Statushouders onder de Wet inburgering 2013: inburgering, onderwijs, werk en bijstand (cijfers t/m 2022)
Laatste update: 08 augustus 20244. Bijstand
In dit hoofdstuk kijken we of en hoeveel (voormalig) inburgeringsplichtige statushouders binnen de leeftijdscategorie 18-67 jaar in de bijstand zitten. De peildatum is 31 december 2022.
Percentage in de bijstand neemt verder af
Het percentage statushouders in de bijstand is verder afgenomen. In december 2022 heeft 52% van de statushouders een bijstandsuitkering. Dit percentage lag in december 2021 nog op 55,2%. Steeds meer statushouders vonden betaald werk (zie hoofdstuk Werk). Mensen zijn daardoor minder vaak afhankelijk van een bijstandsuitkering.
Laagste percentage statushouders in de bijstand in een arbeidsmarktregio ligt op 42% en het hoogste op 61%
In de arbeidsmarktregio Noordoost-Brabant is het percentage statushouders in de bijstand met 42% het laagst. In deze arbeidsmarktregio was het aandeel werkenden ook het hoogst. Ook in de arbeidsmarktregio’s Zuidoost-Brabant (45%), Helmond de Peel (45%) en Stedendriehoek en Noordwest Veluwe (47%) hebben een relatief laag percentage statushouders in de bijstand. Het hoogste percentage statushouders in de bijstand in een arbeidsmarktregio ligt op 61%. Hoewel in de meeste AMR's een hoger percentage werkende statushouders samenhangt met een lager percentage statushouders in de bijstand, gaat dit niet in alle gevallen op. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met het aantal uren dat men werkt.
Statushouders onder de Wet inburgering 2013: inburgering, onderwijs, werk en bijstand (cijfers t/m 2022)
Laatste update: 08 augustus 2024Samenvatting
In deze publicatie van de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering − een samenwerking van Divosa, BMC en Stimulansz − vind je cijfers over statushouders die inburgeringsplichtig zijn geworden tussen 2014 en 2022 en vallen onder de Wet inburgering 2013. De toevoeging van cijfers op arbeidsmarktregioniveau is nieuw in de Benchmark Statushouders & Inburgering.
De cijfers in deze publicatie zijn gebaseerd op de gegevens van 181 deelnemende gemeenten aan de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering; de peildatum is december 2022.
In deze publicatie besteden we veel aandacht aan de verschillen tussen de arbeidsmarktregio's. Voor deelnemers aan de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering organiseren we in het najaar van 2024 regionale bijeenkomsten om hier met elkaar over in gesprek te gaan en van elkaar te leren. In het najaar verwachten we ook de eerste cijfers over de nieuwe Wet inburgering 2021 over het jaar 2022.
Statushouders in de arbeidsmarktregio's
Het aandeel statushouders is in bijna alle arbeidsmarktregio's 11 statushouders op 1000 inwoners. De kenmerken van de groep statushouders verschillen wel per arbeidsmarktregio. In sommige regio's zijn statushouders van bijvoorbeeld Syrische of Eritrese herkomst sterker vertegenwoordigd dan in andere regio's. Ook zijn er verschillen in huishoudsamenstelling, leeftijd en geslacht. Zo wonen in bepaalde arbeidsmarktregio's meer alleenstaanden. Dit zijn vaak regio's met meer jonge statushouders.
Percentage werkende statushouders stijgt verder
Sinds 2018 zien we dat het percentage werkende statushouders steeds verder toeneemt. Deze ontwikkeling zet zich voort in 2022. In december 2022 is 36% van de totale groep statushouders aan het werk. Wel zien we verschillen tussen arbeidsmarktregio’s: het hoogste percentage werkenden in een arbeidsmarktregio ligt op 44%, het laagste percentage ligt op 30%.
In het algemeen zijn statushouders die langer in Nederland verblijven, vaker aan het werk. Mannelijke statushouders zijn vaker aan het werk dan vrouwelijke statushouders (47% versus 21%), maar het aandeel vrouwelijke statushouders dat werkt stijgt sneller dan het aandeel mannelijke statushouders. Het hoogste percentage werkende vrouwelijke statushouders in een arbeidsmarktregio ligt op 26%, het laagste op 16%.
Meer statushouders aan het werk, minder in de bijstand
In samenhang met de toename van het aantal werkende statushouders, neemt het percentage dat in de bijstand zit af. In december 2022 heeft 52% van de statushouders een bijstandsuitkering. Een jaar eerder was dit nog 55%. Het laagste percentage statushouders in de bijstand in een arbeidsmarktregio ligt op 42%, het hoogste op 61%.
Lichte stijging onderwijsvolgende statushouders (18-33 jaar)
In de leeftijdscategorie van 18 tot 33 jaar volgt 27% van de statushouders onderwijs. In 2021 lag dit percentage op 26%. In de categorie van 18 tot 67 jaar is dat 14%. Het percentage onderwijsvolgenden is eind 2022 het hoogst onder statushouders die van 2018 tot 2021 naar Nederland kwamen.
