Samenvatting

Om problematische schuldsituaties zoveel mogelijk te voorkomen en schuldsituaties in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren, geven alle drinkwaterbedrijven, energieleveranciers, woningverhuurders en zorgverzekeraars (hierna: vastelastenpartners) sinds 1 januari 2021 signalen van betalingsachterstanden door aan gemeenten. Dit doen zij nadat ze zelf eerst een sociaal incassotraject voeren. Gemeenten zijn vervolgens verplicht om de betreffende inwoner een hulpaanbod te doen. De gemeenten bepalen hierbij zelf hoe zij de signalen behandelen. Hun werkwijze leggen ze in een (beleids)plan vast.

De jaarrapportage 2022 van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden schetst een beeld van de werkwijzen en uitvoering van de vroegsignalering in 2022. De cijfers zijn gemiddelden gebaseerd op cijfers van de gemeenten die aan de monitor deelnemen (200 in januari, oplopend naar 234 in december 2022). Deze cijfers komen uit de softwareapplicaties die de gemeenten gebruiken voor de vroegsignalering (van de 234 gemeenten maakt 85% gebruik van RIS en 15% van VPS). De deelnemende gemeenten representeren 79% van de Nederlandse bevolking.

Kerncijfers 2022

In 2022 ontvingen gemeenten gemiddeld 3,3 signalen per 1000 inwoners per maand

Over 2022 zien we gemiddeld per maand 3,3 signalen per 1000 inwoners. Dit aantal is vrij constant over het jaar; alleen in maart ligt het beduidend hoger (4,1). Een sterke stijging in signalen als gevolg van oplopende (energie)prijzen is uitgebleven. Opgeteld gaat het om 40,5 signalen per 1000 inwoners in 2022.

Vergelijking met 2021 is lastig omdat er gedurende 2021 een sterke toename was in signaalpartners die signalen aanleverden. In de laatste helft van 2021 was het aantal signalen vergelijkbaar met 2022 (3,4 signalen per 1000 inwoners).

Zorgverzekeraars leverden in 2022 de meeste vroegsignalen aan

Van alle vroegsignalen in 2022 zijn de meesten (45%) afkomstig van zorgverzekeraars. Dit hoge aandeel kan onder andere worden verklaard doordat iedereen in Nederland van 18 jaar en ouder verplicht is een zorgverzekering te hebben die op persoonsniveau wordt afgesloten. Daarnaast is de zorgverzekering een van de eerste rekeningen die niet meer wordt betaald bij beginnende betalingsachterstanden.

Ondanks de gestegen energieprijzen is het aantal vroegsignalen van energiemaatschappijen niet toegenomen; in december is het aantal signalen per 1000 inwoners zelfs licht gedaald. Dit is waarschijnlijk het gevolg van financiële ondersteuningsmaatregelen richting huishoudens om de energierekening betaalbaar te houden. Daarnaast zijn er uitgebreidere eisen aan het incassoproces voorafgaand aan de signaallevering.

Bijna 8 op de 10 signalen leidt tot een melding

Voor gemiddeld 78% van de signalen hebben gemeenten in 2022 een dossier(melding) aangemaakt; dit gold voor 76% in 2021. Deze dossiers zijn de start om richting de inwoner een hulpaanbod te doen. Dat niet alle signalen terugkomen als melding, is enerzijds het gevolg van de manier waarop gegevens worden geregistreerd in de softwareapplicaties. Anderzijds wordt er binnen de vroegsignalering niet altijd gevolg aan een signaal gegeven, omdat een persoon niet woont op het doorgegeven adres of al bekend is bij schuldhulpverlening van de gemeente. Een te laag schuldbedrag is voor de helft van de gemeenten een reden om geen hulpaanbod te doen. Het doorsnee grensbedrag dat deze gemeenten hierbij hanteren is € 50.

Twee derde van de meldingen is enkelvoudig

Van alle meldingen (dossiers) bestaat ruim twee op de drie uit één signaal van één vastelastenpartner. In 2021 gold dit nog voor 74% van alle meldingen.

Bij circa 14% van de meldingen zijn er signalen van meerdere vastelastenpartners in één maand. Bij 21% tot 24% van alle meldingen is er sprake van opeenvolgende signalen. In dat geval komen er voor één inwoner in verschillende maanden signalen binnen, van één of verschillende vastelastenpartners.

Voor bijna alle gemeenten is het type melding (enkelvoudig, meervoudig en/of opeenvolgend) een belangrijk criterium om de opvolging van het signaal te bepalen. Aan terugkerende adressen (inwoners) wordt veelal meer prioriteit gegeven en bekeken welke vorm van opvolging het meest passend is. Telefonisch contact en huisbezoeken worden dan meer ingezet.

Bij 33% van de meldingen gaat het om een betalingsachterstand van in totaal € 250 tot € 500 en bij 25% om € 500 tot € 1000. In 14% van de gevallen is de totale betalingsachterstand meer dan € 1000.

Meer inzet van verschillende contactvormen

Hoewel telefonisch contact in 2022 nog steeds het meest werd ingezet om een inwoner te bereiken (32% van alle contactpogingen), is te zien dat er meer variatie is gekomen in de manier waarop gemeenten inwoners benaderen. Vergeleken met 2021 zetten gemeenten in 2022 meer verschillende contactvormen in. Waar in 2021 nog 44% van de gemeenten 5 of 6 van de benoemde contactvormen (telefoon, huisbezoek, e-mail, sms/whatsapp, brief, kaart) gebruikten bij het benaderen van inwoners, deed in 2022 56% van de gemeenten dat. Telefoonnummers en e-mailadressen zijn ook vaker bekend; in 2021 waren bij 38% van alle meldingen beiden bekend en in 2022 bij 51%.

Van alle contactpogingen was 8% een huisbezoek. Gedurende 2022 was er een toename in huisbezoeken; begin 2022 vonden er per maand 1,8 huisbezoeken per 10.000 inwoners plaats; eind 2022 waren dit 3 huisbezoeken per 10.000 inwoners.

Bij 1 op de 5 meldingen wordt de inwoner bereikt

Bij de deelnemende gemeenten aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden is er over 2022 in totaal bij 331.437 adressen (meldingen) minimaal één contactpoging geregistreerd. Bij 21% van deze meldingen is er daadwerkelijk contact gelegd met de inwoner. Dit betekent dat een inwoner heeft gereageerd op een brief of e-mail, de deur heeft open gedaan en/of de telefoon heeft opgenomen toen er werd (aan)gebeld.

Hoewel deze cijfers zeker richtinggevend zijn voor de mate waarin het contact wordt gelegd met inwoners met betalingsachterstanden, is de wijze van registratie van invloed op de resultaten. Zo is er een duidelijk verschil in bereikpercentages tussen de twee softwareapplicaties, waarbij signalen en de opvolging ervan op een andere worden geregistreerd.

Van alle mogelijke benaderingswijzen zijn telefonische contactpogingen en huisbezoeken het meest succesvol. Circa 40% van deze contactpogingen resulteert in het bereiken van een inwoner. Dit ligt bij de andere contactvormen lager. Kanttekening hierbij is dat gemeenten veelal verschillende benaderingswijzen combineren; zo kan een brief of sms aan een huisbezoek voorafgaan.

8% procent van de meldingen resulteert in acceptatie van hulpaanbod

Van alle inwoners met wie contact is geweest over de aangeboden hulp, heeft 39% deze hulp ook geaccepteerd. Gekeken naar alle meldingen, betekent dit dat bij 8% van alle meldingen in 2022 is geregistreerd dat de inwoner hulp heeft geaccepteerd.

De geregistreerde hulpacceptatie verschilt, van 5% tot 16% van alle meldingen. Dit hangt samen met de selectie van meldingen, de categorisering en definiëring van hulpacceptatie.

Niet alle activiteiten die gemeenten uitvoeren om een hulpaanbod aan te bieden zijn zichtbaar in de  cijfers. Zo kan een inwoner weliswaar niets van zich laten horen, maar wel zelf actie hebben ondernomen naar aanleiding van een brief. Of iemand slaat het hulpaanbod af, maar gaat zelf aan de slag of komt er later alsnog op terug. Al deze niet-meetbare effecten maken dat de impact van vroegsignalering zeer waarschijnlijk groter is dan op basis van uitsluitend de data valt te concluderen.

De mate van hulpacceptatie moeten we dan ook niet zien als belangrijkste maatstaf voor het succes van vroegsignalering. Hulpacceptatie is een indicator, maar geen doel op zich. Als een inwoner de weg naar hulp weet te vinden bij (oplopende) betalingsachterstanden, dan is het doel bereikt. We willen uiteindelijk voorkomen dat financiële problemen gaan escaleren.

