Benchmark Statushouders & Inburgering • Jaarrapportage statushouders 2024
In deze jaarrapportage publiceren we cijfers uit de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering over de groep statushouders die vanaf 2022 inburgeringsplichtig zijn of zijn geweest onder de Wi2021 en de groep statushouders die vanaf 2014 tot 2022 inburgeringsplichtig zijn of zijn geweest onder de Wi2013. De peildatum is 31 december 2024.
De cijfers in de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering, een samenwerking van Divosa, BMC en Stimulansz, geven een beeld van de inburgering, onderwijsdeelname, arbeidsmarktpositie en bijstandsafhankelijkheid van statushouders en, sinds eind 2022, ook gezinsmigranten en overige migranten.
Aan de Benchmark nemen 194 gemeenten deel. De cijfers in de Benchmark zijn echter gebaseerd op de data van 342 gemeenten, omdat we de data benaderen op het niveau van arbeidsmarktregio’s. In deze jaarrapportage presenteren we cijfers tot en met eind 2024, en focussen we alleen op de groep statushouders.
Inhoud
-
4. Onderwijs
- Stijging onderwijsvolgende statushouders Wi2021
- Aandeel vrouwen én mannen Wi2021 dat onderwijs volgt stijgt verder
- Aandeel statushouders Wi2021 dat vo- of mbo1-opleiding volgt daalt, overige opleidingsniveaus stijgen
- Daling onderwijsvolgende statushouders Wi2013 (cohort 2020)
- Vrouwelijke statushouders Wi2013 volgen vaker onderwijs dan mannen (cohort 2020)
Contactpersoon
Benchmark Statushouders & Inburgering • Jaarrapportage statushouders 2024
Laatste update: 02 december 2025Voorwoord Meer werkenden, minder bijstand
Goed nieuws: steeds meer mensen met een verblijfsvergunning asiel zijn aan het werk. Dit blijkt uit deze jaarrapportage van de Benchmark Statushouders & Inburgering. Meedoen in onze samenleving, het doel van de Wet inburgering, lijkt voor steeds meer statushouders de dagelijkse gang van zaken. Hierdoor doen steeds minder van hen een beroep op een bijstandsuitkering. Ook dit blijkt uit de cijfers. Los van dit economische aspect, is bekend dat betaald werk voor mensen ook belangrijk is voor hun gevoel van zingeving, sociale contacten, taalniveau en gezondheid. En dat is niet alleen prettig voor nieuwkomers zelf, maar voor Nederland als geheel.
Er is niet alleen maar goed nieuws. Want ook blijkt dat de arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders achterblijft. Zorg voor kinderen en een traditionele rolverdeling werken belemmerend. Tel daarbij op dat een groot deel van vrouwen met een asielvergunning alleenstaande ouder is. Niet alleen de thuissituatie is van invloed. Vrouwen krijgen minder vaak een voorziening gericht op re-integratie aangeboden dan mannen. Dit blijkt ook uit recentelijk onderzoek van Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) in samenwerking met Divosa. Dit werkt hun achterblijvende positie in de hand. Willen we in Nederland gelijke kansen creëren, dan is er werk aan de winkel.
Wat kan helpen om gelijke kansen te creëren, is als gemeenten hun inburgeringsaanbod monitoren om iets te kunnen zeggen over verschillen in deelname en resultaten van mannen en vrouwen. Dit gebeurt nu nog weinig. Terwijl data juist inzicht geven in de kansen die mensen krijgen. De Divosa Benchmark kan hierbij helpen. Ook zou een afwegingskader helpen voor situaties waarin de Wet inburgering en de Participatiewet samenvallen. Een kader wat professionals helpt om richting te geven aan de vraag voor wie het wenselijk is om re-integratiemiddelen in te zetten om de stap naar betaald werk te maken.
Laten we de positieve ontwikkelingen omarmen en tegelijkertijd werken aan wat beter kan. Goed onderzoek helpt hierbij. Het meet de effectiviteit van onze inspanningen en brengt trends in kaart. Van cijfers leren we. Daarom wens ik je veel leerplezier bij het doornemen van deze rapportage.
