Inleiding

Sinds 1 januari 2021 zijn gemeenten en vastelastenpartners wettelijk verplicht om invulling te geven aan vroegsignalering van schulden. In de praktijk betekent dit dat energiebedrijven, drinkwaterbedrijven, woningverhuurders en zorgverzekeraars signalen van betalingsachterstanden aanleveren aan gemeenten. Gemeenten volgen deze signalen op door de betreffende inwoner hulp aan te bieden.

Ruim de helft van de gemeenten die deelnemen aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden is in de afgelopen 2 jaar gestart met vroegsignalering. 2021 stond in het teken van het opstarten van processen en het zoeken naar een passende en proportionele wijze om signalen op te volgen. Daarbij moest voortdurend rekening worden gehouden met steeds wisselende coronamaatregelen. 

Wat werkt?

De vraag ‘Wat werkt?’ komt in gesprekken met gemeenten vaak terug. Hoe kan een gemeente zien welke aanpak succesvol is? En wat betekent ‘succesvol’ eigenlijk? Op deze vragen kunnen we helaas (nog) geen eenduidig antwoord geven. Belangrijkste redenen hiervoor zijn registratieverschillen en grote variëteit en wisseling in de wijze waarop signalen worden opgevolgd.

Gemeenten hebben beleidsvrijheid als het gaat om de wijze waarop signalen opgevolgd worden; variëteit is daarom geen verassing. In deze rapportage wordt daarom ook aandacht besteed aan het in beeld brengen van (een deel van) deze verschillen, zodat dit aanknopingspunten kan bieden voor verdiepende gesprekken en vervolgonderzoek.

In 2022 verkennen we welke stappen gezet kunnen worden om te zorgen voor meer eenduidige registratie en verdiepende analyses om verdere inzichten te verkrijgen in de verbanden tussen aanpak en uitkomst.

Leeswijzer

In deze rapportage schetsen we een beeld van de ontwikkelingen rondom vroegsignalering in 2021 en geven we duiding aan wat er schuilgaat achter de cijfers. We beschrijven het proces vanaf de afgifte van een signaal tot aan de geregistreerde uitkomst van het hulpaanbod door de gemeente.

De rapportage bestaat uit 8 hoofdstukken waarin de jaarcijfers nader worden toegelicht en de context wordt geschetst rondom de uitvoering van vroegsignalering bij de gemeenten die deelnemen aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden.

Het laatste hoofdstuk is een methodologische verantwoording. Hierin leggen we uit hoe de cijfers tot stand zijn gekomen en waar rekening mee gehouden moet worden bij het interpreteren van deze cijfers.

Lees ook

  • ‘Elk contact met een inwoner met geldzorgen is winst’ (Divosa, mei 2022)
    In dit achtergrondartikel bij de jaarrapportage 2021 van de Monitor Vroegsignalering Schulden vertellen Thushari Koppejan, consulent vroegsignalering bij GR De Bevelander, Niels Poelsma, teamleider Debiteurenbeheer bij zorgverzekeraar CZ en schuldenexpert Nadja Jungmann over hun ervaringen met vroegsignalering.

Definities

Signaal, melding, dossier

Bij het monitoren van vroegsignalering wordt gesproken over signalen en meldingen. Een signaal betreft een enkele betalingsachterstand bij een vastelastenpartner (VLP). Een melding kan verschillende signalen bevatten en betreft het dossier van één adres. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee typen meldingen met meerdere signalen:

  • Meervoudige meldingen, waarbij de signalen van betalingsachterstanden van verschillende VLP’s over dezelfde maand worden samengevoegd.
  • Opeenvolgende meldingen, waarbij de signalen van betalingsachterstanden van verschillende en/of dezelfde VLP’s over verschillende maanden (tot 3 of 6 maanden terug) worden samengevoegd.

Op basis van de huidige dataset kan niet worden vastgesteld op hoeveel unieke huishoudens of inwoners de meldingen betrekking hebben. In principe is een melding gekoppeld aan een adres. Het is echter mogelijk dat in de dataset met meldingen over een langere periode sprake is van terugkerende meldingen voor een adres. Het matchen van signalen tot een opeenvolgende melding gebeurt namelijk maar over de periode van 3 (VPS) of 6 (RIS) maanden. Er kan dus een melding zijn op een adres in februari en vervolgens opnieuw in september.

Contactpoging, succesvol contact en hulpacceptatie

Gemeenten hebben beleidsvrijheid hoe zij signalen opvolgen. Gemeenten kiezen voor verschillende manieren om een signaal op te volgen en een hulpaanbod te doen. Hierbij kunnen meerdere (typen) contactpogingen bij één melding worden gedaan. Denk aan het versturen van een brief en/of het afleggen van een huisbezoek. De wijze van opvolging verschilt tussen gemeenten, maar ook per gemeente worden signalen op verschillende manieren opgevolgd.

Op basis van selectiecriteria wordt gekeken naar hoe signalen worden opgevolgd, maar ook kan maatwerk worden toegepast. Het is van belang om te beseffen dat:

  1. het in deze opstartfase van de monitor nog niet mogelijk is om harde uitspraken te doen over de effectiviteit van bepaalde acties;
  2. de data uit de monitor een versimpelde weergave vormen van de complexe variaties van werkwijzen bij gemeenten.

We spreken van succesvol contact als geregistreerd is dat er contact is geweest met een inwoner. Dit kan zijn dat iemand de deur opendeed bij een huisbezoek of dat iemand heeft gebeld naar aanleiding van een brief. Een van de mogelijke uitkomsten van zo'n contact is dat de inwoner aangeeft graag hulp te ontvangen. Er wordt dan door de gemeente geregistreerd dat de inwoner hulp wil; we spreken dan over hulpacceptatie.

Registratieverschillen

De meeste data in de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden zijn afkomstig uit de systemen van BKR (VPS) en Inforing (RIS). De wijze waarop registraties in VPS en RIS plaatsvinden is niet hetzelfde. Daarnaast kunnen gemeenten bij het inrichten van hun omgeving in de applicatie van Inforing (RIS) ook zelf aanpassingen maken. Deze factoren leiden ertoe dat er soms data ontbreken of dat data samengevoegd zijn die net een andere grondslag hebben. In de rapportage gaan we hier op verschillende punten nader op in.

Meer weten over vroegsignalering?

In de eerste Rapportage Monitor Vroegsignalering Schulden (januari 2022) gaan we in de inleiding uitgebreid in op de voorgeschiedenis van de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de wijze waarop signalen worden aangeleverd, opgevolgd en wat de doelstellingen zijn van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. Je vindt de rapportage hier.