De meeste statushouders (60%) volgen onderwijs op mbo2-mbo4-niveau. Er zijn duidelijke regionale verschillen in het type onderwijs dat statushouders volgen. Zo is het aandeel statushouders dat hbo/wo volgt in arbeidsmarktregio's rondom universiteitssteden duidelijk groter.
Het percentage statushouders dat is geslaagd voor het inburgeringsexamen vlakt af
Het percentage statushouders dat is geslaagd voor het inburgeringsexamen vlakt af. Eind 2022 is 47% geslaagd. Eind 2021 was dit 45%. Het hoogste percentage geslaagden in een arbeidsmarktregio ligt op 52%, het laagste op 41%.
In december 2022 heeft 22% van de statushouders een ontheffing van de inburgeringsplicht. Het merendeel van de ontheffingen (93,6%) is verleend vanwege aantoonbaar geleverde inspanningen (AGI). Het laagste percentage ontheffingen in een arbeidsmarktregio ligt op 17%, het hoogste op 31%.
Invloed Wet inburgering 2021
Gemeenten hebben sinds begin 2022 de regierol op inburgering gekregen. De Wet inburgering 2021 beoogt dat mensen sneller kunnen inburgeren en daardoor makkelijker kunnen meedoen in de Nederlandse samenleving. In 2022, waarover de cijfers in deze rapportage gaan, zijn gemeenten pas net met de nieuwe wet van start gegaan. De nieuwe wet is niet van toepassing op de inburgeraars waarover de cijfers in dit rapport gaan, maar de begeleiding die gemeenten bieden onder de Wi2021, wordt in sommige gevallen ook ingezet voor de inburgeraars onder de Wi2013. In de KIS-monitor 2023 wordt nader ingegaan op de begeleiding die gemeenten bieden aan inburgeraars onder de Wi2013 én Wi2021.
Over de Divosa Benchmark
De Divosa Benchmark is een samenwerking van Divosa, Stimulansz en BMC Onderzoek. De Divosa Benchmark bestaat uit drie benchmarks: Werk & Inkomen, Armoede & Schulden en Statushouders & Inburgering. De informatie uit deze benchmarks hangt nauw met elkaar samen. Met de benchmarks kunnen gemeenten hun resultaten meten en vergelijken met andere gemeenten. Door het delen van verhalen achter de cijfers kunnen gemeenten van elkaar leren en hun (inburgerings)beleid en uitvoering verbeteren.
Meer weten of deelnemer worden? Kijk op www.divosa-benchmark.nl.
Wi2021
De Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering wordt op dit moment doorontwikkeld om ook inzicht te geven in de resultaten van gemeenten onder de Wet inburgering 2021. De verwachting is dat de cijfers over de Wi2021 vanaf najaar 2024 beschikbaar zijn.
1. Inleiding
Regelmatig publiceert de Divosa Benchmark cijfers uit de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering. De cijfers geven een beeld van inburgering, onderwijsdeelname, arbeidsmarktpositie en bijstandsafhankelijkheid van statushouders en − sinds eind 2022 − gezinsmigranten en overige migranten. De cijfers zijn gebaseerd op de data van 181 gemeenten. De cijfers van alle arbeidsmarktregio’s zijn vanaf nu ook onderdeel van de Benchmark Statushouders & Inburgering. In deze publicatie presenteren we cijfers tot en met eind 2022. We focussen alleen op de groep statushouders.
Voor deze rapportage hebben we data verzameld over inburgeraars (en ex-inburgeraars) die inburgeringsplichtig zijn geworden tussen januari 2014 en eind 2022 en die vallen onder de Wet inburgering 2013. We geven de ontwikkeling van deze groep statushouders weer op landelijk niveau.
Omdat er steeds meer mensen bijkomen, verandert de samenstelling van deze groep door de jaren heen. Hierdoor bestaat de totale groep uit mensen die relatief kort in Nederland wonen en mensen die hier al langer verblijven. Daarom maken we soms de uitsplitsing naar cohortjaar. Hierin zijn mensen samengevoegd die in hetzelfde kalenderjaar inburgeringsplichtig zijn geworden.
In aanvulling op de landelijke ontwikkelingen, gaan we in deze rapportage ook in op verschillen tussen arbeidsmarktregio’s.
Statushouders
Alle mensen die op grond van een asielverzoek een verblijfsvergunning hebben ontvangen, vallen onder de groep statushouders. Ook gezinsleden die als zogeheten ‘nareiziger’ naar Nederland zijn gekomen of via reguliere gezinshereniging bij een statushouder verblijf hebben gekregen, vallen onder de groep statushouders.
In de Benchmark Statushouders & Inburgering zijn statushouders in beeld gebracht die inburgeringsplichtig zijn geworden vanaf 2014. Bij sommige indicatoren zijn ook overige statushouders toegevoegd, bijvoorbeeld 0 - 17-jarigen.
