Samenvatting

Grote verschillen tussen gezinsmigranten vragen om diversiteit in begeleiding

Gezinsmigranten werken vaker dan statushouders, maar hebben minder vaak aan hun inburgeringsplicht voldaan. Ook zit 10% van de gezinsmigranten in de bijstand, ondanks dat hun partner bij de aanvraag van de verblijfsvergunning een eigen inkomen moet hebben. Dat blijkt uit de cijfers van de Divosa Benchmark Statushouders (vanaf 2023: Benchmark Inburgering & Statushouders).

Gemeenten hebben sinds 1 januari 2022 weer de regie op de inburgering, ook van gezinsmigranten. De situaties en behoeften van gezinsmigranten lopen sterk uiteen. Dit vraagt om diversiteit in gemeentelijke begeleiding. Divosa ondersteunt gemeenten in de zoektocht naar wat het beste werkt. 

Mensen van buiten Europa die zich in Nederland vestigen, hebben een inburgeringsplicht. Onder die groep nieuwkomers vallen ook gezinsmigranten. Dat zijn vooral mensen die naar Nederland komen voor een partner. De helft van de inburgeringsplichtigen is gezinsmigrant. De groep inburgeringsplichtige gezinsmigranten die tussen 2014 en 2021 naar Nederland kwam, is door Divosa, BMC en Stimulansz in beeld gebracht in de Divosa Benchmark Statushouders. Hieraan doen 182 gemeenten mee. De peildatum is 31 december 2021.

Vooral vrouwen tussen de 26-44 jaar

68% van de inburgeringsplichtige gezinsmigranten is vrouw en de meesten zijn tussen de 26 en 44 jaar. 15% van de gezinsmigranten komt uit landen waar ook veel asielmigranten vandaan komen. Verder komen zij van over de hele wereld. Gezinsmigranten wonen vaker in grote steden en in het westen van het land. 

49% werkt

49% van de gezinsmigranten werkt. Onder statushouders is dat percentage 33%. Gezinsmigranten zijn een meer diverse groep dan statushouders. Zij komen vaker uit meer ontwikkelde landen. Bovendien hebben zij voor hun komst naar Nederland al een inburgeringstoets gedaan. Hun uitgangspositie is daarmee beter.

42% geslaagd voor de inburgering

42% van de gezinsmigranten is eind 2021 geslaagd voor hun inburgeringsexamen. Dat is iets lager dan het percentage geslaagde statushouders (44%). Omdat onder gezinsmigranten ook minder mensen zijn vrijgesteld of ontheven van de inburgeringsplicht, zijn relatief veel gezinsmigranten nog inburgeringsplichtig. Gezinsmigranten zijn vaker aan het werk en dat is niet altijd even makkelijk te combineren met de inburgering. Ook zijn gezinsmigranten niet altijd even goed op de hoogte van hun inburgeringsplicht of schuiven ze de verplichting vooruit. 

10% in de bijstand

10% van de gezinsmigranten die sinds 2014 in Nederland woont, zit eind 2021 in de bijstand. Dat is veel minder vaak dan statushouders, waarvan 56% in de bijstand zit. Gezinsmigranten mogen alleen naar Nederland komen als hun in Nederland wonende partner aan bepaalde inkomenseisen voldoet. Dat inkomen moet voldoende hoog zijn en een bepaalde duur hebben.

Ondanks deze maatregel belandt een deel van de gezinsmigranten uiteindelijk toch in de bijstand. Dat kan verklaard worden omdat we een groep in beeld brengen die tussen 2014 en 2021 naar Nederland is gekomen en de inkomenssituatie in de loop van de tijd kan veranderen. De partner kan bijvoorbeeld het inkomen verliezen en in de bijstand belanden. Ook scheidingen kunnen ertoe leiden dat de gezinsmigrant (als deze geen eigen inkomen heeft) in de bijstand terecht komt. 

