Voorwoord Samen iedereen in beweging houden

Een stijgend aantal mensen in de bijstand en duizenden aanvragen voor de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandig ondernemers (Tozo). Deze eerste effecten van de coronacrisis benoemde ik in mijn vorige voorwoord voor de benchmarkrapportage 2019. Inmiddels weten we dat het hierbij niet is gebleven.

Ik bewonder alle inzet door gemeenten voor iedereen die het afgelopen jaar steun nodig had. Gemeenten staan voor de uitdaging om de begeleiding van mensen in de bijstand met gepaste afstand vorm te geven en tegelijk de grote stroom aan bijstands- en Tozo-aanvragen te verwerken.

Nadat de afgelopen drie jaar het aantal mensen in de bijstand landelijk daalde, steeg dit aantal in 2020 met 3,4%. Dit percentage is lager dan de stijging die we zagen in de jaren voor 2016. Maar dat 'het meevalt' zou geen juiste conclusie zijn. Achter die percentages gaan persoonlijke drama’s schuil. En ook nu nog zijn duizenden mensen afhankelijk van tijdelijke steunmaatregelen. Als deze maatregelen aflopen, zal een deel van hen nog steeds ondersteuning nodig hebben. Wat kunnen wij daar als gemeenten aan doen?

Inzetten op activering

Het ritme van het dagelijks leven is sinds maart 2020 op z’n kop komen te staan. De opdracht die wij als gemeenten hebben, is mensen een gevoel van veiligheid terug geven. En ook om ervoor te zorgen dat mensen weer stevige grond onder de voeten krijgen. Pas dan is een volgende stap mogelijk.

We moeten ervoor waken dat we mensen 'afschepen' met een uitkering. Ik vind het belangrijk dat we iedereen blijven uitnodigen om mee te doen. Laten we ervoor zorgen dat niet weer meer mensen langdurig perspectief verliezen. Wat is daar voor nodig? Een combinatie van het gebruik van kennis op basis van onderzoek en menselijk contact. Positief is dat veel gemeenten actief inzetten op het gebruik van kennis en cijfers die zij putten uit onder andere de Divosa Benchmark Werk & Inkomen.

Met het persoonlijke contact zetten gemeenten in op activering. Dit betekent zeker niet voor iedereen hetzelfde. Fietsen is een mooie metafoor voor die inzet op activering door gemeenten. De een komt zijn fiets laten repareren, de ander heeft tijdelijk zijwieltjes nodig en weer een ander kan voorlopig niet fietsen en springt liever achterop. Zo kijken we samen wat nodig is om iedereen in beweging te houden.

Aandacht met een passend budget

Bij veel gemeenten staat aandacht en persoonlijk contact al centraal. Helaas lukt het nog niet om iedereen met opgepompte banden en een goed geoliede ketting op weg te helpen. Het re-integratie- en participatiebudget per bijstandsontvanger daalde de afgelopen jaren sterk. Dat budget kwam de afgelopen tijd, door de flinke tegenwind en een stijgend aantal mensen in de bijstand, verder onder druk te staan.

Ik hoop dat het Rijk ervoor kan zorgen dat het budget dat gemeenten krijgen, meestijgt met het aantal mensen in de bijstand. De aandacht in de verkiezingsprogramma’s voor een activerend arbeidsmarktbeleid stemt in ieder geval positief. Bij een activerend arbeidsmarktbeleid blijven we als samenleving investeren in mensen die (tijdelijk) op de reservebank komen. Met voldoende budget voor re-integratie en (bij)scholing, kunnen gemeenten de benodigde ondersteuning bieden.

Hopelijk blikken we volgend jaar terug op een jaar waarin zo min mogelijk mensen langdurig aan de kant hebben gestaan. Wij staan in ieder geval klaar om ons hiervoor in te zetten.

Erik Dannenberg,
voorzitter Divosa

De belangrijkste bijstandscijfers van 2020

De belangrijkste cijfers van 2020

Ontwikkelingen Participatiewet 2020

Winter

In januari 2020 heeft de toenmalige staatssecretaris van Ark een wetsvoorstel ingediend in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen voor het vaststellen van het vermogen. Op verzoek van haar opvolger heeft de Eerste Kamer dit wetsvoorstel nog niet behandeld, nadat het in september 2020 door de Tweede Kamer was aangenomen. Reden hiervoor is de discussie die ontstond na de zogenoemde boodschappenaffaire in Wijdemeren over hardheid van de Participatiewet. Discussie met relevante partijen (Ombudsman, gemeenten, VNG, Divosa) kan mogelijk leiden tot inhoudelijke aanpassing.

Eveneens in januari kwam het langverwachte rapport uit van de Commissie-Borstlap over de toekomst van de regels rondom werk. De adviesrapporten van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de Commissie Regulering van Werk (Commissie-Borstlap) pleiten er vooral voor de verregaande flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmarkt terug te draaien. Verder roepen ze op tot een renaissance van het actieve arbeidsmarktbeleid. Voor mensen in de bijstand zou dat neerkomen op meer persoonlijke begeleiding en meer mogelijkheden om te leren. Ook wordt de basisbaan in beide adviezen genoemd als sluitstuk van een activerend arbeidsmarktbeleid. Die banen zijn dus bedoeld voor mensen voor wie werken bij een reguliere werkgever geen optie is. Ook niet met loonkostensubsidie.

Voorjaar

In het voorjaar kregen gemeenten te maken met de gevolgen van de coronacrisis. In sneltreinvaart werd een compleet nieuwe regeling opgetuigd (Tozo: Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers) waarvoor naar geschat zo’n 372.000 aanvragen zijn ingediend. (1) Ook was de invloed op de dagelijkse werkzaamheden van gemeenten groot. Klanten konden alleen digitaal worden gesproken. Deze situatie noopte de overheid tot tijdelijke aanpassing van bestaande regels. Zo kregen gemeenten meer ruimte om jongeren zonder zoektermijn van vier weken bijstand toe te kennen en werden ook de regels voor het bepalen van de loonwaarde tijdelijk versoepeld.

Zomer

In de zomer werden veel steun- en noodpakketten van de Rijksoverheid verlengd om de gevolgen van de coronacrisis zo goed mogelijk op te vangen. Naast een verlenging van de Tozo (Tozo 2) waarvoor ongeveer 119.000 aanvragen zijn ingediend kwam er ook een regeling voor flexibele arbeidskrachten (Tofa). Daarnaast werd het voor alle werkenden en werkzoekenden mogelijk een gratis ontwikkelgesprek aan te vragen om ondersteund te worden in de crisisperiode naar andere mogelijkheden op de arbeidsmarkt.

Najaar

In het najaar werd voor de tweede keer de Tozo-regeling verlengd (Tozo 3) waarvoor 139.000 aanvragen zijn ingediend (2). Eind september kondigde het kabinet een aanvullend sociaal pakket aan. Dat richt de pijlen onder meer op de gevolgen van de coronacrisis voor de arbeidsmarkt. Het kabinet zet in op ‘ontschotte’ begeleiding van werk(loosheid) naar werk en scholing vanuit regionale mobiliteitsteams, aanvullend op de bestaande dienstverlening op dat gebied. De regionale mobiliteitsteams bieden ‘crisisdienstverlening’, bovenop de reguliere dienstverlening van gemeenten en UWV om mensen naar werk te begeleiden. Het is een extra investering om te voorkomen dat mensen langs de kant komen te staan.

Het wetsvoorstel Breed offensief is in het najaar ingediend bij de Tweede Kamer. De behandeling heeft echter, mede door de demissionaire status van het kabinet nog niet plaatsgevonden. Invoering zal op zijn vroegst plaatsvinden op 1 januari 2022.

Voetnoten 

  1. van Dodeweerd, M. et al. ‘Effecten coronacrisis: ontwikkelingen bijstand en Tozo-uitkeringen’, Divosa Benchmark, 2021.
  2. Ministerie van SZW. ‘In gesprek met de Programmaraad en ministerie van SZW’, Praktijkdag 25 maart 2021. Geraadpleegd op 14 april 2021.

Inleiding

Samen met haar partners Stimulansz en BMC Onderzoek ontwikkelt Divosa de Benchmarks Werk & Inkomen, Armoede & Schulden en Statushouders. Deze benchmarks geven het meest volledige en actuele beeld van de uitvoeringspraktijk en bieden gemeenten de mogelijkheid zich te vergelijken met collega-gemeenten.

