Introductie Brede intake en PIP

Hoe kunnen gemeenten de Brede intake en het Plan Inburgering en Participatie (PIP) – twee belangrijke onderdelen van de nieuwe Wet inburgering – op een goede manier organiseren? Wat zijn de wettelijke eisen en welke keuzes kan een gemeente zelf maken? Die vragen staan centraal in deze handreiking.

LET OP Deze handreiking is geschreven vóór de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 op 1 januari 2022. Opmerkingen en aanvullingen kun je doorgeven via inburgering@divosa.nl.

In deze handreiking geven we je een zo compleet mogelijk overzicht van de Brede intake en het Plan Inburgering en Participatie (PIP). Daarnaast benoemen we obstakels en succesfactoren en geven we antwoord op veel voorkomende vragen. Onderstaande sleutelmomenten vormen hierbij een leidraad:

Tijdlijn van toewijzing tot en met handhaven en bijstellen PIP

Het proces van de Brede intake en PIP kent een aantal verschillen voor asielstatushouders en gezins- en overige migranten. In deze handreiking ligt de nadruk op de eerste groep. De verschillen voor gezinsmigranten en overige migranten hebben we in hoofdstuk 1 naast elkaar gezet.

Meer weten?

Hebben jij en je collega’s nog vragen, bekijk dan de Q&A over Brede intake en PIP in Wet inburgering in vraag en antwoord (Divosa). Meer publicaties over de Wet inburgering 2021 vind je op divosa.nl.

Nieuwe Wet inburgering

Het leren van de Nederlandse taal en het vinden van een baan zijn voor inburgeringsplichtigen de snelste weg om mee te doen in de maatschappij. Om nieuwkomers een betere kans te geven op een goede start in Nederland gaat het inburgeringsbeleid veranderen. De nieuwe wet treedt op 1 januari 2022 in werking.

De regie op de uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel ligt bij de gemeenten. Inburgering maakt dus onderdeel uit van het brede sociaal domein. Gemeenten worden verantwoordelijk voor:

  • het afnemen van de brede intake
  • de begeleiding van inburgeringsplichtigen
  • de inkoop van het cursusaanbod

Inburgeringsplichtigen blijven zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de inburgeringsplicht. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid draagt zorg voor de vormgeving van de regelgeving en is verantwoordelijk voor de inrichting en werking van het stelsel als geheel.

Net als in het huidige inburgeringsstelsel geldt de inburgeringsplicht voor vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk doel. Dit zijn:

  • asielstatushouders
  • familie- of gezinsleden van asielstatushouders
  • gezinsmigranten
  • een groep overige inburgeringsplichtigen

Doel van het nieuwe inburgeringsstelsel

Het nieuwe inburgeringsstelsel heeft als maatschappelijk doel dat alle inburgeringsplichtigen snel en volwaardig meedoen aan de Nederlandse maatschappij, het liefst via betaald werk. Om dat te bereiken is het beleidsdoel dat inburgeringsplichtigen het voor hen hoogst haalbare taalniveau (het liefst B1) bereiken, in combinatie met een vorm van participatie (onderwijs, werk). Daarnaast dienen ze vanaf de start van het inburgeringstraject kennis op te doen over de Nederlandse maatschappij en de arbeidsmarkt en zich gericht in te spannen om naar vermogen te participeren.

De vijf kernpunten van het inburgeringsstelsel zijn:

  • tijdige start van het inburgeren
  • aandacht voor de snelheid van het doorlopen van het inburgeringstraject
  • dualiteit (het combineren van het leren van de taal en participatie)
  • maatwerk (een passend inburgeringstraject voor alle inburgeringsplichtigen)
  • focus op kwaliteit en het bewaken hiervan

Hoofdlijnen van het nieuwe stelsel en de rol van gemeenten

Het nieuwe stelsel zet in op een doorlopende lijn vanuit de opvang. Met taalles vanaf dag 1 en het programma ‘Voorbereiding op de inburgering’ wordt hier in het azc mee begonnen. De regierol van gemeenten in deze doorlopende lijn begint met een brede intake. Leren en participeren gaan hand in hand en beide aspecten worden in een persoonlijk plan opgenomen. Gemeenten krijgen de taak om alle (bijstandsgerechtigde) asielstatushouders verplicht te ontzorgen gedurende 6 maanden. Dit helpt deze inburgeringsplichtigen om bij aanvang van de inburgeringstermijn de focus op inburgering en participatie te leggen. Er komen 3 leerroutes in het nieuwe stelsel:

  1. Onderwijsroute: gericht op het behalen van een erkend diploma binnen Nederlands onderwijs voor een goede startpositie op de arbeidsmarkt. Na een taalschakeltraject worden jonge inburgeringsplichtigen daarom zo snel mogelijk doorgeleid naar een Nederlandse opleiding.
  2. B1-route: om het mogelijk te maken dat de meeste inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 3 jaar, taalniveau B1 behalen en hun perspectief op de arbeidsmarkt vergroten, is het van belang dat het leren van de taal gecombineerd wordt met (vrijwilligers)werk.
  3. Zelfredzaamheidsroute (Z-route): voor mensen voor wie de onderwijs- of B1-route buiten bereik ligt, komt er een leerroute waarbij iedereen leert zich in de maatschappij te redden. Er worden geen ontheffingen op basis van aantoonbaar geleverde inspanningen meer verleend. Gemeenten zijn verantwoordelijk om een sluitend inburgeringsaanbod te doen. Dit aanbod omvat, naast een van de drie leerroutes, in ieder geval kennis van de Nederlandse maatschappij (KNM), Module Arbeidsmarkt & Participatie (voorheen Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt) en het participatieverklaringstraject (PVT).

