1 Leren, bijsturen en evalueren door monitoren van het proces van vroegsignalering

Sinds 1 januari 2021 zijn gemeenten bezig met de implementatie van de gewijzigde Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) en het inrichten van het proces van vroegsignalering. Nu deze eerste implementatiefase in de meeste gevallen is voltooid, is het van belang beleid en uitvoering te monitoren en te evalueren om een goed beeld te krijgen van de effectiviteit van vroegsignalering en waar nodig bij te sturen. Ook kan monitoring van belang zijn om te zorgen voor interne verantwoording van het proces van vroegsignalering.

Deze leidraad is opgesteld door Divosa en VNG Realisatie om gemeenten handvatten te bieden bij monitoring en evaluatie van het proces van vroegsignalering van betalingsachterstanden. Daarnaast biedt de leidraad ondersteuning bij het gebruik van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden en aanbevelingen voor eenduidige registratie.

Achtergrond

Sinds 1 januari 2021 is vroegsignalering door de gewijzigde Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) voor gemeenten een wettelijke taak. De gewijzigde Wgs faciliteert onder andere de gegevensuitwisseling over betalingsachterstanden tussen schuldhulpverleners en schuldeisers van vaste lasten met als doel vroegsignalering van schulden.

Doel van de vroegsignalering van betalingsachterstanden zoals vastgelegd in de Wgs is om inwoners eerder te kunnen bereiken en desgewenst te helpen bij het oplossen van schulden, om zo problematische schulden te voorkomen. Op het moment dat inwoners pas na enkele jaren na het ontstaan van de eerste schulden hulp zoeken, zoals vaak het geval was (1), kan de schuldenproblematiek uitgegroeid zijn tot een complex probleem. Op het moment dat inwoners sneller worden bereikt en geholpen, zijn de financiële problemen nog relatief beheersbaar. Dat maakt de hulpverlening gemakkelijker en de kans van slagen groter.

Doel en scope van de leidraad

Deze leidraad is geschreven voor medewerkers van gemeenten die zich bezighouden met monitoring en evaluatie van vroegsignalering. We refereren in dit stuk verder naar gemeenten. De leidraad geeft gemeenten handvatten bij het vormgeven van monitoring en evaluatie van vroegsignalering. 

Gemeenten hebben beleidsvrijheid waar het gaat om de uitvoering van vroegsignalering. Er is zodoende ook niet één manier om het proces van vroegsignalering te monitoren. Afhankelijk van specifieke (sub)doelstellingen van de gemeente, kan de monitoring anders vormgegeven worden. Deze leidraad geeft inzicht in belangrijke stappen bij het opzetten van een proces van monitoring en evaluatie. Daarbij wordt beschreven hoe de centrale doelstellingen van de Wgs en mogelijke neveneffecten gemonitord zouden kunnen worden.

Achtergrondinformatie

Ter info hieronder enkele documenten die sinds januari 2021 gepubliceerd zijn met betrekking tot het proces van vroegsignalering die relevant kunnen zijn:

Leeswijzer

In het eerste hoofdstuk geven we handvatten met betrekking tot monitoren en evalueren in algemene zin - met direct een toepassing op het proces van vroegsignalering. In het daaropvolgende hoofdstuk lichten we kort de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden toe om in het laatste hoofdstuk stap voor stap te kijken welke data je als gemeente kunt  verzamelen voor een proces- en effectevaluatie rondom vroegsignalering. In de bijlage vind je een overzicht van alle informatie die in dit stuk wordt genoemd en waar je dit terug kunt  vinden. Het kan handig zijn om hier al aan het begin van het lezen van dit stuk een blik op te werpen.

Voetnoten

  1. Social Force (2011), Vroegsignalering moet en kan! Een onderzoek naar de toegevoegde waarde van een Landelijk Informatiesysteem Schulden.

Introductie Algemene uitgangspunten monitoring en evaluatie Vroegsignalering

Op basis van de gewijzigde Wgs zal vroegsignalering in beleidsplannen van gemeenten zijn opgenomen en mogelijk heeft de gemeente ook een specifiek projectplan opgesteld. Bij de uitvoering van zulke plannen, is op verschillende momenten een evaluatie mogelijk. Voor de Toolkit Evalueren & Innoveren heeft Schouders Eronder dit met een infographic in beeld gebracht.

Planevaluatie

Het valt altijd aan te bevelen om te beginnen met een planevaluatie voorafgaand aan de uitvoering van het plan. In de planevaluatie staat welke effecten van een nieuwe interventie worden verwacht. In de kennisbundel van Schouders Eronder (1) staat een handreiking om een planevaluatie te maken.

In deze leidraad focussen we op handvatten bij het opzetten en uitvoeren van een proces- en effectevaluatie. Als we kijken naar vroegsignalering van schulden door middel van signalen van betalingsachterstanden van vastelastenpartners kunnen we dit proces als volgt in kaart brengen.

Procesevaluatie

Bij een procesevaluatie staat de uitvoering centraal. Hieronder valt het in kaart brengen, monitoren en evalueren van de middelen, activiteiten en resultaten. Het uitvoeren van de procesevaluatie is van belang om te kijken of de huidige aanpak werkt om de beoogde resultaten te behalen, continu te kunnen leren en eventueel te kunnen bijstellen.

Effectevaluatie

Bij de effectevaluatie ligt de focus op de uitkomsten en effecten. In het geval van vroegsignalering kan nu ook de effectevaluatie in gang worden gezet. De benodigde informatie kan echter lastiger of pas op langere termijn verzameld worden. Hier komen we later uitgebreider op terug.

Voetnoten

  1. Divosa, Landelijke Cliëntenraad, NVVK, Sociaal Werk Nederland en VNG bundelen hun krachten binnen Schouders Eronder. Dit landelijke programma ondersteunt professionals, organisaties en ketens binnen de schuldhulp

Wanneer is vroegsignalering succesvol?

Als gemeenten de vraag krijgen waarvoor ze monitoring van vroegsignalering willen inzetten, is het meestal “om te kijken wat effectief is”. Maar wat is dan precies effectiviteit? Of wanneer is vroegsignalering succesvol? En wanneer kan een gemeente tevreden zijn over de gekozen aanpak? Dat hangt allemaal af van de gekozen doelstellingen en beoogde resultaten. Worden die behaald? Dan kan je spreken van succes of effectiviteit. Vergelijking met andere gemeenten/organisaties kan ook een waardevolle manier zijn om duiding te geven aan de resultaten.

Vanuit de wet Wgs is er een duidelijke doelstelling om problematische schulden te voorkomen, maar een gemeente kan ook zelf nadere doelstellingen hebben. Moet vroegsignalering vooral gericht zijn op het voorkomen of oplossen van schulden? Of gaat het om meer, om ook inwoners te leren kennen en andere problematiek te signaleren? Zorg dat je op voorhand scherp hebt wat de beoogde resultaten en effecten zijn, zodat je ook weet wat je moet monitoren om inzichtelijk te krijgen of deze behaald worden.

Combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren

In het volgende hoofdstuk gaan we nader in op de verschillende onderdelen uit het hierboven weergegeven stroomschema. Om deze evaluatie te kunnen uitvoeren is het van belang om informatie te verzamelen. Hiervoor kunnen bepaalde indicatoren worden vastgelegd. Zulke indicatoren kunnen zowel kwantitatief (cijfers) als kwalitatief (gebaseerd op ervaringen) van aard zijn. Niet alle impact van de vroegsignalering van schulden is namelijk in cijfers uit te drukken. Zo kunnen bijvoorbeeld de ervaringen van inwoners belangrijk zijn om te meten of het beleid op vroegsignalering effectief is (indien hier specifieke doelstellingen bij zijn geformuleerd).

Registratie op orde

Een belangrijke informatiebron voor monitoring en evaluatie zijn registratiesystemen. Voor een zorgvuldige monitoring moet de registratie op orde te zijn. Als dat niet het geval is, kan de monitoring onjuiste en/of onvolledige gegevens bevatten, met als mogelijk gevolg verkeerde conclusies over de effectiviteit van het beleid. Om de registratie binnen de gemeente op orde te krijgen en te houden zijn er twee zaken van belang:

Capaciteit voor registratie: Er moet met de berekening van de caseload van de professionals rekening worden gehouden dat een deel van hun werkzaamheden bestaat uit het registreren van bijvoorbeeld de gesprekken met inwoners. 

Aandacht voor registratie: Professionals moeten op de hoogte zijn over het belang van registratie. Neem de professionals die registraties uitvoeren mee in de gestelde doelen van vroegsignalering van schulden en de informatie die verzameld moet worden om deze doelen te monitoren. Het maken van afspraken over eenduidige registratie is hierbij ook van belang.

De volgende hoofdstukken gaan dieper in op de wijze van registreren om te zorgen voor volledige en goed vergelijkbare data.