Ontwikkelingen Wet inburgering 2021
Gemeenten hebben sinds begin 2022 de regierol op inburgering gekregen. De Wet inburgering 2021 (Wi2021) beoogt dat mensen zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren op het voor hen hoogst haalbare niveau en volwaardig aan de Nederlandse samenleving gaan deelnemen, het liefst via betaald werk.
In de cijfers (tot en met 2022) die we in deze rapportage presenteren, zie je nog niets terug over de uitvoering van de nieuwe wet. Dit komt doordat er problemen waren met de kwaliteit van de data over de nieuwe wet.
In het najaar van 2024 voegen we nieuwe indicatoren en cijfers over inburgeringsplichtigen onder de Wi2021 toe aan de Benchmark Statushouders & Inburgering. Hierdoor kunnen extra inzichten verkregen worden over de uitvoering van de Wi2021.
2. Statushouders in de arbeidsmarktregio’s
Nederland is verdeeld in 35 arbeidsmarktregio’s. Binnen deze regio’s werken gemeenten en UWV samen aan dienstverlening die gericht is op werkgevers en werkzoekenden. Dat gebeurt meestal vanuit een zogeheten Werkgeversservicepunt. Binnen deze regio’s kan ook specifieke ondersteuning geboden worden om statushouders naar werk te begeleiden.
Om vergelijkingen te kunnen maken op het niveau van de arbeidsmarktregio, zijn vanaf nu data op dat niveau beschikbaar in de Benchmark Statushouders & Inburgering. Het is mogelijk om de totaalcijfers van de arbeidsmarktregio te bekijken, ook als niet alle gemeenten in de regio deelnemen aan de Benchmark. Je kan dan echter geen uitsplitsingen maken op gemeenteniveau.
In deze rapportage geven we een eerste beeld van de cijfers op arbeidsmarktregioniveau. Nieuwsgierig geworden? Je kan meer informatie vinden en zelf vergelijkingen maken op arbeidsmarktregioniveau op het Benchmarkplatform. Ook voeren we in het najaar van 2024 regio-gesprekken om samen met deelnemende gemeenten verdere duiding te geven aan de cijfers. Geïnteresseerd in een gesprek in jouw regio? Neem dan contact met ons op via benchmarkstatushouders@divosa.nl.
Kenmerken van de arbeidsmarktregio’s
De arbeidsmarktregio’s kennen een wisselende omvang qua inwoneraantal: van Rijnmond, waar 8% van de Nederlandse bevolking woont, tot Gorinchem, met 0,8%. Het aantal statushouders in de arbeidsmarktregio’s komt grotendeels overeen met het inwoneraantal. In de meeste arbeidsmarktregio’s zijn er van elke 1000 inwoners 11 statushouders. In 8 regio’s is dit aantal 10 en in 2 regio’s zijn er 12 statushouders op elke 1000 inwoners. De absolute aantallen inwoners en dus ook statushouders die schuilgaan achter de percentages in deze rapportage lopen zodoende uiteen.
Kenmerken van statushouders in de verschillende regio’s
Hoewel de statushouders over de arbeidsmarktregio’s zijn verdeeld in verhouding tot het aantal inwoners, zijn er wel duidelijke verschillen in kenmerken van de groep statushouders per regio. Gemiddeld genomen is 58% van de statushouders in een regio afkomstig uit Syrië. Het percentage loopt echter uiteen van 73% tot 36%. De twee na grootste herkomstgroep zijn statushouders uit Eritrea. Zij vertegenwoordigen gemiddeld 16% van de statushouders, het hoogste percentage is 27% en laagste 10%.
Het aandeel alleenstaande statushouders loopt uiteen van 10% tot 28% per regio. In regio's met veel alleenstaanden is het aandeel thuiswonende kinderen kleiner. Dit aandeel is wel het grootst met gemiddeld 42% van de statushouders. Het percentage alleenstaande ouders is in bijna alle regio’s tussen de 4% en 5%. Het percentage statushouders dat onderdeel van een paar met kinderen vormt, wisselt tussen de 24% en 33%.
Overeenkomstig met het aandeel thuiswonende kinderen, vormen kinderen (<18 jaar) in 27 van de 35 arbeidsmarktregio’s de grootste leeftijdsgroep. Kijken we per regio alleen naar de statushouders tussen de 18 en 67 jaar, dan ziet de spreiding er als volgt uit:
|
Leeftijdscategorie |
18-26 jaar |
27-44 jaar |
45-67 jaar |
|---|---|---|---|
|
Pct in regio met laagste aandeel |
23% |
41% |
15% |
|
Pct in regio met hoogste aandeel |
34% |
61% |
27% |
Als laatste zijn er verschillen tussen de groep statushouders in de arbeidsmarktregio’s als het gaat om geslacht. Het aandeel mannen loopt uiteen van 52% tot 59%, voor vrouwen is dat 41% tot 48%.