Victor Everhardt, voorzitter Divosa
Samenvatting
In deze jaarrapportage publiceren we cijfers uit de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering over de hele groep statushouders die vanaf 2022 inburgeringsplichtig zijn of zijn geweest onder de Wet inburgering 2021 en de hele groep statushouders die vanaf 2014 tot 2022 inburgeringsplichtig zijn of zijn geweest onder de Wet inburgering 2013. De peildatum is 31 december 2024.
Cijfers over gezins- en overige migranten zijn in deze jaarrapportage niet meegenomen. Deze cijfers zijn wel terug te vinden op het benchmarkplatform van de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering, een samenwerking van Divosa, BMC en Stimulansz.
Meer statushouders Wi2013 geslaagd voor inburgering, nog geen beeld eerste geslaagden Wi2021
Gemeenten halen de wettelijke termijn van tien weken voor het vaststellen van het Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) bij 50,4% van de statushouders. De meeste statushouders worden in de B1-route geplaatst (57,8%), terwijl 29% de Zelfredzaamheidsroute (Z-route) volgt en 13,2% de Onderwijsroute.
Onder de Wet inburgering 2013 (Wi2013) neemt de afronding van het inburgeringstraject toe: eind 2024 is 59,6% van deze statushouders geslaagd (een stijging ten opzichte van 52,2% eind 2023). Tegelijkertijd groeit het percentage ontheffingen onder deze wet naar 27,5% (vooral op basis van AGI). Het aandeel verlengingen is gestegen naar 8,6%.
Meer statushouders aan het werk
Eind 2024 werkt 19,3% van de statushouders onder de Wet inburgering 2021. Eind 2023 was dit nog 14%. Van de statushouders onder de Wet inburgering 2013 werkt eind 2024 39,6%, ook een lichte stijging ten opzichte van een jaar daarvoor (38%). Voor beide groepen geldt dat de arbeidsparticipatie onder vrouwelijke statushouders achterblijft ten opzichte van die van mannelijke statushouders.
Van de statushouders Wi2021 die aan het werk zijn, heeft 23% een baan van meer dan 0,8 fte. Bij de werkende statushouders Wi2013 ligt dit percentage op 53%. In de loop van de jaren zien we − vooral in de groep onder de Wi2013 − het percentage statushouders met grotere banen toenemen, en het percentage met kleinere banen afnemen.
Aandeel statushouders in de bijstand neemt af
In december 2024 heeft 76,2% van de statushouders Wi2021 een (volledige of gedeeltelijke) bijstandsuitkering. In december 2023 was dit 81%. Ook het percentage statushouders Wi2013 in de bijstand neemt verder af: van 52% in december 2023 naar 43,3% in december 2024.
Van de statushouders Wi2021 met een bijstandsuitkering, heeft 7,4% inkomsten uit parttime werk. Hier zien we een stijging: in december 2023 lag dit percentage op 5%. Van de statushouders Wi2013 met een bijstandsuitkering, heeft 12,9% inkomsten uit parttime werk. In december 2023 was dit percentage 12%.
Aantal onderwijsvolgende statushouders (Wi2021) in de leeftijd 18-33 jaar neemt toe
In de leeftijdscategorie van 18 tot 33 jaar volgt 22,8% van de statushouders Wi2021 onderwijs in 2024. In 2023 lag dit percentage op 19%. Op 31 december volgde 24,4% van de mannelijke en 20,2% van de vrouwelijke statushouders Wi2021 onderwijs. De meeste statushouders (58,1%) volgen onderwijs op vo-/mbo1-niveau. Dit percentage neemt wel af.
Vrouwelijke statushouders onder de Wet inburgering 2013 volgen eind 2024 vaker onderwijs (22%) dan mannelijke statushouders (15,9%).
Over de Divosa Benchmark
Deze publicatie gaat uit van de peildatum 31 december 2024. De cijfers zijn gebaseerd op de resultaten van 342 gemeenten.
Door de cijfers met elkaar te vergelijken en de verhalen achter de cijfers te delen, leren gemeenten van elkaar en kunnen ze hun inburgeringsbeleid verbeteren. De Divosa Benchmark is een samenwerking van Divosa, BMC en Stimulansz.