Het dossier 'loopt'

Het belang van het goed doornemen van registraties met het hele team dat betrokken is bij vroegsignalering, blijkt uit een voorbeeld van de gemeente Harlingen. In RIS was het mogelijk om aan te vinken dat het 'dossier loopt'. Vroegsignaleerders bleken dit vast te leggen op het moment dat het dossier was overgedragen aan Humanitas en zij er mee verder gingen.

Dat is een logische gedachte vanuit het perspectief van de inwoner / het dossier, maar niet als je uitgaat van de knip die zit in het proces van vroegsignalering naar de verdere hulpverlening. Immers als het dossier is overgedragen, is het dossier voor vroegsignalering afgerond.

Kijk dus goed samen met de collega’s die de registraties doorvoeren hoe datgene wat zij op dossierniveau invullen terugkomt in de managementrapportages. Als dit helder is, kun je gezamenlijk eenduidige afspraken maken over wat nodig is en hoe je dat vastlegt.

Hoe doen andere gemeenten het?

Bij het monitoren en evalueren van vroegsignalering kan het zinvol zijn om ook te kijken hoe andere gemeenten de vroegsignalering aanpakken en welke resultaten zij behalen. Op deze manier kunnen gemeenten van elkaar leren en succesvolle werkwijzen ook breder inzetten.

Op de website van de projectgroep Vroegsignalering landt in Nederland staan enkele voorbeelddocumenten.

Daarnaast biedt de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden de mogelijkheid om de cijfers van jouw gemeente te vergelijken met het landelijke gemiddelde of dat van vergelijkingsgroepen. Belangrijk hierbij is om vergelijking van cijfers als een aanknopingspunt te zien voor verdieping. Verschillen kunnen inzicht bieden in uiteenlopende werkwijzen of andere verklaringen hebben, en hoeven niet direct te betekenen dat de ene gemeente het beter doet dan de andere. 

Advies is dan ook om cijfers te gebruiken om met elkaar in gesprek te gaan. Divosa, NVVK en VNG Realisatie organiseren regelmatig bijeenkomsten over bepaalde thema’s rondom vroegsignalering. Maar ook gemeenten zelf kunnen intiatieven nemen, bijvoorbeeld om regionaal ervaringen uit te wisselen of samen met gemeenten die op basis van andere kenmerken vergelijkbaar zijn.

Publieke verantwoording

Het al dan niet behalen van doelstellingen en prestatieafspraken is tevens onderdeel van het democratisch proces. Het college van B&W zal op de hoogte willen blijven over de voortgang van bijvoorbeeld de resultaten van vroegsignalering. In de praktijk gebeurt dit via de wethouder die schuldhulpverlening in zijn portefeuille heeft.

Naast het college zal de gemeenteraad vanuit haar kaderstellende en controlerende taak op de hoogte gehouden moeten worden over de voortgang van vroegsignalering. Hierover kunnen specifieke afspraken gemaakt worden: denk aan speciale rapportages of een bijpraatmoment. Gebruikelijk is om voortgangsinformatie mee te nemen in P&C-cyclus van de gemeente (begroting en jaarrekening of voorjaars- en najaarsnota).

Introductie Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden

De Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden – in de vorm van een dashboard waarop je inzicht krijgt in cijfers van jouw gemeente, bijeenkomsten en publicaties – ondersteunt gemeenten om de monitoring van de vroegsignalering zo efficiënt en effectief mogelijk in te richten én zorgt ervoor dat gemeenten van elkaar kunnen leren om zo gezamenlijk ‘good practices’ op te bouwen.

De gegevens die beschikbaar zijn via het dashboard worden bij gemeenten opgehaald uit de systemen van Inforing (Nu: Xxllnce) (RIS matching, RIS Vroegeropaf) en BKR (VPS) en aangevuld middels een vragenlijst die gemeenten invullen. Voor de data uit RIS en VPS geldt dat wat er zichtbaar is op het dashboard, afhangt van de registratiewijze in deze systemen. We geven in het volgende hoofdstuk daarom ook enkele aanbevelingen voor eenduidige registratie die bijdraagt aan goede datakwaliteit.

Hoe kun je aansluiten bij de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden?

Deelname aan de Monitor Vroegsignalering is kosteloos voor gemeenten. Bij deelname krijg je toegang tot een dashboard waarop je inzicht krijgt in cijfers van jouw gemeente. Daarbij kan je de cijfers vergelijken met andere gemeenten. Daarnaast kan je deelnemen aan bijeenkomsten. Door deel te nemen aan de monitor draag je als gemeente bij aan het verder representatief maken van de landelijke cijfers rondom de uitvoering van vroegsignalering.

Zodra jouw gemeente is aangemeld worden automatisch cijfers vanuit VPS (BKR) of RIS (Xllence) aan Divosa aangeleverd. Hiervoor hoef je niets te doen. Je wordt alleen gevraagd om als gemeente twee keer per jaar een vragenlijst in te vullen.

Aanmelden kan via het online aanmeldformulier.

Wat vind je terug in de Monitor Vroegsignalering?

In het volgende hoofdstuk wordt bij de verschillende onderdelen van monitoring aangegeven welke informatie je terug kan vinden op het dashboard van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. In bijlage 1 is een tabel opgenomen met daarin alle informatie op een rij die terug te vinden is in het dashboard.

Vergelijkingen maken

Op dit moment is het mogelijk om in het dashboard te vergelijken tussen cijfers van jouw gemeente(n), het landelijk gemiddelde en verschillende vergelijkingsgroepen. Er kan worden vergeleken op basis van verschillende kenmerken zoals studentenstad, arbeidsmarktregio of provincie. Vergelijkingen kunnen zinvol zijn om de eigen cijfers verder te duiden en/of ook interessante aanpakken bij andere gemeenten te ontdekken.

Om zinvolle vergelijkingen te kunnen maken is het belangrijk dat de registraties (input) voldoende overeenkomen. Bij de meeste gemeenten zijn één tot vijf personen verantwoordelijk voor registraties in RIS of VPS. In sommige gemeenten is er zelfs sprake van een groter team dat deze registraties doorvoert. Het is daarom aan te bevelen om duidelijke afspraken te maken over wat wordt vastgelegd en hoe dat moet gebeuren.

Uit analyse van cijfers uit RIS en VPS over 2021 blijkt dat er verschillen zijn in de wijze van registratie en om welke informatie het gaat. Hieronder volgen enkele aanbevelingen voor eenduidige registratie.

Wat is nodig voor eenduidige en kwalitatief goede data?

Advies aan alle gemeenten
  • Vergelijk de vroegsignalen met de administratie van SHV en leg 'bekend bij SHV' vast in in RIS/VPS. Voor sommige gemeenten kan dit via een automatische koppeling, voor andere geldt dat dit alleen handmatig kan.
  • Registreer in VPS/RIS alle contactpogingen om een hulpaanbod te doen. We zien nu regelmatig dat met name schriftelijke contactpogingen niet worden vastgelegd.
  • Waar mogelijk hulp acceptatie / reactie op hulpaanbod ook na 28 dagen vastleggen. In VPS is het mogelijk afgesloten dossiers hiervoor nog weer te openen.
Advies aan gemeenten die gebruik maken van RIS
  • Registreer het type contactpoging in RIS en maak daarbij gebruik van de categorieën: 'huisbezoek, telefoon, e-mail, SMS/WhatsApp, flyer/kaart, anders'.
  • Zorg dat de uitkomst van een contactpoging altijd wordt vastgelegd. We zien nu veel contactpogingen terug waarbij niet bekend is of de inwoner is bereikt. Dit is met name het geval bij schriftelijke contactpogingen (e-mail, SMS, brief). Het is mogelijk om in te stellen dat er automatisch een tussen- en eindresultaat wordt vastgelegd na bijvoorbeeld 14 of 28 dagen. Dit wordt geadviseerd om de datakwaliteit van de Divosa Monitor te vergroten.
  • Registreer de uitkomst van een melding (dossier). Het gaat hierbij om het wel of niet accepteren van hulp.
  • Registreer bij hulpacceptatie ook type hulp. We zien nu meldingen waarbij wel 'wil hulp' is geregistreerd maar niet welk type hulp.
Advies aan gemeenten die gebruik maken van VPS
  • Maak een dossier van alle signalen. We zien nu dat er van veel enkelvoudige signalen geen dossier is. De contactpogingen die je vastlegt bij enkelvoudige signalen, komen niet terug in de monitor. Het advies is om van alle enkelvoudige signalen een dossier te maken. Dit komt dan terug in de monitor als melding én de contactpogingen die hierbij worden geregistreerd zijn terug te zien. Tevens kan je van deze contactpogingen ook vastleggen wat de uitkomst is. Bij contactpogingen bij enkelvoudige signalen kan dit niet. Zo kan er dus niet worden gemonitord wat de effectiviteit van deze pogingen is.
  • Registreer de uitkomst van contactpogingen ook als deze automatisch zijn vastgelegd. Als je een brief hebt verstuurd en hierop volgt een telefonische reactie, dan kan dit bij de contactpoging van de brief worden geregistreerd. Hiervoor moet je wel een dossier aanmaken.