Er is veel aandacht voor benchlearning, ofwel het verhaal achter de cijfers. Daarom zijn er individuele gesprekken en bijeenkomsten op regionaal en nationaal niveau waar veel ruimte is voor verwondering, duiding en analyse. Ook kunnen deelnemers praktijkvoorbeelden uitwisselen. Zo ondersteunen de Divosa Benchmarks gemeenten bij het proces van leren en verbeteren.

Voor deze jaarrapportage van de Benchmark Werk & Inkomen heeft de benchmarkorganisatie een selectie gemaakt van een aantal basisgegevens die de uitvoering van de Participatiewet in beeld brengen. Deze zijn ook voor de buitenwereld interessant. We presenteren die op landelijk niveau en naar gemeentegrootteklasse. Waar mogelijk hebben we ook data toegevoegd uit eerdere jaarrapportages van de benchmark om ontwikkelingen in beeld te brengen.

Divosa Benchmark Werk & Inkomen: 242 gemeentelijke deelnemers

De belangrijkste redenen waarom gemeenten meedoen aan de benchmark

Einde aan dalende trend: bijstand stijgt in 2020 met 3,4%

Door de coronacrisis stijgt het aantal bijstandsuitkeringen in 2020 met 3,4% ten opzichte van het jaar ervoor. Uit onze analyse over de effecten van de coronacrisis blijkt dat de stijging vrijwel direct na de inzet van de maatregelen in maart begon en doorzette tot juli. (1)

Daarna daalde het bijstandsbestand door de versoepeling licht om vanaf december weer te stijgen. Hiermee komt de dalende trend, die in jaren 2017-2019 zichtbaar was, ten einde. In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners is de stijging met 4,0% het grootst. In gemeenten met minder dan 50.000 inwoners is de stijging met 2,0% het kleinst.

Grafiek 2020 Ontwikkeling bijstandsbestand
Grafiek Ontwikkeling bijstand t.o.v. het jaar ervoor

Voetnoten 

  1. Divosa-monitor 'Effecten coronacrisis: ontwikkelingen bijstand en Tozo-uitkeringen’ (Divosa Benchmark, maart 2021)

74% van de gemeenten ziet bijstandsbestand stijgen

De meerderheid van de gemeenten (74%) ziet het bestand in 2020 stijgen. Voor 4% van de gemeenten is het aantal bijstandsuitkeringen ten opzichte van 2019 gelijk gebleven. Hoewel er landelijk gezien een toename is van het aantal bijstandsuitkeringen, ziet 22% van de gemeenten een daling van hun bijstandsbestand.

Het gaat over het algemeen om kleine gemeenten. Omdat zij kleinere bijstandsbestanden hebben, speelt toeval hier mogelijk een rol. Ook factoren die specifiek waren voor de coronacrisis kunnen van invloed zijn geweest op het verschil in toename van het bijstandsbestand tussen grotere en kleinere gemeenten. Hierbij kan gedacht worden aan de daling en stijging in werkgelegenheid in specifieke sectoren (bijvoorbeeld toerisme, horeca of distributie) die sterker vertegenwoordigd zijn in grotere steden of kleinere gemeenten. Ook is er sprake van een lager percentage van uitstroom door handhaving wat doorgaans in grotere steden een meer voorkomende reden van uitstroom is. Gekeken naar het aandeel jongeren in het bijstandsbestand, zijn geen opvallende verschillen tussen gemeenten met een stijgend of dalend bijstandsbestand waarneembaar.

Percentage gemeenten een stijgend of dalend bijstandsbestand in 2020

'Het percentage mensen van 15 tot 75 jaar met betaald werk was in februari 2021 met 68,8% iets hoger dan in de drie maanden daarvoor. In mei 2020 daalde de arbeidsparticipatie naar 67,7%. In januari en februari van 2020 piekte de arbeidsparticipatie nog met 69,3%.'

- Bron: ‘Wat zijn de gevolgen van corona voor arbeid en inkomen?’ (CBS, 2020)

'Als gevolg van het stijgende WW-bestand zal ook de doorstroom naar de bijstand toenemen. In 2019 stroomde ruim 9% van de mensen, die de maximale WW-duur hadden bereikt, door naar de bijstand (circa 13.000 mensen). De verwachting is echter dat dit percentage even hoog wordt als tijdens de financiële crisis (16%). Uitgaande van die verwachting stijgt de stroom naar de bijstand naar circa 33.000 in 2021.'

- Bron: UWV Kennisverslag 2020-6. (UWV, 2020)

Instroom (31%) stijgt voor het eerst weer sinds 2015

In 2020 is de instroom in de bijstand 31%. Het instroompercentage geeft een beeld van hoeveel nieuwe bijstandsuitkeringen gemeenten in een jaar toekennen. Het instroompercentage is het aandeel nieuw toegekende bijstandsuitkeringen in 2020 ten opzichte van het totale bestand van eind 2019. Zaten er eind 2019 bijvoorbeeld 1000 mensen in de bijstand, dan zouden er bij een instroompercentage van 31% dus in 2020 310 nieuwe mensen zijn ingestroomd.

In gemeenten met minder dan 50.000 inwoners is het instroompercentage iets hoger, namelijk 32%.  In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners is de instroom iets lager, namelijk 30%. Met deze stijging is een eind gekomen aan de dalende trend in de jaren 2015-2019. Van 40% in 2014 daalde de instroom naar 24% in 2019.

De stijging van de instroom is gelinkt aan de coronacrisis en daarmee aan de economische tegenwind van het afgelopen jaar. Mensen met flexibele contracten hebben vaak geen of weinig WW-rechten opgebouwd. Hierdoor zijn zij al snel na baanverlies afhankelijk van de bijstand. Kijk je naar de instroom per maand, dan blijkt dat de instroom vooral hoog was op het moment dat er coronamaatregelen van kracht waren. (1)

'Eind december [2020] stonden 210 duizend vacatures open, dit is 6 duizend minder dan in het derde kwartaal. In dat kwartaal was het aantal openstaande vacatures juist met 16 duizend opgelopen, na twee kwartalen krimp. In de afgelopen vier kwartalen is het aantal openstaande vacatures in totaal met 76 duizend afgenomen.'

- Bron: ‘Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in vierde kwartaal minder turbulent’ (CBS, februari 2021)

Grafiek 2020 Instroompercentage in de bijstand
Grafiek Instroompercentage in de bijstand

Uitstroom 27%

In 2020 is de uitstroom 27%. Het uitstroompercentage geeft een beeld van hoeveel bijstandsuitkeringen gemeenten in een jaar stopzetten. Het uitstroompercentage is het aandeel gestopte bijstandsuitkeringen in 2020 ten opzichte van het totale bijstandsbestand van eind 2019. 

Net als bij de instroom, is het uitstroompercentage in gemeenten met minder dan 50.000 inwoners het hoogst, namelijk 29%. Vaak gaat een hogere instroom gepaard met een hogere uitstroom. In 2020 is dit niet het geval. De groep mensen die nieuw ingestroomd is, heeft in beperkte mate kunnen uitstromen. Wel zien we dat de daling van de uitstroom ten opzichte van 2019 relatief klein is, 27% ten opzichte van 28% in 2019.

'In 2020 is in de maanden juni tot en met september een tijdelijke stijging in de uitstroom zichtbaar. Hier ligt waarschijnlijk een samenhang met de versoepeling van de coronamaatregelen zoals de heropening van de horeca.'

- Bron: ‘Effecten coronacrisis: ontwikkelingen bijstand en Tozo-uitkeringen’ (Divosa Benchmark, maart 2021)

Grafiek 2020 Uitstroompercentage uit de bijstand
Grafiek Uitstroom uit de bijstand

Instroom versus uitstroom: stijging bestand vooral door stijging instroom

De uitstroom kan het beste bekeken worden in samenhang met de instroom. In 2020 is de uitstroom lager dan in 2019. Het uitstroompercentage is gedaald, maar deze daling is relatief klein. De instroom stijgt. De stijging van het bestand in 2020 wordt dus met name veroorzaakt door de stijging van de instroom.

Grafiek In- en uitstroompercentages bijstand

Stijging uitstroom bij kortdurende uitkeringen

Een groot deel van de mensen die uit de uitkering stromen, heeft die uitkering relatief kort gehad. In 2020 heeft 50% van de beëindigde uitkeringen één jaar of korter geduurd. Bij 21% was dat 1-3 jaar en 30% heeft meer dan 3 jaar een uitkering gehad.