Samenvatting

Monitor Vroegsignalering Schulden: Gemiddelde Jaarcijfers 2021

Vanaf 1 januari 2021 zijn alle vastelastenpartners (drinkwaterbedrijven, energieleveranciers, woningverhuurders en zorgverzekeraars) verplicht om signalen van betalingsachterstanden door te geven aan gemeenten. Vervolgens moeten gemeenten de betreffende inwoner een hulpaanbod doen. Hoe zij dit doen, mogen ze zelf weten. In sommige gevallen sturen ze bijvoorbeeld een brief, in andere gevallen gaan ze op huisbezoek. 

De jaarrapportage 2021 van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden schetst een beeld van de uitvoering van vroegsignalering in 2021. De jaarcijfers 2021 zijn gemiddelden van maandgemiddelden in 2021. De cijfers zijn gebaseerd op de cijfers van deelnemende gemeenten. Dit aantal deelnemers is gedurende 2021 gestegen en wisselt per maand.

In 2021 ontvingen gemeenten gemiddeld 3 signalen per 1000 inwoners per maand

Over 2021 zien we gemiddeld per maand 3,1 signalen per 1000 inwoners. Het aantal signalen per maand ligt gemiddeld in de tweede helft van 2021 hoger (3,4) dan in de eerste helft van 2021 (2,7). Opgeteld gaat het om 37 signalen per 1000 inwoners in 2021.

Zorgverzekeraars leverden in 2021 de meeste vroegsignalen aan

Van de vastelastenpartners (VLP's) leverden zorgverzekaars in 2021 de meeste signalen aan. Dit kan kan samenhangen met het feit dat zorgverzekeringen op persoonsniveau worden afgesloten. Daarnaast leverden bijna alle zorgverzekeraars al sinds begin 2021 signalen aan. Voor met name energieleveranciers geldt dat de mate waarin zij signalen zijn gaan aanleveren, in 2021 opgelopen is.

Bijna driekwart van de signalen leidt tot een melding

Op het moment dat meerdere signalen van één adres binnenkomen, kunnen deze samengevoegd worden tot één melding. Daarnaast komen sommige signalen niet terug als melding, als gevolg van de wijze waarop gegevens worden geregistreerd of als bewuste keuze van een gemeente. Uiteindelijk werd in 2021 voor gemiddeld driekwart van de signalen een dossier (melding) aangemaakt.

Bijna driekwart van de meldingen is enkelvoudig

Van alle meldingen (dossiers) bestaat bijna driekwart uit één signaal. Voor 22% geldt dat er sprake is van signalen over opeenvolgende maanden en voor 4% zijn het signalen van verschillende vastelastenpartners in één maand.

Meeste hulpaanbod gedaan door te bellen

In 2021 hebben gemeenten het vaakst geprobeerd om telefonisch een hulpaanbod te doen aan een inwoner (50% van de contactpogingen). 11% van de contactpogingen betrof een huisbezoek. Een groot deel van de gemeenten heeft in 2021 gedurende een bepaalde periode geen huisbezoeken uitgevoerd vanwege coronamaatregelen. Wel wordt door 95% van de ondervraagde gemeenten deze manier van contact zoeken ingezet.

Bij een kwart van de meldingen waarbij contact is gezocht, is ook contact gelegd

Van alle meldingen waarbij gemeenten een contactpoging hebben geregistreerd, is in 25% van de gevallen ook daadwerkelijk contact gelegd. Kijken we naar het totaal meldingen, dus ook meldingen zonder contactpoging, dan ligt het percentage iets lager met 17,2%. 'Contact gelegd' betekent dat een inwoner heeft gereageerd op een brief of e-mail, of bijvoorbeeld de deur heeft opengedaan als er werd aangebeld.

3% van de meldingen resulteert in acceptatie van hulpaanbod

Wanneer we kijken naar alle meldingen in 2021, dan zien we dat bij 3,4% van de meldingen hulpacceptatie is geregistreerd. Gekeken naar alle meldingen waarbij tenminste één contactpoging is geregistreerd, ligt het percentage van de hulpacceptatie iets hoger (4,6%).

Meeste hulp in de vorm van een quick fix

In bijna 60% van de gevallen waarbij hulp is geaccepteerd, ging dit om een quick fix. Dit betekent dat de gemeente snel met de inwoner een oplossing heeft kunnen vinden, zonder dat een verder hulptraject noodzakelijk is. In ongeveer 40% van de gevallen heeft een verwijzing plaatsgevonden. Het meest voorkomend is daarbij een verwijzing die niet financieel van aard is. Bijvoorbeeld een verwijzing naar maatschappelijk werk of lokale minimavoorzieningen. In 5% van de gevallen is verwezen naar schuldhulpverlening en in 6% van de gevallen naar andere financiële hulpverlening. Percentages rondom het type hulp kunnen per gemeente verschillen, afhankelijk van hoe het proces is ingericht.

1 In 2021 ontvingen gemeenten gemiddeld 3 signalen per 1000 inwoners per maand

Vanaf 1 januari 2021 is vroegsignalering een wettelijke verplichting voor vastelastenpartners en gemeenten. Gedurende het jaar hebben gemeenten met een toenemend aantal signaalpartners een convenant afgesloten. Daarnaast sloten veel gemeenten zich in de loop van 2021 aan bij de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. Zodoende zien we in 2021 het absolute aantal signalen per maand in de Monitor stijgen van ruim 19 duizend in januari 2021 tot rond de 40 duizend aan het einde van het jaar.

Omdat het aantal gemeenten waarvan we in de Monitor over 2021 signalen hebben per maand wisselt, is het zinvol om te kijken naar het aantal signalen in relatie tot het inwoneraantal van de deelnemende gemeenten. In onderstaande grafiek staat per maand vermeld over hoeveel gemeenten Divosa cijfers heeft ontvangen.

Aantal vroegsignalen per 1000 inwoners (2021)

Over 2021 zien we gemiddeld per maand 3,1 signalen per 1000 inwoners. Het aantal signalen per maand ligt gemiddeld in de tweede helft van 2021 hoger (3,4) dan in de eerste helft van 2021 (2,7). Opgeteld gaat het om 37 signalen per 1000 inwoners in 2021.

We hebben de gemeenten waarvan ten minste over 9 maanden data in de Monitor beschikbaar zijn, ingedeeld op basis van het percentage inwoners met geregistreerde problematische schulden in de gemeenten. Wat hierbij opvalt is dat er meer vroegsignalen per 1000 inwoners zijn geweest in gemeenten met een hoger percentage inwoners met problematische schulden.