Meeste hulp in de vorm van een quick fix

In meer dan 6 op de 10 gevallen waarbij hulp is geaccepteerd, ging dit om een quick fix. Bij 37% van de hulpacceptaties heeft een verwijzing plaatsgevonden. Veruit de meeste van deze verwijzingen waren niet financieel van aard, bijvoorbeeld verwijzingen naar maatschappelijk werk. De niet-financiële doorverwijzingen maken duidelijk dat de effecten van vroegsignalering verder reiken dan ondersteuning op financieel gebied. Vroegsignalering zorgt ervoor dat er ook mensen in beeld komen bij wie meer speelt dan alleen een betalingsachterstand.

Inleiding

Sinds 1 januari 2021 zijn gemeenten en vastelastenpartners wettelijk verplicht om invulling te geven aan vroegsignalering van schulden. In de praktijk betekent dit dat energiebedrijven, drinkwaterbedrijven, woningverhuurders en zorgverzekeraars signalen van betalingsachterstanden aanleveren aan gemeenten. Gemeenten volgen deze signalen op door de betreffende inwoner hulp aan te bieden.

Inmiddels is de implementatiefase bij de meeste gemeenten voltooid en zijn zij bezig met het optimaliseren van hun aanpak. Een belangrijke vraag die bij gemeenten speelt is hoe ze het proces van vroegsignalering zo efficiënt en effectief mogelijk kunnen inrichten. Met andere woorden: hoe kun je – met de beperkte capaciteit en middelen – zo veel mogelijk inwoners op een passende manier bereiken. 

Divosa ondersteunt gemeenten hier onder andere in door een dashboard aan te bieden waarmee gemeenten inzicht krijgen in hun eigen situatie. Daarbij kunnen ze hun cijfers vergelijken met vergelijkingsgroepen. 

De Jaarrapportage Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden geeft een overkoepelend (landelijk) beeld van de situatie en de aanpak rondom vroegsignalering in 2022. We laten het gehele proces zien: van de signalen die bij de gemeenten binnenkomen tot de mate waarin het hulpaanbod wordt geaccepteerd. Hierbij komen zowel het aantal signalen en het bereik van inwoners als de gehanteerde werkwijzen aan bod.

Voorzichtigheid bij de interpretatie van uitkomsten is geboden. De aanpak en (wijze van) registratie verschillen tussen gemeenten, en dat is veelal niet direct zichtbaar in de cijfers. Het is hierdoor lastig om uitkomsten te verbinden aan een bepaalde werkwijze. Met deze rapportage streven we er dan ook naar meer duiding te geven aan wat er schuilgaat achter de cijfers.

In 2021 verscheen de eerste Jaarrapportage Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. Deze nieuwe jaarrapportage bouwt daarop voort; de rapportage geeft daarmee inzicht in de ontwikkeling in het gehele proces van vroegsignalering.

Omdat gedurende 2021 meer signaalpartners betalingsachterstanden zijn gaan melden bij gemeenten en omdat het aantal deelnemende gemeenten aan de Monitor Vroegsignalering Schulden sterk is toegenomen tussen begin 2021 en eind 2022 (van 107 naar 234), zijn we terughoudend in het vergelijken van de twee kalenderjaren.

Leeswijzer

In deze rapportage presenteren we stapsgewijs het gehele proces van vroegsignalering: van binnenkomend signaal tot geregistreerd hulpaanbod. Elk hoofdstuk gaat in op een onderdeel uit dit proces. We lichten de jaarcijfers toe en geven context bij de uitvoering van vroegsignalering door gemeenten.

In totaal namen in 2022 oplopend van 201 gemeenten (januari) tot 234 gemeenten (december) deel aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. De cijfers in de rapportage zijn van deze gemeenten afkomstig. Daarnaast vragen we de deelnemende gemeenten twee keer per jaar een vragenlijst in te vullen. De uitkomsten daarvan zijn ook gebruikt in deze rapportage. In totaal vulden 127 gemeenten de vragenlijst in. In de methodologische verantwoording lichten we uitgebreider toe hoe de cijfers tot stand zijn gekomen en hoe we deze cijfers moeten interpreteren.

In deze rapportage hanteren we begrippen die binnen de vroegsignalering veel worden gebruikt, zoals signalen, meldingen, dossier, contactpoging, hulpacceptatie. In de begrippenlijst vind je een overzicht van definities van deze begrippen.

Focus op vroegsignalen

Naast signalen van betalingsachterstanden van energiebedrijven, drinkwaterbedrijven, woningverhuurders en zorgverzekeraars, kunnen gemeenten ook afsluitsignalen of signalen voor woningontruimingen krijgen. Hoewel we ze niet volledig kunnen uitsluiten, laten we deze signalen in principe buiten beschouwing, omdat we ons richten op vroegsignalering.

Registratieverschillen

De meeste data in de rapportage zijn afkomstig uit de softwareapplicatie van BKR (VPS) en xxlnc Sociaal - Inforing (RIS). De wijze waarop registraties in VPS en RIS plaatsvinden is niet hetzelfde. Daarnaast kunnen gemeenten bij het inrichten van hun omgeving in de applicatie van xxlnc Sociaal - Inforing (RIS) ook zelf aanpassingen maken. Deze factoren leiden ertoe dat er soms data ontbreken of dat data samengevoegd zijn die net een andere basis hebben. In de rapportage gaan we hier op verschillende punten nader op in.

Meer weten over vroegsignalering?

Eerder verschenen drie publicaties over de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. De eerste publicatie (januari 2022) gaat uitgebreid in op de voorgeschiedenis van de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de wijze waarop signalen worden aangeleverd en opgevolgd en wat de doelstellingen zijn van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. De tweede publicatie (mei 2022) is de Jaarrapportage 2021. 

Eind december 2022 verscheen de Leidraad Monitoring Vroegsignalering. De leidraad geeft gemeenten handvatten bij het monitoren en evalueren van het proces van vroegsignalering en geeft aanbevelingen voor eenduidige registratie.

1 Gemeenten ontvingen gemiddeld 3,3 signalen per 1000 inwoners per maand

Vanaf 1 januari 2021 is vroegsignalering een wettelijke verplichting voor vastelastenpartners  en gemeenten. Gedurende dit eerste jaar sloten steeds meer vastelastenpartners een convenant af met gemeenten om signalen aan te leveren. Ook hebben veel gemeenten zich aangesloten bij de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. Dit resulteerde in een stijging van het absolute aantal signalen per maand − zichtbaar in onze monitor − van ruim 19.000 in januari 2021 tot rond de 40.000 aan het einde van dat jaar.

Eind 2021 waren alle zorgverzekeraars en drinkwaterbedrijven aangesloten, de energiemaatschappijen die 90% van de markt vertegenwoordigen en veruit de meeste woningbouwcorporaties. Inmiddels zijn er circa 670 signaalpartners die een convenant met de gemeenten hebben afgesloten.

De verandering in signalen door nieuwe signaalpartners in 2022 was beperkt. Hoewel de stijging minder sterk is dan in 2021, hebben 34 nieuwe gemeenten zich in 2022 aangemeld voor de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. Het absolute aantal signalen is gestegen van circa 40.000 per maand aan het begin van het jaar naar gemiddeld 47.000 signalen per maand aan het eind van het jaar.  

Omdat het aantal deelnemende gemeenten gedurende 2022 is toegenomen, kijken we naar het aantal signalen in relatie tot het inwoneraantal van de deelnemende gemeenten.

Grafiek aantal vroegsignalen per 1000 inwoners

Over 2022 zien we gemiddeld per maand 3,3 signalen per 1000 inwoners. Het aantal signalen per maand piekt in maart 2022 met 4,1 signalen. In die maand waren er veel signalen van waterbedrijven en zorgverzekeraars. Dit kan te maken hebben met de eindafrekening van het jaar ervoor, die in die periode verschijnt. In augustus en september ligt het aantal met 3,5 en 3,6 signalen per 1000 inwoners ook iets hoger dan gemiddeld in 2022.

In 2021 ontvingen gemeenten gemiddeld 3 signalen per 1000 inwoners per maand, variërend van 2,2 signalen per 1000 inwoners in januari 2021 tot 3,7 en 3,8 in oktober en november 2021.

Het is lastig om het aantal signalen in 2021 met die van 2022 te vergelijken. Gedurende 2021 hebben meer vastelastenpartners een convenant met de gemeenten afgesloten en zijn vanaf toen signalen gaan leveren. In het laatste half jaar van 2021 lag het gemiddeld aantal signalen per 1000 inwoners op hetzelfde niveau als in 2022 (3,4 signalen per 1000 inwoners).