In 2020 is er voor het eerst in jaren weer sprake van een stijging van de uitstroom van mensen die korter dan een jaar in de uitkering hebben gezeten. De uitstroom onder deze groep stijgt van 44% in 2019 naar 50% in 2020. Dit komt door de stijging van de instroom in 2020. De mensen die nieuw instromen in 2020, zijn voor een deel weer in hetzelfde jaar uitgestroomd. Ruim een derde (36%) van de mensen die uitstroomden, deed dit zelfs binnen 6 maanden na aanvraag van een uitkering.

In de jaren 2014 tot 2019 daalde het aandeel in de uitstroom van mensen die korter dan een jaar in de uitkering juist van 59% in 2014 tot 44% in 2019. Dit had te maken met de dalende instroom in die jaren. Het percentage langdurige uitkeringen dat is beëindigd, blijft in 2020 gelijk aan 2019 (30%). Het kan hier gaan om alle soorten uitstroomredenen: van ‘pensioen’ en ‘verhuizing’ tot ‘werk’.

Grafiek 2020 Uitstroom naar verblijfsduur
Grafiek Uitstroom naar verblijfsduur

Daling uitstroom naar werk en uitstroom door handhaving

Bij 36% van de stopgezette bijstandsuitkeringen in 2020 is het vinden van werk de reden van uitstroom. Ook zelfstandigen die een eigen bedrijf starten, vallen binnen deze groep. In 2020 stroomden relatief iets minder mensen uit naar werk dan in de voorgaande jaren. Ook bij de uitstroom vanwege handhavingsactiviteiten zien we een daling van 10% in 2019 naar 8% in 2020.

Bij deze groep heeft de gemeente vastgesteld dat er geen recht (meer) is op een bijstandsuitkering. Na de eerste coronaklappen trekken de uitstroom naar werk en de uitstroom door handhaving vanaf juni tot en met november weer aan. 

Bij 6% van de uitstroom gaat het om jongeren (tot 27 jaar) die (terug) naar school gaan en in aanmerking komen voor studiefinanciering. We zien vooral in de maanden juni tot en met september meer uitstroom naar onderwijs (zie figuur Verdeling uitstroom naar reden beëindiging uitkering 2020). Het gaat om jongeren die studiefinanciering kunnen aanvragen en dan geen recht meer hebben op bijstand. Dit is een patroon dat zich elk jaar tussen juli en oktober herhaalt, omdat dan veel mensen aan een opleiding beginnen.

In 2020 is bijna een derde van de redenen voor uitstroom uit de bijstand ‘verloop’. Hieronder vallen: bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, detentie, verhuizen naar andere gemeente, verhuizing naar buitenland en aangaan relatie met een partner met voldoende inkomsten.

Grafiek 2020 Reden uitstroom uit de bijstand
Grafiek Reden uitstroom uit de bijstand

Voetnoten 

  1. Divosa-monitor ‘Effecten coronacrisis: ontwikkelingen bijstand en Tozo-uitkeringen’ (Divosa Benchmark, maart 2021)

Daling herinstroom

In 2020 is 8% van de mensen die zijn uitgestroomd uit de bijstand binnen een half jaar opnieuw aangewezen op een bijstandsuitkering. Na een jaar is de herinstroom in de bijstand 15%. Onder gemeenten met meer dan 100.000 inwoners is de herinstroom hoger dan het gemiddelde.

Ten opzichte van 2019 is de herinstroom gedaald. In 2019 stroomde 10% binnen een half jaar opnieuw in en 18% binnen een jaar. Deze daling heeft te maken met het gegeven dat er in 2020 door de coronacrisis een nieuwe groep mensen instroomde, die vanwege de gunstige economische situatie in de voorgaande jaren niet eerder afhankelijk was van een bijstandsuitkering.

Grafiek 2020 Herinstroom in de bijstand
Grafiek Herinstroom in de bijstand binnen 12 maanden

Vooral veel 45-plussers in de bijstand

Eind 2020 is 54% van de bijstandsgerechtigden 45-plusser (dit is een optelsom van de percentages 26% + 25% + 3% in onderstaande grafiek). In die groep vallen ook de 65-plussers die door het verschuiven van de pensioengerechtigde leeftijd langer op bijstand aangewezen zijn. Inmiddels maken zij 3% van het bestand uit. 10% van de bijstandsgerechtigden is onder de 27 jaar. De overige 37% is tussen de 27 en de 45 jaar.

Ten opzichte van 2019 is er een lichte toename in het aandeel jongeren tot 27 jaar. Jongeren waren zowel bij de instroom als (snelle) uitstroom sterk vertegenwoordigd, waardoor hun aandeel in het bijstandsbestand eind 2020 niet zoveel is gestegen. (1)

'In 2020 was de instroom het grootst onder jongeren, maar ook de grootste groei in de uitstroom in de maanden juni tot en met september zat bij deze groep.'

- Bron: Divosa-monitor 'Effecten coronacrisis: ontwikkelingen bijstand en Tozo-uitkeringen’ (Divosa Benchmark, maart 2021)

Daarnaast is ten opzichte van 2013 het aandeel 55-plussers toegenomen. Dit heeft te maken met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en hangt mogelijk samen met de toename van de verblijfsduur in de uitkering.

Grafiek 2020 Leeftijdsopbouw bijstandsbestand
Leeftijdsopbouw bijstandsbestand

45-plussers zijn oververtegenwoordigd in de bijstand als je het aandeel vergelijkt met de beroepsbevolking. 54% van het bijstandsbestand is ouder dan 45. In de beroepsbevolking is dat 42%. Jongeren zitten juist relatief weinig in de bijstand; zij maken 10% van het aantal bijstandsgerechtigden uit, tegenover 16% van de beroepsbevolking. (2)

'Bij jongeren tot 27 jaar was het verschil met een jaar eerder relatief het grootst. Het aantal bijstandsgerechtigden onder hen was bijna 3 duizend hoger dan een jaar eerder. Dit komt overeen met 8 procent. Zowel onder de 27- tot 45-jarigen als de 45-plussers kwam de stijging ten opzichte van een jaar eerder aanzienlijk lager uit: zo rond de 1 procent. Bij de 27- tot 45-jarigen ging het om bijna 2 duizend personen, bij de 45-plussers om iets meer dan 2 duizend.'

- Bron: ‘Meer bijstandsontvangers in alle leeftijdsgroepen’ (CBS, november 2020)

Voetnoten 

  1. In deze cijfers zijn de mensen met een IOAW- en een IOAZ-uitkering niet meegenomen. Het aantal IOAW-uitkeringen is in de afgelopen jaren sterk gestegen. Op het totaalbestand van de bijstand blijft het vooralsnog een kleine groep.
  2. Zie voor een vergelijking: CBS Open data. De beroepsbevolking bestaat uit personen die betaald werk hebben of daar recent naar gezocht hebben en direct beschikbaar zijn. De leeftijdscategorie van jongeren in de beroepsbevolking wijkt iets af van de gehanteerde categorie in de bijstand.

Veel langdurige uitkeringen

59% van de mensen met een bijstandsuitkering heeft die uitkering eind 2020 langer dan drie jaar. In 2013 was dit nog 44%. Na drie jaar in de bijstand is de kans op uitstroom sterk afgenomen. (1) De verblijfsduur hangt ook samen met de nieuwe instroom in een jaar. De afname van de instroom heeft bijgedragen aan een relatieve toename van mensen die langer een bijstandsuitkering ontvangen. In 2020 is daarom ook een kleine stijging van het percentage bijstandsgerechtigden dat minder dan één jaar een uitkering ontvangt en een daling van het percentage bijstandsgerechtigden die al langer een uitkering ontvangen zichtbaar.

De gemiddelde verblijfsduur in de uitkering van alle bijstandsgerechtigden is eind 2020 ruim vijf jaar (64 maanden). In augustus 2016 lag de gemiddelde verblijfsduur nog op 52 maanden (vier jaar en vier maanden). Vanaf september 2016 is de gemiddelde verblijfsduur stapsgewijs opgelopen. Dit illustreert dat vooral de mensen die korter in de bijstand zitten in staat zijn om weer uit te stromen. De gemiddelde verblijfsduur kan per gemeente flink verschillen. De kortste gemiddelde verblijfsduur van het bijstandsbestand in een gemeente is 42 maanden (drieënhalf jaar). De langste 88 maanden (zeven jaar en vier maanden).

'Tussentijdse stijging in de uitstroom in de zomermaanden van 2020 voornamelijk door beëindiging van kortlopende uitkeringen.'