Het nieuwe inburgeringsstelsel is een lerend stelsel, dat robuust en adaptief is. Er is daarom plaats ingeruimd voor monitoring en evaluatie. Dit dient als instrument om beleidsvoering te versterken en om tijdig wijzigingen te kunnen aanbrengen. Het pilotprogramma Veranderopgave Inburgering beoogt lessen en ervaringen uit de gemeentelijke praktijk in te zetten voor de (door-)ontwikkeling van het nieuwe inburgeringsstelsel. En deelt die lessen al tijdens de transitie met gemeenten (en draagt zo ook bij de aan de voorbereiding op de regierol).

Pilotprogramma Veranderopgave Inburgering

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondersteunt gemeenten bij de voorbereiding op de nieuwe wet onder andere door het organiseren van een pilotprogramma. In het pilotprogramma kunnen gemeenten werkzame elementen en bouwstenen ontdekken binnen de verschillende onderdelen van de nieuwe inburgeringswet. Het doel van het programma is om de kennis die pilotgemeenten opdoen breed te delen en te gebruiken voor het inrichten van een lerend, adaptief inburgeringstelsel.

Pilotthema Brede intake en PIP

Binnen het pilotprogramma worden pilots uitgevoerd op zes thema’s. Een van de thema’s is Brede intake en PIP. Binnen de zes pilots van dit thema wordt onder andere geoefend met:

  • de warme overdracht vanuit het azc;
  • het breed uitvragen op verschillende leefgebieden;
  • het inschatten van taal- en leerbaarheidsniveau;
  • het samen met de inburgeringsplichtige optrekken voor het vaststellen van het PIP.

Lees meer

Alle informatie over de pilots Brede intake en PIP, evaluaties, voorbeelden, interviews en achtergrondinformatie vind je in de publicatie Pilotprogramma Veranderopgave Inburgering.

1 Toewijzing aan gemeente

Na het verstrekken van de verblijfsvergunning (door de IND), het vaststellen van de inburgeringsplicht (door DUO) en het screening- en matchingsgesprek (bij het COA), volgt binnen twee weken een toewijzing aan de gemeente die de inburgeringsplichtige moet huisvesten. Op dat moment kan de Brede intake beginnen. Zo snel mogelijk starten is van belang, zodat inburgeringsplichtigen geactiveerd blijven. Het heeft de voorkeur dat de Brede intake al in het azc start.

De gemeente is vanaf de toewijzing verantwoordelijk voor een aantal praktische zaken, waaronder het regelen van huisvesting en de verhuizing, het inschrijven in de gemeente en overige administratieve zaken. Dit is van belang voor het proces van de Brede intake. Hoe eerder deze zaken op orde zijn – zo hebben gemeenten ervaren –, des te beter inburgeringsplichtigen zich kunnen focussen op hun inburgering.

Het is waardevol om inburgeringsplichtigen snel te informeren over het proces van de Brede Intake en PIP.

Aandachtspunt: wachtperiode tot huisvesting

Het is voor gemeenten van belang dat zij een goed beeld hebben van de beschikbaarheid van woonruimte voor inburgeringsplichtigen. Voor veel gemeenten is het lastig om snel passende woonruimte beschikbaar te hebben, met name voor grote gezinnen. Desondanks geven gemeenten aan dat het waardevol is om de inburgeringsplichtige snel te informeren over het proces van de Brede intake en het PIP. En al in het azc starten met de Brede Intake kan altijd. Als de periode tussen toewijzing en huisvesting kort is (maximaal twee tot drie maanden), kan er bovendien snel intensiever contact gelegd worden tussen de gemeente en de inburgeringsplichtige om tot een PIP te komen. Bij een lange wachttijd en een grote afstand tot het azc kunnen gemeenten ervoor kiezen om het vervolg ná de Brede intake op te pakken – ongeveer een maand voor vestiging van de inburgeringsplichtige in de gemeente.

Gezinsmigranten en overige migranten

Gezinsmigranten en overige migranten doorlopen hetzelfde proces van de Brede intake en gemeenten stellen ook voor hen een PIP op. Sommige zaken zijn echter anders. Hieronder een overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen gezins- en overige migranten en asielstatushouders:

Overeenkomsten

Verschillen

Begeleiding en regierol over het inburgeringstraject ligt bij gemeenten.

Brede intake wordt verplicht afgenomen, inclusief leerbaarheidstoets. Het PIP wordt opgesteld.