2 Zorgverzekeraars leveren meeste vroegsignalen aan

In de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden kijken we naar vier partijen die vroegsignalen aanleveren aan alle gemeenten: woningverhuurders, zorgverzekeraars, drinkwaterbedrijven en energiebedrijven. Inmiddels lopen er ook pilots met hypotheekverstrekkers en signalen vanuit de gemeentelijke belastingen. Omdat het hier om pilots bij een beperkt aantal gemeenten gaat, laten wij deze in deze Jaarrapportage buiten beschouwing.

Iets minder dan de helft van de signalen is afkomstig van zorgverzekeraars. Een mogelijke verklaring voor het relatief hoge aandeel is dat een zorgverzekering voor iedereen van 18 jaar en ouder verplicht is en op persoonsniveau wordt afgesloten. Er zijn dus meer mensen met een zorgverzekering op hun naam dan met een energie-, drinkwater- of huurovereenkomst. Daarnaast is de zorgverzekering een van de eerste rekeningen die niet meer wordt betaald bij beginnende betalingsachterstanden (zie bijvoorbeeld Nibud, 2022).

Cirkeldiagram signalen naar vastelastenpartner

Gedurende het jaar is de verdeling van signalen over de signaalpartners redelijk stabiel. Uitzondering is februari 2022: in die maand is 38% van de signalen afkomstig van energiemaatschappijen en 33% afkomstig van zorgverzekeraars (tegen respectievelijk 19% en 45% gemiddeld). Bij de energiemaatschappijen gaat het om een administratieve fout in de levering. Omdat de gemeenten de signalen wel hebben opgevolgd, zijn deze signalen hier wel terug te zien.

De situatie in februari is ook terug te zien in onderstaande figuur: terwijl het aantal signalen bij energiemaatschappijen piekt, is het aantal zorgsignalen per 1000 inwoners in februari op z’n laagste punt.

Vanaf 1 december 2022 is afgesproken dat energiemaatschappijen al vanaf 30 dagen na het ontstaan van de betalingsachterstand signalen mogen afgeven; dit kon daarvoor pas na 50 dagen. Ook mogen energiemaatschappijen en drinkwaterbedrijven sinds 1 december 2022 ná 100 dagen een signaal geven over een betalingsachterstand, als dat niet eerder kon. Dit kan tot meer vroegsignalen leiden. Dit is in december nog niet terug te zien in de cijfers, maar is mogelijk ook te snel na de herziening van de afspraken.

Grafiek Aantal vroegsignalen per 1000 inwoners per vastelastenpartner

Introductie

In principe is een gemeente verplicht om naar aanleiding van ieder nieuw vroegsignaal een hulpaanbod te doen aan een inwoner. Uit de data van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden blijkt dat in 2022 78% van de signalen als melding is opgepakt. In 2021 werd 76% van de signalen een melding.

Met een melding wordt het dossier van één adres (inwoner) bedoeld. Dit dossier is de start voor gemeenten om contact met de inwoner op te nemen. Per dossier registreren gemeenten op welke wijze zij contact hebben gezocht met de inwoner, of de inwoner is bereikt en of de aangeboden hulp is geaccepteerd.

Dat niet alle signalen als melding worden opgepakt, heeft twee verklaringen:

  1. De wijze van registratie in de softwareapplicaties (zie paragraaf 3.1).
  2. Een bewuste keuze van gemeenten om een signaal niet op te pakken (zie paragraaf 3.2).

3.1 Registratieverschillen

Onderstaande figuur laat een duidelijk verschil zien in het aantal signalen dat onderdeel is van een melding tussen gemeenten die werken met de softwareapplicatie VPS (van BKR) en de applicatie RIS (van xxlnc Sociaal - Inforing). 

Grafiek percentage signalen als onderdeel van een melding

In VPS is het nodig om handmatig een dossier aan te maken voor een enkelvoudige melding (melding met één onderliggend signaal). Het niet aanmaken van dossiers is de belangrijkste verklaring voor het relatief lage percentage signalen als onderdeel van een melding. Van de ondervraagde gemeenten die met VPS werken (23 gemeenten) geeft ruim een kwart (6 gemeenten) aan nooit een dossier te maken voor enkelvoudige signalen. Eenzelfde aantal gemeenten geeft aan alleen een dossier aan te maken als er op een verzonden brief wordt gereageerd. Drie gemeenten geven aan wel altijd een dossier aan te maken voor enkelvoudige signalen. Bij de overige gemeenten hangt het van de situatie af, bijvoorbeeld de hoogte van de betalingsachterstand, of dat er ruimte ‘over’ is voor huisbezoeken.

Als een gemeente ervoor kiest om geen dossier aan te maken, dan komt dit signaal niet als melding terug in de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. Daarmee kan de gemeente nog wel actie ondernemen naar aanleiding van het signaal. Zo kan het zijn dat een gemeente brieven verstuurt aan de adressen van deze enkelvoudige signalen, maar dat deze niet in VPS worden geregistreerd.

3.2 Redenen om signalen terzijde te leggen

Behalve het registratieverschil, zijn er voor gemeenten zelf diverse redenen om niet alle signalen op te volgen en een hulpaanbod te doen via vroegsignalering. Dit betekent niet dat een gemeente in zo’n geval geen acties uitvoert naar aanleiding van het signaal. Zo kan er contact zijn met de signaalpartner, schuldhulpverlening of een andere organisatie, bijvoorbeeld als iemand in een instelling verblijft.

Onderstaande figuur laat zien waarom gemeenten niet alle signalen oppakken. De meest genoemde reden is het feit dat een inwoner al bekend is bij schuldhulpverlening. Ook noemt bijna de helft van de ondervraagde gemeenten dat een te laag schuldbedrag reden is om het signaal niet op te volgen. Daarnaast komt het voor dat een inwoner niet meer in het BRP is ingeschreven of wel ingeschreven, maar niet op het doorgegeven adres. Ook dat zijn belangrijke verklaringen waarom een gemeente een signaal niet op kan pakken.

Percentages redenen om signalen terzijde te leggen

Ondergrens schuldbedrag

Uit de figuur blijkt dat lage schuldbedragen voor bijna de helft van de gemeenten een criterium is om een signaal niet op te volgen en de inwoner niet te benaderen met een hulpaanbod.

In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is geen drempelbedrag opgenomen en ook in het Landelijk Convenant Vroegsignalering zijn daar geen afspraken over gemaakt. Gemeenten worstelen met de vraag hoe de inzet van schaarse middelen van de gemeente zich verhoudt tot lage betalingsachterstanden. Ook vragen gemeenten zich af of er bij lage betaalachterstanden wel sprake is van zorgvuldige sociale incasso.

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) geeft ook aan dat ‘de wetgever de vroegsignalering beperkt tot het verwerken van signalen waaruit een vermoeden of wetenschap blijkt dat er sprake is van (dreigende) problematische schulden van klanten’. Ook mogen of moeten schuldeisers deze signalen pas bij de gemeente melden als een zogeheten ‘sociale incasso niet tot betaling heeft geleid’. Bij signalen waarbij de hoogte van de betalingsachterstand gering is, is de verwerking door de gemeente volgens de AP onvoldoende proportioneel.

Van de ondervraagde gemeenten (n=105) geeft 56% aan een grensbedrag te hanteren, variërend van 25 tot 400 euro. De helft van deze gemeenten hanteert een bedrag van minder dan 50 euro, de andere helft een grensbedrag van meer dan 50 euro. Bijna 3 op de 10 gemeenten heeft een drempelbedrag van 100 euro.  

Introductie

Een melding kan bestaan uit meerdere signalen. Nadat een gemeente signalen heeft ontvangen, wordt gekeken of er een ‘match’ is tussen de signalen. Bij het matchen wordt gekeken of er voor hetzelfde adres meerdere signalen zijn van verschillende vastelastenpartners in één maand of dat er signalen zijn in opeenvolgende maanden.

Binnen de twee softwareapplicaties VPS en RIS zijn enkelvoudige, meervoudige en opeenvolgende meldingen op een andere manier gedefinieerd. Ze verschillen in:

  • focus: BKR richt zich in het onderscheid op signalen van dezelfde vastelastenpartners versus signalen van meerdere signaalpartners, terwijl xxlnc Sociaal - Inforing de nadruk legt op het aantal (terugkerende) signalen op één adres;
  • de periode waarover ze kijken: BKR richt zich op een periode van maximaal 3 maanden, terwijl xxlnc Sociaal - Inforing 6 maanden hanteert.