Inleiding
De cijfers in de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering geven een beeld van de inburgering, onderwijsdeelname, arbeidsmarktpositie en bijstandsafhankelijkheid van statushouders en, sinds eind 2022, ook gezinsmigranten en overige migranten. Aan de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering nemen 194 gemeenten deel. De cijfers in de Benchmark zijn echter gebaseerd op de data van 342 gemeenten, omdat we de data benaderen op het niveau van arbeidsmarktregio’s. In deze jaarrapportage presenteren we cijfers tot en met eind 2024, en focussen we alleen op de groep statushouders.
In deze jaarrapportage maken we gebruik van data over (ex-)inburgeraars die inburgeringsplichtig zijn geworden tussen januari 2014 en eind 2024 onder de Wet inburgering 2013 en van data over inburgeraars die inburgeringsplichtig zijn geworden tussen januari 2021 en eind 2024 onder de Wet inburgering 2021.
We geven de ontwikkeling weer van de groep statushouders op landelijk niveau. De samenstelling van deze groep verandert door de jaren heen, omdat er steeds meer mensen bij komen. Hierdoor bestaat de totale groep uit mensen die relatief kort in Nederland wonen of hier al langer verblijven. Daarom maken we soms de uitsplitsing naar cohortjaar. Hierbij zijn mensen samengevoegd die in hetzelfde kalenderjaar inburgeringsplichtig zijn geworden.
1. Inburgering
In dit hoofdstuk kijken we hoe het gaat met de inburgering van (voormalig) inburgeringsplichtige statushouders van 18-67 jaar.
Bij ongeveer helft statushouders Wi2021 wordt 10-weken termijn gehaald
Onder de Wet Inburgering 2021 heeft een gemeente 10 weken vanaf inschrijfdatum van een statushouder in het BRP de tijd om een brede intake (inclusief intakegesprek en leerbaarheidstoets) af te ronden en op basis hiervan een PIP vast te stellen. Eind 2024 werd deze 10-weken termijn bij 50,4% van de statushouders bij wie reeds een beschikking PIP was afgegeven, gehaald.
Na vaststelling van het PIP hebben inburgeringsplichtige statushouders maximaal drie jaar de tijd voor het behalen van hun inburgeringsdiploma. Van de statushouders die vallen onder de Wet Inburgering 2021 is eind 2024 nog door vrijwel niemand voldaan aan de inburgeringsplicht. Dit is logisch, omdat deze inburgeringstermijn van drie jaar eind 2024 nog voor geen van de statushouders verstreken is.
Meeste statushouders volgen B1-leerroute
Het Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) legt de te volgen leerroute van de statushouder vast: de B1-route, de Z-route of de Onderwijsroute. Eind december 2024 was de B1-route de meest voorkomende leerroute onder statushouders met een vastgesteld PIP (57,8%). De overige statushouders volgden de Z-route (29%) of de Onderwijsroute (13,2%). Details over de mate van overeenstemming tussen de uitslag van de leerbaarheidstoets en de uiteindelijk gekozen leerroute zijn te vinden op het benchmarkplatform.
Binnen de Wet Inburgering 2021 (Wi2021) wordt vanuit het Rijk sterk ingezet op het behalen van een startkwalificatie om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De wet biedt inburgeraars de ruimte om een passende route te kiezen die hun kansen op de arbeidsmarkt ten goede komt, waarbij een opleiding ook na de inburgering gestart kan worden.
De Onderwijsroute is speciaal bedoeld voor inburgeraars die een opleiding willen gaan volgen. Dit is een intensief taalschakeltraject dat inburgeraars binnen gemiddeld 1,5 jaar voorbereidt op taalniveau B1 en eventueel deficiënte vakken om tot een vervolgopleiding toegelaten te worden. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet was de inschatting dat 25% van de inburgeraars met een asielachtergrond deze route zou volgen.
Aandeel statushouders dat afgeschaald is naar A2 neemt af
Onder de Wet Inburgering 2021 kunnen statushouders die de B1-route volgen, afgeschaald worden naar taalniveau A2. Deze maatregel kan worden ingezet wanneer blijkt dat het behalen van niveau B1 binnen de driejarige inburgeringstermijn niet realistisch is.