Gemeentelijke taak

Sinds 1 januari 2022 hebben gemeenten weer een rol bij de inburgering van gezinsmigranten en statushouders. Sinds 2007 waren inburgeraars zelf verantwoordelijk voor hun inburgering, maar de resultaten bleven achter. Vanaf begin 2022 zijn daarom de gemeenten weer in beeld om inburgeraars te ondersteunen in het proces van inburgeren.

Alle inburgeraars krijgen een intake, een persoonlijk inburgeringsplan en informatie over het vinden van werk of andere vormen van participatie. Voor statushouders wordt de inburgering door de gemeente bekostigd. Gezinsmigranten moeten de kosten zelf betalen. Ze kunnen hiervoor een lening krijgen.

Hoe om te gaan met gezinsmigranten in de inburgering?

Uit de benchmark komt een beeld naar voren van gezinsmigranten als een zeer diverse groep. Een flink deel weet zichzelf prima te redden en gemeenten ervaren dat bij deze groep de focus vooral op werk ligt en minder op taal. Een deel van de gezinsmigranten vindt het ook lastig dat de overheid hen adviseert hoe ze moeten inburgeren terwijl zij zelf de kosten moeten dragen. Tegelijkertijd zijn er ook gezinsmigranten die minder zelfredzaam zijn en juist meer ondersteuning nodig hebben om een zelfstandig bestaan te kunnen opbouwen.

Voor gemeenten is het de komende jaren zoeken hoe zij daar het beste mee kunnen omgaan. Sommige gemeenten experimenteren met speciale consulenten voor gezinsmigranten, andere gemeenten wachten de eerste ervaringen af.

Divosa ondersteunt gemeenten bij het uitwisselen van kennis en heeft een handreiking voor gemeenten beschikbaar gesteld. 

Over gezins- en overige migranten 

Gezinsmigranten zijn niet-Nederlandse migranten die naar Nederland verhuizen om hier bij hun partner te kunnen zijn. Ook kan het gaan om kinderen die bij hun ouders gaan wonen. Daarnaast is er nog een klein aantal inburgeringsplichtige ‘overige migranten’, bestaande uit imams, rabbijnen, kloosterlingen en vreemdelingen met een niet-tijdelijke humanitaire status.

Er zijn gezinsmigranten met en zonder inburgeringsplicht. Jongeren onder de 18 jaar zijn niet inburgeringsplichtig. Wie uit een Europees land komt, hoeft ook niet verplicht in te burgeren. Andere nationaliteiten moeten dat wel. Dat maakt dat de groep inburgeringsplichtigen uit de hele wereld kan komen.

Deze factsheet bevat gegevens over gezins- en overige migranten, vaak samengevat als gezinsmigranten.

Over de Divosa Benchmark

De cijfers in dit onderzoek komen uit de Divosa Benchmark Statushouders (vanaf 2023: Benchmark Inburgering & Statushouders), waarmee 182 gemeenten inzicht krijgen in de situatie van statushouders en gezinsmigranten. Dat is 53% van de gemeenten. In deze gemeenten woont 61% van de Nederlandse bevolking. Door de cijfers met elkaar te vergelijken en verhalen achter de cijfers te delen, leren gemeenten van elkaar.

De Divosa Benchmark is een samenwerking van Divosa, BMC en Stimulansz. De cijfers komen van het CBS.

Doet jouw gemeente nog niet mee? Meld je aan op divosa-benchmark.nl.

Een samenwerking van Divosa, BMC, Stimulansz

Inleiding

Sinds 1 januari 2022 hebben gemeenten weer een rol bij de inburgering van statushouders én andere inburgeringsplichtige migranten. Die andere inburgeringsplichte migranten zijn vooral gezinsmigranten: niet-Nederlandse migranten die naar Nederland verhuizen om hier bij hun partner te kunnen zijn. Ook kan het gaan om kinderen die bij hun ouders gaan wonen.

Daarnaast is er nog een klein aantal inburgeringsplichtige ‘overige migranten’, bestaande uit imams, rabbijnen, kloosterlingen en vreemdelingen met een niet-tijdelijke humanitaire status.