3. Werk
In dit hoofdstuk kijken we of (voormalig) inburgeringsplichtige statushouders binnen de leeftijdscategorie 18 tot 67 jaar aan het werk zijn. Daarnaast kijken we naar de omvang van de baan en verschillen tussen mannen en vrouwen. De peildatum is 31 december 2022.
Percentage werkenden stijgt nog verder
De cijfers van 2021 lieten zien dat het aandeel statushouders dat werkt steeds verder toeneemt. Ook in 2022 stijgt het percentage werkende statushouders. In december 2021 was dit 33% en in december 2022 groeide dit naar 36%.
Hoogste percentage werkenden in een arbeidsmarktregio ligt op 44% en het laagste percentage op 30%
Het aandeel werkenden verschilt sterk per arbeidsmarktregio. Eind 2022 was het aandeel werkenden in de arbeidsmarktregio Noordoost Brabant met 44% het hoogst. Ook in de arbeidsmarkregio’s Zuidoost-Brabant, Groot-Amsterdam, Midden-Limburg en Helmond de Peel zien we een relatief hoog percentage werkende statushouders. Het laagste percentage werkenden in een arbeidsmarktregio ligt op 30%.
Hoe langer in Nederland, hoe vaker aan het werk
Om deze stijgende trend in arbeidsdeelname te duiden is het zinvol om te kijken naar een uitsplitsing naar de cohorten. Immers, het aandeel statushouders dat al geruime tijd in Nederland verblijft, wordt relatief steeds groter.
Als we kijken naar de oudere cohorten dan zien we dat ruim 40% van de statushouders werkt.
Mannen vaker aan het werk
Hoewel het aandeel werkende statushouders blijft stijgen, is er nog een duidelijk verschil in de arbeidsparticipatie tussen mannen (47%) en vrouwen (21%). Interessant is wel om te zien dat het aandeel werkende vrouwen de laatste jaren harder stijgt dan het aandeel werkende mannen.
Verschillen
In de recente analyse naar de inzet van voorzieningen van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen werd ook zichtbaar dat er duidelijke verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Uit de cijfers blijkt dat in 2023 meer mannen met een bijstandsuitkering (49%) een door gemeenten geregistreerde re-integratie- of participatievoorziening hebben dan vrouwen met een bijstandsuitkering (41%). Dit is een meerjarig beeld. Ook het doel van de voorzieningen verschilt: mannen krijgen vaker een voorziening gericht op re-integratie dan vrouwen. De hogere inzet op re-integratievoorzieningen bij mannen komt door een hogere inzet van loonkostensubsidie voor deze doelgroep. Daarnaast zagen we in eerdere analyses dat mannen vaker uit de bijstand stromen richting werk, maar dat vrouwen vaker parttime werken naast een bijstandsuitkering.
Als we kijken naar alle inwoners in Nederland is er ook een verschil tussen arbeidsparticipatie bij mannen en vrouwen. Maar dit verschil is een stuk kleiner dan bij de groep statushouders. Uit onderzoek van het Kennisplatform Integratie en Samenleving blijkt dat er verschillende redenen zijn waarom de arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders achterblijft bij die van mannen. Ten eerste zien gemeenten dat mannen kansrijker zijn op de arbeidsmarkt; ze zijn vaak al wat langer in Nederland en hebben over het algemeen meer werkervaring in het land van herkomst. Onder de Wet Inburgering 2013 was de situatie zo dat als de man eenmaal aan het werk is en het echtpaar daardoor uit de bijstand komt, de vrouw ook uit beeld verdween bij de gemeente.
Gezin eerst
Traditionele rollenpatronen kunnen een rol spelen bij de keuze om vooral de man aan het werk te helpen. Uit gesprekken met vrouwelijke statushouders bleek dat zij wel gemotiveerd zijn om te werken, maar dat zij eerst een stabiele situatie voor hun gezin willen creëren voordat zij die stap willen zetten. Ook blijkt dat zij soms meerdere tussenstappen nodig hebben om aan het werk te komen. Hun arbeidstoeleiding bestaat meestal uit een uitgebreid traject gericht op de vraag ‘wat zijn eigenlijk mijn talenten en mogelijkheden?’. Het rapport geeft gemeenten verschillende tips over hoe zij de arbeidstoeleiding van vrouwelijke statushouders kunnen inrichten.
Uit de door Regioplan uitgevoerde evaluatie van het programma ‘Een nieuw bestaan, een nieuwe baan’ (subsidieprogramma Instituut Gak) komt als aanbeveling naar voren dat de arbeidsbemiddeling van vrouwen aandacht en een specifieke aanpak verdient.
Hoogste percentage werkende vrouwelijke statushouders in een arbeidsmarktregio ligt op 26% en het laagste percentage op 16%
Ook het aandeel werkende vrouwelijke statushouders verschilt sterk per arbeidsmarktregio. Eind 2022 was het aandeel werkenden vrouwen in de arbeidsmarktregio Noordoost Brabant met 26% het hoogst. Ook in de arbeidsmarktregio's Groot-Amsterdam, Midden-Limburg en Flevoland zien we een relatief hoog percentage werkende vrouwelijke statushouders. Het laagste percentage werkende vrouwelijke statushouders in een arbeidsmarktregio ligt op 16%.