Op 31 december 2024 was 5,4% van de statushouders met een PIP in de B1-route afgeschaald naar taalniveau A2. Dit percentage was eind 2023 nog 8%. Statushouders komen pas in aanmerking voor deze afschaling na aanzienlijke inspanning (minimaal 600 uur taalles gevolgd). Daarom zal deze afschaling vaak pas richting het einde van de inburgeringstermijn plaatsvinden. Omdat dit einde van deze inburgeringstermijn voor de meeste statushouders in deze groep nog niet in zicht is, is dit cijfer nog niet representatief.
Weer groei van geslaagden voor inburgering bij statushouders Wi2013
Ook onder de Wet Inburgering 2013 hebben inburgeringsplichtige statushouders maximaal drie jaar de tijd voor het behalen van hun inburgeringsdiploma na het verkrijgen van hun verblijfsvergunning. Analfabete inburgeraars kunnen in de Wi2013 een verlenging krijgen van 2 jaar op hun inburgeringstermijn.
Eind 2024 is 59,6% van de statushouders die vallen onder de oude wet geslaagd voor het inburgeringsexamen. Eind 2023 was dit 52,2%.
Het is belangrijk om te vermelden dat het overige gedeelte (de 40,4% die nog niet geslaagd is) van de groep niet per definitie nog steeds inburgeringsplichtig is. Een gedeelte van deze groep is ontheven (27,5%) of vrijgesteld van de inburgeringsplicht en is dus niet meer inburgeringsplichtig, terwijl zij niet zijn geslaagd voor het inburgeringsexamen.
Inburgeringsplichtige statushouders kunnen onder de Wet inburgering 2013 ontheven worden van de inburgeringsplicht als zij door een psychische, verstandelijke of fysieke beperking niet in staat zijn om aan de inburgeringsplicht te voldoen, of als zij aantoonbaar inspanningen hebben geleverd (aantoonbare geleverde inspanningen, AGI) en toch niet geslaagd zijn. In de cijfers is een stijging te zien in het aantal ontheffingen.
In december 2024 heeft 27,5% van de statushouders een ontheffing. In december 2023 was dit percentage 23,6%. Het is waarschijnlijk dat dit aandeel zal blijven groeien. De groep statushouders die al langer dan drie jaar een verblijfsvergunning heeft en de inburgering niet meer zal halen, wordt immers steeds groter. Het merendeel van de ontheffingen (95,2%) is verleend vanwege aanzienlijk geleverde inspanningen (AGI).
Minder mogelijkheden voor ontheffing
Onder de Wi2021 zijn de mogelijkheden voor een ontheffing beperkter. Er kan alleen een ontheffing worden verleend op medische gronden of vanwege Bijzondere Individuele Omstandigheden (BIO). Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om bijzonder schrijnende situaties. Deze worden niet nader omschreven en moeten op individuele basis worden omschreven en onderbouwd. De ontheffing vanwege AGI is komen te vervallen. Een deel van de mensen die onder de Wi2013 een ontheffing AGI zou hebben gekregen, zal onder de Wi2021 in de Z-route geplaatst worden.
2. Werk
In dit hoofdstuk kijken we of (voormalig) inburgeringsplichtige statushouders binnen de leeftijdscategorie 18 tot 67 jaar aan het werk zijn. We behandelen hierbij eerst de statushouders die onder de Wi2021 vallen, daarna de statushouders onder de Wi2013. Daarnaast kijken we naar de omvang van de baan en verschillen tussen mannen en vrouwen. De peildatum is 31 december 2024.
Percentage werkenden Wi2021 stijgt
Van de statushouders die vallen onder de Wi2021, werkt eind 2024 19,3%. In december 2023 was dit 14%.
De groep statushouders Wi2021 bevat ook statushouders die pas relatief kort in Nederland wonen. Daarom hebben we ook een uitsplitsing naar cohortjaar 2022 toegevoegd. Deze groep bestaat uit statushouders die in het kalenderjaar 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden en nu dus ongeveer 3 jaar inburgeringsplichtig zijn in Nederland. Van deze groep statushouders werkt op 31 december 2024 25%.
Percentage werkenden Wi2013 blijft stijgen
Van de statushouders die vallen onder de Wi2013, werkt eind 2024 39,6%. In december 2023 was dit nog 38%.