In onderstaande tabel geven we het verschil in definities weer:

  BKR xxlnc Sociaal - Inforing

Enkelvoudig

  • één signaal in één maand van één vastelastenpartner
  • twee of meer signalen in één maand van één vastelastenpartner op hetzelfde adres
  • meerdere signalen van dezelfde vastelastenpartner in verschillende maanden
  • één signaal in één maand van één vastelastenpartner

Meervoudig

  • twee of meer signalen in één maand van verschillende vastelastenpartners
  • twee of meer signalen in één maand van verschillende vastelastenpartners
  • twee of meer signalen in één maand van één vastelastenpartner op hetzelfde adres

Opeenvolgend

  • één signaal, waarbij in de 2 maanden ervoor ook een signaal was op datzelfde adres, van een andere vastelastenpartner
  • enkelvoudig opeenvolgend:
    één signaal, waarbij in de 6 maanden ervoor ook één of meerdere signalen op datzelfde adres waren. Dit kan een signaal van dezelfde of een andere vastelastenpartner zijn.
     
  • meervoudig opeenvolgend:
    twee of meer signalen in één maand van één of meerdere vastelastenpartners, waarbij er in de 6 maanden ervoor ook één of meerdere signalen op datzelfde adres waren

Vanwege de definitieverschillen hebben we hieronder per softwareapplicatie de gegevens weergegeven over 2022. Voor BKR gaat het om een gemiddelde van januari t/m december 2022. Vanwege een verandering in registratie gedurende 2022, laten we bij xxlnc Sociaal - Inforing alleen de situatie van juli t/m december 2022 zien.

Op basis van beide figuren wordt duidelijk dat circa twee derde van alle meldingen bestaat uit één signaal van één vastelastenpartner. Tussen de 21% en 24% van de meldingen zijn opeenvolgend, waarbij er in verschillende maanden signalen op hetzelfde adres zijn.

Bij de gemeenten die VPS (BKR) gebruiken, zijn er in juni en december relatief meer enkelvoudige signalen (respectievelijk 74% en 71%).

Cirkeldiagram meldingen naar type meldingen bij VPS (BKR)

Bij de gemeenten die RIS gebruiken, zijn er in juli en december relatief veel enkelvoudige meldingen (72%) en relatief weinig (enkelvoudige of meervoudige) opeenvolgende meldingen (respectievelijk 20% en 15% in juli en december). Daarentegen waren er in november minder enkelvoudige meldingen (66%) en weer meer opeenvolgende meldingen (26%).

Cirkeldiagram meldingen RIS

Van de ondervraagde gemeenten (n=127) houdt 80% bij of er sprake is van recidive. Hiermee worden adressen bedoeld waarbij over een periode van 6 maanden meerdere maanden signalen zijn ontvangen.

Voor de gemeenten die recidive bijhouden (n=104) heeft 43% ook daadwerkelijk een goed beeld van het aandeel recidive onder alle betalingsachterstanden in de gemeenten. Dit aandeel loopt uiteen van 1% tot 60%. Gemiddeld is 24% van alle meldingen een recidivemelding volgens de ondervraagde gemeenten (n=43). Onder de 100.000+-gemeenten (n=6) lijkt het recidivepercentage hoger te liggen dan bij de andere gemeenten; gemiddeld is het aandeel recidive bij hen 35% van de meldingen.

Het verschilt hoe er met recidivemeldingen wordt omgegaan. Een deel van de gemeenten geeft aan dat voor dergelijke meldingen meer aandacht is en dat ze een hoge prioriteit hebben. Een deel zet bij deze groep sneller in op een huisbezoek in plaats van opnieuw een brief te sturen. Sommigen hebben juist een speciale ‘recidivebrief’ voor deze terugkerende betalingsachterstanden.

Daarnaast geven gemeenten aan in deze situaties meer maatwerk toe te passen. De opvolging is bijvoorbeeld afhankelijk van de reactie op de contactpogingen bij de eerdere meldingen en de (ontwikkeling van de) hoogte van de openstaande betalingsachterstand.

Tot slot zijn er ook gemeenten die geen specifiek beleid hebben ten aanzien van recidivemeldingen. Ook geeft een aantal aan dat ze voor dezelfde melding niet binnen drie maanden opnieuw contact opnemen.

4.1 Bij 6 op de 10 meldingen is de betalingsachterstand tussen de € 250 en € 1000

Onderstaande figuur geeft een beeld van de hoogte van de betalingsachterstanden die binnen de vroegsignalering worden opgepakt. Als een melding uit meerdere signalen bestaat, zijn de betalingsachterstanden van de verschillende onderliggende signalen in dezelfde maand bij elkaar opgeteld. Eventuele andere schulden van een huishouden zijn hier niet meegenomen.

Bij 33% van de meldingen gaat het om een bedrag tussen de 250 en 500 euro, bij 26% om 500 tot 1000 euro. Bij 14% van de meldingen gaat het om een totale betalingsachterstand van 1000 euro of meer.

Staafdiagram Percentage meldingen naar hoogte betalingsachterstand per melding

4.2 Meeste betalingsachterstanden bij 26- tot 45-jarigen

Bij de 26- tot 45-jarigen komen de meeste betalingsachterstanden voor. Iets meer dan de helft van alle betalingsachterstanden die binnen de vroegsignalering worden opgepakt, zijn afkomstig van inwoners in deze leeftijdscategorie. Dit is iets meer dan het percentage betalingsachterstanden bij landelijke uitvoeringsorganisaties (Belastingdienst, Dienst Toeslagen, CJIB en CAK), waar 40% van de schuldenaren tussen de 26 en 45 jaar is.

Staafdiagram Percentage meldingen naar leeftijd van de inwoners met een betalingsachterstand

Introductie

Gemeenten doen op verschillende manieren een hulpaanbod aan inwoners. We hebben gemeenten gevraagd welke methoden zij inzetten om inwoners te benaderen om opvolging te geven aan de meldingen. Onderstaande figuur laat zien dat nagenoeg alle gemeenten inwoners benaderen door op huisbezoek te gaan of te bellen.

Staafdiagram Gehanteerde manieren om opvolgingen te geven aan meldingen

 De meeste gemeenten zetten een combinatie van de in de tabel weergegeven methoden in. Zo maakt één op de drie gemeenten van vijf van de zes manieren gebruik en een kwart van de gemeenten zet ze allemaal in. Gemeenten zetten meer verschillende contactvormen in dan in 2021; toen gaf 44% aan 5 of 6 methoden in te zetten. We zien ook dat het percentage adressen (meldingen) waarbij zowel het telefoonnummer als het e-mailadres bekend is, is toegenomen. Dit was in 2021 bij 38% van alle meldingen bekend en in 2022 gold dit voor 51% van de meldingen.

Van al deze werkwijzen worden bellen, e-mailen en het sturen van brieven het meest ingezet om contact te leggen met inwoners. Per melding kunnen meerdere pogingen worden ondernomen om in contact te komen met een inwoner, waarbij van verschillende werkwijzen gebruikgemaakt kan worden. Er zijn rond de twee contactpogingen per melding geregistreerd.

In 2022 was een derde van alle geregistreerde contactpogingen telefonisch contact. Onderstaande figuur laat zien dat het percentage contactpogingen met de telefoon gedurende het jaar kleiner is geworden. Het totaal aantal geregistreerde telefonische contactpogingen, in absolute termen, is ook afgenomen. Waar in de eerste helft van 2022 11,6 telefonische contactpogingen per 10.000 inwoners werden gedaan, was dat gemiddeld 7,6 in het tweede half jaar van 2022. (1) Of er daadwerkelijk minder telefoongesprekken hebben plaatsgevonden of dat er minder worden geregistreerd, is op basis van de beschikbare gegevens niet te zeggen.

Tegelijkertijd zien we dat het aandeel huisbezoeken in 2022 is toegenomen: van 7% in het eerste kwartaal van 2022 naar 9% in de rest van 2022. Daarmee lijkt de toename in huisbezoeken beperkt, helemaal wanneer we rekening houden met het feit dat de beperkende coronamaatregelen van begin 2022 niet meer van kracht waren. Echter, we kijken in onderstaande figuur naar de huisbezoeken als percentage van alle contactpogingen. Als we puur naar het aantal huisbezoeken kijken, zien we dat er in het eerste kwartaal 1,8 huisbezoeken per maand per 10.000 inwoners plaatsvonden. In het tweede en derde kwartaal zijn dit er 2,7 per maand. Dit stijgt naar 3 huisbezoeken per maand per 10.000 inwoners in het laatste kwartaal van 2022.

Ook zien we dat er gedurende het jaar meer brieven (en kaartjes) en e-mails zijn verstuurd (of in ieder geval geregistreerd). Daarnaast is het aandeel ‘anders’ toegenomen. Het gaat hierbij onder andere om een situatie waarbij iemand op locatie (naar een loket) is gekomen of waarbij een combinatie van contactvormen is benoemd.