De helft van de statushouders werkt fulltime
Van de statushouders die aan het werk zijn heeft bijna 50% een baan van meer dan 0,8 fte. Een klein deel van de statushouders heeft meer dan één baan. In de loop van de jaren zien we het percentage statushouders met grotere banen toenemen en het percentage met kleinere banen afnemen. Ook in absolute aantallen groeit het aantal werkenden met een grotere baan.
Hoogste percentage grote banen in een arbeidsmarktregio ligt op 62% en het laagste percentage op 43%
De arbeidsmarktregio Helmond de Peel heeft het hoogste percentage werkende statushouders met een grote baan (>0,8ft) (62%). Ook in de arbeidsmarktregio Zuidoost-Brabant hebben veel statushouders een fulltime baan (58%). Interessant is dat in deze arbeidsmarktregio sowieso het percentage werkende statushouders hoog ligt met 41%. Het laagste percentage grote banen in een arbeidsmarktregio ligt op 43%.
4. Bijstand
In dit hoofdstuk kijken we of en hoeveel (voormalig) inburgeringsplichtige statushouders binnen de leeftijdscategorie 18-67 jaar in de bijstand zitten. De peildatum is 31 december 2022.
Percentage in de bijstand neemt verder af
Het percentage statushouders in de bijstand is verder afgenomen. In december 2022 heeft 52% van de statushouders een bijstandsuitkering. Dit percentage lag in december 2021 nog op 55,2%. Steeds meer statushouders vonden betaald werk (zie hoofdstuk Werk). Mensen zijn daardoor minder vaak afhankelijk van een bijstandsuitkering.
Laagste percentage statushouders in de bijstand in een arbeidsmarktregio ligt op 42% en het hoogste op 61%
In de arbeidsmarktregio Noordoost-Brabant is het percentage statushouders in de bijstand met 42% het laagst. In deze arbeidsmarktregio was het aandeel werkenden ook het hoogst. Ook in de arbeidsmarktregio’s Zuidoost-Brabant (45%), Helmond de Peel (45%) en Stedendriehoek en Noordwest Veluwe (47%) hebben een relatief laag percentage statushouders in de bijstand. Het hoogste percentage statushouders in de bijstand in een arbeidsmarktregio ligt op 61%. Hoewel in de meeste AMR's een hoger percentage werkende statushouders samenhangt met een lager percentage statushouders in de bijstand, gaat dit niet in alle gevallen op. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met het aantal uren dat men werkt.
5. Onderwijs
In dit hoofdstuk kijken we of (voormalig) inburgeringsplichtige statushouders binnen de leeftijdscategorie 18-67 én binnen de leeftijdscategorie 18-33 onderwijs volgen en op welk niveau. De leeftijdscategorie voor een aantal indicatoren van deze groep, wijkt daarmee iets af van de andere hoofdstukken. De peildatum is 31 december 2022.
Lichte stijging onderwijsvolgende statushouders 18-33 jaar ten opzichte van 2021
In de groep statushouders van 18-33 jaar volgt eind december 2022 27% onderwijs. In december 2021 lag dit percentage op 26%. De dalende trend die we in voorgaande jaren bij deze groep zagen lijkt tot een eind gekomen. In de groep statushouders van 18-67 jaar volgt 14% onderwijs. Het percentage onderwijsvolgenden in deze groep is gelijk gebleven.
Hoogste percentage onderwijsvolgenden (18-33 jaar) ligt op 35% en het laagste op 20%
In de arbeidsmarktregio Groningen volgen eind 2022 zowel in de leeftijdscategorie 18-33 jaar (35%) als in de leeftijdscategorie 18-67 jaar (20%) de meeste statushouders onderwijs. Ook in de arbeidsmarktregio Friesland liggen beide percentages met respectievelijk 34% en 19% hoog. Het laagste percentage onderwijsvolgenden in beide leeftijdscategorieën ligt op 20% in de leeftijdscategorie 18-33 jaar en 9% in de leeftijdscategorie 18-67 jaar.
In eerdere publicaties zagen we dat in de oudere cohorten (2014, 2015 en 2016) het percentage onderwijsvolgenden stabiliseert. Een opleiding is immers tijdelijk en iedereen binnen een cohortjaar die dat zou willen, heeft op een gegeven moment onderwijs gevolgd. De cohorten vanaf 2017 laten groei zien. Het percentage onderwijsvolgenden is in eind 2022 het hoogst onder statushouders die in 2018, 2019 en 2020 naar Nederland kwamen.