Introductie

In dit hoofdstuk geven we handvatten hoe je aan de slag kan gaan met monitoring en evaluatie van het proces van vroegsignalering en de effecten zoals bezien vanuit de doelstellingen van de Wgs en neveneffecten.

Het doel van de wetgever is om problematische schulden te voorkomen. Dat gebeurt met behulp van vroegsignalering. Het gewenste resultaat hierbij is dat inwoners hulp aanvaarden of zélf actie ondernemen om de betalingsachterstand(en) op te lossen.

De onderliggende aanname is dat het vroegtijdig aanbieden van passende hulp een oplossing biedt voor schulden / betalingsachterstanden voordat er problematische schulden ontstaan. Het uiteindelijk gewenste effect is dan ook minder inwoners met problematische schulden.

Een belangrijk onderdeel van monitoring en evaluatie is het verzamelen en ordenen van informatie. We geven in dit hoofdstuk suggesties welke informatie je zou kunnen verzamelen rondom middelen, activiteiten, resultaten, uitkomsten en effecten. Hierbij geven we ook aan welke informatie je kunt terugvinden op het dashboard van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. Voor alle informatie geldt dat het aan te bevelen is om dit periodiek in beeld te brengen (bijv. op maand- of kwartaalniveau) om zicht te hebben op veranderingen.

Wat wordt bereikt met vroegsignalering?

Voor alle onderdelen van het monitoren en evalueren van Vroegsignalering is het zinvol om ook te kijken naar achtergrondkenmerken van betrokken inwoners. De veronderstelling bij het proces van vroegsignalering is om met deze werkwijze inwoners te bereiken die anders niet of pas veel later in beeld zouden komen. Maar is dit ook het geval?

Het valt aan te bevelen om in eerste instantie informatie te verzamelen over de inwoners die al hulp krijgen van de gemeente. De kenmerken van deze groep kun je vervolgens vergelijken met de achtergrondkenmerken van inwoners van wie vroegsignalen worden ontvangen. Een belangrijke indicator hierbij is ook:

  • Aantal signalen/melding waarvan inwoner al bekend bij schuldhulpverlening.

Vervolgens kan gekeken worden naar de achtergrondkenmerken van de groep waarmee wel contact gelegd wordt versus de groep waarmee dat niet lukt, en zo ook met de groep die wel hulp accepteert versus de groep die dat niet doet. 

Voorbeelden van achtergrondkenmerken die bijgehouden kunnen worden:

  • Leeftijd 
  • Huishoudsamenstelling (nog niet in RIS/VPS en Divosa Monitor)
  • Aanwezigheid minderjarige kinderen
  • Aantal signalen per melding
  • Hoogte van schuldbedrag van signalen
  • Postcode gebied (niet in Divosa Monitor)

Het is belangrijk om bij deze vergelijkingen steeds met de juiste referentiegroep te werken. Bijvoorbeeld: om een beeld te krijgen van de groep waarmee wel of geen contact is gelegd, is het zinvol om een uitsplitsing te maken op de wijze waarop het hulpaanbod is overgebracht. Vergelijk dus contact via huisbezoek met alle inwoners waarbij een huisbezoek is gedaan, niet met alle inwoners waarvan een signaal is binnengekomen.

Met behulp van bovengenoemde analyse op basis van achtergrondkenmerken, kan de aanpak geëvalueerd en bijgestuurd worden. Let op: achtergrondkenmerken zijn niet altijd een verklarende factor voor het wel of niet bereiken dan wel accepteren van hulp. Het kan echter wel richtinggevende inzichten bieden voor welke groepen mogelijk problemen ervaren.

Middelen

Het in kaart brengen van de middelen en activiteiten is belangrijk om duiding te kunnen geven aan de resultaten. Een toenemend aantal signalen kan bijvoorbeeld komen doordat er meer overeenkomsten zijn afgesloten met vastelastenpartners. Wanneer er meer signalen binnenkomen, maar de capaciteit om deze op te volgen gelijk blijft, is het mogelijk dat het percentage inwoners dat hulp heeft geaccepteerd is gedaald. Let op: het is niet altijd zo dat één aspect een volledige verklaring biedt (causaal verband), maar hoe meer informatie je hebt, hoe beter je ontwikkelingen kan duiden.

Signalen van vastelastenpartners 

Het proces van vroegsignalering staat of valt bij de (kwalitatief goede) aanlevering van signalen door vastelastenpartners (VLPs). Onderdeel van monitoring en evaluatie kan ook zijn om de samenwerking met deze partijen te evalueren. In het kader van monitoring en evaluatie is het zinvol om de volgende informatie te verzamelen:

  • Percentage VLPs in de gemeente waarmee overeenkomsten lopen
  • Aantal signalen dat naar type VLP / lokale VLPs
  • Continuïteit van aanlevering van verschillende partners
  • De mate waarin signalen volledige informatie bevatten
  • Aantal signalen dat wordt afgekeurd
  • Ervaringen met betrekking tot de samenwerking met VLPs (knelpunten / succesfactoren)

Hulpaanbod

Naast de signalen is het andere belangrijke middel het hulpaanbod van de gemeente. Informatie die hierbij verzameld kan worden: 

  • Overzicht van beschikbaar hulpaanbod
  • Overzicht van partijen betrokken bij het leveren van het hulpaanbod
  • Hoeveel budget / capaciteit voor het aanbieden van het hulpaanbod
  • Aantal fte dat werkzaam is voor vroegsignalering

Wat kan de Monitor Vroegsignalering betekenen?

Als het gaat om de middelen is de informatie die de landelijke monitor kan bieden beperkt. Het is mogelijk om in te zien hoeveel signalen er (per maand) zijn aangeleverd en welk aandeel van de signalen afkomstig is van welk type VLP. Dit kan wel aanknopingspunten bieden om de aanleveringen van signalen verder te verkennen.

Ontvangt jouw gemeente bijvoorbeeld in vergelijking met andere gemeenten veel minder signalen van woningverhuurders? Dan kan dat kan reden zijn om te kijken naar de aanlevering van signalen op het niveau van de individuele woningverhuurders. In RIS en VPS is het mogelijk om managementrapportages op het niveau van individuele VLPs in te zien.

Activiteiten

Onder activiteiten kan de gemeente aan de slag met monitoren en evalueren van hetgeen daadwerkelijk gedaan wordt met de middelen (signalen, hulpaanbod, medewerkers). Het belangrijkste om hierbij in kaart te brengen is:

Hoe wordt het hulpaanbod overgebracht?

Hierbij kan je een onderscheid maken tussen het gekozen afwegingskader / de prioritering en hoe zich dit vertaalt in de praktijk. Bijvoorbeeld: er is gekozen voor het sturen van een SMS aan jongeren met één signaal. In de praktijk blijkt dat bij ongeveer 40% van de signalen van jongeren geen telefoonnummer beschikbaar is. Deze jongeren ontvangen dan een brief. Daarnaast is het belangrijk om ook in kaart te brengen wat de afwegingen zijn geweest bij het prioriteren van de opvolging van signalen. Welke rol speelt budget? Welke rol speelt personele capaciteit? Welke rol spelen de beschikbare contactgegevens van signalen? Etc.

Informatie die verzameld kan worden om activiteiten in beeld te brengen:

  • Aantal contactpogingen per melding
  • Aantal contactpogingen naar type contactpoging
  • Aantal meldingen waarbij een hulpaanbod is gedaan
  • Aantal meldingen waarbij er contact is geweest met de inwoner (naar type contactpoging)
  • Kenmerken van inwoners waarmee contact is gelegd
  • Aantal uren besteed aan opvolgen van signalen in relatie tot aantal bereikte inwoners
  • Aantal uren besteed aan opvolgen van signalen in relatie tot wijze van opvolging
  • Ervaringen van professionals vroegsignalering
  • Ervaringen van benaderde inwoners

Een aantal van bovenstaande punten valt terug te zien in de systemen RIS/VPS en dus ook de Divosa Monitor. Andere informatie kan je zelf als gemeente gaan verzamelen. In de bijlage vind je een overzicht waar de bovengenoemde informatie al dan niet te vinden is.

Wat kan de Monitor Vroegsignalering betekenen?

Een veel gehoorde vraag rondom de aanpak van vroegsignalering is: welke aanpak is het meest effectief in het bereiken van inwoners? Als gemeente kun je dit inzichtelijk maken door te kijken naar hoe signalen worden opgevolgd (afwegingskader), de inzet (hoeveel tijd/pogingen worden gedaan om iemand te bereiken) en dit te verbinden met indicatoren zoals aantal meldingen waarbij contact is gelegd. Let hierbij goed op wanneer er wijzigingen worden gemaakt in de wijze waarop signalen worden opgevolgd, bijvoorbeeld de indeling van bakjes in RIS. Dit kan namelijk gevolgen hebben voor de uitkomsten. Er is vooralsnog een te grote variëteit tussen gemeenten om via de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden in kaart te brengen welke wijze van opvolgen van signalen leidt tot de meeste contacten.