Staafdiagram Type contactpogingen

We moeten de verschuivingen in contactpogingen met voorzichtigheid interpreteren, omdat er gedurende het jaar een wijziging in de wijze van data-aanlevering aan de Divosa Monitor heeft plaatsgevonden. Dit verklaart waarschijnlijk ten dele de stijging van het aandeel ‘anders’. Waar een deel van de contactpogingen eerder mogelijk als ‘onbekend’ stond geregistreerd, staat een deel nu geregistreerd als ‘anders’.

Onderstaande figuur geeft weer hoe de verdeling tussen verschillende contactpogingen is gedurende het jaar als we de categorie ‘anders’ niet zouden meenemen. Ook dan zien we de afname in het aandeel geregistreerde telefonische contactpogingen en tekent de toename in huisbezoeken iets duidelijker af. Het aandeel geregistreerde brieven en e-mails is in de tweede helft van 2022 zelfs meer dan het aantal telefoontjes. Op basis van de data kunnen we niet zeggen of er daadwerkelijk meer e-mails, brieven en kaartjes zijn verstuurd of dat dit vooral vaker is vastgelegd.

Staafdiagram Type contactpogingen 2

Voetnoten

  1. Omdat het aantal gemeenten gedurende 2022 is toegenomen, hebben we het aantal telefonische contactpogingen afgezet tegen het inwoneraantal van de deelnemende gemeenten.

5.1 Type melding en hoogte betalingsachterstand belangrijkste criteria bij prioriteren

De meeste gemeenten hanteren verschillende criteria om te bepalen aan welke meldingen zij prioriteit geven. Drie gemeenten hanteren geen enkel selectiecriterium.

Gemiddeld zetten gemeenten (zowel kleine als grote(re) gemeenten) drie selectiecriteria in. Het type melding (enkelvoudig, meervoudig of opeenvolgend) is het meest voorkomende criterium om te bepalen hoe de opvolging plaatsvindt, gevolgd door de hoogte van het bedrag van de betalingsachterstand. Zo geeft één van de gemeenten aan: ‘We pakken alle meldingen op, ongeacht de achtergrond. We plannen echter alleen een afspraak (thuis of op locatie) in het geval van meervoudige of opeenvolgende meldingen.’

Staafdiagram bepalende factoren

Bij navraag naar andere dan de hierboven genoemde selectiecriteria, wordt onder andere aangegeven dat de kennis en ervaring van de consulent een rol speelt. Ook noemen diverse ondervraagde gemeenten dat de crisismeldingen en huurachterstanden meer prioriteit krijgen. Zo wordt gezegd: ‘Bij huurachterstand zitten we er net wat meer bovenop. Bij geen contact/reactie: altijd op huisbezoek.’ 

Ook wordt herhaaldelijk genoemd dat bij de keuze voor de wijze van opvolging meespeelt of er al vaker betalingsachterstanden op een adres zijn geweest: ‘We kijken of een inwoner bij een eerdere melding het hulpaanbod heeft geaccepteerd of niet, en of achterstand is afgelopen/afgenomen/gelijk gebleven.’

Daarnaast geven gemeenten aan bepaalde criteria met name te gebruiken om te bepalen hóe contact wordt opgenomen (telefonisch, per e-mail, sms of via een huisbezoek). Zo wordt genoemd: ‘Op leeftijd en huishoudsamenstelling wordt niet geselecteerd, maar aan de hand daarvan wordt wel besloten welke vervolgactie wordt genomen (bijvoorbeeld appen van jongeren en huisbezoek bij aanwezigheid kinderen).’

Tot slot speelt een hele praktische reden mee: gekeken wordt welke contactgegevens beschikbaar zijn (bijvoorbeeld telefoonnummer, e-mailadres) om te bepalen hoe opvolging gegeven wordt (of kan worden) aan een signaal.

5.2 Beschikbare capaciteit ook belangrijke factor bij het bepalen van werkwijze vroegsignalering

Naast de kenmerken van de melding en de inwoner zijn er andere factoren die meewegen in de wijze waarop signalen worden opgevolgd. Hoe inwoners bijvoorbeeld worden benaderd, hoeveel contactpogingen er worden gedaan en wanneer huisbezoeken plaatsvinden wordt bij veel gemeenten (72%) bepaald door de ervaringen in de periode ervoor: gemeenten kijken wat toen wel en wat niet werkte om mensen te bereiken.

Ook geeft 66% van de ondervraagde gemeenten aan dat de beschikbare capaciteit een belangrijke factor is in de afweging van de wijze van opvolging. Dit speelt bij meer gemeenten een rol dan het beschikbare budget.

Bij ‘anders’ geven gemeenten onder andere aan dat ze de opvolging doen conform vastgestelde processen en werkinstructies.

Staafdiagram bepalende factoren 3

Drie op de tien gemeenten geeft aan onvoldoende capaciteit te hebben om de signalen op te volgen, zo laat onderstaande figuur zien. De meeste gemeenten ervaren voldoende capaciteit te hebben. Dit betekent echter niet dat ze daarmee voldoende ruimte hebben om te doen wat ze zouden willen doen.

Percentage capaciteit gekozen werkwijze voor het opvolgen van signalen

Op basis van de toelichting die gemeenten geven, wordt duidelijk dat de werkwijze mede afhankelijk is van de beschikbare capaciteit. Zo zeggen gemeenten die aangeven voldoende capaciteit te hebben dat ze de vroegsignaleringsaanpak en de opvolging van signalen aanpassen aan de beschikbare tijd en middelen. Dat betekent niet dat dit altijd de ideale, gewenste situatie is:

‘Wij maken het passend doordat we beschikbare capaciteit mede leidend laten zijn bij onze keuze in wijze van opvolging. Daarnaast ontvangen wij nog steeds minder signalen dan vooraf voor onze gemeente werd ingeschat.’

‘Als we een verdiepingsslag willen maken, dan zou uitbreiding van de fte's wenselijk zijn. Meer huisbezoeken, meer contact, meer follow-ups en nazorg. Dan kunnen de collega's ook meer tijd vrijmaken in plaats van de vroegsignalering 'erbij' te doen.’

‘Voor de komende vier jaar heeft de raad voldoende budget vrijgemaakt voor uitvoering vroegsignalering (inclusief kosten RIS). Daar zijn wij heel blij mee, want vooralsnog was er geen apart budget voor en moest het binnen bestaande uren van ons wijkteam.’

‘Het wisselt hoeveel uren er voor nodig zijn. Als er in een maand meerdere huisbezoeken moeten gebeuren, kost dit wel meer tijd. Ook wisselt het qua werk wat er achter vandaan komt. Soms komen er wel complexe zaken naar voren. Wat mooi is dat dit is gesignaleerd en er contact is, maar het vergt wel tijd.’

Vergelijkbare reacties zie je ook terug bij de gemeenten die aangeven onvoldoende capaciteit te hebben. Zij benoemen dat ze meer zouden willen inzetten op huisbezoeken en telefonisch contact, maar daar onvoldoende ruimte voor hebben.

‘We zien de bedragen van de achterstanden omhoog gaan en zouden het liefst nog meer huisbezoeken kunnen doen, maar vanwege budget/personele capaciteit kunnen we maar een beperkt aantal per maand doen.’

‘In onze gemeente hebben we één vroegsignaleerder op gemiddeld 250 à 300 meldingen per maand. Intentie is om een tweede vroegsignaleerder toe te voegen aan het team. Met een extra vroegsignaleerder kunnen we de kwaliteit verbeteren en ons meer richten op telefonische contacten en huisbezoeken. Hiervoor is nu onvoldoende capaciteit.’

‘Het liefst willen we alle signalen oppakken met een telefoontje en/of huisbezoek. maar voor 2023 gaan we de inzet wel verdubbelen.’

‘In de coronaperiode werkten we telefonisch, met brieven en met mails --> voldoende capaciteit. Echter als de huidige aantallen aanhouden dan hebben we in combinatie met huisbezoeken te weinig capaciteit.’

‘Er zijn op dit moment geen geoormerkte middelen, waardoor het lastig is om afspraken te verruimen.’

Samengevat is er nog geen eenduidige conclusie te trekken over de vraag of gemeenten voldoende capaciteit hebben voor de uitvoering van vroegsignalering. Wel is duidelijk dat de keuze voor de inrichting van het proces samenhangt met de beschikbare capaciteit, waarbij de vraag is of de gekozen werkwijze ook altijd de voorkeur heeft.

Uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat bij twee derde van de ondervraagde gemeenten (n=93) de vroegsignalering wordt bekostigd uit de vaste middelen voor armoede en schulden. Bij 31% komt het uit sociaal domein brede middelen, en bij 20% uit incidentele armoedemiddelen. (1)

Van de ondervraagde gemeenten geeft 28% aan dat er een volledig vast budget (uren) beschikbaar is voor vroegsignalering. Bij een vergelijkbaar deel van de gemeenten (27%) is er alleen een vast budget begroot voor de uitvoerende teams.

