houden door een vrijlating iets meer over dan de bijstandsnorm.

Hoe vaak passen gemeenten inkomstenvrijlating toe? En wat zijn de effecten daarvan?

De beleidstheorie achter inkomstenvrijlating

Inkomensvrijlating zou mensen in de bijstand stimuleren om parttime werk te accepteren omdat hun inkomen hoger is. Om te onderzoeken of deze aanname klopt, experimenteren een aantal gemeenten op dit moment met een (ruimere) inkomstenvrijlating.

Uit eerder onderzoek bleek dat een inkomstenvrijlating voor alleenstaande moeders met een niet-westerse migratieachtergrond een effectief middel was om parttime werk te stimuleren. De onderzoekers schrijven dat de financiële prikkel effect had in combinatie met de hernieuwde aandacht die deze groep van klantmanagers kreeg.

In hetzelfde onderzoek groeide het aantal parttimers niet onder vrouwen van westerse origine. Wel gingen hun verdiensten iets omhoog. Waarschijnlijk zat er onder deze groep minder groeipotentieel: de vrouwen die in deeltijd konden werken, deden dat al. (2)

  1. Wettelijke bepalingen uit de Participatiewet 2015. Bedragen uit de normenbrief 2019. Alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar kunnen maximaal 30 maanden een inkomstenvrijlating krijgen tot maximaal 131 euro per maand. Voor mensen met een medische urenbeperking is de vrijlating maximaal 133 euro en is er geen maximumtermijn in de wet bepaald.
  2. Knoef en Van Ours (2016) How to stimulate single mothers on welfare to find a job: Evidence from a policy experiment.

73% van de gemeenten past inkomstenvrijlating toe

Gemiddeld hebben drie van de vier gemeenten in 2016-2017 op enig moment tijdens de onderzoeksperiode de inkomsten uit werk van één of meer uitkeringsgerechtigden vrijgelaten. (1)

  1. Vorige factsheet was dit percentage tweederde, maar de gegevens zijn niet vergelijkbaar omdat we voor deze factsheet naar de administratie kijken van alle gemeenten die meedoen aan de benchmark en we in de vorige factsheet rapporteren over een vragenlijst die door 38 sociale diensten is ingevuld.

Inkomstenvrijlating gebeurt bij relatief weinig personen

Gemeenten passen de inkomstenvrijlating bij weinig klanten toe. De meeste gemeenten passen de inkomstenvrijlating toe bij minder dan 10% van de personen die parttime werk verrichten. Dat heeft mogelijk te maken met de wettelijke termijnen. Een inkomstenvrijlating is maximaal zes maanden toegestaan, tenzij iemand jonge kinderen heeft of een medische urenbeperking.

Aantal gemeenten met gegeven percentage inkomstenvrijlating

Leesvoorbeeld grafiek: de eerste staaf laat zien dat 18 gemeenten in de dataset in de onderzochte periode 0% parttime werkenden hadden met een inkomstenvrijlating.

Effecten van vrijlating onduidelijk

Gemeenten die een inkomstenvrijlating toepassen op parttime werk, hebben doorgaans geen groter percentage parttime werkenden. Dit is een logisch resultaat gezien het feit dat de meeste gemeenten de inkomstenvrijlating slechts toepassen op een klein deel van hun klantenbestand. Daardoor zijn eventuele effecten niet direct zichtbaar.

Een aantal gemeenten experimenteert met de inkomstenvrijlating in de bijstand. Mogelijk geven die experimenten meer informatie over de werkzaamheid van een vrijlating, alhoewel die mogelijk lastig zijn los te koppelen van het effect van de extra begeleiding en aandacht die de mensen krijgen die daardoor parttime gaan werken.

5 Stimuleren parttime werk: tips voor gemeenten

Gemeenten zetten graag in op het stimuleren van parttime werk naast de uitkering: mensen zijn aan het werk en verdienen een deel van hun inkomen zelf. Daarbij gaat veel aandacht uit naar de processen rondom het verrekenen van inkomsten.

Voorbeelden van gemeenten

Voorbeelden zijn op de website van Divosa terug te vinden. Lees bijvoorbeeld:

Hulpmiddelen: Divosa-werkwijzer en verbeterscan

Behulpzaam hierbij:

Simpel switchen in de participatieketen

Hoe bied je mensen in de bijstand die parttime en flexibel werken een zekere basis om op terug te vallen, zonder dat daaruit drempels ontstaan die meedoen belemmeren? Wat hebben mensen en professionals in de keten nodig om dat te realiseren? Naar aanleiding van de kamerbrief Simpel Switchen van 27 december 2018 hebben het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Divosa een plan van aanpak geschreven voor het vinden van antwoorden op dit soort vragen. De uitwerking is per april 2019 van start gegaan. Divosa en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoorden deze (en andere vragen over Simpel Switchen) sámen met de mensen om wie het gaat en de uitvoerders die hier dagelijks mee te maken hebben. Houd de website van Divosa in de gaten voor updates en meer informatie.