Indicatoren met betrekking tot meldingen en contactpogingen zijn terug te vinden op het dashboard van de Divosa Monitor. Daarnaast wordt deelnemende gemeenten periodiek gevraagd om aan te geven welke criteria zij gebruiken bij het bepalen van de opvolging van signalen. De uitkomsten van deze uitvraag zijn ook terug te vinden op het dashboard.

Advies voor eenduidige registratie

Type contactpogingen (aanbieden van hulpaanbod)

In het kader van de Divosa Monitor worden de volgende typen contactpogingen onderscheiden:

  • Telefoon
  • Huisbezoek
  • Sms/WhatsApp
  • Brief / kaart / folder
  • Email
  • Anders

Op dit moment wordt bij type contactpoging door sommige gemeenten ook nog andere informatie geregistreerd bijvoorbeeld “geen contact” of “regeling met melder”. Daarnaast is het type contactpoging in een kwart van de gevallen niet geregistreerd. Om goede vergelijkingen te kunnen maken en een compleet beeld te krijgen op landelijk niveau wordt geadviseerd altijd te registreren hoe de contactpoging is uitgevoerd en eventuele uitkomsten (geen contact) te registreren als “niet bereikt” bij een contactpoging/tussenresultaat. Om hierbij te helpen, is het te adviseren om op deze velden in RIS een zachte of harde verplichting in te laten stellen.

Contact met inwoner

In de Divosa Monitor Vroegsignalering wordt uitgegaan van “aantal meldingen waarbij een hulpaanbod is gedaan” als er tenminste één contactpoging is geregistreerd bij een melding waarvan ook bekend is wat de wijze van de contactpoging is geweest. “Aantal meldingen waarbij er contact is geweest met de inwoner” gaat om een melding waarbij tenminste één contactpoging is geregistreerd waarbij is aangegeven dat er contact is geweest met de inwoner. Als een contactpoging is geregistreerd met wijze “brief” zonder uitkomst, wordt dat niet als “contact met inwoner” gezien.

De term “succesvol” kan verwarring oproepen in relatie tot het contact leggen. Immers, is een contact succesvol op het moment dat iemand de deur heeft open gedaan en er dus feitelijk contact is geweest? Of is het pas succesvol als de vroegsignaleerder een inhoudelijk gesprek over het hulpaanbod heeft kunnen voeren met de inwoner? Of is het pas succesvol als iemand hulp heeft geaccepteerd? In het kader van de monitoring adviseren we om uit te gaan van het eerste bij de registratie of een inwoner is bereikt en er dus de contactpoging “succesvol” is geweest. Dus ook als een inwoner nadat de vroegsignaleerder zich heeft voorgesteld laat weten geen gesprek te willen aangaan, is iemand “bereikt”.

Registreren van uitkomsten voor inzicht in bereik

Het valt op dat sommige gemeenten er voor kiezen niet alle contactpogingen te registreren. Zo worden in sommige gevallen automatisch verstuurde brieven of e-mails niet vastgelegd. Het valt aan te bevelen om alle acties in de opvolging van de signalen te registreren zodat er een zo volledig mogelijk beeld is van het proces van vroegsignalering. Dit betekent mogelijk meerdere contactpogingen bij één melding. En tevens de uitkomsten van al deze pogingen, ook “het verzonden (per e-mail/brief/SMS) hulpaanbod”, vast te leggen.

We zien nu namelijk terug dat regelmatig niet wordt vastgelegd of een inwoner is bereikt bij een contactpoging. Om dit wel zoveel mogelijk vast te leggen, is het te adviseren om in RIS een zachte of harde verplichting in te laten stellen op het veld “Persoon bereikt”. Ook is het wenselijk om reactie op een schriftelijk hulpaanbod (bijv. brief of e-mail) te registreren bij deze contactpoging en niet een nieuwe contactpoging aan te maken met als “type” bijvoorbeeld “inwoner belde n.a.v. brief”. 

Om inzicht te krijgen in “het bereik” maken sommige gemeenten een onderscheid tussen schriftelijke contactpogingen (brief, e-mail, SMS), telefonische pogingen en huisbezoeken. Voor de schriftelijke contactpogingen is het in veel gevallen lastiger de uitkomst vast te leggen omdat - al wordt erop gereageerd - het niet altijd duidelijk is dat de inwoner contact zoekt n.a.v. een schriftelijk hulpaanbod i.h.k.v. vroegsignalering. We adviseren hier een afweging in te maken die ook aansluit bij de eigen werkwijze. Zet je als gemeente een direct nummer van een vroegsignaleerder in een brief of e-mail? Dan valt er meer te zeggen over de uitkomsten van deze contacten dan wanneer er wordt verwezen naar een algemeen nummer van de gemeente. Wel kan er door collega’s van een klantcontactcentrum gevraagd worden of men een brief heeft gehad.

Geadviseerd wordt om wél altijd een uitkomst van schriftelijke contactpogingen te registreren.

Samenwerking met uitvoerende partijen

Vroegsignalering van schulden is in veel gemeenten in een apart team of project belegd. Bij verschillende gemeenten is gekozen om het opvolgen van signalen door een wijkteam of maatschappelijk werk te laten uitvoeren of dit gezamenlijk op te pakken. Het is dan belangrijk om deze partijen te betrekken bij het monitoringsproces. Zorg dat voor iedereen duidelijk is waarom wordt gemonitord, welke informatie daarvoor verzameld moet worden en wat nodig is om die informatie te verzamelen. 

Naast de gezamenlijke monitoring van de gestelde doelen, is het ook zinvol om de afspraken die zijn gemaakt met de uitvoerende partijen te monitoren. Worden alle signalen opgevolgd? Is het duidelijk waarom bepaalde signalen niet worden opgevolgd? Welke afspraken zijn er over hoe vaak getracht moet worden om een inwoner te bereiken voordat het dossier wordt afgesloten? Worden die nagekomen? Etc.

Resultaten

Bij het monitoren van de resultaten van het proces van vroegsignalering wordt primair gekeken naar de acceptatie van het hulpaanbod. Een ander mogelijk resultaat is dat een inwoner zelf stappen onderneemt om de betalingsachterstand op te lossen. Als gemeente kan je registreren dat een inwoner zegt dat te gaan doen en dit koppelen aan het wel of niet opnieuw ontvangen van een signaal op dat adres.

De gemeente kan het aantal terugkerende signalen monitoren door bijvoorbeeld de volgende informatie te verzamelen:

  • Aantal inwoners waarbij een interventie is ingezet die zich na een bepaalde termijn weer melden voor financiële ondersteuning bij de gemeente.
  • Aantal terugkerende vroegsignalen op hetzelfde adres binnen een bepaalde termijn (uitgesplitst naar uitkomst van eerdere opvolging van het signaal). 
  • Voor een termijn korter dan zes maanden zijn deze gegevens zichtbaar in de systemen RIS en VPS. Voor VPS geldt dat recidive als zodanig worden aangemerkt binnen zes maanden, maar dat voor het “matchen” van opeenvolgende signalen twee maanden wordt teruggekeken.
  • Als een inwoner zegt de schuld zelf op te lossen, kun je bekijken of de hoogte van de schulden in de loop van de maanden afneemt (wanneer een inwoner toch weer wordt gemeld).

Wat kan de Monitor Vroegsignalering betekenen?

In het kader van de Monitor Vroegsignalering worden de volgende typen uitkomst onderscheiden:

  • Wil hulp
  • Wil geen hulp
  • Niet bereikt

Het kan zinvol zijn om als gemeente aanvullende informatie vast te leggen zoals de reden waarom iemand geen hulp accepteert of aanvullende categorieën voor het niet oppakken van een melding. Omdat niet alle gemeenten deze informatie vastleggen, is gekozen voor bovenstaande categorieën in het kader van de Divosa Monitor Vroegsignalering.

In de Monitor Vroegsignalering is tevens informatie terug te vinden over de type hulp die is geaccepteerd door de inwoner. In het kader van de Monitor Vroegsignalering worden de volgende typen hulp onderscheiden:

  • Quick fix
  • Verwijzing financiële hulp
    • Schuldhulpverlening
    • Andere hulpverlening
  • Verwijzing niet financiële hulp

Veel gemeenten leggen specifieker vast naar welke (lokale) organisatie is doorverwezen. Dit kan zinvol zijn om ook de samenwerking en de overdracht naar deze organisaties te evalueren. Indien jouw gemeente gebruik maakt van RIS, is het goed om na te vragen hoe de uitkomsten die jouw gemeente vastlegt, worden omgezet naar bovengenoemde categorieën. Zo kan het zijn dat bij de uitkomsten die geregistreerd worden er geen “quick fix” staat maar iets anders zoals “gaat in op hulpaanbod (geen verwijzing)”.