Bij 37% is vroegsignalering onderdeel van de capaciteit voor schuldhulpverlening en is er geen vast aantal uren bepaald. Verschillende gemeenten ervaren ook dat er een uitruil is tussen de beschikbare tijd voor vroegsignalering en schuldhulpverlening:

‘Capaciteit gaat nu ten koste van capaciteit SHV. Probleem capaciteit eerder op SHV, doorstroom stokt met regelmaat doordat heel aantal uren wordt ingezet op vroegsignalering.’

‘Omdat de vroegsignalering wordt opgepakt vanuit SHV en er nu nieuwe uitdagingen bijgekomen zijn - waaronder de energiearmoede - is er automatisch minder tijd beschikbaar voor de vroegsignalering.’

‘Op dit moment lukt het nog binnen de normale uren omdat de aanmeldingen uitblijven, maar als de aanmeldingen gaan stijgen moet er zeker capaciteit bij.’

Daarnaast zorgt de vroegsignalering ook weer voor extra ander werk binnen de gemeente:

‘Door de toegenomen problematieken in de samenleving wordt het voor onze uitvoerende partners steeds lastiger alles te blijven uitvoeren. Nu ook het aantal meldingen voor de vroegsignalering begint toe te nemen, komt er nog meer werk op het bord van onze uitvoerende partners. Het wordt verwacht dat dit een keer gaat knellen.’

‘Op dit moment hebben we extra inzet gekregen om meer persoonlijk contact te kunnen oppakken (huisbezoeken en telefoontjes). Dit leidt tot meer doorverwijzingen.’

Voetnoten

  1. Gemeenten konden meerdere antwoorden opgeven, vandaar dat dit optelt tot meer dan 100%. 18% van de gemeenten heeft meer dan één van de middelen genoemd.

6 Bij 1 op de 5 meldingen wordt inwoner bereikt

Van alle meldingen in 2022 is er bij 18% van de meldingen contact geweest met een inwoner. Contact gelegd betekent dat een inwoner heeft gereageerd op een brief of e-mail, de telefoon heeft opgenomen of de deur heeft open gedaan toen er werd (aan)gebeld.

Om een goed beeld te krijgen in hoeverre de inspanningen van gemeenten ook tot contact leiden, is ook alleen gekeken naar meldingen met tenminste één contactpoging. Hieruit blijkt dat bij 21% van de meldingen met tenminste één geregistreerde contactpoging de contactpoging heeft (of de contactpogingen hebben) geresulteerd in daadwerkelijk contact met de inwoner. Voor heel 2022 zijn er bij de gemeenten die deelnemen aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden 70.706 meldingen waarbij de inwoner is bereikt na één of meerdere contactpogingen.

Grafiek percentage meldingen waarbij contact gelegd

Bovenstaande figuur laat een verschil zien tussen gemeenten die RIS en die VPS gebruiken in het percentage waarbij contact is gelegd met de inwoner. Dit ligt bij VPS hoger dan bij RIS. Twee mogelijke verklaringen voor dit verschil:

  • Er is een verschil tussen VPS en RIS in de mogelijkheid om contactpogingen in grote aantallen vast te leggen.
    In RIS kunnen automatisch contactpogingen worden aangemaakt bij het in grote aantallen verzenden van sms’jes, e-mails of brieven. Als er vervolgens een reactie op komt, moet dit handmatig worden geregistreerd. In VPS moet direct bij het invoeren van de contactpoging ook het resultaat worden vastgelegd.
     
  • Er is een verschil in het aantal signalen dat in een melding wordt omgezet.
    Bij VPS wordt voor een enkelvoudig signaal niet automatisch een dossier (melding) aangemaakt. Daarom gaat het om een specifiekere groep van betalingsachterstanden waarvoor wel een melding wordt aangemaakt. Dit zijn meer meldingen waarbij een huisbezoek of telefonisch contact plaatsvindt of waarbij op een brief is gereageerd. Het versturen van uitsluitend een brief zelf wordt minder vastgelegd in VPS. Dit zal van invloed zijn op het percentage meldingen dat tot contact leidt, aangezien brieven doorgaans minder tot contact leiden dan huisbezoeken of telefonische contacten.

Introductie

Van alle meldingen in 2022 is er bij 84% minimaal één contactpoging geregistreerd. Bij de deelnemende gemeenten zijn dit in totaal 331.437 meldingen in 2022.

Dat niet voor alle meldingen contactpogingen zijn geregistreerd, kan op twee manieren verklaard worden:

  1. Meldingen worden alsnog terzijde gelegd.
  2. Niet alle contactpogingen zijn geregistreerd.

Ad 1) Meldingen die terzijde worden gelegd

Gemeenten kunnen na ontvangst van een signaal eerst controleren of de inwoner al bekend is bij schuldhulpverlening en bekend is in de Basis Registratie Personen (BRP). Dit kan (deels) zelfs geautomatiseerd door de softwareapplicatie worden gedaan, afhankelijk van de applicatie en de ingekochte functionaliteiten door de gemeente. Zoals in het eerste hoofdstuk bleek, is dit een veelgenoemde reden waarom gemeenten signalen niet op kunnen volgen.

Ook nadat voor een signaal een dossier (melding) is aangemaakt en een gemeente aan de slag gaat met het opvolgen van de melding, kan ervoor gekozen worden om de melding alsnog terzijde te leggen. Zo zijn er gemeenten die op dit moment in het proces nagaan of de inwoner al bekend is bij schuldhulpverlening en op basis daarvan besluiten om geen hulpaanbod te doen, maar het signaal rechtstreeks doorgeven aan de betrokken schuldhulpverlener.

Onderstaande figuur laat zien dat een belangrijk deel van de gemeenten inderdaad controleert of een inwoner bekend is in de BRP en/of bij de (schuld)hulpverlening. Met name de controle of een inwoner bekend is bij schuldhulpverlening, komt vaak voor. Bijna de helft van de gemeenten doet dit bij alle meldingen.

Iets meer dan de helft van de gemeenten gaat na of een inwoner al bekend is bij het wijkteam of maatschappelijk werk. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat het op grond van de Wgs niet is toegestaan in de eerste fase (wanneer er nog geen hulpacceptatie is) te kijken of iemand bekend is bij het wijkteam of maatschappelijk werk.

Grafiek hoeverre meldingen met gegevens worden verrijkt

Ad 2) Het effect van registreren: niet alle contactpogingen zijn vastgelegd

Een andere verklaring voor het feit dat het aantal meldingen waarbij contactpogingen zijn geregistreerd lager ligt dan het totaal aantal meldingen, heeft te maken met de registratie. Het komt voor dat er wel een contactpoging is gedaan (bijvoorbeeld een hulpaanbod per brief), maar dat dit niet is vastgelegd in VPS of RIS.

7.1 Meeste contact na belpoging en huisbezoeken

Van alle manieren waarop contact kan worden gezocht met een inwoner, zijn telefonische contactpogingen en huisbezoeken het meest succesvol (zie vorig hoofdstuk). Ongeveer 40% van de telefonische contactpogingen en huisbezoeken resulteert in het bereiken van een inwoner, zo laat onderstaande tabel zien. Een succesvolle contactpoging betekent in dit geval dat een inwoner is bereikt en dit ook bij de betreffende contactpoging geregistreerd is.

Kanttekening is dat veel gemeenten verschillende benaderingswijzen combineren. Zo komt het voor dat eerst een brief gestuurd wordt en daarna een huisbezoek afgelegd wordt. Of een contact is een gevolg van een eerdere contactpoging. Als een inwoner bijvoorbeeld belt naar aanleiding van een brief, dan komt het voor dat een gemeente bij het telefonische contact aangeeft dat de inwoner is bereikt, zonder dit bij de brief zelf aan te geven.

Deze registratieverschillen tussen benaderingswijzen zijn ook terug te zien in de tabel. Waar bij huisbezoeken en telefonische contacten (nagenoeg) de uitkomst van alle contactpogingen is geregistreerd, is het bij sms’jes en brieven bij een meerderheid van de pogingen onbekend of een inwoner al dan niet is bereikt.

Percentage contactpogingen waarbij een inwoner wordt bereikt, naar type contact

Contacttype % contact-
pogingen waarbij geregistreerd is of contact-
poging wel/niet succesvol is (n=484.534)
% succesvolle contact-
pogingen* (o.b.v. contact-
pogingen waarbij geregistreerd is of inwoner wel/niet is bereikt) (n=324.878)
% succesvolle contact-
pogingen* (o.b.v. alle contact-
pogingen) (n=484.534)
Huisbezoek 98% 38% 37%
Telefoon 94% 40% 38%
Sms/WhatsApp 44% 17% 7%
E-mail 54% 18% 10%
Brief/kaart 43% 13% 5%
Anders 55% 26% 15%
Totaal 67% 25% 19%

*) Een succesvolle contactpoging is een contactpoging waarbij een inwoner wordt bereikt. Daarbij kan de inwoner ook aangegeven hebben geen gesprek of verder contact te willen.