Onderwijs
In de Wet inburgering 2021 wordt veel belang gehecht aan onderwijs. De wet heeft voorzien in een onderwijsroute die inburgeraars voorbereidt op het volgen van een opleiding in Nederland. Deze onderwijsroute is een taalschakeltraject, waarbij inburgeraars binnen gemiddeld 1,5 jaar taalniveau B1 (+ KNM en PVT) en deficiënte vakken halen om tot een vervolgopleiding toegelaten te worden. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet was de inschatting dat 25% van inburgeraars met een asielachtergrond deze onderwijsroute zou volgen. Uit de eerste cijfers die bekend zijn over de nieuwe wet, blijkt dat tot nu toe 16% van de statushouders de onderwijsroute heeft gekozen.
Stijging in onderwijsniveau
Er wordt door steeds meer statushouders op een hoger niveau onderwijs gevolgd. Eind 2018 volgde iets meer dan de helft onderwijs op vo-/mbo 1-niveau. In de loop der jaren is een verschuiving te zien van dit niveau naar mbo 2-/mbo 4-niveau. Eind 2022 volgt 60% van de statushouders onderwijs op mbo 2-/mbo 4-niveau en 20% op vo-/mbo 1-niveau. Daarnaast neemt het percentage statushouders dat hbo of wetenschappelijk onderwijs volgt toe van 15,9% eind december 2021 naar 20,5% eind december 2022.
De verklaring is tweeledig. Ten eerste maken meer statushouders gebruik van een gestapelde onderwijsroute. Zij starten op vo-/mbo1-niveau en combineren dat vaak met hun inburgeringsonderwijs. Vervolgens stromen ze door naar mbo2-niveau of hoger als zij hun inburgeringsdiploma hebben behaald. Ten tweede is er een groep die eerst de inburgering afrondt en zich pas daarna inschrijft voor een opleiding, omdat dan het taalniveau voldoende is om die opleiding te volgen. Ook het percentage statushouders dat hbo of wetenschappelijk onderwijs volgt is licht gestegen: van 19,2% in december 2021 naar 20,7% in december 2022.
Hoogste percentage hbo-/wo-niveau in een arbeidsmarktregio ligt op 33%
In de arbeidsmarktregio's Groot-Amsterdam en Midden-Utrecht volgt het hoogste percentage statushouders onderwijs op hbo-/wo-niveau. In deze arbeidsmarktregio’s zijn ook veel onderwijsinstellingen die onderwijs op dit niveau aanbieden. Statushouders die onderwijs op dit niveau willen volgen, verhuizen vaak naar een gemeente waar de onderwijsinstelling gevestigd is, of naar een gemeente in de buurt van de onderwijsinstelling.
Selectie van 15 arbeidsmarktregio's die het hoogste percentage onderwijsvolgende statushouders hebben bij één van de 3 niveaus. Percentage onderwijsvolgende statushouders tussen haakjes.
In de arbeidsmarktregio Noord-Limburg volgt het grootste deel van de onderwijsvolgende onderwijs op mbo-2-,mbo-4-niveau (75%). Ook in de arbeidsmarktregio Gorinchem (72%), Flevoland (68%) en Helmond de Peel (68%) ligt dit percentage hoog.
In de arbeidsmarktregio’s Friesland, Zeeland, de Achterhoek en West-Brabant wordt het meeste onderwijs op VO/MBO1-niveau gevolgd.
Vrouwen volgen iets vaker onderwijs dan mannen
In eerdere jaren was te zien dat vooral mannen onderwijs volgden, maar sinds de tweede helft van 2021 zien we dat vrouwen iets vaker onderwijs volgen dan mannen. Deze ontwikkeling zet in 2022 door. In december 2022 volgt 29% van de vrouwelijke statushouders in de leeftijdscategorie 18-33 jaar onderwijs. Bij de mannelijke statushouders ligt dit percentage op 25%.
6. Inburgering
In dit hoofdstuk kijken we hoe het gaat met de inburgering van (voormalig) inburgeringsplichtige statushouders van 18-67 jaar.
Weer groei van geslaagden voor inburgering
Inburgeringsplichtige statushouders hebben maximaal drie jaar de tijd voor het behalen van hun inburgeringsdiploma na het verkrijgen van hun verblijfsvergunning. Analfabete inburgeraars kunnen in de Wi2013 een verlenging krijgen van 2 jaar op hun inburgeringstermijn. Eind 2022 is 47% van de statushouders geslaagd voor het inburgeringsexamen. Eind 2021 was dit 44,5%. Het is belangrijk om te vermelden dat het overige gedeelte van de groep niet per definitie nog steeds inburgeringsplichtig is. Een gedeelte van deze groep is ontheven (22%) of vrijgesteld van de inburgeringsplicht en is dus niet meer inburgeringsplichtig, terwijl zij niet zijn geslaagd voor het inburgeringsexamen.
In vorige publicaties zagen we dat de groei van geslaagden stagneerde. Deze stagnatie is ontstaan doordat lessen tijdens de coronacrisis niet of maar op kleine schaal konden plaatsvinden en de mogelijkheden tot examinering beperkt waren. Daarom heeft DUO in maart, mei en juli 2020 een verlenging verleend voor twee maanden en daarna in september 2020 een verlenging voor vier maanden. Vervolgens is in december 2020 besloten om nog een extra verlenging te geven aan bepaalde inburgeraars.