Percentage inwoners met problematische schulden
(Bron: CBS, oktober 2020)
Aantal gemeenten deelnemer monitor Totaal inwoners Totaal signalen 2021 Aantal signalen per 1000 inwoners 2021
2,5 - 4,5 % 17 524.155 14.773 28
4,5 - 5,6 % 24 1.031.081 20.863 20
5,7 - 6,8 % 33 2.024.171 60.897 30
10,1 - 16 % 47 6.148.543 268.054 44
Totaal 121 9.727.950 364.587 37

2 Zorgverzekeraars leverden in 2021 de meeste vroegsignalen aan

Er zijn vier typen partijen die vroegsignalen mogen aanleveren aan gemeenten: woningverhuurders, zorgverzekeraars, drinkwaterbedrijven en energiebedrijven.

Cirkeldiagram van signalen naar vastelastenpartner  (201)

In 2021 kwam gemiddeld ongeveer de helft van de signalen van zorgverzekeraars. Een mogelijke verklaring van een hoger aantal signalen van zorgverzekeraars is dat zorgverzekeringen op persoonsniveau worden afgesloten en verplicht zijn. Er zijn meer mensen met een zorgverzekering op hun naam dan een energie-, drinkwater- of huurovereenkomst.

Een andere verklaring hangt samen met het aantal overeenkomsten dat is afgesloten tussen vastelastenpartners en gemeenten waardoor signalen geleverd konden worden. In onderstaande grafiek is een duidelijke verschuiving zichtbaar, waarbij het aandeel van zorgverzekeraars in de tweede helft van 2021 enigszins is afgenomen en het aandeel van, met name, energiebedrijven is toegenomen. 

Uit cijfers van de NVVK, die het ondertekenportaal van het Landelijke Convenant Vroegsignalering (LCV) beheert, blijkt dat in januari 2021 al 93% van de zorgverzekeraars was aangesloten bij het LCV. Voor de andere vastelastenpartners lag dit percentage lager. Eind 2021 waren alle zorgverzekeraars en drinkwaterbedrijven aangesloten en ruim 90% van de woningverhuurders. Voor de energieleveranciers geldt dat de partijen die zijn aangesloten bij het LCV, ongeveer 90% van de markt vertegenwoordigen.

Staafdiagram van Signalen per type vastelastenpartner

3.1 Introductie

In principe is een gemeente verplicht om naar aanleiding van alle vroegsignalen een hulpaanbod te doen aan de inwoner. Uit de cijfers van 2021 blijkt dat ongeveer een kwart (26,2%) van de signalen niet terugkomt als melding in de data van de Monitor.  

Percentage signalen als onderdeel van een melding (dossier)

Met melding wordt het dossier van één adres (inwoner) bedoeld. Dit kan meerdere signalen bevatten. In bovenstaande grafiek is zichtbaar hoeveel procent van alle signalen onderdeel wordt van een melding (dossier) van waaruit gemeenten verder registeren hoe het hulpaanbod gedaan wordt en al dan niet wordt geaccepteerd.

Waarom sommige signalen niet terugkomen als onderdeel van een melding, kan op twee manieren verklaard worden:

  1. als een gevolg van de wijze waarop gegevens worden geregistreerd;
  2. het terzijde leggen van signalen kan een bewuste keuze zijn van gemeenten.

3.2 Registratieverschillen waardoor signalen niet terug te zien zijn als melding

Een belangrijk verschil is zichtbaar tussen gemeenten die werken met het systeem VPS van BKR en gemeenten die het systeem RIS van Inforing gebruiken om hun signalen te ontvangen en de opvolging te registreren. In VPS moet je handmatig een dossier aanmaken voor een enkelvoudige melding (melding met één onderliggend signaal). Als een gemeente ervoor kiest om geen dossier aan te maken, dan komt dit signaal niet als melding terug in de Monitor. Gevraagd aan gemeenten die werken met VPS (14) blijkt dat de meesten (11) geen dossiers aanmaken voor enkelvoudige signalen. Ongeveer de helft daarvan maakt alleen een dossier aan als via een huisbezoek of telefonisch contact geprobeerd wordt contact te leggen met de inwoner. Een deel van de opvolging van signalen is dus niet terug te zien in de Monitor.

Dit is de belangrijkste verklaring voor het relatief lage percentage signalen als onderdeel van een melding bij gemeenten die gebruik maken van VPS. Het percentage maakt niet duidelijk of gemeenten vervolgens wel of niet een hulpaanbod aan de inwoner hebben gedaan. Uit de vragenlijst blijkt dat gemeenten vaak wel een brief sturen, maar dat dit niet geregistreerd wordt in VPS. Mogelijk gebeurt dit wel in een ander systeem.

3.3 Signalen die bewust terzijde worden gelegd

Gemeenten kunnen na ontvangst van een signaal eerst een controle doen door te kijken of de inwoner al bekend is bij schuldhulpverlening en te kijken naar de gegevens in de Basis Registratie Personen (BRP). Deze controle kan aanleiding geven om een signaal niet op te volgen en de inwoner niet te benaderen met een hulpaanbod.

Met welke gegevens worden meldingen verrijkt

Uit de vragenlijst blijkt dat de gemeenten het vaakst een check doen of iemand al bekend is bij schuldhulpverlening voordat het hulpaanbod wordt gedaan. Ook wordt door een deel van de gemeenten gekeken of iemand al bekend is bij het wijkteam of maatschappelijk werk. Dit gebeurt met name bij gemeenten die telefonische contactpogingen en/of huisbezoeken laten uitvoeren door of samenwerken met het wijkteam of maatschappelijk werk. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat het op grond van de Wgs niet is toegestaan om in de eerste fase (wanneer er nog geen hulpacceptatie is) te kijken of iemand bekend is bij het wijkteam of maatschappelijk werk.

Percentages op de vraag: In welke gevallen worden signalen door jullie terzijde gelegd?

Gemeenten zijn gevraagd in welke gevallen een signaal niet opgevolgd wordt met een hulpaanbod. Dit betekent niet dat een gemeente geen acties uitvoert naar aanleiding van het signaal. Er kan bijvoorbeeld contact zijn met de vastelastenpartner, schuldhulpverlening of een andere partij, bijvoorbeeld wanneer iemand in een (open) instelling verblijft.

Naast de check op bekendheid bij schuldhulpverlening en BRP-check, geeft ook ongeveer de helft van de gemeenten aan dat een laag schuldbedrag hiervoor de reden kan zijn. Het opvolgen van signalen dient in proportionaliteit te gebeuren. (1) Actie voor een erg laag schuldbedrag kan in zo'n geval als niet proportioneel gezien worden.