We hebben ook een uitsplitsing naar cohortjaar 2020 toegevoegd. Deze groep bestaat uit statushouders die in kalenderjaar 2020 inburgeringsplichtig zijn geworden en nu dus ongeveer 5 tot 6 jaar inburgeringsplichtig zijn in Nederland. Van deze groep werkt op 31 december 2024 47,1 % van de statushouders.
Arbeidsparticipatie vrouwelijke statushouders blijft achter
Hoewel het aandeel werkende statushouders Wi2021 blijft stijgen, is er nog een duidelijk verschil in de arbeidsparticipatie tussen mannen (25,5%) en vrouwen (10,3%). Van de statushouders die vallen onder de Wi2013, werkt 50,4% van de mannen en 25% van de vrouwen.
Analyse inzet voorzieningen
Uit een analyse naar de inzet van voorzieningen van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen blijkt dat er duidelijke verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Zo blijkt uit de cijfers dat in 2023 meer mannen met een bijstandsuitkering (49%) een door gemeenten geregistreerde re-integratie of participatievoorziening hebben dan vrouwen met een bijstandsuitkering (41%). Dit is een meerjarig beeld.
Ook het doel van de voorzieningen verschilt: mannen krijgen vaker een voorziening gericht op re-integratie dan vrouwen. De hogere inzet op re-integratie voorzieningen bij mannen komt door een hogere inzet van loonkostensubsidie voor deze doelgroep.
Daarnaast zien we in eerdere analyses dat mannen vaker uit de bijstand stromen richting werk, maar dat vrouwen vaker parttime werken naast een bijstandsuitkering.
Als we kijken naar alle inwoners in Nederland, dan zien we ook een verschil tussen arbeidsparticipatie bij mannen en vrouwen, maar dit verschil is een stuk kleiner dan bij de groep statushouders.
Analyse vrouwelijke statushouders
Uit de recente analyse over vrouwelijke statushouders bleek ook dat de arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders achterblijft. Zorg voor kinderen en een traditionele rolverdeling werken belemmerend. Een groot deel van de vrouwen is alleenstaand ouder, en zorgtaken blijken sterk samen te hangen met een lagere kans op werk. Vooral vrouwen met jonge kinderen blijven langer afhankelijk van een uitkering.
In stedelijke regio’s, zo blijkt uit de analyse, werken vrouwelijke statushouders iets vaker. Het niveau van taalcursussen en de kansen om een goed beeld te vormen tijdens de brede intake, kan in kleine gemeenten minder mogelijkheden bieden.
Daarnaast heeft de regionale arbeidsmarkt invloed op de kansen tot arbeidsparticipatie. Vrouwelijke statushouders volgen vaker onderwijs dan mannen en zijn vaker middelbaar opgeleid. Toch hebben ze vaker kleine banen (0-0,5 fte) en blijft hun financiële positie kwetsbaar.
Bijna een kwart van de statushouders Wi2021 en ruim de helft van de werkende statushouders Wi2013 werkt fulltime
Van de statushouders Wi2021 die aan het werk zijn heeft 23% een baan van meer dan 0,8 fte. Bij de werkende statushouders Wi2013 ligt dit percentage op 53%. Een klein deel van de statushouders heeft meer dan één baan. In de loop van de jaren zien we het percentage statushouders met grotere banen toenemen en het percentage met kleinere banen afnemen. Ook in absolute aantallen groeit het aantal werkenden met een grotere baan.
3. Bijstand
In dit hoofdstuk kijken we of en hoeveel (voormalig) inburgeringsplichtige statushouders binnen de leeftijdscategorie 18-67 jaar in de bijstand zitten. De peildatum is 31 december 2024.
Percentage statushouders Wi2021 in de bijstand daalt licht
In december 2024 heeft 76,2% van de statushouders Wi2021 een bijstandsuitkering. In december 2023 was dit 81%.
In deze groep zitten ook mensen die korter in Nederland zijn en bijvoorbeeld pas in 2024 inburgeringsplichtig zijn geworden. Statushouders die in 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden (cohort 2022) zijn minder vaak afhankelijk van een bijstandsuitkering; van hen heeft 66,9% een bijstandsuitkering. Eind 2023 was dit nog 77%.