In december 2022 heeft 7,1% van de inburgeringsplichtige statushouders een verlenging. In december 2021 was dit 9,2%. Het aantal verlengingen is daarmee gedaald. Vertraging in het inburgeringstraject en in de taalverwerving zorgde onder Wi2013 ook voor vertraging op andere processen zoals de begeleiding naar werk of andere vormen van participatie, zoals vrijwilligerswerk. In de nieuwe Wet Inburgering 2021 is het juist de bedoeling dat taalverwerving en participatie tegelijkertijd plaatsvindt met het idee dat het elkaar versterkt.
Hoogste percentage geslaagden in een arbeidsmarktregio ligt op 52% en het laagste op 41%
Arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen heeft het hoogste percentage geslaagden (52%). Ook in de arbeidsmarktregio’s Midden-Utrecht (50%), Midden-Gelderland (50%), Groot-Amsterdam (50%) en Zuid-Kennemerland en IJmond (49%) ligt het percentage geslaagden relatief hoog. Het laagste percentage geslaagden in een arbeidsmarktregio ligt op 41%.
Lichte toename in aantal ontheffingen
Inburgeringsplichtige statushouders kunnen onder de Wet inburgering ontheven worden van de inburgeringsplicht als zij door een psychische, verstandelijke of fysieke beperking niet in staat zijn om aan de inburgeringsplicht te voldoen, of als zij aantoonbaar inspanningen hebben geleverd (aantoonbare geleverde inspanningen, AGI) en toch niet geslaagd zijn. In de cijfers is een lichte stijging te zien in het aantal ontheffingen. In december 2022 heeft 22% van de statushouders een ontheffing. In december 2021 was dit percentage 21%. Het is waarschijnlijk dat dit aandeel zal blijven groeien. De groep statushouders die al langer dan drie jaar een verblijfsvergunning heeft en de inburgering niet meer zal halen wordt immers steeds groter. Het merendeel van de ontheffingen (93,6%) is verleend vanwege aanzienlijk geleverde inspanningen (AGI).
Ontheffing
Onder de nieuwe wet Wi2021 zijn de mogelijkheden voor een ontheffing beperkter. Er kan alleen een ontheffing worden verleend op medische gronden of vanwege Bijzondere Individuele Omstandigheden (BIO). Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om bijzonder schrijnende situaties. Deze worden niet nader omschreven en moeten op individuele basis worden omschreven en onderbouwd.
De ontheffing vanwege AGI is komen te vervallen. Een deel van de mensen die onder de Wi2013 een ontheffing AGI zou hebben gekregen, zou onder de nieuwe wet Wi2021 in de Zelfredzaamheidsroute (Z-route) geplaatst worden. De inschatting was dat 15% van de inburgeraars met een asielachtergrond de Z-route zou afleggen. Uit de eerste cijfers blijkt dat 30% van de inburgeringsplichtige statushouders deze route heeft gekozen.
Laagste percentage ontheffingen in een arbeidsmarktregio ligt op 17% en hoogste percentage op 31%
In de arbeidsmarktregio Groot-Amsterdam is het percentage statushouders met een ontheffing het laagst (17%). Ook in de arbeidsmarktregio's Zuid-Kennemerland en IJmond (19%), Midden-Utrecht (18%) en Rijk van Nijmegen (18%) is het percentage ontheffingen laag.
Tweederde statushouders slaagt uiteindelijk
Van de inburgeringsplichtige statushouders uit cohort 2014 is 65,8% geslaagd, uit cohort 2015 is 67,8% geslaagd en uit cohort 2016 63,1%. Deze percentages lijken voor deze cohorten niet heel veel verder op te lopen, wat erop wijst dat twee op de drie statushouders uiteindelijk zal slagen voor het inburgeringsexamen. Van cohort 2017 is 51,8% geslaagd voor het inburgeringsexamen. Ook bij dit cohort lijkt de stijging af te vlakken.
Gemiddelde duur inburgeringstraject stabiliseert
Op basis van de cijfers van 2021 zagen we al dat de gemiddelde duur van een inburgeringstraject toeneemt. Deze ontwikkeling zet zich voort in 2022. In december 2022 ligt de gemiddelde duur op 36,1 maanden. In december 2021 was dit 35,8 maanden. Eerder zagen we door de coronacrisis en de tijdens deze crisis door DUO verstrekte verlengingen een groei in de duur van het inburgeringstraject.
Meeste statushouders doen examen op basisniveau
Vrijwel alle inburgeringsplichtige statushouders (92%) doen hun inburgeringsexamen op basisniveau (taalniveau A2), het vereiste taalniveau in de Wi2013. In december 2022 is 4% van de statushouders geslaagd op B1-niveau. Dit is het niveau voor meer gevorderden. 5% is geslaagd op B2-niveau, een niveau hoger dan B1-niveau.