Uit de vragenlijsten blijkt dat 42% van de 162 gemeenten geen drempelbedrag hanteert. De overige gemeenten doen dit wel. In de meeste gevallen gaat het om een vast bedrag, van 10 tot 250 euro, in andere gevallen om een wisselend bedrag. Hierbij wordt door een derde gekeken naar het type vastelastenpartner (bijvoorbeeld een hoger drempelbedrag voor woningverhuurders dan voor een waterbedrijf). Een vergelijkbaar aantal gemeenten kijkt naar het type melding (is er sprake van één of meerdere signalen?).

4 Bijna driekwart van de meldingen is enkelvoudig

Nadat een gemeente signalen heeft ontvangen, wordt gekeken of er een ‘match’ is tussen de signalen. Bij het matchen wordt gekeken of er voor hetzelfde adres meerdere signalen zijn van verschillende vastelastenpartners in één maand of dat er signalen zijn van opeenvolgende maanden.

Meldingen naar type meldingen (2021)

Het kleinste aandeel van de meldingen bestaat uit meervoudige signalen (dus van verschillende vastelastenpartners).

Van 109 gemeenten die de laatste vragenlijst invulden, gaf 80% aan bij te houden of signalen recidive zijn. Hiermee worden adressen bedoeld waarbij over meerdere maanden signalen ontvangen zijn (in sommige gevallen over een langere periode dan 3 of 6 maanden, waardoor ze niet gematcht worden als opeenvolgend). (1) We gaan er dus vanuit dat recidive breder is dan de opeenvolgende meldingen.

Voor de meerderheid van de gemeenten die recidive bijhouden (61%) was het lastig om een inschatting te maken van het aandeel recidive ten opzichte van het totaal aantal signalen. De overige gemeenten konden dit wel aangeven met betrekking tot de maand februari 2022. De percentages lopen uiteen van 1 tot 60%, maar de meerderheid (56%) geeft aan dat 20 - 40% van de signalen recidive waren.

Hoe omgegaan wordt met deze recidivesignalen, verschilt per gemeente. De antwoorden van de gemeenten vallen globaal in drie, ongeveer gelijk verdeelde, categorieën:

  1. Gemeenten die aangeven dat ze maatwerk toepassen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar de uitkomsten van eerdere pogingen om hulp aan te bieden, op welke wijze dit is gedaan, of het schuldbedrag is af- of toegenomen en of er nu sprake is van signalen van verschillende vastelastenpartners.
     
  2. Gemeenten die bij een recidive extra prioriteit geven aan het dossier door, in de meeste gevallen, op huisbezoek te gaan of telefonisch contact te zoeken.
     
  3. Gemeenten die aangeven geen aparte werkwijze te hebben voor recidive.

Daarnaast is er nog een kleine groep gemeenten die juist geen actie onderneemt als er al meerdere pogingen zijn gedaan; er wordt dan een ‘adempauze’ ingelast.

Voetnoten

  1. In RIS worden signalen maximaal 6 maanden bewaard en daarna geanonimiseerd. Matchen op langer dan 6 maanden is hierdoor niet mogelijk.

5.1 Introductie

Op verschillende manieren doen gemeenten een hulpaanbod aan inwoners. In 2021 zijn de meeste contactpogingen telefonisch gedaan. Het is daarbij belangrijk om op te merken dat veel gemeenten huisbezoeken tijdelijk stop hadden gezet vanwege de geldende coronamaatregelen.

Type contactpogingen (2021)

Het kleine aantal sms'jes of WhatsApp-berichten dat is verstuurd, moet in samenhang worden gezien met het relatief lagere aantal gemeenten dat deze überhaupt verstuurt. Daarnaast is het mogelijk dat de gemeenten die deze methode wel gebruiken, het alsnog niet vaak inzetten. 

5.2 Huisbezoek, bellen en brieven door meer dan driekwart van gemeenten ingezet

Gemeenten hebben beleidsvrijheid om te bepalen hoe zij een hulpaanbod doen aan een inwoner naar aanleiding van een vroegsignaal. Om een beeld te krijgen van de invulling hiervan door gemeenten, zijn hierover verschillende vragen gesteld. 

Gemeenten is gevraagd welke methoden zij inzetten bij het opvolgen van de vroegsignalen.

Wijze van benaderen (1) Aantal % van gemeenten
Huisbezoek 154 95%
Bellen 150 93%
Versturen van een brief 136 84%
Een e-mail sturen 122 75%
Een sms/WhatsApp-bericht sturen 72 44%
Versturen van een kaart/flyer 62 38%

De meeste gemeenten zetten een combinatie van de in de tabel weergegeven methoden in. Slechts 6% van de gemeenten maakt gebruik van één of twee manieren om een hulpaanbod te doen. 50% van de gemeenten zet 3 of 4 methoden in en nog eens 44% zet 5 of 6 methoden in. Uit antwoorden op de eerste vragenlijst bleek al dat gemeenten vaak bij enkelvoudige meldingen voor een brief kiezen en een meervoudige melding vaker reden is om op huisbezoek te gaan.

Naast de inzet van de verschillende methoden, zijn er ook verschillen tussen gemeenten in hoe deze methoden ingezet worden. Eerder keken we al naar de wijze waarop gemeenten hun schriftelijke communicatie vormgeven. Daarnaast zien we ook verschillen in de aanpak van huisbezoeken. 

Ruim de helft van de gemeenten (58%, n=154) kondigt het huisbezoek aan, andere gemeenten gaan onaangekondigd op bezoek. Wel geldt voor bijna alle gemeenten (90%, n=153) dat er een 'niet-thuis-kaartje' wordt achtergelaten om de inwoner te laten weten dat er iemand langs is geweest als er niet opengedaan werd.

Cirkeldiagram: Met hoeveel personen wordt het huisbezoek afgelegd?

Het aantal personen waarmee op pad gegaan wordt, is redelijk gelijk verdeeld over de gemeenten. Bij gemeenten waar altijd met twee personen op pad gegaan wordt, is dit in een derde van de gevallen altijd een combinatie van verschillende disciplines (bijvoorbeeld maatschappelijk werk en schuldhulpverlening). Bij een aanvullende 22% van de gemeenten wordt in sommige gevallen, maar niet altijd, een huisbezoek gedaan door een combinatie van verschillende disciplines.

In onderstaande grafieken is zichtbaar welke organisaties verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de verschillende manieren om een hulpaanbod te doen en welke functies dit vervolgens doen. Gemeenten konden hierbij meerdere organisaties of functies aangeven. 