Er zijn gezinsmigranten met en zonder inburgeringsplicht. Jongeren onder de 18 jaar zijn niet inburgeringsplichtig. Wie uit een Europees land komt, hoeft ook niet verplicht in te burgeren. Andere nationaliteiten moeten dat wel. Dat maakt dat de groep inburgeringsplichtigen uit de hele wereld kan komen. (1)

Deze publicatie gaat over de inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten. Gemeenten kennen deze groep nog niet zo goed, terwijl de nieuwe inburgeringswet stelt dat gemeenten wel een rol spelen in de begeleiding: dat betekent dat zij samen met de inburgeraar een plan maken en advies geven over een leerroute of onderwijs. Ook bieden gemeenten oriëntatiemogelijkheden voor de arbeidsmarkt en participatie. In tegenstelling tot statushouders moeten gezins- en overige migranten hun inburgering zelf bekostigen, eventueel met een lening.

Wie zijn de gezinsmigranten met een inburgeringsplicht?

Hoeveel inburgeringsplichtige gezinsmigranten wonen er nu al in de gemeente? Zijn zij aan het werk? Hoe vaak slagen zij tot nu voor hun inburgeringsexamen? En met welk taalniveau? Deze informatie helpt gemeenten op weg om iets meer zicht te krijgen op de groep die zij de komende jaren gaan begeleiden.

Natuurlijk hebben deze cijfers geen één op één voorspellende waarde. De groep nieuwe inburgeringsplichtige gezinsmigranten kan in een gemeente immers van jaar tot jaar verschillen in omvang en samenstelling. Ook geven deze cijfers geen zicht op de Turkse gezinsmigranten, omdat zij tot 1 januari 2022 vrij waren gesteld van de inburgeringsplicht.

Definitie gezins- en overige migrant

Deze publicatie brengt de groep gezins- en overige migranten in beeld met de volgende kenmerken:

  • Inburgeringsplicht gekregen in de periode 2014-2021. (Voormalig inburgeringsplichtigen blijven we volgen). De groep bevat dus mensen die al langer in Nederland wonen en mensen die pas kort in Nederland zijn. (2)
  • Leeftijd 18-65 jaar.
  • Ingeschreven bij een gemeente die meedoet aan de Divosa Benchmark.
  • Vreemdelingen die zich vestigen bij een statushouder, bijvoorbeeld als gezinshereniger of nareiziger, worden niet meegenomen in deze groep maar zijn onderdeel van de groep statushouders die wij volgen in de Benchmark Statushouders.

Hoewel we altijd naar de inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten in totaal kijken, noemen we de groep in deze publicatie vaak kortweg gezinsmigranten. Dit komt omdat de gezinsmigranten het overgrote deel van de groep omvatten (92%). (3)

Deze publicatie

In deze publicatie rapporteren we over de peildatum 31 december 2021. We gaan onder andere in op spreiding, inburgering, werk en onderwijs. We geven het beeld weer van de 182 deelnemende gemeenten aan de Divosa Benchmark Statushouders. Dat is 53% van de gemeenten. In deze gemeenten woont 61% van de Nederlandse bevolking.

Het aantal inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten in deze benchmark is op peildatum eind december in totaal 44.330. Volgens gegevens van DUO werden in de periode 2014-2021 landelijk gezien in totaal 57.399 personen inburgeringsplichtig. Daarmee omvat de benchmark 77% van het aantal inburgeringsplichtige migranten. Dat betekent dat gemeenten met relatief veel inburgeringsplichtige gezinsmigranten binnen hun grenzen, in de benchmark oververtegenwoordigd zijn. Daarmee is de dekking van de benchmarkcijfers behoorlijk goed.

Databronnen en inzicht in gemeentelijke gegevens

De data voor deze publicatie komen van het CBS, die op een privacy-vriendelijke manier bestanden koppelt om de kenmerken van de groep gezinsmigranten in beeld te brengen. Gemeenten die meedoen aan de Divosa Benchmark Statushouders kunnen op het online benchmarkplatform een rapportage downloaden met cijfers op gemeenteniveau waarin we de groep volgen over de periode 2018-2021.