Simpel Switchen in de Participatieketen

Veel mensen die vanuit een uitkering willen gaan werken durven die stap niet te zetten. Zij hebben de zekerheid van een stabiel inkomen, vaste begeleiding of een veilige weg nodig. Simpel Switchen wil de drempels om aan het werk te gaan wegnemen en het mensen makkelijker maken om een stapje terug te doen als het even niet lukt. Dit doen we in de uitvoering én in wet- en regelgeving. Zodat uiteindelijk iedereen mee kan doen op de plek die op dát moment het beste bij diegene past, of dat nou (vrijwilligers)werk, beschut werk of dagbesteding is. Met of zonder (gedeeltelijke) uitkering.

Methodologische toelichting

Benchmark Dataset

Uit de dataleveringen van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen zijn alle gemeenten geselecteerd die van alle perioden van januari 2016 t/m september 2018 een BUS-bestand hebben geleverd. Van elk bestand is vervolgens van elke bijstandsuitkering bepaald, op persoonsniveau, of er sprake was van inkomsten uit parttime werk (PTW) en of de uitkering voor deze persoon is beëindigd wegens 1) werk in loondienst 2) zelfstandig ondernemerschap 3) andere redenen (zoals overlijden, verhuizing, scholing, schending informatieplicht etc). Ook is van elke persoon een aantal kenmerken als geslacht en leeftijd vastgelegd, alsmede de grondslag waarop de uitkering werd verstrekt.

Nadat deze gegevens zijn verzameld, hebben we de data opgeschoond. Onder andere om meerdere meldingen van beëindiging tot één terug te brengen. Vervolgens zijn alle personen geselecteerd die in de periode juli 2016 t/m december 2017 tenminste éénmaal zijn waargenomen. Uiteindelijk resteren 510760 records uit 212 gemeenten. De zogenaamde ‘persons of interest’. Van deze personen is bekend of zij in het voorgaande halfjaar parttime werk hebben gehad en of zij (mogelijk als gevolg van parttime werk) alsnog zijn uitgestroomd.

Voor de analyse van de uitstroom zijn voor iedereen die in de periode van juli 2016 t/m december 2017 tenminste één keer een bijstandsuitkering heeft gehad, drie zaken bekeken:

  1. Wat is de status van die persoon bij laatste waarneming (die periode kan dus lopen van juli 2016 t/m september 2018)?
  2. Heeft die persoon in de periode van de eerste t/m de laatste waarneming in enige maand inkomsten uit parttime werk gehad (die periode kan dus lopen van januari 2016 t/m september 2018)?
  3. Als de persoon is uitgestroomd naar werk, heeft hij dan in de zes maanden voorafgaand aan de uitstroom in enige maand inkomsten uit parttime werk gehad?

De onderzoeksresultaten zijn op een aantal onderwerpen vergeleken met de resultaten uit 2015. Hiervoor zijn de BUS-bestanden gebruikt van de periode januari 2013 t/m december 2014. De onderzoeksmethode komt overeen met het huidige onderzoek.

Verwerking

De data zijn verwerkt in R gezien het grotendeels exploratieve karakter van de analyse. Er is voor gekozen om uit te gaan van beschrijvende statistiek en niet van steekproeven.

Bronnen

  • Gegevens Divosa Benchmark Werk & Inkomen
  • CBS Statline (landelijke cijfers over het aantal personen met een algemene bijstandsuitkering tot de Aow-leeftijd en aantal uitkeringen naar leefvorm)
  • Atlas voor gemeenten (2017) Van budget naar besteding. Verklaringen voor tekorten en overschotten op het gemeentelijke bijstandsbudget.
  • Divosa (2018) Factsheet bijstandsbudget 2017. (Macrobudget BUIG)
  • Knoef en Van Ours (2016) How to stimulate single mothers on welfare to find a job: Evidence from a policy experiment.
  • Korstjens, A. (2018) Parttime werken in de bijstand in Nijmegen: Wie werken parttime en wie profiteren sterk van een grotere kans om uit te stromen naar betaald werk? (In opdracht van de gemeente Nijmegen. Het onderzoek maakt onderdeel uit van het experiment met de Participatiewet in deze gemeente).
  • SCP | CBS (2018) Emancipatiemonitor 2018
  • Eerste Kamer der Staten-Generaal (2013) Wet hervorming kindregeling (33.716); Memorie van toelichting (TK,3)
  • SEO | SZW (2018) Verdeling van bijstandsmiddelen 2019

Bijlage I Tabellen

Tabel 1. Overzicht percentages parttime werk en inkomsten uit parttime werk

  % parttime werk € per maand (vorige meting uit factsheet) % parttime werk (vorige meting uit factsheet) € per maand
Alle bijstandsgerechtigden 8,3% € 489 8,9% € 498
Mannen 7,2% € 442 6,9% € 448
Vrouwen 9,3% € 512 10,5% € 517
18-27 jaar 8,2% € 362 9,8% € 406
27-40 jaar 9,3% € 468 10,6% € 488
40 – 65 jaar 7,9% € 517 8,2% € 514
Alleenstaanden 7,3% € 468 7,2% € 467
Alleenstaande ouders 10,9% € 492 13% € 530
Gehuwden en samenwonenden 8,9% € 528 9,7% € 514