Verplichte deelname aan Module Arbeidsmarkt & Participatie (MAP) en participatieverklaringstraject (PVT).

Gemeente voert net als met asielstatushouders voortgangsgesprekken met gezinsmigranten. Deze zijn voor de gezinsmigrant verplicht en de gemeente kan hierop handhaven. In deze gesprekken kan een gemeente invloed uitoefenen door advies te geven over de inburgering.

Gezinsmigranten en overige migranten verblijven meestal niet in een azc, omdat zijn/haar referent soms al in een gemeente woont. De Brede intake start daar.

Taallessen worden door gezins- en overige migranten zelf betaald. Zij kunnen hiervoor op basis van een inkomenstoets gebruikmaken van een lening bij DUO.

Er kan niet gehandhaafd worden op inzet tijdens de taallessen voor de inburgering. Gezins- en overige migranten betalen die immers zelf. DUO kijkt wel naar het aantal gevolgde lesuren bij handhaving van de inburgeringsplicht.

Gezinsmigranten krijgen geen aanbod voor maatschappelijke begeleiding, omdat zij steun hebben aan de referent bij wie zij zich voegen. In de raming van het budget voor gemeenten is daarmee dan ook geen rekening gehouden. Dit geldt ook voor overige migranten. Uiteraard staat het een gemeente vrij om, indien nodig, meer maatwerk en aanvullende begeleiding te bieden.

Verschillen zijn er ook in de verantwoordelijkheid van gemeenten voor het financieel ontzorgen van asielstatushouders, gezinsmigranten en overige migranten. De details hiervan vind je in de handreiking Financieel ontzorgen en financiële zelfredzaamheid.

In het vervolg van deze handreiking gaan we uit van de situatie voor asielstatushouders. Het is belangrijk om de verschillen en overeenkomsten voor gezinsmigranten in ogenschouw te nemen als het gaat om financiering en handhaving.

Inburgeringsplichtige voorbereiden op het proces van inburgering in de huisvestingsgemeente

De warme overdracht door het COA is een belangrijk contactmoment in het proces van de Brede intake tussen de inburgeringsplichtige en de huisvestingsgemeente. Het doel van het eerste kennismakingsgesprek is:

  • het welkom heten van de inburgeringsplichtige
  • wederzijdse verwachtingen schetsen
  • hem of haar enthousiast maken om te starten met de inburgering

Het is in dit gesprek van belang dat inburgeringsplichtigen worden voorbereid op het proces dat hun te wachten staat; zij moeten hierover duidelijkheid krijgen en begrijpen welke stappen volgen, zodat zij beter in staat zijn een actieve rol op zich te nemen en bijvoorbeeld op de juiste momenten relevante informatie paraat te hebben.

Het ‘coronaproof’ organiseren van het proces van Brede intake en PIP

Het is niet uit te sluiten dat er nog beperkende maatregelen gelden vanwege het coronavirus op het moment dat de nieuwe Wet inburgering in werking treedt. Het strekt daarom tot aanbeveling dat gemeenten ook voor de Brede intake en het PIP een coronascenario voorbereiden, bijvoorbeeld door in een vroege fase te investeren in de ontwikkeling van digitale vaardigheden van deelnemers en hiervoor een specifiek programma in te richten of middelen te reserveren voor ICT-investeringen. Ook kan een gemeente bij het inkopen van diensten rekening houden met de mogelijkheden van aanbieders om programma’s op afstand of digitaal uit te voeren.

2 Warme overdracht

Via het klantprofiel in het Taakstelling Volg Systeem (TVS) deelt het COA persoonsgegevens van de bewoner met de gemeente. Gemeenten hebben daarmee al voor de start van de Brede intake de nodige informatie over een inburgeringsplichtige. Na ontvangst van dit klantprofiel volgt een warme overdracht van de bewoner; de gemeente voert hierover de regie. Idealiter verloopt de warme overdracht via een driegesprek tussen het COA, de gemeente en de inburgeringsplichtige. Lukt dat niet – bijvoorbeeld vanwege coronarichtlijnen of te overbruggen afstand –, dan kan het gesprek ook digitaal of telefonisch gehouden worden.

Samenwerking COA op azc-locatie

Belangrijk in de aanloopfase naar de Brede intake is een goede samenwerking met het COA op de azc-locatie waar de inburgeringsplichtige verblijft voor huisvesting in de gemeente. Tijdens de warme overdracht kan de casemanager van het COA waardevolle input leveren over ervaringen bij bijvoorbeeld de voorinburgering. Omdat een azc-locatie niet altijd in de buurt van de gemeente van huisvesting is, lukt het niet altijd om fysiek samen te komen. Oplossingen hiervoor zijn het intensief gebruiken van het TVS, digitaal afspreken of inburgeringsplichtigen uitnodigen op het gemeentekantoor. Een uitdaging hierbij is dat het TVS consequent gebruikt moet worden door zowel het COA als de gemeente én dat de ICT-voorzieningen van het azc toereikend moeten zijn om digitaal te kunnen afspreken met de inburgeringsplichtige.