Al deze percentages zijn door de tijd heen stabiel. Onder de oude Wet inburgering (2013), waaronder het overgrote deel van deze groep inburgeringsplichtige statushouders valt, zijn inburgeringsplichtige statushouders zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan hun inburgeringsplicht: het binnen drie jaar halen van het inburgeringsexamen op A2-niveau of hoger. Kiezen voor taalniveau A2 was een veilige keuze omdat dit taalniveau het makkelijkst te halen is en het korter duurt. Onder de nieuwe wet (2021) is het minimaal vereiste taalniveau verhoogd naar B1-niveau. Mocht iemand na het behalen van de inburgering nog een hoger taalniveau behalen, dan zien we dat niet meer terug in de registraties.
Aandeel genaturaliseerde statushouders stijgt fors
Het percentage genaturaliseerde statushouders blijft fors stijgen. In december 2019 was 6,3% van de statushouders die sinds 2014 in Nederland zijn, genaturaliseerd. In december 2021 lag dit percentage op 37% en in december 2022 is 48,2% van de statushouders genaturaliseerd.
Mensen die vijf jaar of langer met een geldige verblijfsvergunning onafgebroken in Nederland wonen, kunnen een naturalisatieverzoek indienen. Ze moeten dan ook hun inburgeringsexamen hebben gehaald of hiervan zijn vrijgesteld of ontheven en geen gevaar vormen voor de openbare orde en veiligheid.
Bronnen & verantwoording
De cijfers in deze rapportage van de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Het CBS heeft voor deze benchmark op verzoek van de Divosa benchmarkorganisatie een databestand samengesteld. In dit bestand zijn opgenomen:
- COA-data over asielopvang
- IND-data over verleende verblijfsvergunningen asiel en gezinshereniging
- DUO-data over inburgering en onderwijs
- Informatie uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) van het CBS over: persoonskenmerken, woonsituatie, verhuizingen, werk, bijstand, jeugdzorg, re-integratievoorzieningen en Wmo.
Afwijkende percentages
Er is een verschil met de factsheets die zijn gepubliceerd in het najaar van 2022. Na de verwerkingen en de analyse bleek dat er een groep (ongeveer 10%) bij gezinsmigranten was meegenomen die daar niet bij hoorde. Dat waren eigenlijk statushouders die in de dataset van DUO op dat moment de status nog niet hadden gekregen, maar dus niet hoorden bij de gezins- en overige migranten. In deze rapportage is de selectie geactualiseerd. Het kan zijn dat de percentages in deze rapportage daardoor enigszins afwijken van hetgeen vorig jaar is gepubliceerd.
Aan de Divosa Benchmark Statushouders & Inburgering nemen 181 gemeenten deel.
De Divosa Benchmark is een samenwerking van Divosa, BMC en Stimulansz. Meer weten? Kijk op divosa-benchmark.nl.
Ontwikkeling aantal statushouders in de benchmark
De groep statushouders die we in de Divosa Benchmark Statushouders volgen, wordt elk jaar groter. De benchmark volgt namelijk de groep statushouders die vanaf januari 2014 een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen en ingeschreven zijn bij de gemeente. Ook genaturaliseerde statushouders blijven we volgen.
Voor de resultaten in de benchmark, waarop we rapporteren, maakt het uit hoe lang iemand in Nederland is. Hoe langer in Nederland, hoe groter de kans op werk. Hoe langer in Nederland, hoe groter de kans dat iemand geslaagd is voor het inburgeringsexamen. Om dit onderscheid te kunnen maken, kijken we op kernindicatoren zoals werk, onderwijs, bijstand en inburgering ook altijd naar jaarcohorten.
Het aantal mensen dat elk jaar een asielstatus krijgt, kan enorm verschillen. Als de instroom van asielzoekers in een bepaald jaar groter is vergeleken met andere jaren, zal die groep de cijfers wat meer beïnvloeden. Dit heeft bijvoorbeeld een negatief effect op de cijfers als de groep ‘nieuwe’ statushouders in de benchmark relatief groot is ten opzichte van de groep die we al volgen. Andersom geldt ook dat als de groep nieuwkomers kleiner is, de positieve ontwikkelingen van de groep die hier al wat langer is, sterker meeweegt in de cijfers. Dit kan de resultaten beïnvloeden. Hier geldt wel: hoe groter de groep die we volgen wordt, hoe kleiner het effect van een dergelijke ontwikkeling. Maar het is wel belangrijk om hier rekening mee te houden.
Colofon
Divosa
Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
T 030 - 233 23 37
E info@divosa.nl
www.divosa.nl
Auteurs
Angid Pons, BMC
Bibian Ogier, Stimulansz
Karel van der Linden, BMC (data-analyse en visualisaties)
Larissa van Es, Divosa
Waling Koning, Stimulansz (data-analyse)
Webredactie
Frank Heukels, Divosa