Tabel 2. Percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk naar uitkeringsduur

Aantal maanden parttime werk % parttime werk
1-3 maanden 8,1%
4-6 maanden 10,2%
7-12 maanden 9,7%
13-24 maanden 9,6%
25-36 maanden 9,7%
>36 maanden 7,0%

Tabel 3. Mediane inkomsten uit werk per persoon per maand naar duur van het werk (2017)

Aantal maanden parttime werk Mediane inkomsten per maand (€)
1-3 maanden € 305
4-6 maanden € 374
7-9 maanden € 391
10-12 maanden € 416

Tabel 4. Parttime werk en uitstroom naar werk bij verschillende leefvormen

  Alleenstaande, geen PTW Alleenstaande, wel PTW Alleenstaande ouder, geen PTW Alleenstaande ouder, wel PTW Gehuwd/samenwonend, geen PTW Gehuwd/samenwonend, wel PTW
Uitkering 62,4% 44,0% 71,5% 51,6% 69,9% 51,5%
Loondienst 12,3% 33,7% 9,2% 29,3% 7,9% 26,3%
Zelfstandige 0,7% 1,0% 0,7% 0,9% 1,1% 1,8%
Anders 24,7% 21,3% 18,6% 18,1% 21,1% 20,4%

Tabel 5. Parttime werk en uitstroom naar werk bij mannen en vrouwen

  Mannen, geen PTW Mannen, met PTW Vrouwen, geen PTW Vrouwen, wel PTW
Uitkering 61,0% 46,8% 71,5% 51,1%
Loondienst 14,1% 32,8% 7,2% 27,7%
Zelfstandige 1,0% 1,5% 0,5% 0,8%
Anders 23,8% 19,0% 20,8% 20,4%

Tabel 6. Parttime werk en uitstroom naar werk bij verschillende leeftijdscategorieën

  18 – 27 jaar, geen PTW 18 – 27 jaar, wel PTW 27 – 40 jaar, geen PTW 27 – 40 jaar, wel PTW 40 – 65 jaar, geen PTW 40 – 65 jaar, wel PTW
Uitkering 44,8% 36,2% 61,4% 46,5% 75,6% 57,5%
Loondienst 16,9% 32,4% 15,7% 33,8% 6,4% 25,9%
Zelfstandige 0,6% 0,7% 1,1% 1,3% 0,7% 1,2%
Anders 37,7% 30,7% 21,7% 18,5% 17,4% 15,4%

Tabel 7. Aantal maanden parttime werk bij verschillende leefvormen

  0 1-3 4-6 7-9 10-12
Alleenstaande 60,8 60,7 53,6 49,8 50,1
Alleenstaande ouder 15,6 18,8 23,2 24,8 22,2
Gehuwd/samenw. 23,5 20,5 23,1 25,4 27,7
Anders 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

Tabel 8. Aantal maanden parttime werk door mannen en vrouwen

  0 1-3 4-6 7-9 10-12
Mannen 48,1 51,6 44,0 39,7 37,5
Vrouwen 51,9 48,4 56,0 60,3 62,5

Tabel 9. Aantal maanden parttime werk door mannen en vrouwen

  Man Vrouw
1-3 53,4 41,9
4-6 16,9 18,0
7-9 11,5 14,6
10-12 18,2 25,4

Bijlage II Grafieken

Ontwikkeling aantal betalingen (uitkeringen) naar leefvorm

Ontwikkeling aantal betalingen (uitkeringen) naar leefvorm

De zwarte verticale lijn staat voor 1 januari 2015.

Tabellen: betalingen/uitkeringen naar leefvorm

Benchmark

  Januari 2015 Medio 2017 Ontwikkeling % Ontwikkeling
Alleenstaanden 200.000 217.000 17.000 9%
Alleenstaande ouders 66.250 63.000 -3.250 -5%
Paren 77.500 87.000 9.500 12%

CBS-Statline

  Januari 2015 Medio 2017 Ontwikkeling % Ontwikkeling
Alleenstaanden 237.660 258.870 21.210 9%
Alleenstaande ouders 86.930 81.880 -5.050 -6%
Paren 51.880 59.640 7.760 15%

NB: De CBS-Statline gegevens omvatten de gegevens over de hele bijstandspopulatie. De benchmarkgegevens bevat een selectie. Bij de Divosa Benchmarkgegevens zijn de paren weergegeven als personen in paren.

Gemiddeld verrekend bedrag vs percentage parttime werk
Ontwikkeling aantal betalingen (uitkeringen) naar leefvorm

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
www.divosa.nl

Auteurs

Marije van Dodeweerd (Divosa)
Arthur van der Harg (BMC Onderzoek)
Laura Kirchner (BMC Onderzoek)

Met dank aan:

Kim Kruisdijk (Divosa)
Frans Kuiper (Stimulansz)
Simon Wajer (BMC Onderzoek)

Infographic

Imre van Buuren (Buro Marmelade)

Eindredactie

Rob Vermeulen (Divosa)

Webredactie

Jasja van Moorsel (Divosa)

Versie

december 2019

Inhoud