Aanvullende noot

Op dit moment zijn het COA en de VNG met elkaar in gesprek over de samenwerking tussen gemeenten en het COA met het oog op de warme overdracht. In deze gesprekken worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt over gegevensuitwisseling en de manier waarop COA en gemeenten zullen samenwerken. Mocht dit leiden tot nieuwe inzichten, richtlijnen of handvatten, dan voegen we die op een later moment aan deze handreiking toe.

Het is belangrijk dat inburgeringsplichtigen in het eerste gesprek worden voorbereid op het proces dat hun te wachten staat.

Aandachtspunt: diplomawaardering

Inburgeringsplichtigen hebben het recht om vanaf het moment dat zij inburgeringsplichtig zijn een gratis diplomawaardering aan te vragen. Zij zijn hiervoor zelf verantwoordelijk, maar de gemeente kan de inburgeringsplichtigen op dit recht wijzen en waar nodig ondersteunen bij de online aanvraag via www.idw.nl.

Inburgeringsplichtigen die niet meer beschikken over hun onderwijsdocumenten kunnen via een speciale procedure een indicatie van hun onderwijsniveau aanvragen (ION). De diplomawaardering helpt bij het bepalen van het opleidingsniveau van de inburgeringsplichtige en draagt bij aan de Brede intake. Om ervoor te zorgen dat deze informatie snel beschikbaar is, kan de diplomawaardering al worden aangevraagd als de inburgeringsplichtige nog in het azc woont.

3 Start Brede intake

Het doel van de Brede intake en het brede voortraject voor gemeenten is een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de inburgeringsplichtige en de leerroute te kunnen kiezen die het beste bij hem of haar past. De regievoerder verzamelt voor de Brede intake informatie over de inburgeringsplichtige en legt die vast. Hij of zij kan deze informatie ophalen in een gesprek met de inburgeringsplichtige. Aanvullend kunnen assessments of capaciteitentesten inzicht geven in arbeidscompetenties en zelfredzaamheid. En bijvoorbeeld de maatschappelijke begeleiding kan input geven over de gezinssituatie.

Dit zegt de wet over de Brede intake 

Volgens de wet geeft de Brede intake inzicht in grofweg twee zaken:

  • de startpositie van een inburgeringsplichtige
  • de ontwikkelmogelijkheden

Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen op basis hiervan goed begeleiden bij hun inburgering en route naar werk (of andere vorm van maatschappelijke participatie).

Een vast onderdeel van de Brede intake is de leerbaarheidstoets, afgenomen door een onafhankelijke partij. De gemeente bepaalt het moment waarop dit gebeurt, binnen de geldende termijn van het PIP. De leerbaarheidstoets is een belangrijke indicator voor de leerroute. De gemeente beziet de uitslag van de leerbaarheidstoets in de context van de overige informatie uit de Brede intake. Op grond van een integrale weging komt de gemeente tot de meest passende leerroute. Mits onderbouwd mag de gemeente afwijken van de uitslag van de leerbaarheidstoets.

Handreiking over leerroutes

Checklist Brede intake

Hoe completer het beeld van de inburgeringsplichtige na de Brede intake, hoe nauwkeuriger het PIP met heldere doelstellingen en afspraken kan worden opgesteld. In een goede Brede intake moeten minimaal onderstaande punten aan bod komen:

  1. Leerbaarheidstoets
  2. Gevolgd onderwijs en werkervaring in het land van herkomst
  3. Persoonlijke omstandigheden, waaronder de fysieke en mentale gezondheid, gezinssituatie en sociale netwerk
  4. Mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse of vroegschoolse educatie
  5. Taalniveau
  6. Mogelijkheden van arbeidsparticipatie (denk aan werknemersvaardigheden, werkervaring en praktische competenties)
  7. Mate van zelfredzaamheid

Invulling Brede intake

Gemeenten mogen kiezen op welke manier zij de Brede intake vormgeven. Dit kan met intakegesprekken, deels via groepsbijeenkomsten of met assessments en capaciteitentesten. Diverse gemeenten hebben de ervaring dat een gecombineerde aanpak in de praktijk succesvol uitpakt. Hierbij worden gesprekken met de regievoerder van de gemeente ingezet om i) de startpositie te bepalen, ii) een inburgeringsplichtige welkom te heten, iii) wederzijdse verwachtingen te schetsen en iv) hem of haar enthousiast te maken om aan de slag te gaan met het inburgeringstraject. Een assessment of capaciteitentest levert aanvullende informatie over leerbaarheid en kansen op de arbeidsmarkt.

Het is belangrijk dat de keuze voor de invulling van de Brede intake past bij de inburgeringsplichtige in kwestie. Zo kan een assessment van grote waarde zijn voor een hoogopgeleide inburgeringsplichtige, maar minder voor iemand die analfabeet is. En wellicht volstaan met de ene inburgeringsplichtige twee gesprekken om voldoende informatie op te halen, terwijl met een ander meerdere gesprekken nodig zijn.