8 8% van de meldingen resulteert in acceptatie hulpaanbod

Het bereiken van een inwoner betekent nog niet dat de inwoner ook daadwerkelijk gebruik maakt van de aangeboden hulp. Gemiddeld 39% van de bereikte inwoners maakt daadwerkelijk gebruik van de aangeboden hulp. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om hulp bij het regelen van een betalingsregeling, het stellen van vragen aan de professional of het openstaan voor tips en adviezen van de professional vroegsignalering. Ook kan de professional vroegsignalering de inwoner doorverwijzen naar andere typen hulpverlening.

In totaal gaat het bij de deelnemende gemeenten aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden in 2022 om 29.438 meldingen waarbij is geregistreerd dat de inwoner hulp accepteert. Gemiddeld is dit 8% van alle meldingen in 2022.

In de jaarrapportage van 2021 benoemden we dat 4% van alle meldingen resulteerde in een hulpacceptatie. Naderhand bleek dat de categorisering van hulpacceptatie in RIS bij een gemeente met veel meldingen niet klopte. Dat is vanaf 2022 hersteld. Door deze aanpassing is het percentage hulpacceptatie in 2021 niet te vergelijken met dat in 2022.

Het is wenselijk om het percentage hulpacceptatie genuanceerd te interpreteren. Bij de interpretatie is het belangrijk om rekening te houden met het feit dat:

  1. het percentage afhangt van de selectie van meldingen;
  2. er verschillen tussen gemeenten kunnen zijn in wat als ‘hulpacceptatie’ wordt gezien;
  3. niet alle hulp in cijfers is uit te drukken.

Hieronder gaan we op deze drie aspecten in.

Ad 1) Verschillen in selectie van meldingen

Onderstaande figuur laat zien dat er duidelijke verschillen in percentage hulpacceptatie zijn tussen gemeenten die gebruikmaken van RIS en VPS. Bij de VPS-gemeenten wordt bij meer meldingen aangegeven dat de inwoner hulp wil: gemiddeld 14% van alle meldingen in 2022 bij VPS-gemeenten, tegen 8% bij RIS-gemeenten. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de inrichting van het registratieproces.

Zoals ook toegelicht in het vorige hoofdstuk wordt er binnen VPS voor een specifiekere groep signalen een melding aangemaakt. Dit zijn over het algemeen de ‘zwaardere’ signalen, zoals meerdere of herhaaldelijke betalingsachterstanden. Daardoor staat een inwoner mogelijk meer open voor hulp. Zo zien we dat de mate van hulpacceptatie groter is naarmate het schuldbedrag hoger is.

Ook tussen gemeenten die dezelfde softwareapplicatie gebruiken, zijn er verschillen. Zo zijn er gemeenten die ervoor kiezen om signalen waarbij alleen een brief wordt gestuurd in een apart ‘bakje’ te plaatsen, zonder er een dossier (melding) voor aan te maken. Deze signalen blijven dan buiten beschouwing. Omdat de respons op brieven over het algemeen lager is, zal het percentage ‘hulpacceptatie’ bij deze gemeenten hoger uitvallen dan bij gemeenten die wel de signalen meenemen waarbij ze de inwoner alleen per brief benaderen.

Om een indruk te geven van de variatie in hulpacceptatie, hebben we in onderstaande figuur de ontwikkeling van de hulpacceptie voor een selectie van de 234 deelnemende gemeenten toegevoegd, de zogenaamde ‘doorsnede van de deelnemers’. Hierbij is gekeken naar de hulpacceptatie van 116 gemeenten. Deze gemeenten zijn een afspiegeling van de Nederlandse gemeenten in omvang en spreiding over het land, en willekeurig gekozen qua vroegsignaleringsaanpak. Bij deze gemeenten werd gemiddeld bij 5% van alle meldingen geregistreerd dat een inwoner hulp accepteert.

Dit alles laat zien dat er variatie is in de mate waarin hulp wordt geaccepteerd, die mede afhangt van de manier waarop het vroegsignaleringsproces in de systemen is ingeregeld.

Grafiek percentage waarbij hulp is geaccepteerd

Ad 2) Verschillen in definiëring hulpacceptatie

Het is aan de gemeenten zelf hoe zij bepaalde vormen van hulp registreren en categoriseren. Hierdoor kunnen er verschillen in de cijfers over de mate van hulpacceptatie ontstaan. Daarnaast zijn er situaties waarin het lastig kan zijn om vast te stellen of er sprake is van hulpacceptatie. We hebben gemeenten om voorbeelden gevraagd van situaties waarin er twijfel is of deze situatie als ‘hulpacceptatie’ moet worden geregistreerd. Voorbeelden die herhaaldelijk werden genoemd, zijn:

  • Inwoner wil hulp maar komt vervolgens niet op de afspraak of is niet meer bereikbaar, of trekt zijn eigen plan.
  • Inwoner zoekt als eerste contact met de gemeente en onderneemt daarna zelf actie richting de vastelastenpartner.
  • Inwoner geeft na het gesprek zelf aan actie te gaan ondernemen, bijvoorbeeld dat hij/zij zelf contact gaat opnemen met de vastelastenpartner.
  • Inwoner wil hulp voor andere problemen.
  • Als de inwoner aangeeft het niet eens te zijn met de betalingsachterstand en dat hij/zij om die reden niet betaalt.
  • Inwoner zegt tijdens een gesprek: ‘Bedankt voor de hulp, ik ga het regelen.’

Omdat een vastenlastenpartner na hulpacceptatie de incasso voor een periode van 30 dagen opschort, is het wenselijk dat er een eenduidig beeld is wat er onder ‘geaccepteerde hulp door de inwoner’ wordt verstaan. Om hier meer eenduidigheid in te krijgen, hebben Divosa en VNG Realisatie in de Leidraad Monitoring Vroegsignalering Schulden verschillende situaties beschreven, met daarbij een richtlijn. We hopen dat dit handvatten biedt om de hulpacceptatie op een meer eenduidige manier te registreren. Afstemming en uitwisseling hierover blijft gewenst.

Ad 3) Niet meetbare effecten van het hulpaanbod

Een groot deel van de activiteiten bij het opvolgen van signalen wordt door gemeenten geregistreerd in VPS of RIS. Echter, niet alles wordt geregistreerd. Zo kan het zijn dat reacties op een brief terechtkomen bij een klantcontactcentrum dat geen toegang heeft tot RIS of VPS. Of een inwoner kan weliswaar niets van zich laten horen, maar wel zelf actie hebben ondernomen naar aanleiding van een brief.

Daarnaast gaat niet iedereen direct in op het eerste hulpaanbod. Zo komt het voor dat een inwoner in eerste instantie de hulp afslaat, maar later alsnog terugkomt. De melding kan dan al zijn afgesloten en het terugkomen van de inwoner wordt dan niet meer geregistreerd bij het oorspronkelijke signaal dat het hulpaanbod heeft geïnitieerd. Het effect van een initieel hulpaanbod is in zo’n geval niet terug te zien in de cijfers.

We hebben de deelnemende gemeenten gevraagd in hoeverre het nog wordt geregistreerd als een inwoner zich na meer dan 4 weken alsnog meldt voor hulp. De helft van de ondervraagde gemeenten doet dit wel. Echter, dit gebeurt bij een deel (21%) in een ander systeem.  Eén op de vijf gemeenten geeft aan dit alleen te registreren als de melding nog niet is afgesloten.

Bij ‘anders’ geeft men onder andere aan dat bij hen een combinatie van onderstaande antwoorden geldt (alleen als de melding nog niet is afgesloten, waarbij men dit dan in een ander systeem registreert), dat men dit in een vrij veld benoemt en dat het alleen wordt geregistreerd als het binnen 3 maanden na de melding is. Sommige gemeenten geven aan dat ze het beleid hieromtrent nog moeten bepalen.

Al deze niet-meetbare effecten maken dat de impact van vroegsignalering zeer waarschijnlijk groter is dan op basis van uitsluitend de data valt te concluderen.

De mate van hulpacceptatie moeten we dan ook niet zien als belangrijkste maatstaf voor het succes van vroegsignalering. Hulpacceptatie is een indicator, maar geen doel op zich. Als een inwoner de weg naar hulp weet te vinden bij (oplopende) betalingsachterstanden, dan is het doel bereikt. We willen uiteindelijk voorkomen dat financiële problemen gaan escaleren.