- Bron: Divosa-monitor 'Effecten coronacrisis: ontwikkelingen bijstand en Tozo-uitkeringen’ (Divosa Benchmark, maart 2021)

Grafiek 2020 Verblijfsduur in de bijstand

'Van de mensen die eind 2018 langdurig in  de bijstand verbleven (langer dan twee jaar) is in 2019 5% uitgestroomd naar werk. Van deze 5% ontving bijna 13% een voorziening in de vorm van een (tijdelijke) loonkostensubsidie.'

- Bron: ‘Uitstroom uit de langdurige bijstand’ (CBS, november 2019)

Grafiek Verblijfsduur in de bijstand

Voetnoten 

  1. Dit bleek uit een analyse van de Divosa-benchmark gegevens uit 2013 op uitstroom naar verblijfsduur. Na 1 jaar was de kans om in hetzelfde jaar uit te stromen nog tegen de 25%. Na 3 jaar was die kans afgenomen tot onder de 10%. Na 10 jaar stabiliseert de kans op uitstroom tot net onder de 5%.

10% heeft ontheffing arbeidsplicht

Voor 10% van de personen met een bijstandsuitkering registreren gemeenten eind 2020 een ontheffing van de arbeidsplicht. Mensen met een ontheffing zijn vrijgesteld van de plicht om werk te zoeken, werk te aanvaarden en werk te behouden. Het aantal ontheffingen is in 2020 met 10% iets lager dan de 11% in 2019. Tussen 2018 en 2019 bleef het aantal ontheffingen gelijk.

Het percentage ontheffingen wordt beïnvloed door de samenstelling van het bestand en gemeentelijke beleidskeuzes. Als de bijstand stijgt door economische tegenwind, leidt dat over het algemeen tot een lager percentage ontheffingen. De nieuwe instroom in 2020 kan dus een verklaring zijn voor het iets lagere percentage ontheffingen in 2020 ten opzichte van 2019. Er zitten dan meer mensen in de bijstand die prima kunnen werken, maar even geen baan kunnen vinden.

Ook gemeentelijke beleidskeuzes hebben effect. Zo hebben gemeenten in 2018 en 2019 hun bestanden opnieuw onder de loep genomen, omdat daar toen weer meer tijd voor was. Mogelijk heeft dit toen tot meer ontheffingen geleid.

Grafiek 2020 Percentage bijstandsgerechtigden met een ontheffing van de arbeidsverplichting
Grafiek Percentage bijstandsgerechtigden met een ontheffing van de arbeidsverplichting

Vooral ontheffingen om ‘dringende redenen’

De overgrote meerderheid (81%) van de mensen met een ontheffing heeft die eind 2020 vanwege een ‘dringende reden’. Het gaat hier om mensen die tijdelijk niet kunnen werken, bijvoorbeeld vanwege persoonlijke omstandigheden zoals mantelzorg of ziekte. 14% van de ontheffingen is voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, 5% voor alleenstaande ouders met een kind onder de 5 jaar.

Het percentage bijstandsgerechtigden met een ontheffing vanwege arbeidsongeschiktheid is in de afgelopen vijf jaar toegenomen van 2% tot 14%. Dit kan samenhangen met de instroom van mensen in de bijstand die eerder onder de Wajong vielen. Ook hebben verschillende gemeenten in de afgelopen jaren met een lagere instroom de ruimte gehad om het arbeidsvermogen van de mensen die al langer in hun bijstandsbestand zitten in kaart te brengen.

'Als bijstandsgerechtigden ontheven worden van hun verplichtingen heeft dat geen negatief effect op hun uitstroom uit de bijstand. Er stromen soms wel meer bijstandsgerechtigden naar deeltijdbanen als ze meer begeleid worden en als ze meer mogelijkheden krijgen om bij te verdienen.'

- Bron: ‘Evaluatie experimenten Participatiewet: Effecten op de uitstroom naar werk’ (CPB, mei 2020)

Grafiek Reden ontheffing van de arbeidsplicht
Grafiek Reden ontheffing van de arbeidsplicht

7,6% krijgt bijstand als aanvulling op inkomsten uit werk

7,6% van de bijstandsgerechtigden heeft in 2020 inkomsten uit werk naast hun bijstandsuitkering. Al sinds 2016 ligt het aandeel bijstandsgerechtigden met inkomsten uit parttime werk rond de 8%. Het gaat meestal om een kleine deeltijdbaan. Omdat deze bijstandsgerechtigden daarmee niet het sociaal minimum verdienen, vult de gemeente hun inkomsten aan tot de bijstandsnorm. (1) In gemeenten tot 50.000 inwoners is het percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk iets hoger.

Grafiek percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk
Grafiek percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk

Voetnoten 

  1. De Participatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid om inkomen uit arbeid gedeeltelijk vrij te laten als het werk naar de mening van de gemeente bijdraagt aan arbeidsinschakeling. De vrijlating mag 6 maanden duren en bedraagt 25% van het verdiende inkomen met een plafond. Voor alleenstaande ouders en personen met een medische urenbeperking gelden aparte regels.

Gemiddelde inkomsten 585 euro per maand

Bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk verdienen in 2020 gemiddeld 585 euro per maand. Naast dat een hoger percentage bijstandsgerechtigden in gemeenten tot 100.000 inwoners deeltijd werkt, zijn de verdiensten gemiddeld genomen ook hoger. Gemeenten met meer dan 100.000 inwoners kunnen juist minder inkomsten verrekenen. Verschillen tussen gemeenten kunnen deels verklaard worden door samenstelling van het bijstandsbestand en de beschikbaarheid van laaggeschooldwerk in de regio. Ook zijn verschillen waarschijnlijk terug te leiden tot verschillen in beleid en uitvoering (1).

'Gemeenten die parttime werk stimuleren, komen over het algemeen minder tekort op hun bijstandsbudget dan gemeenten die dat niet doen.'

- Bron: ‘Factsheet Parttime werk in de bijstand’ (Divosa Benchmark, december 2019)

Sinds 2014 is het gemiddelde bedrag dat per bijstandsgerechtigde per maand wordt verdiend toegenomen van €530 tot €585. Echter wanneer dit afgezet wordt tegen de hoogte van de uitkeringen (die ook elk jaar stijgt) dan is er eerder sprake van een bijna gelijkblijvend percentage. Per gemeentegrootteklasse is de ontwikkeling verschillend.

'Bijstandsgerechtigden die intensief begeleid worden, stromen vaker uit naar werk.'

- Bron: ‘Evaluatie experimenten Participatiewet: Effecten op de uitstroom naar werk’ (CPB, mei 2020)

Grafiek 2020 Gemiddelde maandelijkse inkomsten uit werk
Grafiek Gemiddeld percentage hoogte inkomsten t.o.v. uitkering
Grafiek Gemiddelde maandelijkse inkomsten uit werk

'Werk betekent voor de meeste mensen een bron van inkomsten. Voor uitkeringsgerechtigden met een arbeidsbeperking (Participatiewet, Wajong, WIA, WAO) is dit niet altijd het geval.

Van de bijna 500 werkende respondenten komt 61% in financiële problemen door de manier waarop hun inkomsten worden verrekend met de uitkering. Voor één op de drie werkenden zorgt deze onzekerheid ervoor dat zij niet meer uren zouden willen gaan werken of niet meer opnieuw aan de slag willen als hun huidige baan stopt.'

- Bron: ‘Als verrekenen een beperking is’ (Optimalistic, Muzus en Stimulansz, februari 2021)

Voetnoten 

  1. ‘Factsheet Parttime werk in de bijstand’ (Divosa Benchmark, december 2019).

Stijgende trend inzet loonkostensubsidie zet door

Mensen met een arbeidsbeperking kunnen via hun gemeente een beroep doen op ondersteuning om aan het werk te gaan. Voor diegenen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, zetten gemeenten loonkostensubsidie (1) in. Het percentage personen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet is in 2020 5,4%. (2) Dit is een verhoudingsgetal dat de omvang van het aantal mensen met een loonkostensubsidie afzet tegen het aantal mensen in de bijstand.

Mensen met een loonkostensubsidie zitten niet in de bijstand, tenzij ze parttime werken en minder dan de bijstandsnorm verdienen. Onder personen met een loonkostensubsidie vallen ook mensen die beschut aan het werk zijn.