Voorbeeld: intensief voortraject als Brede intake

Een gemeente kan ervoor kiezen om als onderdeel van de Brede intake een intensiever voortraject in te zetten. Dit om de leerbaarheid en startpositie over een langere periode te toetsen en om begeleiders wat uitgebreider de tijd te geven om iemand goed te leren kennen. Voor het bieden van maatwerk is het immers belangrijk een goed beeld te krijgen van inburgeringsplichtigen en hun kwaliteiten, eigenschappen en competentieniveau. Tegelijkertijd is het van belang dat inburgeringsplichtigen zelf een helder beeld vormen van hun perspectief in Nederland, weten wat hun rechten, plichten en verantwoordelijkheden zijn en vanaf dag één actief zijn in hun gemeente. Deze aanpak is weliswaar intensiever, maar gemeenten zien dit als een investering, omdat het de kans vergroot dat de inburgeringsroute na het vaststellen van het PIP goed bij de persoon past en er minder bijgesteld hoeft te worden.

Aandachtspunt: tolk en vertaling

In de beginfase van de Brede intake is de inzet van een vertaler vaak onmisbaar. Grofweg kan een gemeente drie keuzes maken om dit te organiseren:

  1. Een officiële tolk inzetten of gebruikmaken van de tolkentelefoon. Dit is vaak de beste optie voor kortere en officiële gesprekken over bijvoorbeeld rechten en plichten.
  2. Rekening houden met verschillende talen en culturen bij de samenstelling van het team van regievoerders en consulenten.
  3. Gebruikmaken van ‘sleutelfiguren’; dit is een meer ‘informele’ optie. Sleutelfiguren zijn bijvoorbeeld mensen die zelf een migratieachtergrond hebben, dezelfde taal spreken als de inburgeringsplichtige en de cultuur kennen. Sommige gemeenten zien hierin een risico, omdat er informatie verloren kan gaan, er minder zicht is op mogelijk misbruik en er verkeerd vertaald kan worden.

Daarnaast kan een gemeente gebruikmaken van visuele hulpmiddelen zoals de Baliekaarten van Stichting Lezen en Schrijven. De Stichting Lezen en Schrijven zet zich ervoor in dat overheden eenvoudig communiceren en toegankelijk zijn voor iedereen.

Aanwezigheid derde persoon

Het is belangrijk om aan alle inburgeringsplichtigen duidelijk te maken dat zij het recht hebben om elk gesprek in het proces van de Brede intake en het PIP alleen te voeren, zonder aanwezigheid van bijvoorbeeld een partner, familielid of vriend(in). Het is goed om in gesprekken een situatie te creëren waarin iemand vrijuit kan spreken, zonder eventuele druk van familie of vrienden. Verschillende gemeenten geven aan dat het verstandig is alleen een derde persoon als toehoorder toe te staan als de betrokkene daar zelf actief om vraagt.

Voorbeeld: eigenaarschap creëren bij inburgeringsplichtige

Het is van belang dat de inburgeringsplichtige zich herkent in de afspraken die zijn vastgelegd in het PIP; dit met het oog op de eigen verantwoordelijkheid voor het behalen van de doelstellingen in het plan (eigenaarschap). In Noord-Holland en Noord-Brabant maken verschillende gemeenten hiervoor gebruik van een trainingsprogramma van vier tot acht weken waarin deelnemers groepsgewijs informatie verzamelen, aan competenties werken en leren over rechten en plichten in Nederland. Aan het einde van dit trainingstraject vormt deze informatie de basis voor het opstellen van het PIP. Gemeenten voeren dit zelf uit of in samenwerking met maatschappelijke partners.

Rol regievoerders van de gemeente

Voor een succesvolle afronding van de Brede intake en het vaststellen van een goed PIP is regievoering door de gemeente essentieel. Het is van belang dat de regievoerder over de juiste expertise beschikt en goed is opgeleid om deze rol te kunnen vervullen. Zo moet een regievoerder kennis hebben van cultuurverschillen, zicht hebben op de regionale arbeidsmarkt in de regio en over goede communicatieve vaardigheden beschikken om een taalbarrière te kunnen overbruggen.

Een gemeente kan ervoor kiezen om inburgeringsplichtigen gedurende het hele proces een vast aanspreekpunt te bieden. Dit draagt bij aan de vertrouwensrelatie tussen de inburgeringsplichtige en de gemeente en zorgt voor continuïteit. Voor grotere gemeenten is dit echter niet altijd haalbaar en bovendien vraagt het brede kennis en verschillende vaardigheden van een regievoerder.

Een andere optie is dan ook dat een gemeente de taken in het proces opsplitst: van het afnemen van het eerste gesprek tot aan het opstellen van een goed PIP. Het voordeel van opsplitsen is dat gemeentelijke regievoerders specifieke expertise opbouwen in verschillende procesonderdelen. Een uitdaging hierbij is wel dat de overdracht steeds zorgvuldig moet plaatsvinden: er mag geen informatie verloren gaan en geen dubbel werk worden gedaan. Veel gemeenten kiezen ervoor om een speciaal team ‘migratie’ of ‘statushouders’ in te zetten met regievoerders die ervaring hebben met de doelgroep. Zij kunnen zowel regie voeren op het gehele proces als grote delen van de uitvoering van de Brede intake op zich nemen.