Staafdiagram: Welke organisatie is verantwoordelijk voor?

In ruim de helft van de gevallen worden de verschillende acties ter opvolging van vroegsignalen door de gemeentelijke afdeling schuldhulpverlening uitgevoerd. Bij huisbezoeken zijn het vaakst meerdere antwoorden gegeven, wat betekent dat er wordt samengewerkt tussen twee organisaties. Bij 39% van de gemeenten is algemeen maatschappelijk werk en/of het wijkteam betrokken bij de huisbezoeken.

Er is ook redelijk vaak aangegeven dat een andere organisatie verantwoordelijk is. Bij deze antwoorden zien we met name andere afdelingen van de gemeente terug, of een speciaal team vroegsignalering. 

Staafdiagram: Wie is verantwoordelijk voor?

Uit bovenstaande grafiek valt op te maken dat er veel inzet is van medewerkers vroegsignalering. De telefonische contacten worden in de meeste gemeenten uitgevoerd door een schuldhulpverlener en/of medewerker vroegsignalering. Met name bij huisbezoeken wordt ook een maatschappelijk of sociaal werker ingezet. De schriftelijke contacten worden hiernaast veelal opgepakt door een administratief ondersteuner. De inzet van vrijwilligers en/of ervaringsdeskundigen is gering. Ervaringsdeskundigen worden door enkele gemeenten wel ingezet bij huisbezoeken of telefoongesprekken.

Hoewel verschillende partijen en medewerkers betrokken zijn bij vroegsignalering, is dit voor inwoners niet altijd evident. Een samenwerking tussen maatschappelijk werk en gemeentelijke schuldhulpverlening kan voor een inwoner nog steeds 'de gemeente staat voor de deur' betekenen.

Voetnoten

  1. Deze vraag is bij elke uitvraag aan gemeenten gesteld. Data van de laatste uitvraag per gemeente meegenomen. Tweederde is van maart 2022, een kwart van september 2021 en de rest uit december/januari 2021.

5.3 Type melding en hoogte betalingsachterstand belangrijkste criteria bij prioriteren

Welke methode gemeenten kiezen voor welke melding, wisselt sterk per gemeente, maar ook per situatie. Verschillende criteria worden meegewogen om te bepalen aan welke meldingen prioriteit wordt gegeven, zeker bij gemeenten waarbij de beschikbare capaciteit moet worden afgewogen tegen het aantal binnenkomende signalen.

Aantal gemeenten dat onderstaande selectiecriteria inzet om te kunnen bepalen hoe voegsignalen worden opgevolgd

Naast deze criteria noemen gemeenten ook nog recidive, beschikbaarheid van telefoonnummer of e-mailadres en type vastelastenpartner, wanneer gevraagd wordt naar andere criteria. Voor veel gemeenten is één criterium leidend. In de meeste gevallen is dat criterium de hoogte van de betalingsachterstand.

Selectiecriteria ingezet bij het indelen van "bakjes" in RIS Vroegeropaf - indeling januari 2021

Het beeld wat ontstaat uit deze antwoorden, komt grotendeels overeen met een analyse van de selectiecriteria die gemeenten gebruiken bij het indelen van signalen in ‘bakjes’ in het software systeem RIS. Op basis van bepaalde selectiecriteria kunnen signalen maandelijks automatisch in een bakje worden ingedeeld (en mogelijk gematcht), van waaruit gemeenten de meldingen verder kunnen opvolgen.

Selectiecriteria ingezet bij het indelen van "bakjes" in RIS Vroegeropaf

Nadat de signalen automatisch in bakjes zijn ingedeeld, wordt dit vaak nog eens nagelopen. Uit de vragenlijst (n=94) blijkt dat 60% van de gemeenten alle signalen naloopt, 27% loopt een deel van de ingedeelde signalen na en een kleine minderheid doet dit niet of weet het niet.

5.4 Beschikbare capaciteit belangrijke factor bij het bepalen van werkwijze vroegsignalering

Voor een groot deel van de gemeenten zijn de kenmerken van de melding en de inwoner niet de enige afwegingsfactor. Ook de beschikbare capaciteit is een belangrijke factor in de afweging hoe de signalen op te volgen. Gevraagd op basis waarvan bepaald wordt hoe signalen worden opgevolgd, geeft 73% van de gemeenten (n=162) ‘beschikbare personele capaciteit’ aan.

Uit de resultaten van de vragenlijst blijkt ook dat slechts voor 22% van de gemeenten geldt dat er een volledig vast budget (uren) is voor vroegsignalering.

Staafdiagram: Hoe bepaalt jouw gemeente budget (en capaciteit) voor vroegsignalering

 Voor het afleggen van huisbezoeken heeft de meerderheid (81%) van de gemeenten (n=154) geen vast aantal uur beschikbaar. 

Gemeenten is ook gevraagd in hoeverre de beschikbare capaciteit aansluit bij de gekozen werkwijze voor het opvolgen van de signalen. Een meerderheid van de gemeenten is positief over de beschikbare capaciteit. 

Procenten: In hoeverre past de huidige capaciteit bij het aantal signalen en de gekozen werkwijze voor het opvolgen van de signalen?

In de toelichting die gemeenten gaven, komen nog wel enkele kanttekeningen boven. Zo blijkt voor een deel van de gemeenten dat het nog een eerste schatting is. Sommige gemeenten geven aan nog in de opstartfase te zitten, dat medewerkers nog aangenomen of ingewerkt moeten worden of dat verwacht wordt dat bij een stijgend aantal signalen de capaciteit wel gaat knellen. Het is belangrijk om hierbij in gedachten te houden dat de gegeven antwoorden op verschillende momenten zijn opgehaald (september 2021, december/januari 2022 en maart 2022). 

Enkele gemeenten met te veel of voldoende capaciteit benoemen dat het aantal signalen, op basis waarvan de capaciteit is ingeschaald, lager ligt dan verwacht. Dit kan ook het geval zijn wanneer geldt dat vroegsignalering onderdeel is van capaciteit voor schuldhulpverlening, maar dat deze capaciteit wel is uitgebreid. Maar er wordt ook enkele malen genoemd dat de uitvoering complexer blijkt dan verwacht en dat de capaciteit nu eigenlijk voldoende is, juist omdat er minder signalen zijn. 

Het is mogelijk dat de werkwijze is aangepast op de beschikbare capaciteit en dat dit daarom goed op elkaar aansluit. De vraag blijft dan openstaan of de gekozen werkwijze ook de voorkeur heeft. Zo zijn er gemeenten die hebben genoemd dat de capaciteit voldoende is, juist omdat ervoor gekozen is om geen of minder huisbezoeken af te leggen.