In gemeenten met minder dan 50.000 inwoners ligt het percentage personen met een loonkostensubsidie hoger. De ontwikkeling van het percentage personen met loonkostensubsidie vertoont een stijgende trend van 0,4% in 2015 naar 5,4% in 2020. Dit komt neer op ruim 22.000 mensen die aan het werk zijn met loonkostensubsidie.

Grafiek 2020 percentage personen met loonkostensubsidie afgezet tegen het bijstandsbestand
Grafiek percentage personen met loonkostensubsidie afgezet tegen het bijstandsbestand

Voetnoten 

  1. Loonkostensubsidie compenseert de werkgever bij verminderde productiviteit van een werknemer. De loonkostensubsidie die een werkgever van de gemeente krijgt, is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde van de werknemer.
  2. Deze betalen gemeenten uit het bijstandsbudget. Forfaitaire loonkostensubsidie (ook betaald uit het bijstandsbudget) en tijdelijke loonkostensubsidie (betaald uit het participatiebudget), zijn in dit cijfer niet meegenomen.
  3. CBS, Open data

Gemiddelde loonwaarde is stabiel (51%)

Het bedrag dat de gemeente aan loonkostensubsidie uitkeert aan een werkgever wordt bepaald door het verschil tussen loonwaarde (1) en het wettelijk minimumloon. Met een gevalideerde loonwaardemeting op de werkplek, wordt de loonwaarde bepaald. De werkgever betaalt de werknemer het loon en krijgt van de gemeente een subsidie voor de gederfde loonwaarde als percentage van het minimumloon.

De gemiddelde loonwaarde van personen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet is eind 2020 51% van het wettelijk minimumloon. In grotere gemeenten is de gemiddelde loonwaarde iets hoger, namelijk 52%. Ook in de afgelopen jaren lag de gemiddelde loonwaarde rond de 50%. Daarmee is de gemiddelde loonwaarde stabiel.

Grafiek 2020 Gemiddelde loonwaarde
Grafiek Gemiddelde loonwaarde

Voetnoten 

  1. Percentage dat iemand met een arbeidsbeperking per uur kan verdienen in vergelijking met een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring.

Loonwaarde meestal tussen 50% en 75%

Bij ruim 50% van de mensen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet ligt de loonwaarde in 2020 tussen de 50% en de 75% van het wettelijk minimumloon. Dit is een lichte daling ten opzichte van eerdere jaren. In 2017 lag dit percentage nog op 54%. Omdat het aantal mensen met een loonkostensubsidie nog klein is, is het goed mogelijk dat hier nog verschuivingen in optreden.

Grafiek 2020 Onderverdeling personen met een loonkostensubsidie naar loonwaarde als percentage van het wettelijk minimumloon
Grafiek Onderverdeling personen met een loonkostensubsidie naar loonwaarde als percentage van het wettelijk minimumloon

'Gemeenten worden financieel niet gestimuleerd om alle mensen met een beperking aan een baan te helpen. Een andere financieringsmethode op basis van gemaakte kosten zou tot extra arbeidsdeelname kunnen leiden, ook voor mensen uit de doelgroep die veel begeleiding en subsidie nodig hebben.'

- Bron: ‘Alternatieve financiering van loonkostensubsidies’ (CPB, april 2019)

Daling maatregelen en sancties

Als bijstandsgerechtigden de aan hen opgelegde verplichtingen niet nakomen, kunnen gemeenten hun uitkering korten. Dit heet een maatregel of een sanctie. Het aantal maatregelen in 2020 is 2,5% van het totaal aantal bijstandsuitkeringen. In 2019 ging het nog om een percentage van 3,9%. Uit de ervaringen van gemeenten blijkt dat in 2020 re-integratie op een lager pitje stond vanwege de toenemende instroom en de tozo. Zodoende werd er minder gehandhaafd en zijn er minder maatregelen opgelegd.

Het percentage van 2,5% is gebaseerd op het totaal aantal betalingen in een jaar waarop een maatregel is toegepast, gedeeld door het gemiddelde aantal bijstandsuitkeringen in een jaar. Omdat een persoon meerdere maanden een maatregel opgelegd kan krijgen, zal het percentage personen dat een maatregel heeft gekregen lager zijn.

Grafiek 2020 Aantal maatregelen als % afgezet tegen het bijstandsbestand
Grafiek Aantal maatregelen als % afgezet tegen het bijstandsbestand

Vooral daling maatregelen rondom arbeidsplicht

De overgrote meerderheid van de maatregelen (79,6%) wordt opgelegd voor het niet voldoen aan de arbeidsplicht. Dit is een daling ten opzichte van 2019. Toen lag dit percentage nog op 92%.

Bij 8,7% gaat om gerelateerde verplichtingen, zoals het niet nakomen van de afspraken die gemeenten en bijstandsgerechtigden hebben gemaakt in het plan van aanpak. Of het niet zoeken naar werk of scholing in de verplichte zoekperiode voor jongeren tot 27 jaar. 1,6% van de maatregelen is opgelegd vanwege agressie. Bij 0,8% van de maatregelen is de oorzaak het niet of onvoldoende nakomen van de Wet Taaleis Participatiewet (1).

'Net als in de voorgaande jaren is het aantal gegeven waarschuwingen voor het niet voldoen aan de arbeidsverplichting in 2019 aanzienlijk lager dan vanwege het schenden van de inlichtingenplicht. Naar schatting gaat het om 900 waarschuwingen. Het aantal geschatte waarschuwingen vanwege het niet voldoen aan arbeidsverplichting verdrievoudigde van 2016 tot 2019 ongeveer'

- Bron: Rapportage ‘Waarschuwingen 2019’ (CBS, juli 2020)

Grafiek 2020 Reden opgelegde maatregelen
Categorie  Reden vermindering naar aanleiding van afstemming:
Niet nakomen plicht tot arbeidsinschakeling ‘Op het vlak van plicht tot arbeidsinschakeling’.
Niet nakomen van andere verplichtingen  ‘Niet nakomen tegenprestatie’, ‘niet nakomen verplichtingen plan van aanpak’, ‘niet (voldoende) zoeken naar werk in zoekperiode van vier weken’ en ‘niet (voldoende) zoeken naar scholing in zoekperiode van vier weken’.
Agressie Agressie
Niet voldoen aan wet taaleis Niet (voldoende) nakomen van afspraken i.h.k.v. de Wet Taaleis.
Oorzaak partner Oorzaak bij partner.

Voetnoten 

  1. In de Participatiewet is opgenomen dat iedere bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal op referentieniveau 1F moet beheersen. Als iemand niet voldoet aan de taaleis, moet diegene de taal beter gaan leren. Doet de bijstandsgerechtigde hiervoor geen moeite, dan mag de gemeente de bijstandsuitkering verlagen.

Daling overtredingen inlichtingenplicht

In 2020 constateren gemeenten bij 5,5% van hun bijstandsbestand dat de bijstandsgerechtigde de inlichtingenplicht heeft overtreden. Dit is een daling ten opzichte van 2019. In 2019 lag dit percentage op 7%.

Daling van het aantal vastgestelde overtredingen en opgelegde maatregelen kan te maken hebben gehad met de coronamaatregelen in 2020. Uit contact met Divosa-leden komt bijvoorbeeld naar voren dat gemeenten door de coronamaatregelen veel minder huisbezoeken hebben kunnen afleggen en dat de controle op een lager pitje is komen te staan. Veel gemeentelijke handhavers zijn ook ingezet bij de verwerking van aanvragen voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). (1)

Het percentage overtredingen inlichtingenplicht gaat over het totaal aantal vastgestelde overtredingen van de inlichtingenplicht in een jaar, gedeeld door het gemiddelde aantal bijstandsuitkeringen in hetzelfde jaar. Bij één persoon kunnen meerdere overtredingen van de inlichtingenplicht worden geconstateerd. Het gaat bijvoorbeeld om het verzwijgen van inkomsten, een onjuiste opgave van het woonadres of een onjuiste opgave van de samenstelling van het huishouden. Hierdoor hebben deze mensen onterecht een uitkering ontvangen of een te hoog bedrag ontvangen. Gemeenten met meer dan 100.000 inwoners constateren iets vaker een overtreding van de inlichtingenplicht dan kleinere gemeenten.

Grafiek 2020 Aantal overtredingen inlichtingenplicht afgezet tegen het bijstandsbestand
Grafiek Percentage overtredingen inlichtingenplicht afgezet tegen het bijstandsbestand

'Effectieve handhaving bestaat uit enkele hoofdelementen. Zo is het belangrijk dat gemeenten binnen het gehele handhavingsproces, van preventie tot sanctionering, een mix van instrumenten en interventies inzetten die zoveel mogelijk effect hebben. Daarnaast is het belangrijk dat gemeenten meer onderzoek doen naar de effectiviteit van het toepassen van gedragswetenschappelijke inzichten en de daarmee opgedane kennis met elkaar delen.