Het is van belang dat de regievoerder over de juiste expertise beschikt en goed is opgeleid om deze rol te kunnen vervullen.

 Aandachtspunt: regionale samenwerking

Voor kleinere gemeenten met een lage taakstelling kan het een uitdaging zijn om een volledig proces van Brede intake en PIP betaalbaar en effectief op te zetten. Regionale samenwerking kan hier een oplossing zijn en biedt de optie om per gemeente specifieke expertise op te bouwen en te delen. Zo hebben gemeenten in de provincie Friesland en Noord-Brabant een regionale samenwerking opgezet rondom een gemeente met een azc-locatie. Deze gemeente kan voor omliggende gemeenten bijvoorbeeld een rol spelen in het afnemen van de Brede intake of in het opzetten van activiteiten in de periode tot er huisvesting beschikbaar is.

Participatieverklaringstraject (PVT) en de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) tijdens de Brede intake en PIP

Een gemeente kan het PVT desgewenst al tijdens de Brede intake inzetten. Het PVT sluit namelijk goed aan bij de aandacht voor rechten en plichten in Nederland en de Nederlandse kernwaarden waarnaar in deze fase normaliter al aandacht uitgaat. Wel is het raadzaam dit alleen te doen als er daadwerkelijk een inhoudelijke samenhang is met de keuzes die zijn gemaakt voor de inrichting van de Brede intake, anders bestaat het risico dat het PVT eerder afleidt dan versterkt.

Ook kan een gemeente al starten met enkele modules van de MAP, bijvoorbeeld met (het theoretische deel over) thema’s als financiën en gezondheid. Het voordeel hiervan is dat er al in een vroeg stadium extra aandacht is voor de stap naar de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd mag deze aandacht voor de MAP, die verschillende modules en dagdelen omvat, andere onderdelen van het brede voortraject – die urgenter zijn voor het vaststellen van het PIP – niet in de weg staan. Ook tijdens de leerroutes kunnen modules vanuit de MAP namelijk nog een plek krijgen. De uren die de inburgeringsplichtige volgt voor MAP en PVT tellen mee voor de inburgeringsplicht zoals vastgesteld in het PIP.

Ontheffing

Als inburgeringsplichtigen verwachten dat zij vanwege een psychische of lichamelijke belemmering niet aan de inburgeringsplicht kunnen voldoen, dan kunnen zij medische ontheffing aanvragen. Hiervoor moeten zij zelf een medisch advies aanvragen bij DUO, die de aanvraag doorstuurt naar Argonaut, een onafhankelijke organisatie voor sociaal medisch-advies die gecontracteerd is door DUO; de kosten (225 tot 250 euro) betalen zij zelf. Het medisch advies moeten zij met een verzoek tot ontheffing bij DUO indienen.

Hoewel dit tot de verantwoordelijkheden van de inburgeringsplichtige behoort, kan het raadzaam zijn als een gemeente ondersteuning biedt bij de aanvraag van het medisch advies en/of de ontheffing – met name als ontheffing op medische gronden vermoedelijk terecht is. Een psychische beperking en een laag taalniveau kunnen het een inburgeringsplichtige immers lastig maken om dit zelfstandig te doen. Overigens kan een aanvraag tot ontheffing gedurende de gehele inburgeringsplicht worden ingediend, niet alleen tijdens de brede intake.

De aanvraag voor een medische ontheffing kan tot een van de volgende vier uitkomsten leiden:

  • er wordt een medische ontheffing verleend voor de gehele inburgeringsplicht
  • er wordt een gedeeltelijke medische ontheffing verleend
  • het inburgeringsexamen kan onder aangepaste examenomstandigheden gedaan worden. (Hiertoe kan een inburgeringsplichtige overigens ook direct een verzoek bij DUO doen, waarna Argonaut adviseert. Dit verzoek is vrijgesteld van kosten).
  • er wordt geen medische ontheffing verleend

In de eerste drie gevallen worden de kosten van het advies terugbetaald door DUO.

4 PIP vastgesteld

De Brede intake resulteert in een persoonlijk plan voor alle inburgeringsplichtigen: het Plan Inburgering en Participatie (PIP).

Dit zegt de wet over het PIP

Het PIP krijgt de vorm van een beschikking en wordt door de gemeente vastgesteld. De afspraken en doelstellingen in het PIP bepalen wanneer iemand aan de inburgeringsplicht heeft voldaan. Het bevat een persoonlijk programma voor het leren van de taal in combinatie met werk, vrijwilligerswerk, studie of stage.

In het PIP kunnen ook belangrijke randvoorwaarden worden opgenomen, zoals voorschoolse en vroegschoolse educatie voor kinderen. De route naar het einddoel wordt in het plan vastgelegd, evenals de looptijd waarin het einddoel behaald moet zijn. De intensiteit van de taallessen en de participatie-activiteiten in het kader van de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) maken hiervan deel uit.