Om de resultaten van vroegsignalering goed te kunnen monitoren, is het van belang vast te stellen wanneer welk resultaat bereikt is. Zorg dat hierover binnen de gemeente(n), met professionals die registraties uitvoeren, duidelijke afspraken over zijn. Hieronder volgen enkele handvatten.

Wanneer is er sprake van hulpacceptatie?

In principe kan ervan worden uitgegaan dat wanneer de professional vroegsignalering ondersteuning aanbiedt, dit als hulpacceptatie kan worden aangemerkt. Het kan hierbij ook gaan om doorverwijzing naar ander type hulpverlening. We hebben gemeenten om voorbeelden gevraagd van situaties waarin er twijfel is of dat moet worden geregistreerd als hulpacceptatie. Hieronder volgen enkele voorbeelden met daarbij een richtlijn.

Situatie

Is er sprake van hulpacceptatie?

Inwoner wil hulp, maar komt dan niet opdagen bij afspraak en er is geen contact meer mee te leggen.

Dit zal per casus bezien moeten worden. Op het moment dat er doorverwezen is, is de uitkomst voor vroegsignalering dat er wel hulpacceptatie is geweest.

Inwoner wil wel hulp, maar niet nu.

Nee, er is nu geen sprake van hulpacceptatie. Mogelijk dat de inwoner zich later nog meldt bij de gemeente, dit is dan een neveneffect van vroegsignalering.

Inwoner wil hulp voor andere problemen.

Wel hulpacceptatie. Dit kan worden geregistreerd als doorverwijzing naar niet financiële hulp.

Inwoner heeft zelf al contact gelegd met vastelastenpartner naar aanleiding van brief van gemeente.

Geen hulpacceptatie. Het is wel interessant om dit te monitoren als een neveneffect van vroegsignalering. Dit kan worden geregistreerd bij de uitkomsten, bijv. “wil geen hulp, heeft zelf al contact gelegd met VLP”.

Inwoner wil zelf een oplossing regelen, maar heeft wel vragen die de gemeente beantwoordt in een gesprek.

Wel hulpacceptatie. Dit kan worden geregistreerd als quick fix (adviesgesprek).

Inwoner heeft een hulpvraag, maar die kan direct in een (telefonisch) gesprek worden opgelost.

Wel hulpacceptatie. Dit kan worden geregistreerd als quick fix (adviesgesprek).

Inwoner geeft aan geen hulp te willen, maar meldt zich enige tijd later alsnog voor hulp.

Dit hangt er vanaf hoe lang dit is nadat het proces van vroegsignalering is afgerond. Indien dit nog geregistreerd kan worden in RIS/VPS, dan kan het worden geregistreerd als hulpacceptatie. Anders is het interessant om het te monitoren als een neveneffect. 

Inwoner staat open voor een kennismakingsgesprek, maar de uitkomst is nog niet bekend omdat het gesprek na de 28 dagen plaatsvindt.

Het hulpaanbod is binnen 28 dagen gedaan en de inwoner heeft het aanbod geaccepteerd door een gesprek in te plannen. Of dit gesprek leidt tot een schuldhulpverleningstraject valt niet binnen de scope van vroegsignalering. Er kan dus “wil hulp” worden geregistreerd.

Vertaling van registratie in RIS/VPS naar de Divosa Monitor

In RIS kan je als gemeente makkelijk zien welk type “Resultaten” leiden tot een “wil hulp” in de Divosa Monitor. De resultaten die geel zijn gearceerd worden gezien als hulp. Bij het inrichten van RIS kunnen hierover afspraken worden gemaakt. Het is goed om hetgeen hierboven omschreven daarbij mee te nemen zodat zoveel mogelijk gemeenten dit op vergelijkbare wijze doen.

Bij de registratie van de uitkomst (resultaat) onder tussentijds resultaat of uitkomst contactpoging, leidt dit niet automatisch tot een vertaling naar “wil hulp” in de Divosa Monitor. Hiervoor is het echt noodzakelijk om een registratie door te voeren onder “Resultaat”.

In VPS zijn er eenvoudigweg twee opties: wil hulp / wil geen hulp. Afhankelijk van wat hier wordt geregistreerd, zie je dit terug in de Divosa Monitor.

Het is niet altijd zo dat een inwoner direct ingaat op het eerste hulpaanbod. In sommige gevallen is er wel contact maar wil een inwoner geen hulp. Eén tip van een gemeente is om bij een telefoongesprek de inwoner het nummer op te laten slaan waarmee wordt gebeld. Zo kan de inwoner makkelijk op een later moment nog eens contact opnemen. In andere gevallen zal een inwoner pas een tijd later reageren op een schriftelijk hulpaanbod. Als wel duidelijk is dat de inwoner op een later moment hulp wil naar aanleiding van vroegsignalering, is het advies om dit alsnog in RIS of VPS te registreren indien het nog mogelijk is het dossier hiervoor opnieuw te openen. 

Welk type hulp wordt geboden?

Naar aanleiding van een uitvraag in het kader van de Divosa Monitor Vroegsignalering zien we verschillen in de wijze waarop gemeenten het type hulp registreren. Om goede vergelijkingen te kunnen maken tussen gemeenten is het zinvol om op een vergelijkbare wijze te registreren. Inzichten in het type hulp dat wordt geboden, zijn met name relevant als indicator of er sprake is van het vroegtijdig bereiken van de inwoner. Immers als er nog geen hoog opgelopen schulden zijn, dan is minder zware ondersteuning nodig.

In het kader van de Monitor Vroegsignalering wordt onderscheid gemaakt tussen een “quick fix” en “verwijzing”. Bij een quick fix wordt de inwoner binnen de 30 dagen van incassostop na hulpacceptatie geholpen, bijvoorbeeld door een gesprek over de mogelijkheden om zelf de betalingsachterstanden op te lossen. Enkele voorbeelden van andere mogelijke acties  in het kader van een “quick fix”:

  • hulp bij het ordenen van de administratie; 
  • het voeren van een budgetadviesgesprek; 
  • geven van informatie en advies over het zelfstandig bereiken van duurzaam financieel evenwicht zonder gebruik te maken van schuldhulpverlening of andere vormen van financiële dienstverlening; 
  • hulp bij het aanvragen van toeslagen en andere inkomensondersteunende voorzieningen;
  • de berekening van de beslagvrije voet;
  • (helpen bij) het maken van betalingsafspraken met crediteuren.

Ook in het geval de vroegsignaleerder voor deze acties doorverwijst naar een collega, kan het gaan om een quick fix. Er is sprake van “verwijzing” als er een langer hulptraject komt waarbij een overdracht plaatsvindt van een professional vroegsignalering naar een andere hulpverlener. Dit kan ook gaan om een doorverwijzing naar flankerende hulp (niet financieel).

Uitkomst

Het meest ingewikkelde deel van monitoring van vroegsignalering zit in het deel van “uitkomst” en “effect”. Hiervoor dient namelijk informatie verzameld te worden die buiten “het proces van vroegsignalering” valt. Daarnaast is het lastig om uitkomsten en effecten direct te koppelen aan het proces van vroegsignalering. Immers er zijn verschillende externe factoren die ook van invloed kunnen zijn op een indicator zoals “percentage inwoners met problematische schulden”, denk bijvoorbeeld aan de stijgende inflatie.

Bij uitkomsten kan worden gekeken naar de mate waarin de geboden hulp daadwerkelijk heeft geleid tot opgeloste schulden / betalingsachterstanden. Informatie die kan worden verzameld om hier een beeld van te krijgen:

  • Aantal inwoners geholpen met een quick fix
  • Aantal gestarte trajecten schuldhulpverlening
  • Aantal afgeronde trajecten schuldhulpverlening
  • Aantal inwoners die doorverwezen zijn naar maatschappelijke partners en daadwerkelijk hulp hebben gekregen
  • Aantal inwoners dat gebruik maakt van schuldhulpverleningsproducten (zoals stabilisatie, budgetbeheer, budgetcoaching, herfinanciering, betalingsregeling, DFD, schuldbemiddeling, saneringskrediet, WSNP)

Afhankelijk van de doorverwijzing die gedaan wordt, zal informatie over het vervolgtraject ook door of bij samenwerkingspartners opgehaald moeten worden, om te weten te komen of de geboden hulp passend was en heeft geleid tot de gewenste uitkomst. Denk bij samenwerkingspartners aan maatschappelijk werk, wijkteam, kredietbank maar ook lokale VLPs. Het valt aan te bevelen om hierover afspraken te maken en gezamenlijk na te denken over de opzet van monitoring en evaluatie.

Ook de samenwerking zelf kan onderdeel zijn van monitoring en evaluatie. Naast de frequentie van contact en doorverwijzing, kunnen ervaren knelpunten en succesfactoren in de overdracht van vroegsignaleerders naar schuldhulpverlening / maatschappelijke partijen in kaart worden gebracht. Dit is iets wat met name uit gesprekken met de betrokkenen gehaald zou kunnen worden.

