Overslaan en naar de inhoud gaan

Benchmark Statushouders & Inburgering • Jaarrapportage statushouders 2024

Laatste update: 02 december 2025

2. Werk

Arbeidsparticipatie vrouwelijke statushouders blijft achter

Hoewel het aandeel werkende statushouders Wi2021 blijft stijgen, is er nog een duidelijk verschil in de arbeidsparticipatie tussen mannen (25,5%) en vrouwen (10,3%). Van de statushouders die vallen onder de Wi2013, werkt 50,4% van de mannen en 25% van de vrouwen.

Percentage werkende statushouders per geslacht Wi2021
Percentage werkende statushouders per geslacht Wi2013

Analyse inzet voorzieningen

Uit een analyse naar de inzet van voorzieningen van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen blijkt dat er duidelijke verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Zo blijkt uit de cijfers dat in 2023 meer mannen met een bijstandsuitkering (49%) een door gemeenten geregistreerde re-integratie of participatievoorziening hebben dan vrouwen met een bijstandsuitkering (41%). Dit is een meerjarig beeld. 

Ook het doel van de voorzieningen verschilt: mannen krijgen vaker een voorziening gericht op re-integratie dan vrouwen. De hogere inzet op re-integratie voorzieningen bij mannen komt  door een hogere inzet van loonkostensubsidie voor deze doelgroep. 

Daarnaast zien we in eerdere analyses dat mannen vaker uit de bijstand stromen richting werk, maar dat vrouwen vaker parttime werken naast een bijstandsuitkering

Als we kijken naar alle inwoners in Nederland, dan zien we ook een verschil tussen arbeidsparticipatie bij mannen en vrouwen, maar dit verschil is een stuk kleiner dan bij de groep statushouders.

Analyse vrouwelijke statushouders

Uit de recente analyse over vrouwelijke statushouders bleek ook dat de arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders achterblijft. Zorg voor kinderen en een traditionele rolverdeling werken belemmerend. Een groot deel van de vrouwen is alleenstaand ouder, en zorgtaken blijken sterk samen te hangen met een lagere kans op werk. Vooral vrouwen met jonge kinderen blijven langer afhankelijk van een uitkering.

In stedelijke regio’s, zo blijkt uit de analyse, werken vrouwelijke statushouders iets vaker. Het niveau van taalcursussen en de kansen om een goed beeld te vormen tijdens de brede intake, kan in kleine gemeenten minder mogelijkheden bieden. 

Daarnaast heeft de regionale arbeidsmarkt invloed op de kansen tot arbeidsparticipatie. Vrouwelijke statushouders volgen vaker onderwijs dan mannen en zijn vaker middelbaar opgeleid. Toch hebben ze vaker kleine banen (0-0,5 fte) en blijft hun financiële positie kwetsbaar.