Een ander hoofdelement is dat gemeenten, via de wijziging van de socialezekerheidswetten per 1 januari 2017, over meer mogelijkheden beschikken om maatwerk toe te passen, in het bijzonder bij de beoordeling van overtredingen op de mate van verwijtbaarheid, de ernst van de overtreding en de (financiële) omstandigheden van de burger.'

- Bron: ‘Kamerbrief over handhaving en rechtsbescherming bij bijstand’ (Rijksoverheid, november 2019)

Voetnoten 

  1. Voor meer informatie over overtredingen inlichtingenplicht zie ook: ‘Factsheet: feiten en cijfers overtredingen inlichtingenplicht in beeld’ (Divosa, april 2021)

Verantwoording

De gegevens in deze rapportage zijn afkomstig van 238 gemeenten. Zij vertegenwoordigen 67% van het totaal aantal gemeenten in 2020 en 86% van de mensen die een algemene bijstandsuitkering ontvangen.

In de vergelijking tussen de jaren gaat het grotendeels, maar niet volledig om dezelfde gemeenten.

Gemeenten in deze rapportage naar gemeentegrootte

Gemeentegrootte Aantal gemeenten
< 50.000 inwoners 164
50.000-100.000 inwoners 44
>100.000 inwoners 30
Totaal 238

Gewogen gegevens

De Divosa-monitor presenteert de gegevens van de benchmarkgemeenten naar gemeentegrootte en op landelijk niveau. De gegevens in deze rapportage zijn gewogen. Dat betekent dat gemeenten meetellen naar rato van hun bijstandspopulatie. Dit is anders dan de werkwijze die Divosa op het benchmarkplatform hanteert waar gemeenten zich met individuele gemeenten willen vergelijken. Op het platform wordt dus gewerkt met ongewogen resultaten. 

Data en definities

De gegevens in de Divosa Benchmark zijn gebaseerd op de gegevens die gemeenten aanleveren voor de CBS-statistieken (BUS, SRG, BDFS). De bewerkingen zijn voor rekening van de Divosa Benchmarkorganisatie.

Voetnoten 

  1. Bij de cijfers over loonkostensubsidie zijn 12 gemeenten niet meegenomen omdat zij geen cijfers hierover hebben aangeleverd.

Definities

De Divosa Benchmark Werk & Inkomen wordt gemaakt op basis van de data die gemeenten ook aan het CBS leveren. Er zijn wel wat verschillen. Zo krijgt de Divosa Benchmark geen BSN-nummers van gemeenten. Ook vinden er minder correcties plaats op de gegevens in de benchmark. Gemeenten kunnen zelf nieuwe gegevens aanleveren, maar doen dat niet altijd. 

De dataverzameling gebeurt op basis van de richtlijnen van de CBS-statistieken. Het gaat daarbij om de Bijstands Uitkeringen Statistiek (BUS), de Statistiek Re-integratie Gemeenten (SRG) en de Bijstands Debiteuren en Fraude Statistiek (BDFS). De richtlijnen voor deze statistieken zijn te vinden op de site van het CBS.

Hieronder volgt per indicator een beschrijving van hoe deze indicator is berekend. Bij elke indicator in de Divosa Benchmark Jaarrapportage Werk & Inkomen gaat het om gewogen cijfers.

Ontwikkeling bijstand

De ontwikkeling van de bijstand is de ontwikkeling van het aantal bijstandsuitkeringen ‘algemene bijstand’, IOAW, IOAZ en Bbz voor uitkeringsgerechtigden tot aan de pensioengerechtigde leeftijd in een kalenderjaar.

De algemene bijstandsuitkeringen vormen ongeveer 95% van het uitkeringsbestand.

Specificatie: 

  • Algemene bijstand: reguliere bijstandsuitkering.
  • IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers): bijstand voor oudere langdurig werklozen die 50 jaar of ouder waren op het moment dat zij werkloos werden en voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen, ongeacht hun leeftijd. 
  • IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen): bijstand voor mensen van 55 jaar of ouder en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ex-zelfstandigen (ongeacht hun leeftijd) die noodgedwongen hun bedrijf of beroep moesten beëindigen. Uitvoering door gemeenten.
  • Bbz (Besluit bijstandverlening zelfstandigen): uitkering levensonderhoud voor startende ondernemers.

De ontwikkeling van de bijstand geeft de toe- of afname van het aantal betalingen weer en wordt berekend door het aantal betalingen voor deze uitkeringen in december van het kalenderjaar te delen door het aantal betalingen in december van het jaar daarvoor. In formule: ontwikkeling bijstand = (volume bijstand december jaar t / volume bijstand december t-1) x 100%. Dit cijfer geeft dus de toename of daling van het aantal betalingen weer. 

Het volume is gemeten aan de hand van het aantal betalingen. Het aantal betalingen is lager dan het aantal personen met een uitkering, omdat echtparen gezamenlijk één uitkering (betaling) krijgen. Het meten van betaalde uitkeringen maakt het mogelijk om al een maand na een uitkeringsperiode de volume-ontwikkelingen tussen gemeenten te vergelijken. Dat is een groot voordeel bij benchmarken.

Nabetalingen tellen niet mee in het totaal. Nulbetalingen wel.

Instroom in de bijstand

Instroom betekent dat een uitkering in de maand ervoor niet in het bestand aanwezig was. Het instroompercentage is het aantal nieuwe uitkeringen algemene bijstand in een kalenderjaar in relatie tot het volume algemene bijstand aan de start van het kalenderjaar. Dit is inclusief herinstroom.

In formule: instroompercentage = (Instroom januari t/m december in jaar t / volume algemene bijstand december t-1) * 100%

Uitstroom uit de bijstand

De uitstroom is een berekende indicator. Per maand is berekend wat de uitstroom is waarna de maanden januari t/m december bij elkaar zijn opgeteld. In formule: uitstroom = ((de ontwikkeling van het volume in maand 1 – de instroom) + idem maand 2 t/m 12) / volume bijstand december t-1) * 100%

Het uitstroompercentage is het aantal stopgezette uitkeringen algemene bijstand in een kalenderjaar in relatie tot het volume algemene bijstand aan de start van het kalenderjaar.

Uitstroomredenen

De uitstroomredenen zijn geteld over het aantal beëindigde uitkeringen algemene bijstand van personen in een kalenderjaar. Daarbij zijn de 21 beschikbare categorieën van het CBS in de benchmark samengevoegd tot 6 categorieën.

Categorie  Uitstroom vanwege (BUS-code)
Werk 'verkregen inkomsten uit arbeid in dienstbetrekking/uitkering ziekte' (34/11)  'zelfstandig beroep of bedrijf' (34/13)
Scholing 'gaan volgen onderwijs met studiefinanciering' (34/01)
Inkomsten 'uitkering werkloosheid' (34/14) 'uitkering arbeidsongeschiktheid' (34/15)  'alimentație' (34/17) 'vermogensopbrengsten' (34/18) 'ander inkomen' (34/19) 
Handhaving 'overschrijden maximale verblijfsduur buitenland' (34/07) 'geen inlichtingen' (34/31) 'niet verschenen op herhaalde oproep inlichtingenplicht' (34/34) 'niet verschenen op herhaalde oproep re-integratiegesprek' (34/35) 'kunnen volgen van onderwijs maar dit niet doen' (34/06)
Verloop 'aangaan relatie' (34/02) 'bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd' (34/03) 'overlijden' (34/04) 'detentie' (34/05) 'verhuizing naar andere gemeente' (34/32) 'verhuizing naar buitenland' (34/33)
Overig 'oorzaak bij partner' (34/97) 'andere oorzaak' (34/98)

Herinstroom

Het percentage herinstroom is het aantal uitkeringen algemene bijstand in een kalenderjaar van mensen die in de 6 (of 12) maanden ervoor ook een uitkering hadden in relatie tot de totale instroom. Als een uitkering wordt beëindigd en aansluitend een nieuwe wordt gestart (bijv. wijziging gezinssamenstelling) dan telt dit wel als uitstroom en instroom, maar niet als herinstroom.