Ervaringen van inwoners

Een belangrijke informatiebron voor het monitoren of de geboden hulp als passend is ervaren en heeft geleid tot het oplossen van betalingsachterstanden, zijn inwoners zelf. Hiervoor zou een enquête opgezet kunnen worden waarin vragen rondom klanttevredenheid meegenomen worden. Zo kunnen inzichten verkregen worden over de ervaringen van de inwoners met de wijze waarop de hulp werd aangeboden (ongeacht of men de hulp heeft geaccepteerd).

Klanttevredenheid kan achteraf worden gemeten door inwoners te bevragen op hun ervaringen. Wanneer dit gebeurt door iemand anders dan de vroegsignaleerder kan de kans op sociaal wenselijke antwoorden afnemen. Tegelijk is het risico groot dat er veel non-respons (geen reacties) is. Ook het bijhouden van het aantal klachten kan een indicator zijn in relatie tot klanttevredenheid.

Smileys om eerste reactie van inwoners vast te leggen

“Zitten inwoners eigenlijk wel op zo een hulpaanbod te wachten?”, werd in Breda voorafgaand aan de implementatie van het proces van vroegsignalering. Er is toen nagedacht over hoe op een zo laagdrempelig mogelijke manier hier eerste inzichten over opgehaald zouden kunnen worden. In RIS heeft Breda een vraag laten toevoegen om dit te registreren. Bij het afsluiten van een dossier (eindresultaat) kan de medewerker die contact heeft gehad met de inwoner vastleggen of dit positief, neutraal of negatief is ontvangen. Op basis hiervan blijkt dat na bijna 2 jaar de ervaring is dat inwoners overwegend positief reageren.

reactie na contactpoging

Effect

Daling problematische schulden

Als laatste wil je als gemeente in beeld brengen of het proces van vroegsignalering het gewenste effect heeft opgeleverd: minder inwoners met (problematische) schulden. Hiervoor is het van belang dat er in de eerste plaats cijfers verzameld worden. 

Het CBS verzamelt cijfers over inwoners met geregistreerde problematische schulden. Deze cijfers geven een indicatie aangezien ze gebaseerd zijn op een selectie van schuldeisers/registratiebronnen (o.a. Belastingdienst, DUO, BKR, WSNP). Als gemeente kan je hierover zelf ook informatie verzamelen, bijvoorbeeld door een enquête onder inwoners, cijfers van kredietbanken, BKR etc. 

Bepaalde indicatoren kunnen ook een signaalfunctie hebben voor de omvang van problematische schulden in de gemeente. Denk hierbij aan:

  • Aantal huisuitzettingen in de gemeente
  • Aantal afsluitingen van water en/of energie (op te vragen bij drinkwaterbedrijf of regionale netwerkbeheerder(s))
  • Aantal inwoners geregistreerd in regeling wanbetalers CAK 
  • Hoogte van de schulden bij aanvang schuldhulpverlening
  • Aantal schuldeisers bij aanvang schuldhulpverlening
  • Bijstandsdichtheid (1)

Monitoring samen met vastelastenpartners

Een mooi voorbeeld van hoe je samen met vastelastenpartners kunt kijken naar de effecten van vroegsignalering komt uit Friesland. Verschillende Friese gemeenten hebben met woningcorporaties afspraken gemaakt over de werkwijze bij de opvolging van de vroegsignalen. Om te monitoren wat de effecten zijn, is gekeken naar de hoogte van huurachterstanden t.o.v. de huur. Omdat de woningcorporaties huurders hebben in verschillende gemeenten is het eenvoudig om een vergelijking te maken. Hierbij viel op dat één van de gemeenten die had gekozen voor een andere werkwijze ook andere resultaten had. Zo'n constatering biedt een belangrijk aanknopingspunt om de werkwijzen te evalueren.

Neveneffecten vroegsignalering

Vroegsignalering van schulden kan voor gemeenten op meerdere fronten van meerwaarde zijn. Zo kan de gemeente op basis van vroegsignalen meer leren over haar inwoners.  Bijvoorbeeld in hoeverre inwoners in staat zijn om de vaste lasten te betalen, of hoe de situatie is waarin inwoners leven. Ook kan een tot dan toe onbekende doelgroep in beeld komen bij de gemeente. Vroegsignalering kan zo leiden tot het signaleren van problemen op andere leefgebieden. Meerdere problemen zouden op die manier tijdig ontdekt en aangepakt kunnen worden waardoor geen grotere problematiek ontstaat. Ook kan vroegsignalering bijdragen aan de zichtbaarheid van de gemeente en de bekendheid dat de gemeente ondersteuning kan bieden. In dat opzicht is het ook een proces van de lange adem.

Een uitkomst van de inzet op vroegsignalering kan ook zijn dat inwoners bekend raken met het proces van vroegsignalering, het hulpaanbod van de gemeente en/of dat schulden bespreekbaarder worden. Het delen van ervaringen van inwoners kan hier ook weer aan bijdragen. Een voorbeeld is het initiatief van de gemeenten Druten en Wijchen om in de lokale krant of eigen website hier een artikel over te plaatsen over ervaringen en/of de resultaten van vroegsignalering.

Inzicht in andere problematiek

Door vroegsignalering kan de gemeente inzicht krijgen in de problematiek van de inwoner op andere leefgebieden dan financiën: verslaving, psychische gezondheid, huisvesting etc. Om in het kader van vroegsignalering een beeld hiervan te krijgen, kan de volgende informatie worden verzameld:

  • Aantal doorverwijzingen naar niet financiële hulp
  • Uitsplitsing naar het type niet financiële hulp

Leren over inwoners

Er zijn verschillende achtergrondkenmerken waarop de gemeente kan monitoren om een beter beeld te krijgen welke inwoners te maken hebben met schuldenproblematiek, ongeacht of de inwoner bereikt wordt of hulp heeft geaccepteerd. Het is hierbij zinvol om niet alleen ééndimensionaal te kijken naar bepaalde achtergrondkenmerken maar om deze ook met elkaar te verbinden. Dit kan een goed startpunt zijn voor andere preventie-activiteiten. Denk hierbij aan:

  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Gezinssamenstelling
  • Inkomstenbron inwoner
  • Wijken/postcode gerelateerd
  • Specifieke doelgroepen (bijv. bijstandsgerechtigden of statushouders)

Voetnoten

  1. Hoewel het hebben van een bijstandsuitkering niet betekent dat iemand ook schulden heeft, blijkt uit een vergelijking van % inwoners met problematische schulden met % inwoners met een bijstandsuitkering dat als de een hoog is, dat vaak ook voor de ander geldt.

Bijlage 1 Overzicht informatie dashboard Monitor Vroegsignalering

Hieronder staat een overzicht met informatie die eerder in dit document is genoemd. Let op: afhankelijk van de werkwijze en beleidskeuzes in de gemeente, kan er gekozen worden andere informatie te verzamelen. Neem een kijkje op het dashboard van de Monitor Vroegsignalering om te zien of deze informatie beschikbaar is op het dashboard of neem contact op via vroegsignalering@divosa.nl.

Het is daarnaast ook mogelijk dat bepaalde registraties die gedaan worden in RIS of VPS niet terug te zien zijn op het dashboard van de Monitor Vroegsignalering maar nog wel uit de systemen van RIS of VPS zelf gehaald kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is een uitsplitsing van verwijzing bij hulp naar lokale maatschappelijke partners.

Informatie

Monitor Vroegsignalering

RIS

VPS

Overig

Aantal vroegsignalen

Ja

Ja

Ja

Aantal meldingen

Ja

Ja

Ja

Aantal contactpogingen

Ja

Ja

Ja

Aantal meldingen waarbij contact met inwoner

Ja

Ja

Ja

Aantal bereikte meldingen (inwoners) naar type contactpoging

Ja

Ja

Ja

Leeftijd melding

Ja

Ja

Ja

Huishoudsamenstelling melding

Nee

Ja

Nee

Aantal signalen per melding

Ja

Ja

Ja

Hoogte schuldbedrag van melding

Ja

Ja

Ja

Postcode gebied van melding

Nee

Ja

Ja

Aantal plannen van aanpak

Nee

Ja

Nee

Inwoner bekend bij SHV

Ja

Ja

Deels

Percentage inwoners met problematische schulden

Nee

Nee

Nee

CBS

Inwoners met een laag inkomen

Nee

Ja

Nee

CBS

Aantal huisuitzettingen

Nee

Ja

Nee

Aantal meldingen met hulpacceptatie

Ja

Ja

Ja

Kenmerken van inwoners / signalen waarbij hulp wordt geaccepteerd

Deels

Ja

Nee

De wijze waarop het hulpaanbod gedaan wordt (type contactpoging) dat leidt tot contact 