Werkplan PIP (pdf, 368 kB)

 Het PIP bevat, indien van toepassing, ook een verwijzing naar alle relevante beschikkingen die op grond van de Participatiewet voor de inburgeringsplichtige genomen zijn. Het gaat daarbij dan vooral om de toekenningsbeschikking van de uitkering, de beschikking waarin arbeids- en reïntegratieverplichtingen zijn opgenomen en de beschikking met betrekking tot het financieel ontzorgen (voor asielstatushouders).

De beschikkingen waarnaar wordt verwezen worden ook bijgevoegd. Zo hebben inburgeringsplichtigen een overzicht van al hun rechten en plichten op grond van de Wet inburgering 2021 en de Participatiewet. Het PIP is echter een eigenstandige beschikking die bestaat naast de beschikkingen op grond van de Participatiewet die eventueel genomen zijn. De opname van een verwijzing naar andere beschikkingen is dus informatief bedoeld om de samenhang van deze besluiten in het inburgeringstraject te benadrukken.

Start inburgeringstermijn na vaststellen PIP

De gemeente moet binnen uiterlijk 10 weken na de dag waarop de inburgeringsplichtige is ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente waar hij zich gaat huisvesten, of indien een inburgeringsplichtige gedurende het inburgeringstraject verhuist, van de nieuwe gemeente waar hij gaat wonen, het (nieuwe) PIP vaststellen. Het PIP vormt het startmoment voor de aanvang van de inburgeringstermijn. De gemeente moet zo snel mogelijk (dat wil zeggen: binnen maximaal tien werkdagen) een vaste set gegevens uit het PIP aan DUO doorgeven. Hiermee kan DUO de inburgeringstermijn laten starten en de inburgeringsplichtige daarover informeren. DUO heeft de gegevens uit het PIP ook nodig voor de uitvoering van haar taken, zoals de examenafname, de lening en de handhaving.

Betrekken samenwerkingspartners

Het PIP beschrijft doelstellingen op verschillende leefgebieden, participatie en taal. Het heeft daardoor een uitwerking op het gehele veld van organisaties of onderdelen binnen de gemeente die bij de inburgering betrokken zijn – zowel op de maatschappelijke begeleiding en de taalschool, als op de partij die in de participatie voorziet. Het is daarom van belang dat de regievoerder al vroeg in het proces andere maatschappelijke partners betrekt. In de beginfase moeten de maatschappelijke begeleiding, partners in de participatie, taalscholen en eventueel andere partijen op een goede manier op de hoogte zijn van afspraken en doelstellingen.

Aandachtspunt: leesbaarheid van het PIP voor de inburgeringsplichtige

Doordat het PIP een uitgebreid document en een formele beschikking is waarin veel informatie wordt opgenomen, is het belangrijk dat afspraken en teksten voor de inburgeringsplichtige begrijpelijk en behapbaar zijn. Inburgeringsplichtigen moeten snappen wat er in het PIP is vastgelegd en het moet hun houvast bieden. Er zijn gemeenten die, naast het gebruik van helder en eenvoudig taalgebruik, een los document ontwikkelen dat het PIP voor inburgeringsplichtigen visueel maakt. Andere gemeenten verwerken het PIP tot een tijdlijn die inburgeringsplichtigen thuis kunnen ophangen. Aandachtspunt: als het PIP wordt bijgesteld, moeten ook deze documenten worden bijgewerkt; er moeten geen oudere versies in omloop blijven.

Modelbeschikking PIP

Download de modelbeschikking PIP: Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (Word-document)

5 Handhaven en bijstellen PIP

De nieuwe Wet inburgering benadrukt dat het PIP een dynamisch document is dat tussentijds kan worden bijgesteld. Wanneer dit gebeurt, is het van belang dat wijzigingen helder worden vastgelegd en dat zowel de inburgeringsplichtige, als de aanbieder van de inburgeringsroute en – indien nodig – de maatschappelijke begeleiding goed op de hoogte zijn en een juiste versie van het PIP in handen hebben. De gemeente houdt altijd de regierol en is uiteindelijk de enige met de bevoegdheid om aanpassingen in het PIP te maken. Het blijft immers een beschikking.

Het verschilt per onderdeel hoeveel ruimte er is voor bijstellingen. De maximale termijn voor het schakelen tussen de leerroutes is anderhalf jaar. Uiteraard is het wel mogelijk om binnen een leerroute doelstellingen op de looptijd bij te stellen. Maar de looptijd van de inburgeringstermijn kan niet bijgesteld worden; die staat op drie jaar. Het is verstandig om vooraf duidelijk te zijn op welke onderdelen ruimte is voor bijstellingen en op welke onderdelen niet.

Het PIP moet volledig zijn en heldere kaders bieden. Tegelijkertijd is het praktisch om het PIP zo vast te stellen, dat niet voor elke kleine wijziging in het inburgeringstraject de beschikking moet worden aangepast.