In formule: percentage herinstroom = ( herinstroom binnen 6 (of 12) maanden in januari t/m december in jaar t / Instroom januari t/m december in jaar t) * 100%

Uitstroom naar verblijfsduur

De uitstroom naar verblijfsduur is de uitsplitsing van alle de beëindigde uitkeringen van personen met algemene bijstand in een kalenderjaar naar verblijfsduur in de uitkering. Daarbij is de tijd gemeten tussen de datum van het toekenningsbesluit (de aanvangsdatum uitkering persoon) en de datum van beëindiging van de uitkering.

Leeftijd bestand

De leeftijd van het bestand is de onderverdeling van de personen met een uitkering algemene bijstand naar verschillende leeftijdscategorieën. Dit is gemeten in december van het betreffende kalenderjaar.

Verblijfsduur bestand

De verblijfsduur van het bestand is de onderverdeling van de personen met een uitkering algemene bijstand naar hun verblijfsduur in de uitkering. Dit is gemeten in december van het betreffende kalenderjaar.

Parttime werk

Het percentage mensen dat parttime werkt is het gemiddelde aandeel van personen met inkomsten uit (deeltijd) arbeid in dienstbetrekking in een kalenderjaar op het gemiddeld totaal aantal personen met algemene bijstand in een kalenderjaar. Dit wordt berekend door voor de maanden januari t/m december in het desbetreffende kalenderjaar het aantal personen met parttime werk met een algemene bijstandsuitkering te delen door het aantal personen met algemene bijstand. Vervolgens wordt dat bij elkaar opgeteld en door twaalf gedeeld. 

Onder inkomsten uit werk vallen inkomsten uit loondienst. Maar de CBS-statistiek ziet inkomsten uit de WW of de Ziektewet ook als inkomsten uit werk. In het geval iemand met een dergelijke uitkering niet boven het minimumniveau uitkomt, is het mogelijk om een aanvulling te krijgen vanuit de bijstand.

Gemiddelde maandelijkse inkomsten uit parttime werk

De gemiddelde inkomsten uit parttime werk zijn de gemiddelde maandelijkse inkomsten van personen met algemene bijstand met inkomsten uit parttime werk die verrekend zijn met de uitkering. 

Vrijgelaten inkomsten uit (deeltijd)arbeid uit dienstbetrekking zijn daarmee buiten beschouwing gelaten. Ook de inkomsten uit werk die achteraf teruggevorderd worden, blijven buiten beschouwing. Het gaat hier bijvoorbeeld om inkomsten uit werk die mensen niet hebben opgegeven bij de gemeente, maar die pas later boven water komen na onderzoek van de gemeente.

Ontheffingen van de arbeidsplicht

Bij ontheffingen van de arbeidsplicht gaat het om het aantal personen met een bijstandsuitkering met een ontheffing van de arbeidsverplichting als percentage van het volledige bijstandsbestand in personen. Dit is gemeten in december van het betreffende kalenderjaar. Het gaat om personen met een uitkering algemene bijstand en om personen met een IOAW- of IOAZ-uitkering.

De ontheffing van de arbeidsverplichting heeft betrekking op de plicht tot het verkrijgen, aanvaarden en behouden van werk. De re-integratieplicht staat hier los van.

Reden van ontheffing 

Er zijn verschillende redenen waarom een persoon een ontheffing van de arbeidsplicht kan krijgen.

  1. Alleenstaande ouder (artikel 9a Participatiewet): een tijdelijke ontheffing op eigen verzoek voor alleenstaande ouders met de volledige zorg voor een kind tot 5 jaar.
  2. Dringende reden (artikel 2, lid 9): een tijdelijke ontheffing wegens ‘dringende redenen’. Dit is ter beoordeling van de gemeente. 
  3. Arbeidsongeschikt: volledige ontheffing vanwege duurzame arbeidsongeschiktheid.

Loonkostensubsidie

Bij loonkostensubsidie gaat het om het aantal personen met een loonkostensubsidie afgezet tegen het bijstandsvolume. Dit is gemeten in december van het desbetreffende kalenderjaar. 

Het bijstandsvolume is het aantal uitkeringen algemene bijstand, IOAW, IOAZ en Bbz.

Let op: Het bijstandsbestand is voor deze indicator gebruikt als een verhoudingsgetal om het aantal mensen met een loonkostensubsidie in gemeenten onderling te kunnen vergelijken. Het bijstandsbestand is daarbij als verhoudingsgetal gebruikt omdat het een indicatie is van de omvang van de groep die voor loonkostensubsidie in aanmerking zou kunnen komen. Deze indicator laat dus niet zien hoeveel mensen in de bijstand een loonkostensubsidie hebben. Mensen met een loonkostensubsidie zijn immers aan het werk en hebben over het algemeen geen uitkering meer nodig.

Loonwaarde

Loonwaarde is de gemiddelde loonwaarde van personen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet als percentage van het wettelijk minimumloon aan het einde van het desbetreffende kalenderjaar.

Onderverdeling loonwaarde

Bij de onderverdeling naar loonwaarde is gekeken welk aandeel van de personen met een loonkostensubsidie een loonwaarde heeft in één van de drie categorieën: 0%-50%, 50%-75%, 75%-100%. Dit is gemeten aan het einde van het kalenderjaar.

Maatregelquote

De maatregelquote is de optelsom van alle uitkeringsbetalingen voor algemene bijstand, IOAW, IOAZ en Bbz waarop een maatregel is toegepast gedeeld door het gemiddelde bijstandsvolume in een jaar. Dit cijfer geeft weer hoe vaak een gemeente gemiddeld genomen een maatregel toepast. Het cijfer is slechts bij benadering een percentage van het aantal bijstandsgerechtigden dat een maatregel opgelegd heeft gekregen. Op eenzelfde uitkering kunnen immers meerdere maatregelen worden toegepast. Ook kan eenzelfde maatregel langer dan een maand duren waardoor deze meerdere maanden wordt meegeteld. Een maatregel van 3 maanden telt bijvoorbeeld als 3 keer als een maatregel. 

Vanaf januari 2015 zijn de richtlijnen in de BUS aangepast. Daarvoor konden gemeenten een maatregel opgeven ‘op het vlak van de inlichtingenplicht’. Na 2015 niet meer. Dat betekent dat de cijfers over het totaal aantal maatregelen tot 2015 en na 2015 niet met elkaar te vergelijken zijn.

Onderverdeling maatregelen

De redenen voor de maatregelen zijn geteld over alle maatregelen in een kalenderjaar. Daarbij zijn de beschikbare categorieën van het CBS in de benchmark samengevoegd tot 5 categorieën.

Categorie  Reden (BUS-code)
Niet nakomen plicht tot arbeidsinschakeling ‘Op het vlak van plicht tot arbeidsinschakeling’ (28/01)
Niet nakomen van andere verplichtingen  ‘Niet nakomen tegenprestatie’ (28/05) ‘Niet nakomen verplichtingen plan van aanpak’ (28/06) ‘Niet (voldoende) zoeken naar werk in zoekperiode van vier weken’ (28/07) ‘Niet (voldoende) zoeken naar scholing in zoekperiode van vier weken’ (28/08)
Agressie Agressie (28/03)
Niet/onvoldoende nakomen afspraken wet taaleis Niet (voldoende) nakomen van afspraken i.h.k.v. de Wet Taaleis (28/09)
Oorzaak partner Oorzaak bij partner (28/98)

Overtreden van de inlichtingenplicht

Het percentage uitkeringen waarbij de inlichtingenplicht is overtreden is berekend door alle nieuw geboekte vorderingen voor het overtreden van de inlichtingenplicht in een kalenderjaar op te tellen en te delen door het gemiddelde bijstandsvolume in datzelfde kalenderjaar.

Het cijfer is slechts bij benadering een percentage van het aantal bijstandsgerechtigden dat de inlichtingenplicht heeft overtreden en moet vooral gezien worden als een verhoudingsgetal zodat gemeenten zich onderling kunnen vergelijken. Er kunnen bij één uitkering immers meerdere vorderingen ontstaan voor het overtreden van de inlichtingenplicht. Ook kan het voorkomen dat het recht op bijstand al is beëindigd en er achteraf nog een vordering ontstaat. 

Het overtreden van de inlichtingenplicht is een term uit de Participatiewet. Voor veel mensen is het woord fraude duidelijker. 