Over de Divosa Benchmark

De cijfers komen uit de Divosa Benchmark Statushouders, waarmee 182 gemeenten inzicht krijgen in de situatie van statushouders door de jaren heen. Door de cijfers met elkaar te vergelijken en verhalen achter de cijfers te delen, leren gemeenten van elkaar.

De uitbreiding van de Divosa Benchmark Statushouders met cijfers over gezinsmigranten is onderdeel van de doorontwikkeling van de benchmark naar een Benchmark Inburgering & Statushouders. Daarmee kunnen gemeenten de voortgang en resultaten van hun nieuwe inburgeringsbeleid volgen, zodra er over de inburgeraars die onder deze wet vallen voldoende informatie beschikbaar is. De eerste data betreffen de intake en de leerroutes van de inburgeraars. Deze data met peildatum eind 2022 zijn op zijn vroegst zomer 2023 beschikbaar.

De Divosa Benchmark is een initiatief van Divosa, BMC en Stimulansz.

Doet jouw gemeente nog niet mee? Meld je dan aan op divosa-benchmark.nl.

Een samenwerking van Divosa, BMC, Stimulansz

Voetnoten

  1. Voor meer informatie zie www.rijksoverheid.nl
  2. Door de groep inburgeringsplichtigen in de gemeente op deze wijze in beeld te brengen, groeit de groep die we volgen. Er vestigen zich immers elk jaar nieuwe inburgeringsplichtigen in de gemeente. Bij de interpretatie van de gegevens moeten we dit altijd in het oog houden. De groep inburgeringsplichtigen die we volgen telt immers mensen die al enkele jaren in de gemeente verblijven én personen die er pas kort wonen.
  3. Zie https://duo.nl/data/Totaal Nederland.pdf

1 Gezinsmigranten wonen vaker in grote steden

Gezinsmigranten die tussen 2014 en 2021 in Nederland zijn komen wonen, vestigen zich relatief vaker in de grote steden, en dan met name in het westen van het land. Gemiddeld wonen er 4,2 gezinsmigranten per 1000 inwoners in een gemeente. In gemeenten met veel gezinsmigranten kan dat anderhalf tot twee keer zo veel zijn.

Onder de deelnemers van de Divosa Benchmark is het aantal gezinsmigranten per 1000 inwoners het hoogst in de gemeenten Almere, Den Haag en Rijswijk met gemeenten als Rotterdam, Alkmaar en Amstelveen vlak daarachter. Ook kleinere gemeenten rondom grote steden kunnen relatief veel gezinsmigranten herbergen. Buiten de Randstad, springt de gemeente Eindhoven eruit als een gemeente met relatief veel gezinsmigranten per 1000 inwoners.

In tegenstelling tot statushouders zijn gezinsmigranten dus relatief ongelijk over het land verdeeld. Gemeenten moeten statushouders huisvesten naar rato van hun inwoneraantal. Daardoor is deze groep relatief gelijk over het land verdeeld, alhoewel er door verhuisbewegingen wel verschillen ontstaan. Gezinsmigranten daarentegen gaan bij hun partner of ouders in Nederland wonen die overal gehuisvest kunnen zijn.

Aantal gezinsmigranten per 1000 inwoner

Landkaart

Bron: Divosa Benchmark

  • Lichtgele gemeenten hebben 0-2 gezins- en overige migranten per 1000 inwoners
  • Donkeroranje gemeenten hebben 8-10 gezins- en overige migranten per 1000 inwoners

Introductie

In dit hoofdstuk kijken we naar een aantal achtergrondkenmerken van (voormalig) inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten binnen de leeftijdscategorie 18-65. De peildatum is 31 december 2021. Het gaat om de groep die tussen 2014 en 2021 een inburgeringsplicht kreeg opgelegd en is gehuisvest in een gemeente. Migranten die zich vestigen bij een statushouder als gezinshereniger of nareiziger, zijn niet meegenomen in deze groep.

Gezinsmigranten blijken overwegend jong en vrouw te zijn. De meesten zijn tussen de 27 en de 44 jaar. 15% komt uit landen waar ook veel vluchtelingen vandaan komen.