9 Meeste hulp in de vorm van een quick fix

De figuur hieronder laat zien welke vorm van hulp is geboden op het moment dat een inwoner hulp heeft geaccepteerd. Bij iets minder dan 1 op de 5 hulpacceptaties is dit niet genoteerd. De figuur laat zien welke hulp wordt geboden als dit wel is geregistreerd. In 63% van de gevallen gaat het dan om een quick fix. Dit betekent dat de gemeente snel met de inwoner een oplossing heeft kunnen vinden zonder dat een verder hulptraject noodzakelijk is. Denk bijvoorbeeld aan het tot stand brengen van een betalingsregeling met de schuldeiser of hulp bij het ordenen van de administratie.

De figuur laat zien dat er meer wordt doorverwezen naar hulp die niet-financieel van aard is (denk aan maatschappelijk werk) dan naar financiële hulp (zoals schuldhulpverlening). Dit maakt duidelijk dat de effecten van vroegsignalering verder reiken dan het uitsluitend bieden van financiële hulp. Door vroegsignalering komen mensen in beeld bij wie meer speelt dan alleen het hebben van een betalingsachterstand.  

Cirkeldiagram type hulpacceptatie

Bij de interpretatie van bovenstaande figuur moet rekening gehouden worden met het feit dat de gemeenten zelf bepalen welke type hulp op welke manier wordt geregistreerd. Dit kan dus verschillen.

We hebben gemeenten gevraagd hoe zij verschillende vormen van hulp registreren. De meeste gemeenten zijn hier redelijk eenduidig in. Bij het opstellen van een schuldenoverzicht zijn er duidelijke verschillen in de manier waarop dit wordt geregistreerd. Ook bij een gesprek met de inwoner over het zelfstandig oplossen van betalingsachterstanden zijn verschillen zichtbaar. Bij een nadere toelichting geeft de ene gemeente aan dat zij ‘Hulp bij het treffen van een betalingsregeling’ schaart onder ‘andere uitkomst’ en de ander onder een quick fix. Ditzelfde geldt voor het opstellen van een Plan van Aanpak.

De verschillen in registratie hangen ook samen met wie de vroegsignalering binnen de gemeente uitvoert. Bij gemeenten waar de schuldhulpverlening de vroegsignalering uitvoert, doen professionals meer zelf, zoals het opstellen van een schuldenoverzicht en vervolggesprekken.

Grafiek registratie verschillende vormen van hulp

Andere vormen van verwijzingen die gemeenten noemen zijn verwijzingen naar een energiecoach en juridische hulp, verwijzing voor een adviesgesprek Sociaal Domein breed of een procesregisseur (als er sprake is van multiproblematiek) en verwijzingen naar een specifiek loket voor zelfstandigen.

Methodologische verantwoording

In de rapportage maken we gebruik van gegevens uit verschillende bronnen:

  • Cijfers over de vroegsignalering van deelnemende gemeenten aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden, afkomstig uit de softwareapplicaties.
  • De uitkomsten van een vragenlijst die deelnemende gemeenten invullen over de procesinrichting rondom vroegsignalering.

Hieronder lichten we de gebruikte gegevens nader toe.

Cijfers vroegsignalering

Bijna alle gemeenten maken gebruik van de softwareapplicaties RIS Matching en RIS Vroeg Eropaf (RIS) van xxlnc Sociaal - Inforing of Vindplaats van Schulden (VPS) van Bureau Krediet Registratie (BKR). In deze systemen kunnen de vastelastenpartners de signalen aanleveren, kunnen gemeenten de signalen categoriseren op basis van hun beleidskeuzes en vervolgens de opvolging en uitkomsten daarvan registreren. xxlnc Sociaal - Inforing en BKR leveren voor de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden geanonimiseerde gegevens op gemeenteniveau over signalen, meldingen (dossiers) en contactpogingen.

We krijgen deze gegevens voor de gemeenten die zich hebben aangemeld voor de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden.

Gedurende 2022 zijn meer gemeenten gaan deelnemen aan de Monitor Vroegsignalering. Onderstaande figuur geeft de deelname weer tussen begin 2020 en eind 2022. In januari 2022 nemen 201 gemeenten deel; eind 2022 geldt dit voor 234 gemeenten. Deze 234 gemeenten vertegenwoordigen 79% van de Nederlandse bevolking. Van deze 234 gemeenten maken 197 gebruik van RIS (xxlnc Sociaal - Inforing) en 37 van VPS (BKR).

Grafiek deelnemende gemeente aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden (2020-2022)

Onderstaande tabel geeft weer hoe de deelname van gemeenten aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden verdeeld is qua inwonersaantal. De tabel laat zien dat de deelnemende gemeenten op dit gebied een afspiegeling zijn van alle gemeenten in Nederland.

  Aantal deelnemende gemeenten Aandeel van het totaal aantal deelnemende gemeenten (n=234) Aandeel van het totaal aantal gemeenten in Nederland (n=342)
0-25.000 71 30% 33%
25.000-50.000 90 38% 40%
50.000-100.000 45 19% 18%
100.000 of meer 28 12% 9%

Uitkomsten vragenlijst over procesinrichting

In aanvulling op de cijfers vanuit de systemen VPS en RIS zet Divosa periodiek een vragenlijst uit onder deelnemende gemeenten. Deze bevat vragen over de procesinrichting rondom vroegsignalering. Uitkomsten uit deze vragenlijst zijn ook gebruikt in deze rapportage.

In deze rapportage hebben we de antwoorden meegenomen uit de vragenlijsten van juli 2022 en oktober 2022. Van de gemeenten die beide keren de vragenlijst hebben ingevuld, hebben we alleen de meest recente antwoorden meegenomen.

In totaal hebben we voor de rapportage de antwoorden van 127 gemeenten gebruikt. Van deze gemeenten maken 23 gemeenten gebruik van VPS (BKR) en 104 gemeenten van RIS (xxlnc Sociaal - Inforing).

  Aantal deelnemende gemeenten Aandeel van het totaal aantal deelnemende gemeenten (n=127) Aandeel van het totaal aantal gemeenten in Nederland (n=342)
0-25.000 33 26% 33%
25.000-50.000 47 37% 40%
50.000-100.000 29 23% 18%
100.000 of meer 18 14% 9%

Berekening jaarcijfers

Bij het berekenen van de cijfers over 2022 is uitgegaan van het gemiddelde van de maandgemiddelden. Hiervoor is gekozen omdat het aantal gemeenten gedurende het kalenderjaar is toegenomen, en dus per maand verschilt.

Bij de grafieken zijn wel de totale aantallen over 2022 weergegeven om daarmee een beeld te schetsen van het totaal aan achterliggende waarden.

In het dashboard dat beschikbaar is voor gemeenten, zijn bepaalde cijfers wel op basis van de totale aantallen over 2022 berekend. Hierdoor kunnen kleine verschillen in getoonde percentages optreden.

Begrippenlijst

Signalen

Bij een signaal gaat het om één signaal van een betalingsachterstand doorgegeven door één vastelastenpartner. In de monitor zijn geen crisissignalen, afsluitsignalen en CAK-signalen meegenomen. 

Meldingen

Signalen kunnen door een gemeente worden gematcht. Er ontstaat dan een melding (dossier), enkelvoudig (één signaal in een maand) of meervoudig (meerdere signalen in één maand). We spreken over een opeenvolgende melding als er sprake is van signalen in verschillende maanden (tot zes maanden terug).

Contactpogingen

Dit zijn alle contactpogingen zoals gemeenten die registreren. Contactpogingen zijn altijd gekoppeld aan een melding (dossier). 

Een contactpoging is succesvol wanneer er daadwerkelijk contact is geweest met de inwoner: de inwoner is bereikt. In dat geval is er telefonisch gesproken met een inwoner, heeft de inwoner gereageerd op een brief of e-mail of heeft hij/zij de deur opengedaan toen er werd aangebeld.

Hulpacceptatie

Wanneer een gemeente bij een dossier heeft geregistreerd dat een inwoner hulp wil (VPS) of een type uitkomst heeft geselecteerd dat gecategoriseerd wordt als ‘wil hulp’ (RIS), dan is dat in deze rapportage geregistreerd als ‘hulpacceptatie’.

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
divosa.nl

Auteur

Anna van der Schors

Met medewerking van

Loes Rocour (Significant Insights)
Nienke Bilo (Significant Insights)

Met dank aan

Ellen Hennekens (NVVK)
Larissa van Es (Divosa)
Marielle Fleuren (VNG realisatie)
Martin van Riemsdijk (BKR)
Ticho van Hoppe (xxlnc Sociaal - Inforing)

Eindredactie

Sal Stam

Webredactie

Remco van Brink

Versie

April 2023