Ja

Ja

Ja

De wijze waarop het hulpaanbod gedaan wordt (type contactpoging) dat leidt tot hulpacceptatie

Ja

Ja

Ja

Type hulp dat is geaccepteerd

Ja

Ja

Ja

Reden dat inwoner het hulpaanbod niet accepteert

Nee

Ja

Nee

Aantal recidives na acceptatie hulpaanbod

Nee

Ja

Nee

Aantal doorverwijzingen naar financiële hulp

Ja

Ja

Ja

Aantal doorverwijzingen naar niet financiële hulp

Ja

Ja

Ja

Type niet financiële hulp waar naar is doorverwezen

Nee

Ja

Nee

Aantal signalen per type VLP

Ja

Ja

Ja*1)

Aantal signalen dat per (lokale) partner wordt aangeleverd

Nee

Ja

Ja*1)

De wijze waarop signalen worden aangeleverd

Nee

Ja

Ja

De mate waarin vastelastenpartners complete en juiste informatie verstrekken

Nee

Ja

Deels

Aantal ondertekende overeenkomsten met VLPs

Nee

Ja

Ja*2)

NVVK - ondertekeningsportaal

Aantal fte dat werkzaam is voor vroegsignalering

Nee

Nee

Ja

Aantal uren besteed aan opvolgen van signalen in relatie tot aantal bereikte inwoners

Nee

Ja

Nee

Aantal uren besteed aan opvolgen van signalen in relatie tot wijze van opvolging

Nee

Ja

Nee

Aantal contactpogingen dat heeft geleid tot contact

Ja

Ja

Ja

Aantal contactpogingen dat heeft geleid tot hulp acceptatie

Ja

Ja

Nee

Selectiecriteria die gemeenten gebruiken te bepalen hoe vroegsignalen worden opgevolgd

Ja

Nee

Nee

Wijze van opvolging door gemeenten

Ja

Nee

Nee

Gebruik van een drempelbedrag

Ja

Nee

Nee

Wijze van vormgeven van schriftelijk hulpaanbod

Ja

Nee

Nee

Welke organisaties verantwoordelijk zijn voor vroegsignalering

Ja

Nee

Nee

*1) Informatie kan in een rapportage worden gedownload.

*2) Overzicht van gesloten overeenkomsten wordt niet automatisch in VPS geüpdatet. Gemeente moet zelf aangeven als er sprake is van een nieuwe VLP. 

Bijlage 2 Definities met betrekking tot de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden

Op het dashboard van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden komen verschillende data terug. Zoals al uitvoerig besproken in deze Leidraad zijn definities van groot belang om te begrijpen wat je ziet en hoe je dat kunt interpreteren. Hieronder volgt informatie over verschillende variabelen zoals terug te vinden op het dashboard.

Signalen

Bij een signaal gaat het om één signaal van een betalingsachterstand doorgegeven door één vastelastenpartner. In de monitor zijn geen afsluitsignalen en CAK-signalen meegenomen. 

Meldingen

Signalen kunnen door een gemeente gematcht worden. Er ontstaat dan een melding (dossier), enkelvoudig (één signaal in een maand) of meervoudig (meerdere signalen in één maand). We spreken over een opeenvolgende melding als er sprake is van signalen in verschillende maanden (tot zes maanden terug).

Contactpogingen

In de Monitor zijn contactpogingen te zien. Dit zijn de tussentijdse resultaten / contactpogingen zoals gemeenten registreren. Contactpogingen zijn altijd gekoppeld aan een melding (dossier). 

Hulpacceptatie

Wanneer een gemeente bij een dossier heeft geregistreerd dat een inwoner hulp wil (VPS) of een type uitkomst heeft geselecteerd dat gecategoriseerd wordt als “wil hulp” (RIS), dan komt dat in de Monitor terug als hulpacceptatie.

Bijlage 3 Samenvatting advies voor registratie

Om te zorgen voor eenduidige en kwalitatief goede data voor monitoring en evaluatie is registratie essentieel. Het advies is om dit document goed door te nemen met iedereen die registraties doorvoert in RIS of VPS. Bekijk ook met elkaar waarom je welke zaken vastlegt, wat het uiteindelijke doel is van registraties en welke vragen je met elkaar wilt beantwoorden.

Algemeen advies voor registraties

Advies aan alle gemeenten

  • Vergelijk de vroegsignalen met de administratie van SHV en leg “bekend bij SHV” vast in in RIS/VPS. Voor sommige gemeenten kan dit via een automatische koppeling, voor andere alleen handmatig.
  • Registreer in VPS/RIS alle contactpogingen om een hulpaanbod te doen. We zien nu regelmatig dat met name schriftelijke contactpogingen niet worden vastgelegd.
  • Waar mogelijk hulp acceptatie / reactie op hulpaanbod ook na 28 dagen vastleggen. In VPS is het mogelijk afgesloten dossiers hiervoor nog weer te openen.

Advies aan gemeenten die gebruik maken van RIS

  • Registreer het type contactpoging in RIS en maak daarbij gebruik van de categorieën: “huisbezoek, telefoon, e-mail, SMS/WhatsApp, flyer/kaart, anders”.
  • Zorg dat de uitkomst van een contactpoging altijd wordt vastgelegd. We zien nu veel contactpogingen terug waarbij niet bekend is of de inwoner is bereikt. Dit is met name het geval bij schriftelijke contactpogingen (e-mail, SMS, brief). Het is mogelijk om automatisch een tussen- en eindresultaat vast te leggen na bijvoorbeeld 14 of 28 dagen. Het is raadzaam om dat te doen om de datakwaliteit van de Divosa Monitor te vergroten.
  • Registreer de uitkomst van een melding (dossier). Het gaat hierbij om het wel of niet accepteren van hulp.
  • Registreer bij hulpacceptatie ook type hulp. We zien nu meldingen waarbij wel “wil hulp” is geregistreerd maar niet welk type hulp.

Advies aan gemeenten die gebruik maken van VPS:

  • Maak een dossier van alle signalen. We zien nu dat er van veel enkelvoudige signalen geen dossier is gemaakt. De contactpogingen die je vastlegt bij enkelvoudige signalen, komen niet terug in de monitor. Het advies is om van alle enkelvoudige signalen een dossier te maken. Dit komt dan terug in de monitor als melding én de contactpogingen die hierbij worden geregistreerd zijn terug te zien. Tevens kan je van deze contactpogingen ook vastleggen wat de uitkomst is. Bij contactpogingen bij enkelvoudige signalen kan dit niet. Zo kan er dus niet worden gemonitord wat de effectiviteit van deze pogingen is.
  • Registreer de uitkomst van contactpogingen ook als deze automatisch zijn vastgelegd. Als je een brief hebt verstuurd en hierop volgt een telefonische reactie, dan kan dit bij de contactpoging van de brief worden geregistreerd. Hiervoor moet je wel een dossier aanmaken.

Type contactpogingen (aanbieden van hulpaanbod)

In het kader van de Divosa Monitor worden de volgende typen contactpogingen onderscheiden:

  • Telefoon
  • Huisbezoek
  • Sms/WhatsApp
  • Brief / kaart / folder
  • E-mail
  • Anders

Op dit moment wordt bij type contactpoging door sommige gemeenten ook nog andere informatie geregistreerd, bijvoorbeeld “geen contact” of “regeling met melder”. Daarnaast is het type contactpoging in een kwart van de gevallen niet geregistreerd. Om goede vergelijkingen te kunnen maken en een compleet beeld te krijgen op landelijk niveau wordt geadviseerd altijd te registreren hoe de contactpoging is uitgevoerd en eventuele uitkomsten (geen contact) te registreren als “niet bereikt” bij een contactpoging/tussenresultaat. Om hierbij te helpen, is het advies om op deze velden in RIS een zachte of harde verplichting in te laten stellen.

Contact met inwoner

In de Divosa Monitor Vroegsignalering wordt uitgegaan van “aantal meldingen waarbij een hulpaanbod is gedaan” als er tenminste één contactpoging is geregistreerd bij een melding waarvan ook bekend is wat de wijze van de contactpoging is geweest. “Aantal meldingen waarbij er contact is geweest met de inwoner” gaat om een melding waarbij tenminste één contactpoging is geregistreerd waarbij is aangegeven dat er contact is geweest met de inwoner. Als een contactpoging is geregistreerd met een “brief” zonder uitkomst, wordt dat niet als “contact met inwoner” gezien.

De term “succesvol” kan verwarring oproepen in relatie tot het contact leggen. Immers, is een contact succesvol op het moment dat iemand de deur heeft open gedaan en er dus feitelijk contact is geweest? Of is het pas succesvol als de vroegsignaleerder een inhoudelijk gesprek over het hulpaanbod heeft kunnen voeren met de inwoner? Of is het pas succesvol als iemand hulp heeft geaccepteerd? In het kader van de monitoring adviseren we om uit te gaan van het eerste bij de registratie: of een inwoner is bereikt en er dus de contactpoging “succesvol” is geweest. Dus ook als een inwoner nadat de vroegsignaleerder zich heeft voorgesteld laat weten geen gesprek te willen aangaan, is iemand “bereikt”.