Gemeenten die aangeven onvoldoende of te weinig capaciteit te hebben, hebben op verschillende wijzen het budget bepaald. Er valt zodoende niet direct een verband te leggen tussen onvoldoende capaciteit en de wijze waarop het budget bepaald wordt.

Samengevat, er valt nog geen conclusie te trekken over de vraag of gemeenten voldoende capaciteit hebben voor de uitvoering van vroegsignalering. Wel is duidelijk dat de wijze van inrichten van het proces samenhangt met de beschikbare capaciteit.

Daarnaast blijkt dat 21% van de gemeenten vroegsignalering uit tijdelijke middelen financiert. Voor het grootste deel van de gemeenten geldt dat vroegsignalering uit de vaste middelen voor armoede/schulden komt. Wat hieraan uitgegeven wordt, kan dus niet aan iets anders worden uitgegeven. Zo benoemt één gemeente al dat er in de uitvoering van de schuldhulpverlening nu een krapte in de capaciteit is ontstaan. Ook vanuit de Monitor Schuldhulpverlening blijkt dat bijna een kwart van de ondervraagde gemeenten een capaciteitstekort voorziet.

Staafdiagram: Vanuit welke middelen wordt vroegsignalering in jouw gemeente op dit moment gefinancierd?

6.1 Introductie

Gemiddeld over 2021 is bij 17,2% van alle meldingen contact gelegd met een inwoner. 'Contact gelegd' betekent dat een inwoner heeft gereageerd op een brief of e-mail, of bijvoorbeeld de deur heeft opengedaan als er werd aangebeld.

Om een goed beeld te krijgen van het aantal gevallen waarin de inspanningen van gemeenten om de vroegsignalen op te volgen hebben geleid tot contact, is ook alleen gekeken naar meldingen met tenminste één contactpoging. Want ook nadat voor een signaal een dossier is aangemaakt (melding) en een gemeente aan de slag gaat met het opvolgen van de melding, kan nog gekozen worden om de melding terzijde te leggen. Zo zijn er gemeenten die op dit moment in het proces nagaan of de inwoner al bekend is bij schuldhulpverlening en daarom geen hulpaanbod doen. 

Dit leidt ertoe dat het aantal meldingen waarbij in de monitor contactpogingen zijn geregistreerd, lager ligt dan het totaal aantal meldingen. Een andere verklaring is dat er wel een contactpoging is gedaan (bijvoorbeeld een hulpaanbod per brief), maar dat dit niet is vastgelegd in VPS of RIS. Van 89 gemeenten die gebruik maken van RIS Vroeg Eropaf (1), gaf 43% aan altijd contactpogingen te registeren bij het versturen van brieven, e-mails of sms’jes in grote aantallen. 

Over heel 2021 is er gemiddeld bij 25% van deze meldingen met tenminste 1 contactpoging, contact geregistreerd met de inwoner. Het gaat er dan om dat de inwoner heeft gereageerd op de poging (per brief, telefonisch, huisbezoek, sms, enzovoort) van de gemeente om contact te leggen. We zien dat het gemiddelde percentage gedurende 2021 daalt van 29% in het eerste kwartaal naar 21% in het laatste kwartaal.

Percentage meldingen contact gelegd inwoner

In de eerste publicatie (met gegevens over de periode januari - september 2021) hebben we gekeken naar de typen contactpogingen en de mate waarin die hebben geleid tot contact met de inwoner. Daaruit blijkt dat telefonische contactpogingen en huisbezoeken het vaakst tot contact leiden. Het is echter zo dat veel gemeenten verschillende benaderingswijzen combineren. Bijvoorbeeld door eerst een brief te sturen en daarna op huisbezoek te gaan. De vraag ‘Wat werkt het beste?’ blijft hierdoor lastig te beantwoorden en vereist nog verder onderzoek en analyse.

Voetnoten

  1. RIS Vroeg Eropaf wordt door gemeenten gebruikt om de opvolging van vroegsignalen te registeren. Er zijn gemeenten die alleen gebruik maken van RIS matching om signalen te ontvangen en de opvolging ergens anders registeren.

6.2 Wijze van registratie van invloed op percentage succesvol contact

In de grafiek op de vorige pagina is een verschil zichtbaar tussen gemeenten die gebruik maken van RIS en gemeenten die gebruik maken van VPS. Het percentage 'contact gelegd' ligt bij RIS lager. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in RIS automatisch contactpogingen aangemaakt kunnen worden bij het in grote aantallen verzenden van sms, e-mail of brief, maar dat een eventuele reactie handmatig moet worden vastgelegd. In VPS moet direct bij het invoeren van de contactpoging (huisbezoek, telefonisch contact, versturen van brief, enzovoort) het resultaat worden vastgelegd.

Daarnaast geldt voor VPS-gemeenten dat zij voornamelijk dossiers aanmaken wanneer er een huisbezoek of telefonisch contact plaatsvindt. Het versturen van brieven wordt in VPS minder vastgelegd. Dit zal van invloed zijn op het percentage meldingen dat tot contact leidt, aangezien brieven doorgaans minder tot contact leiden dan huisbezoeken of telefonische contacten.

Om een beeld te krijgen van de mate waarin de contactpogingen in de data van de Monitor alle uitgevoerde contactpogingen vertegenwoordigen, is gemeenten gevraagd wat het beleid is rondom de registratie van contactpogingen. Van de 104 gemeenten die hebben geantwoord, geeft 58% aan dat in principe alle contactpogingen moeten worden geregistreerd. Voor 22% hangt de registratie af van de wijze waarop de contactpoging wordt uitgevoerd. Nog eens 11% registreert contactpogingen totdat het eerste contact is gelegd met een inwoner. Eventueel opvolgende contacten worden dan niet steeds opnieuw geregistreerd.

Samengevat kunnen we concluderen dat, hoewel deze cijfers zeker richtinggevend zijn voor de mate waarin daadwerkelijk contact wordt gelegd met inwoners met betalingsachterstanden, de wijze van registratie ook van invloed is op de resultaten. Daarnaast is het aannemelijk dat een deel van de activiteiten die gemeenten uitvoeren om een hulpaanbod aan te bieden, niet zichtbaar is in deze cijfers. Dit is van belang om mee te nemen bij de interpretatie, alsmede voor gemeenten bij eventuele vergelijking van de eigen cijfers met het landelijke cijfer.