Percentage in de bijstand Wi2013 neemt verder af
Het percentage statushouders Wi2013 in de bijstand is verder afgenomen. In december 2024 heeft 43,3% van de statushouders Wi2013 een bijstandsuitkering. Dit percentage lag in december 2023 nog op 52%.
Steeds meer statushouders vonden betaald werk. Mensen zijn daardoor minder vaak afhankelijk van een bijstandsuitkering. Statushouders die in 2020 inburgeringsplichtig zijn geworden (cohort 2020) zijn minder vaak afhankelijk van een bijstandsuitkering: van hen heeft 33,1% een bijstandsuitkering.
Percentage statushouders met bijstandsuitkering en inkomsten uit werk stijgt
Mensen kunnen ook een bijstandsuitkering hebben gecombineerd met parttime werk. Zij hebben dan wel inkomsten, maar verdienen (nog) niet genoeg om volledig uit de bijstand te stromen.
Van de statushouders Wi2021 met een bijstandsuitkering, heeft 7,4% inkomsten uit parttime werk. Hier zien we een stijging: in december 2023 lag dit percentage op 5%.
Van de statushouders Wi2013 met een bijstandsuitkering, heeft 12,9% inkomsten uit parttime werk. In december 2023 was dit percentage 12%.
4. Onderwijs
In dit hoofdstuk kijken we of (voormalig) inburgeringsplichtige statushouders binnen de leeftijdscategorie 18-33 regulier onderwijs volgen (dus geen inburgeringsonderwijs) en op welk niveau. De leeftijdscategorie voor een aantal indicatoren van deze groep wijkt daarmee iets af van de andere hoofdstukken. De peildatum is 31 december 2024.
Stijging onderwijsvolgende statushouders Wi2021
In de groep statushouders Wi2021 tussen de 18 en 33 jaar volgt eind december 2024 22,8% regulier onderwijs. In december 2023 lag dit percentage op 19%.
Van de statushouders die in 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden (cohort 2022), volgt 29,7% onderwijs. Ook in dit cohort zien we het percentage statushouders dat onderwijs volgt, nog toenemen.
Aandeel vrouwen én mannen Wi2021 dat onderwijs volgt stijgt verder
Op 31 december 2024 volgde 24,4% van de mannelijke en 20,2% van de vrouwelijke statushouders onderwijs. Sinds halverwege 2023 stijgt het aandeel mannelijke en vrouwelijke statushouders dat onderwijs volgt ongeveer even hard.
Kijken we naar statushouders die in 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden (cohort 2022), dan zien we eveneens dat − na een initiële daling − het aandeel mannelijke en vrouwelijke statushouders dat onderwijs volgt sinds halverwege 2023 stijgt. Wel valt in deze groep op dat het aandeel mannelijke statushouders dat onderwijs volgt iets harder stijgt dan het aandeel vrouwelijke statushouders.
Aandeel statushouders Wi2021 dat vo- of mbo1-opleiding volgt daalt, overige opleidingsniveaus stijgen
Van de 22,8% statushouders Wi2021 tussen de 18 en 33 jaar die onderwijs volgen, volgt 58,1% een vo- of mbo1-opleiding. Eind 2023 was dit nog 63%.
33% volgt een mbo-opleiding op niveau 2, 3 of 4. Dit percentage stijgt en was eind 2023 nog 26%.
9% van de statushouders volgt een hbo of wo-opleiding. Eind 2023 was dit nog 7%.
Daling onderwijsvolgende statushouders Wi2013 (cohort 2020)
Voor de groep statushouders die inburgeringsplichtig zijn geweest onder de Wet inburgering 2013, geldt dat een deel al zo lang in Nederland is dat zij eventuele opleidingen vaak al afgerond hebben. Daarom kijken we voor deze groep alleen naar cohort 2020.
In de groep statushouders Wi2013 tussen de 18 en 33 jaar die in 2020 inburgeringsplichtig geworden is, volgt eind december 2024 18,4% onderwijs. Dit is een daling ten opzichte van december 2023, toen dit nog 20% was. Daarmee zet de dalende trend die de afgelopen jaren al zichtbaar was binnen deze groep zich voort. Deze dalende trend zal grotendeels te verklaren zijn door de gemiddelde looptijd van een opleiding (maximaal vier jaar).