Registreren van uitkomsten voor inzicht in bereik

Het valt op dat sommige gemeenten er voor kiezen niet alle contactpogingen te registreren. Zo worden in sommige gevallen automatisch verstuurde brieven of e-mails niet vastgelegd. Het valt aan te bevelen om alle acties in de opvolging van de signalen te registreren zodat er een zo volledig mogelijk beeld is van het proces van vroegsignalering. Dit betekent mogelijk meerdere contactpogingen bij één melding. En tevens de uitkomsten van al deze pogingen, ook “het verzonden (per e-mail/brief/SMS) hulpaanbod”, vast te leggen.

We zien nu namelijk terug dat regelmatig niet wordt vastgelegd of een inwoner is bereikt bij een contactpoging. Om dit wel zoveel mogelijk vast te leggen, is het advies om in RIS een zachte of harde verplichting in te laten stellen op het veld “Persoon bereikt”. Ook is het wenselijk om reactie op een schriftelijk hulpaanbod (bijv. brief of e-mail) te registreren bij deze contactpoging en niet een nieuwe contactpoging aan te maken met als “type” bijvoorbeeld “inwoner belde n.a.v. brief”. 

Om inzicht te krijgen in “het bereik” maken sommige gemeenten een onderscheid tussen schriftelijke contactpogingen (brief, e-mail, SMS), telefonische pogingen en huisbezoeken. Voor de schriftelijke contactpogingen is het in veel gevallen lastiger de uitkomst vast te leggen omdat - al wordt erop gereageerd - het niet altijd duidelijk is dat de inwoner contact zoekt n.a.v. een schriftelijk hulpaanbod i.h.k.v. vroegsignalering. We adviseren hier een afweging in te maken die ook aansluit bij de eigen werkwijze. Zet je als gemeente een direct nummer van een vroegsignaleerder in een brief of e-mail? Dan valt er meer te zeggen over de uitkomsten van deze contacten dan wanneer er wordt verwezen naar een algemeen nummer van de gemeente. Wel kunnen collega’s van een klantcontactcentrum vragen of iemand een brief heeft gehad.

Het advies is om wél altijd een uitkomst van schriftelijke contactpogingen te registreren.

Uitkomsten vastleggen

In het kader van de Monitor Vroegsignalering worden de volgende typen uitkomst onderscheiden:

  • Wil hulp
  • Wil geen hulp
  • Niet bereikt

Het kan zinvol zijn om als gemeente aanvullende informatie vast te leggen zoals waarom iemand geen hulp accepteert of aanvullende categorieën voor het niet oppakken van een melding. Omdat niet alle gemeenten deze informatie vastleggen, is gekozen voor bovenstaande categorieën in het kader van de Divosa Monitor Vroegsignalering.

Hulpacceptatie

In de Monitor Vroegsignalering is tevens informatie terug te vinden over het type hulp die is geaccepteerd door de inwoner. In het kader van de Monitor Vroegsignalering worden de volgende typen hulp onderscheiden:

  • Quick fix
  • Verwijzing financiële hulp
    • Schuldhulpverlening
    • Andere hulpverlening
  • Verwijzing niet financiële hulp

Veel gemeenten leggen specifieker vast naar welke (lokale) organisatie is doorverwezen. Dit kan zinvol zijn om ook de samenwerking en de overdracht naar deze organisaties te evalueren. Indien jouw gemeente gebruik maakt van RIS, is het goed om na te vragen hoe de uitkomsten die jouw gemeente vastlegt, worden omgezet naar bovengenoemde categorieën. Zo kan het zijn dat bij de uitkomsten die geregistreerd worden er geen “quick fix” staat maar iets anders zoals “gaat in op hulpaanbod (geen verwijzing)”.

In principe kan ervan worden uitgegaan dat als de professional vroegsignalering ondersteuning aanbiedt dit als hulpacceptatie kan worden aangemerkt. Het kan hierbij ook gaan om doorverwijzing naar een ander type hulpverlening. We hebben gemeenten om voorbeelden gevraagd van situaties waarin er twijfel is of dat moet worden geregistreerd als hulpacceptatie. Hieronder volgen enkele voorbeelden met daarbij een richtlijn.

Situatie

Is er sprake van hulpacceptatie?

Inwoner wil hulp, maar komt dan niet opdagen bij afspraak en er is geen contact meer mee te leggen.

Dit zal per casus bezien moeten worden. Op het moment dat er doorverwezen is, is de uitkomst voor vroegsignalering wel dat er hulpacceptatie is geweest.

Inwoner wil wel hulp, maar niet nu.

Nee, er is nu geen sprake van hulpacceptatie. Mogelijk dat de inwoner zich later nog meldt bij de gemeente, dit is dan een neveneffect van vroegsignalering.

Inwoner wil hulp voor andere problemen.

Wel hulpacceptatie. Dit kan worden geregistreerd als doorverwijzing naar niet financiële hulp.

Inwoner heeft zelf al contact gelegd met vastelastenpartner naar aanleiding van brief van gemeente.

Geen hulpacceptatie. Het is wel interessant om dit te monitoren als een neveneffect van vroegsignalering. Dit kan worden geregistreerd bij de uitkomsten, bijv. “wil geen hulp, heeft zelf al contact gelegd met VLP”.

Inwoner wil zelf een oplossing regelen, maar heeft wel vragen die door de gemeente beantwoord worden in een gesprek.

Wel hulpacceptatie. Dit kan worden geregistreerd als quick fix (adviesgesprek).

Inwoner heeft een hulpvraag, maar die kan direct in een (telefonisch) gesprek worden opgelost.

Wel hulpacceptatie. Dit kan worden geregistreerd als quick fix (adviesgesprek).

Inwoner geeft aan geen hulp te willen, maar meldt zich enige tijd later alsnog voor hulp.

Dit hangt er vanaf hoe lang dit is nadat het proces van vroegsignalering is afgerond. Indien dit nog geregistreerd kan worden in RIS/VPS, dan kan het worden geregistreerd als hulpacceptatie. Anders is het interessant om het te monitoren als een neveneffect. 

Inwoner staat open voor een kennismakingsgesprek, maar de uitkomst is nog niet bekend omdat het gesprek na de 28 dagen plaatsvindt.

Het hulpaanbod is binnen 28 dagen gedaan en de inwoner heeft het aanbod geaccepteerd door een gesprek in te plannen. Of dit gesprek leidt tot een schuldhulpverleningstraject valt niet binnen de scope van vroegsignalering. Er kan dus “wil hulp” worden geregistreerd.

Vertaling van registratie in RIS/VPS naar de Divosa Monitor

In RIS kan je als gemeente makkelijk zien welk type “Resultaten” leiden tot een “wil hulp” in de Divosa Monitor. De resultaten die geel zijn gearceerd worden gezien als hulp. Bij het inrichten van RIS kunnen hierover afspraken worden gemaakt. Het is goed om hetgeen hierboven is omschreven daarbij mee te nemen zodat zoveel mogelijk gemeenten dit op vergelijkbare wijze doen.

Bij de registratie van de uitkomst (resultaat) onder tussentijds resultaat of uitkomst contactpoging, leidt dit niet automatisch tot een vertaling naar “wil hulp” in de Divosa Monitor. Hiervoor is het echt noodzakelijk om een registratie door te voeren onder “Resultaat”.

In VPS zijn er eenvoudigweg twee opties: wil hulp / wil geen hulp. Afhankelijk van wat hier wordt geregistreerd, zie je dit terug in de Divosa Monitor.

Colofon

Deze leidraad is mede tot stand gekomen met de input uit de samenwerksessie ‘Monitoring en verantwoording vroegsignalering’ op 17 april 2022. Deze samenwerksessie is door de VNG in samenwerking met Divosa georganiseerd. Aan deze sessie hebben meer dan 30 gemeenten deelgenomen. Daarnaast zijn suggesties en ervaringen van gemeenten, opgehaald door middel van de vragenlijst van de Monitor Vroegsignalering Schulden van Divosa, verwerkt in deze leidraad.

Deze leidraad is mogelijk gemaakt door Schouders Eronder. Een samenwerkingsverband tussen Divosa, Landelijke Cliëntenraad, NVVK, Sociaal Werk Nederland en de VNG.

Auteurs

Larissa van Es (Divosa)
Mariëlle Fleuren (VNG Realisatie)

Met medewerking van

Leden van de gebruikersgroep Divosa Monitor Vroegsignalering
Ellen Hennekens (NVVK)
Ticho van Hoppe (Xxllnc)
Martin van Riemsdijk (BKR)

Eindredactie

Sal Stam (Divosa)

Webredactie

Jasja van Moorsel (Divosa)

Versie

december 2022

 

Ontwikkeld door: Divosa, BMC Yacht group, Stimulansz