Er zijn verschillende vormen van het overtreden van de inlichtingenplicht samengevoegd. Het gaat in de BDFS om de volgende categorieën:

  • verzwijgen witte inkomsten
  • verzwijgen zwarte inkomsten 
  • verzwijgen vermogen en of inkomsten uit vermogen 
  • onjuiste opgave woonadres
  • onjuiste opgave samenstelling huishouden
  • andere overtreding inlichtingenplicht

Tabellenbijlage

Ontwikkeling bijstand 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 7,3% 5,4% 3,8% 4,0% -1,4% -5,4% -4,3% 3,4%
<50.000
inwoners
9,6% 5,4% 5,6% 6,4% -1,3% -6,4% -4,9% 2,0%
50-100.000
inwoners
6,8% 6,7% 4,4% 4,3% -1,3% -5,9% -4,7% 3,0%
> 100.000
inwoners
6,8% 5,0% 3,2% 3,3% -1,4% -5,0% -4,0% 4,0%
Ontwikkeling bijstand (2) Daling Stijging Gelijk
Landelijk 22,0% 74,3% 3,7%
< 50.000 inwoners 28,6% 65,9% 5,5%
50-100.000 inwoners 8,9% 91,1%  
> 100.000 inwoners 3,3% 96,7%  
Instroom 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 39% 40% 37% 34% 29% 25% 24% 31%
<50.000
inwoners
45% 44% 43% 41% 33% 29% 26% 32%
50-100.000
inwoners
44% 45% 39% 36% 31% 26% 25% 31%
> 100.000
inwoners
36% 37% 36% 32% 27% 24% 23% 30%
Uitstroom 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 36% 35% 34% 31% 30% 30% 28% 27%
<50.000
inwoners
40% 39% 38% 37% 35% 34% 30% 29%
50-100.000
inwoners
41% 38% 35% 33% 32% 31% 29% 27%
> 100.000
inwoners
33% 33% 33% 29% 29% 29% 27% 26%
Uitstroom naar verblijfsduur 0-3 maanden 3-6 maanden 6-12 maanden 12-24 maanden 24-36 maanden >36 maanden
Landelijk 21% 15% 14% 13% 8% 29%
<50.000
inwoners
21% 15% 15% 14% 9% 27%
50-100.000
inwoners
21% 14% 14% 13% 9% 29%
> 100.000
inwoners
21% 15% 14% 13% 7% 30%
Uitstroomredenen 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Werk 31% 33% 35% 38% 40% 39% 36%
Scholing 5% 4% 4% 5% 5% 5% 6%
Handhaving 14% 12% 11% 10% 10% 10% 8%
Andere inkomsten 7% 7% 6% 6% 5% 5% 6%
Verloop 27% 27% 27% 26% 26% 26% 31%
Overig 16% 18% 17% 16% 14% 14% 14%
Herinstroom 6 maanden 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 9% 11% 9% 10% 10% 10% 8%
<50.000
inwoners
7% 9% 7% 8% 9% 8% 7%
50-100.000
inwoners
8% 9% 9% 9% 10% 10% 8%
> 100.000
inwoners
10% 12% 10% 11% 11% 11% 9%
Herinstroom 12 maanden 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 16% 18% 17% 17% 18% 18% 15%
<50.000
inwoners
12% 14% 13% 14% 15% 15% 13%
50-100.000
inwoners
15% 15% 16% 14% 17% 16% 15%
> 100.000
inwoners
17% 20% 19% 19% 19% 20% 16%
Verdeling naar leeftijd 18-27 jaar 27-35 jaar 35-45 jaar 45-55 jaar 55-65 jaar >65 jaar
2020 10% 15% 22% 26% 25% 3%
2019 9% 15% 22% 27% 25% 3%
2018 10% 16% 22% 27% 23% 2%
2017 11% 17% 23% 27% 22% 1%
2016 10% 18% 23% 27% 20% 1%
2015 9% 18% 24% 28% 20% 1%
2014 9% 19% 25% 28% 20% 0%
2013 9% 19% 25% 27% 20% 0%
Verblijfsduur 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
tot 1 jaar 27% 25% 25% 23% 20% 18% 17% 20%
1-3 jaar 29% 30% 27% 27% 27% 25% 22% 21%
meer dan 3 jaar 44% 45% 48% 50% 53% 58% 60% 59%
Type maatregelen 2020 Landelijk <50.000
inwoners
50-100.000
inwoners
> 100.000
inwoners
Plicht tot arbeidsinschakeling 79,6% 71,9% 72,4% 84,4%
Overige verplichtingen 8,7% 11,2% 7,8% 7,9%
Agressie 1,6% 5,6% 0,9% 0,2%
Niet/onvoldoende nakomen afspraken Wet Taaleis 0,8% 2,8% 0,9% 0,0%
Oorzaak partner 0,4% 0,0% 2,6% 0,0%
Ontheffingen 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 15% 15% 13% 11% 10% 11% 11% 10%
<50.000
inwoners
17% 14% 13% 11% 12% 13% 16% 15%
50-100.000
inwoners
22% 18% 15% 11% 11% 14% 13% 14%
> 100.000
inwoners
12% 15% 13% 11% 9% 10% 9% 8%
Reden ontheffing 2016 2017 2018 2019 2020
Dringende reden 95% 86% 84% 84% 81%
Arbeidsongeschikt 2% 11% 12% 13% 14%
Alleenstaande ouder 3% 4% 4% 4% 5%
Parttime werk 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 9,0% 9,0% 8,0% 7,7% 8,2% 8,3% 7,6%
<50.000
inwoners
12,0% 11,0% 10,0% 9,4% 9,6% 9,5% 9,0%
50-100.000
inwoners
10,0% 9,0% 9,0% 8,4% 8,8% 8,8% 8,3%
> 100.000
inwoners
8,0% 8,0% 8,0% 7,5% 7,6% 7,8% 7,0%
Inkomsten PTW 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk € 530 € 523 € 523 € 530 € 535 € 556 € 585
<50.000
inwoners
€ 552 € 542 € 555 € 555 € 567 € 598 € 632
50-100.000
inwoners
€ 560 € 564 € 571 € 582 € 591 € 606 € 629
> 100.000
inwoners
€ 513 € 503 € 496 € 504 € 505 € 523 € 551
% Inkomsten werk tov uitkeringsbedrag 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 55,8% 54,4% 53,6% 53,8% 53,8% 54,1% 55,3%
<50.000
inwoners
58,1% 56,4% 56,9% 56,4% 57,0% 58,2% 59,9%
50-100.000
inwoners
59,0% 58,6% 58,6% 59,1% 59,4% 59,0% 59,6%
> 100.000
inwoners
54,0% 52,3% 50,9% 51,2% 50,8% 50,9% 51,7%
%LKS tov bestand 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 0,4% 1,0% 2,1% 3,2% 4,4% 5,4%
<50.000
inwoners
0,3% 1,4% 3,1% 4,7% 7,4% 9,5%
50-100.000
inwoners
0,4% 1,3% 2,4% 3,7% 5,4% 6,4%
> 100.000
inwoners
0,4% 0,8% 1,7% 2,6% 3,3% 3,8%
Onderverdeling loonwaarde 2017 2018 2019 2020
0-50 % 34% 35% 36% 35%
50-75 % 54% 54% 51% 50%
75-100 % 13% 12% 14% 15%
Gemiddelde loonwaarde 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 52% 52% 51% 48% 50% 51%
<50.000
inwoners
51% 51% 51% 47% 49% 51%
50-100.000
inwoners
47% 53% 52% 50% 52% 52%
> 100.000
inwoners
56% 53% 52% 50% 53% 52%
Regelovertreding 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Landelijk 7,3% 7,7% 7,0% 6,8% 6,7% 7,5% 0,0698 5,5%
<50.000
inwoners
4,8% 5,8% 5,1% 5,4% 5,1% 5,2% 0,0459 4,1%
50-100.000
inwoners
7,0% 7,3% 5,9% 5,7% 6,7% 6,5% 0,0547 5,2%
> 100.000
inwoners
7,8% 8,3% 7,8% 7,6% 7,1% 8,4% 0,0813 6,0%

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
divosa.nl

Auteurs

Marije van Dodeweerd (Divosa)
Larissa van Es (Divosa)
Frans Kuiper (Stimulansz)
Angid Pons (BMC Yacht)

Met dank aan

Waling Koning (Stimulansz)

Communicatie

Yolanda van Empel (Divosa)
Rob Vermeulen (Divosa)

Infographic

The Goodplace

Eindredactie 

Rob Vermeulen (Divosa)
Margit Timmen (Divosa)

Webredactie

Jasja van Moorsel (Divosa)

Versie

april 2021