7.1 Introductie

Wanneer we kijken naar alle meldingen in 2021, dan zien we dat in 3,4% van de meldingen is geregistreerd dat hulp is geaccepteerd. Voor een klein deel van deze meldingen geldt dat er geen succesvolle contactpoging voor het dossier is geregistreerd, enkel dat er hulp is geaccepteerd.

Cirkeldiagram: Contact en hulpacceptatie

Bij een deel van de meldingen is helemaal geen contactpoging geregistreerd. Om een beeld te krijgen in hoeverre ‘geen contact, geen hulp’ het resultaat is van het mogelijk uitblijven van actie, hebben we ook gekeken naar de cijfers van alle meldingen waarbij tenminste één contactpoging is geregistreerd.

Cirkeldiagram: Contact gelegd en hulpacceptatie 2

Wat vervolgens opvalt is dat het percentage meldingen waarbij wel contact is geweest, maar geen hulpaanbod is geaccepteerd, hoger ligt met 19.3%. Ook het percentage meldingen waarbij hulp is geaccepteerd ligt iets hoger met 5%. Onderstaande grafiek laat zien dat dit percentage gedurende het jaar iets terugloopt.

Grafiek: Percentage meldingen hulp geaccepteerd

Kijken we naar het totaal aantal dossiers waarbij er contact is geweest met een inwoner (bijna 39 duizend), dan is in 18% van de gevallen hulp geaccepteerd.

Ook voor hulpacceptatie geldt dat er een verschil te zien is tussen gemeenten die gebruik maken van VPS en RIS. We gaan er hierbij van uit dat dit ook te maken heeft met de wijze van inrichting van het registratieproces. Daarnaast is het belangrijk om mee te wegen dat het aantal gemeenten dat gebruik maakt van VPS lager ligt (en daarmee de aantallen meldingen waarbij hulp geaccepteerd), waardoor verhoudingsgewijs de percentuele verschillen snel groter lijken.

7.2 Driekwart van geaccepteerde hulp bij schuldbedrag onder de 1000 euro

Op basis van de cijfers van januari tot september 2021 viel op dat naarmate het schuldbedrag hoger lag, het percentage inwoners dat hulp accepteerde steeg. Op basis van het totaal aantal meldingen naar aanleiding waarvan hulp in 2021 werd geaccepteerd, valt op dat de meerderheid van de onderliggende betalingsachterstanden onder de 1000 euro ligt. Hiermee is niet gezegd dat de totale schuld van de inwoner minder dan 1000 euro is. Dit bedrag is enkel gebaseerd op de in het kader van vroegsignalering gemelde betalingsachterstanden.

Cirkeldiagram: Verdeling van hoogte schuldbedrag

7.3 Niet-meetbare effecten van het hulpaanbod

Een groot deel van de activiteiten bij het opvolgen van signalen wordt door gemeenten geregistreerd in VPS of RIS. Of er wel of geen hulp wordt geaccepteerd, dan wel of er in de eerste plaats contact is gelegd, worden zo criteria voor ‘het succesvol opvolgen van vroegsignalen’.

Het is echter goed om de mogelijke impact van vroegsignalering breder te zien en in ogenschouw te houden dat er ook mogelijke niet-meetbare effecten zijn. Bijvoorbeeld omdat reacties op een brief terechtkomen bij een klantcontactcentrum en niet direct bij degenen die toegang hebben tot deze softwaresystemen. Maar ook een inwoner die niets van zich laten horen, maar na een brief toch zelf actie heeft ondernomen. Of misschien heeft een telefoongesprek een inwoner de juiste handvatten gegeven om de betalingsachterstand zelf op te lossen.

Ook geven verschillende gemeenten aan dat zij na de 28 dagen waarbinnen een hulpaanbod gedaan moet worden door de gemeenten, nog inwoners hebben die zich melden voor hulp. Het kan zijn dat iemand eerst hulp geweigerd heeft, maar later toch nog aanklopt, of dat iemand in eerste instantie niet heeft gereageerd op het hulpaanbod.

Uit de vragenlijst blijkt dat minder dan een derde van de gemeenten (n=104) dit nog in RIS/VPS vastlegt als de melding al afgesloten is in het systeem. Een aanvullende 24% van de gemeenten legt het alleen vast als de melding nog niet is afgesloten. 23% legt het wel vast, maar in een ander systeem. Deze versnippering maakt het lastig om een goed beeld te krijgen van het aantal inwoners dat zich nog op een later moment meldt naar aanleiding van het hulpaanbod.

8 Meeste hulp in de vorm van een quick fix

Cirkeldiagram: Verdeling van type hulp bij hulpacceptatie

In de Monitor hebben we nog niet van alle deelnemende gemeenten data over het type hulp dat geboden is op het moment dat de inwoner het hulpaanbod heeft geaccepteerd. Op basis van de data die op dit moment beschikbaar zijn, ontstaat het beeld zoals getoond in bovenstaande grafiek.

In bijna 60% van de gevallen waarbij hulp is geaccepteerd, was er sprake van een quick fix. Dit betekent dat de gemeente snel met de inwoner een oplossing heeft kunnen vinden, zonder dat een verder hulptraject noodzakelijk was. Bijvoorbeeld door gezamenlijk een betalingsregeling met de schuldeiser tot stand te brengen.

In ongeveer 40% van de gevallen heeft een verwijzing plaatsgevonden. Het meest voorkomend is daarbij een verwijzing die niet-financieel van aard is. Bijvoorbeeld een verwijzing naar maatschappelijk werk of lokale minimavoorzieningen. In 5% van de gevallen is verwezen naar schuldhulpverlening en in 6% van de gevallen naar andere financiële hulpverlening. Percentages rondom het type hulp kunnen per gemeente verschillen, afhankelijk van hoe het proces is ingericht.

Gemeenten is gevraagd hoe zij verschillende vormen van hulp op dit moment registreren. Dit verduidelijkt de genoemde categorieën.

Staafdiagram: Hoe wordt de genoemde hulp geregistreerd  in VPS/RIS?

Of de eerste twee vormen van hulp (gesprek over betalingsachterstanden zelf oplossen en schuldenoverzicht opstellen) als quick fix of verwijzing worden geregistreerd, hangt mogelijk ook samen met wie contact heeft met de inwoner en in hoeverre deze persoon in staat is direct zelf deze hulp te bieden. 