Vrouwelijke statushouders Wi2013 volgen vaker onderwijs dan mannen (cohort 2020)
Aan de start van de inburgering van cohort 2020 volgden vooral mannen onderwijs, maar sinds de tweede helft van 2021 zien we dat vrouwen vaker onderwijs volgen dan mannen. (1) Deze ontwikkeling heeft zich doorgezet en het verschil is in de afgelopen jaren groter geworden. Waar eind 2023 5,5% meer vrouwen onderwijs volgden, is dat eind 2024 6,1%.
Voetnoot
- Ondanks dat het aandeel van de vrouwen dat onderwijs volgt iets hoger ligt, is het aantal vrouwen dat onderwijs volgt in de benchmarkgemeenten lager. Dat komt doordat mannen in de leeftijdscategorie 18-33 oververtegenwoordigd zijn.
5. Bronnen & verantwoording
De cijfers in deze rapportage van de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Het CBS heeft voor deze benchmark op verzoek van de Divosa benchmarkorganisatie een databestand samengesteld. In dit bestand zijn opgenomen:
- COA-data over asielopvang.
- IND-data over verleende verblijfsvergunningen asiel en gezinshereniging.
- DUO-data over inburgering en onderwijs.
- Informatie uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) van het CBS over: persoonskenmerken, woonsituatie, verhuizingen, werk, bijstand, jeugdzorg, re-integratievoorzieningen en Wmo.
Aan de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering nemen 194 gemeenten deel. De cijfers zijn gebaseerd op de data van 342 gemeenten, omdat we de data op het niveau van arbeidsmarktregio’s benaderen.
De Divosa Benchmark is een samenwerking van Divosa, BMC en Stimulansz. Meer weten? Kijk op divosabenchmark.nl.
Statushouders
Onder de groep statushouders worden alle mensen verstaan die een verblijfsvergunning hebben ontvangen op grond van een asielverzoek. Ook gezinsleden die als zogeheten ‘nareiziger’ naar Nederland zijn gekomen of via reguliere gezinshereniging bij een statushouder verblijf hebben gekregen, vallen onder de groep “statushouders”. In de Benchmark zijn statushouders die inburgeringsplichtig zijn geworden vanaf 2014 in beeld gebracht.
Ontwikkeling aantal statushouders in de Divosa Benchmark
De groep statushouders die we in de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering volgen, wordt elk jaar groter. De Benchmark volgt namelijk de groep statushouders die vanaf januari 2014 een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen en ingeschreven zijn bij de gemeente. Ook genaturaliseerde statushouders blijven we volgen.
Voor de resultaten in de Benchmark waarop we rapporteren, maakt het uit hoe lang iemand in Nederland is. Hoe langer in Nederland, hoe groter de kans op werk. Hoe langer in Nederland, hoe groter de kans dat iemand geslaagd is voor het inburgeringsexamen. Om dit onderscheid te kunnen maken, kijken we op de kernindicatoren als werk, onderwijs, bijstand en inburgering ook altijd naar jaarcohorten.
Het aantal mensen dat elk jaar een asielstatus krijgt, kan enorm verschillen. Als de instroom van asielzoekers in een bepaald jaar groter is vergeleken met andere jaren, zal die groep de cijfers wat meer beïnvloeden. Dit heeft bijvoorbeeld een negatief effect op de cijfers als de groep ‘nieuwe’ statushouders in de Benchmark relatief groot is ten opzichte van de groep die we al volgen. Andersom geldt ook dat als de groep nieuwkomers kleiner is, de positieve ontwikkelingen van de groep die hier al wat langer is, sterker meeweegt in de cijfers. Dit kan de resultaten beïnvloeden. Hier geldt wel: hoe groter de groep die we volgen wordt, hoe kleiner het effect van een dergelijke ontwikkeling. Maar het is wel belangrijk om hier rekening mee te houden.
Colofon
Divosa
Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
T 030 - 233 23 37
E info@divosa.nl
www.divosa.nl
Auteurs
Angid Pons, BMC
Ariane de Jong, Divosa (visualisaties)
Lonneke van Riele, BMC
Waling Koning, Stimulansz (data-analyse)
Webredactie en eindredactie
Remco van Brink, Divosa
Yoni Kleiboer, Divosa