Dit zegt de wet over handhaven van het PIP

Het PIP is leidend gedurende de gehele inburgeringsperiode. Het PIP is een beschikking en de doelstellingen in het document bepalen of aan de inburgeringsplicht is voldaan. Om zicht te houden op de voortgang voeren gemeenten gedurende de looptijd van het PIP op gezette tijden voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige. Uitgangspunt is dat het PIP niet vrijblijvend is – niet voor de inburgeringsplichtige en niet voor de gemeente; beide partijen committeren zich aan het plan. Verwijtbaar niet inburgeren heeft consequenties: een boete. Bovendien komt de inburgeringsplichtige dan niet in aanmerking voor een sterker verblijfsrecht of naturalisatie.

Vrijstelling

Inburgeringsplichtigen kunnen vrijstelling krijgen van de inburgeringsplicht via DUO, als zij:

  • een schooldiploma hebben dat aantoont dat zij voldoende kennis van de Nederlandse taal (minimaal B1) en de samenleving hebben.
  • een diploma, certificaat of ander document hebben dat aantoont dat zij op onderdelen over voldoende kennis van de Nederlandse taal (minimaal B1) beschikken, bijvoorbeeld door een Staatsexamen.
  • een opleiding volgen die leidt tot een diploma, certificaat of ander document dat aantoont dat zij voldoende kennis van de Nederlandse taal (minimaal B1) en de samenleving hebben.

Inburgeringsplichtigen kunnen ook vrijstelling krijgen als zij aantoonbaar voldoende zijn ingeburgerd. Hiervoor gelden de onderstaande criteria:

  • minimaal tien jaar woonachtig in Nederland
  • minimaal vijf jaar vrijwilligerswerk of betaald werk
  • geslaagd voor spreek- en luistervaardigheid op B1-niveau

Vrijstelling wordt door DUO ambtshalve verleend op basis van de onderwijsregisters waar DUO inzicht in heeft. Inburgeringsplichtigen hoeven dit dus niet zelf aan te vragen. Alleen in uitzonderlijke situaties kan het voorkomen dat een inburgeringsplichtige dit toch zelf moet aanvragen via de website van DUO – bijvoorbeeld als gegevens niet goed in de registers zijn verwerkt.

Voor inburgeringsplichtingen die minimaal acht jaar in Nederland hebben gewoond tijdens de leerplichtige of kwalificatieplichtige leeftijd geldt geen inburgeringsplicht. Zij hoeven dan ook geen vrijstelling aan te vragen.

Verhuizing

Als een inburgeringsplichtige na plaatsing in een gemeente wil verhuizen, dan staat dat hem of haar uiteraard vrij. De gemeente heeft hier geen stem in. De inburgeringsplichtige dient naast het in gang zetten van de verhuizing zelf te zorgen voor bijvoorbeeld een woning.

Na verhuizing stelt de nieuwe gemeente opnieuw het PIP vast, aangezien de locatie en dus de omstandigheden zijn gewijzigd. Om dit goed te kunnen doen, worden het ‘oude’ PIP en de informatie uit de Brede intake overgedragen aan de nieuwe gemeente. De nieuwe gemeente neemt alleen de leerroute over; de rest van het PIP moet opnieuw worden vastgesteld. Gemeenten hebben de ervaring dat een telefonische overdracht tussen de regievoerder van de oude en nieuwe gemeente prettig is.

Vragen?

In het VNG-kennisdossier Naleving nieuwe Wet inburgering vind je handvatten die kunnen helpen bij het inrichten van preventie, toezicht en naleving voor de Wet inburgering 2021. 

Aandachtspunt: handhaving Wet inburgering in samenhang met de Participatiewet

In de nieuwe Wet inburgering wordt ingezet op duale trajecten: inburgeringsplichtigen dienen naast hun taalles structureel actief te zijn vanaf dag één, het liefst via betaald werk. Dit betekent dat er in het PIP specifieke participatiedoelstellingen worden vastgelegd in het kader van de MAP. Hiermee ontstaan raakvlakken met de Participatiewet, waarbinnen voor iedere uitkeringsgerechtigde ook een beschikking is vastgesteld met randvoorwaarden en verplichtingen over doorstroom naar de arbeidsmarkt.

De inburgeringsplichtige moet kunnen voldoen aan de verplichtingen van beide wetten. De regievoerder moet daarom zorgen dat er oog is voor wat er vanuit de beschikkingen voor de Inburgeringswet en de Participatiewet gevraagd wordt.

Bijlagen

Colofon

Deze handreiking is geschreven door Refugee Team in opdracht van Divosa. Samen met het ministerie van SZW ondersteunden Divosa, VNG en DUO gemeenten tot juli 2022 bij de voorbereidingen en implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel. Hebben jij en je collega’s nog vragen, bekijk dan Wet inburgering in vraag en antwoord op de website van Divosa.

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
www.divosa.nl

Auteurs

Martijn Berghman (Refugee Team)
Matthias Verkerk (Refugee Team)

Eindredactie

Jolanda van den Braak
Caroline Huisman (Divosa)

Webredactie

Jasja van Moorsel (Divosa)

Versie

december 2020
laatste wijziging: 22 september 2022