Naast bovengenoemde hulp gaven gemeenten ook aan betalingsregelingen als quick fix of andere uitkomst te registreren. Ook is gevraagd naar situaties waarin gemeenten twijfelen of ze dit als ‘wil hulp’ moeten registeren. 24 gemeenten hebben hierbij voorbeelden kunnen noemen. Hieruit komen de volgende situaties naar voren:

  • Inwoner wil hulp, maar komt dan niet opdagen bij afspraak en er is geen contact meer mee te leggen.
  • Inwoner wil wel hulp, maar niet nu.
  • Inwoner wil hulp voor andere problemen.
  • Inwoner heeft zelf al contact gelegd met vastelastenpartner naar aanleiding van brief van gemeente.
  • Inwoner wil zelf een oplossing regelen, maar heeft wel vragen die door de gemeente beantwoord worden in een gesprek.
  • Inwoner heeft een hulpvraag, maar die kan direct in een (telefonisch) gesprek worden opgelost.
  • Inwoner geeft aan geen hulp te willen, maar meldt zich enige tijd later alsnog voor hulp.

Op dit moment is er vanuit de Monitor geen zicht op wat er gebeurt nadat het hulpaanbod in het kader van vroegsignalering is geaccepteerd. Als iemand wordt doorverwezen, betekent dat niet altijd dat er ook daadwerkelijk een (schuld)hulptraject wordt gestart. De doorverwijzing naar schuldhulpverlening kan betekenen dat er in eerste instantie een gesprek wordt gevoerd, ongeacht of en welk soort hulp daaruit voortkomt.

Methodologische verantwoording

Cijfers vroegsignalering

De cijfers die in deze rapportage worden gepresenteerd, zijn afkomstig uit verschillende databronnen. Bijna alle gemeenten maken gebruik van het softwaresysteem RIS Matching en RIS Vroeg Eropaf (RIS) van Inforing of Vindplaats van Schulden (VPS) van Bureau Krediet Registratie (BKR). In deze systemen kunnen de VLP’s de signalen aanleveren; gemeenten kunnen de signalen categoriseren op basis van hun beleidskeuzes en vervolgens de opvolging en uitkomsten daarvan registreren. Inforing en BKR leveren voor de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden geanonimiseerde gegevens op gemeenteniveau over signalen, meldingen (dossiers) en contactpogingen.

Vragenlijst

In aanvulling op de cijfers vanuit de systemen VPS en RIS zet Divosa periodiek een vragenlijst uit onder deelnemende gemeenten. Deze bevat vragen over de procesinrichting rondom vroegsignalering. Uitkomsten uit deze vragenlijst zijn ook gebruikt in deze rapportage.

Er is een vragenlijst uitgezet in september 2021, december 2021/januari 2022 en maart 2022. Sommige gemeenten hebben meerdere vragenlijsten ingevuld. In dat geval zijn de meest recente antwoorden meegenomen in de weergave van de resultaten in deze rapportage. In totaal hebben we van 162 gemeenten data uit de vragenlijsten. Doordat sommige vragen alleen in de laatste vragenlijst gesteld zijn, kan het aantal gemeenten per vraag verschillen.

Deelnemende gemeenten

Vroegsignalering bevond zich in 2021 in een opstartfase. We zien dit terug in de toename van deelnemende gemeenten gedurende het jaar. Dit heeft tot gevolg dat het aantal gemeenten waarvan wij data hebben ontvangen per maand verschilt. De cijfers in deze rapportage moeten als indicatief worden gezien.

In 2022 zetten we in op het informeren en aansluiten van de nog niet deelnemende gemeenten. Hoe meer gemeenten deelnemen, des te representatiever het landelijke beeld wordt.

Onderstaande tabellen geven een beeld van de mate van vertegenwoordiging van gemeenten ten opzichte van het totaal aantal gemeenten en totaal aantal inwoners in Nederland.

Percentage vertegenwoordiging inwoners gemeenten ten opzichte van totaal aantal inwoners Nederland:

Tabel van meldingen signalen

Verschillen tussen het aantal gemeenten waarvan signalen en meldingen in de Monitor beschikbaar zijn, kunnen diverse oorzaken hebben. Zo zijn er gemeenten die geen gebruik maken van de software om de signalen op te volgen, maar enkel om ze te ontvangen. Deze gemeenten komen alleen terug bij de signalen en niet bij de meldingen.

Daarnaast zijn bij de eerste data-aanlevering vanuit VPS alleen meldingen meegenomen die afgesloten waren. Meldingen (dossiers) die niet in het registratiesysteem van de gemeenten zijn afgesloten, zijn niet meegenomen in de data.

Ook zijn er gemeenten die onlangs zijn gestart met de Monitor en nog geen opvolging hebben geregistreerd, maar al wel signalen hebben ontvangen.

Kijkend naar het inwoneraantal van de gemeenten waarvan in enige maand in 2021 data over signalen of meldingen zijn meegenomen in de Monitor, valt op dat met name gemeenten met een hoog inwonertal goed zijn vertegenwoordigd.

  Aantal in Monitor Aantal in NL %
< 25 duizend inwoners 42 124 34%
25 - 50 duizend inwoners 64 140 46%
50 - 75 duizend inwoners 25 40 63%
75 - 100 duizend inwoners 14 16 88%
100 - 150 duizend inwoners 10 14 71%
150 - 200 duizend inwoners 8 10 80%
> 200 duizend inwoners 7 8 88%
Totaal 170 352 48%

Berekening jaarcijfers

Bij het berekenen van de cijfers over 2021 is uitgegaan van het gemiddelde van de maandgemiddelden. Hiervoor is gekozen vanwege het wisselend aantal gemeenten dat per maand cijfers heeft aangeleverd. Als we zouden uitgaan van het totaal aan beschikbare data, zouden bepaalde maanden, met meer data, zwaarder meewegen voor het jaarcijfer.

Bij de grafieken zijn wel de totale aantallen over 2021 weergegeven. Daarmee wordt een beeld geschetst van het totaal aan achterliggende waarden.

In het dashboard dat beschikbaar is voor gemeenten, zijn bepaalde cijfers wel op basis van de totaaldata berekend. Hierdoor kunnen kleine verschillen tussen deze percentages optreden.

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
divosa.nl

Auteur

Larissa van Es (Divosa)

Met medewerking van

Loes Rocour (Significant Insights)
Nienke Bilo (Significant Insights)
Tom Boersma (Significant Insights)

Met dank aan

Leden van de gemeentelijke gebruikersgroep
Ellen Hennekens (NVVK)
Erika Dekens (Divosa)
Iris Koole (Divosa)
Jolanda van Scharenburg (NVVK)
Lieke Veldhuis  (VNG realisatie)
Marleen Smit (Divosa)
Martin van Riemsdijk (BKR)
Ticho van Hoppe (Inforing)

Webredactie

Remco van Brink

Versie

Mei 2022