2.1 68% is vrouw

68% van de inburgeringsplichtige gezinsmigranten is vrouw, 32% is man. Daarmee zijn vrouwen flink oververtegenwoordigd in deze groep.

Cirkeldiagram: Gezinsmigranten naar geslacht

2.2 Meesten tussen 27-44 jaar

65% van de inburgeringsplichtige gezinsmigranten is tussen de 27-44. 18% is tussen de 18-26. 16% tussen de 45-64.

Gezinsmigranten per leeftijdsklasse (%)

Uit onderzoek van het SCP naar huwelijksmigratie (wat deels overlapt met de gezinsmigranten uit dit onderzoek), blijkt dat vrij veel huwelijksmigranten ouder zijn dan 30 jaar. Het gaat dan vaak om mensen die gescheiden zijn van een eerdere partner en een tweedekans huwelijk aangaan.

2.3 15% komt uit vluchtelingenlanden

15% van de inburgeringsplichtige gezinsmigranten komt uit landen waar ook veel vluchtelingen met een verblijfstatus vandaan komen. Denk aan Syrië, Irak, Iran, Afghanistan en Eritrea. In de cijfers voor de Divosa Benchmark zijn er niet meer nationaliteiten uitgesplitst (1), maar de categorie ‘overig’ bevat mensen vanuit de hele wereld.

Inwoners uit Europa hebben geen inburgeringsplicht en vallen dus niet onder de overige nationaliteiten. Voor 2022 hadden ook Turkse gezinsmigranten geen inburgeringsplicht. Ook zij komen niet voor in de categorie ‘overig’.

Statushouders die getrouwd zijn, kunnen hun partner en eventuele kinderen via een aanvraag voor gezinshereniging naar Nederland halen. Deze groep nareizigers volgen wij via de Benchmark Statushouders en valt dus niet onder de groep gezinsmigranten die wij hier volgen. Dat er toch gezinsmigranten komen uit de bekende vluchtelingenlanden, heeft te maken met relatievorming.

Gezinsmigranten naar nationaliteit (%)
Grafiek: Gezinsmigranten naar nationaliteit (%)

Uit een onderzoek van de gemeente Amsterdam onder hoofdstedelijke gezinsmigranten, bleek dat zij ruim 70 nationaliteiten omvatten en vooral van niet-westerse origine zijn. In Amsterdam bestaat de grootste groep gezinsmigranten uit mensen met de Marokkaanse nationaliteit (16%). Daarna volgen de Ghanese nationaliteit (8%), de Surinaamse (7%), de Amerikaanse (7%) en de Braziliaanse nationaliteit (5%).

Uit onderzoek van het SCP naar huwelijksmigratie blijkt dat inwoners van Nederland met een niet-Nederlandse achtergrond regelmatig een partner vinden uit hetzelfde herkomstland als zijzelf. Zij gaan namelijk bewust op zoek naar een partner met dezelfde culturele achtergrond en omdat hun huwelijken vaak tot stand door komen door bemiddeling van familie en vrienden, wordt er breed gezocht in de eigen (internationale) netwerken.

Omdat emigreren naar Nederland voor mensen uit vluchtelingenlanden aantrekkelijk is vanwege de veiligheid en vrijheid in dit land, verhoogt dit bovendien de kansen van de in Nederland wonende huwelijkskandidaat op een succesvolle match. Dit is wel een tijdelijk effect. Hoe langer een groep vluchtelingen in Nederland is en hoe meer vluchtelingen er uit dezelfde herkomstgroep in Nederland wonen, hoe minder vaak er tot een migratiehuwelijk wordt overgegaan.

Voetnoten

  1. De uitsplitsing naar deze nationaliteiten is gebaseerd op de uitsplitsing die gehanteerd wordt in de Benchmark Statushouders, waar is gekozen voor de uitsplitsing naar nationaliteiten die veel onder statushouders voorkomen.

Introductie

In dit hoofdstuk kijken we naar de stand van zaken rondom de inburgeringsplicht van (voormalig) inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten binnen de leeftijdscategorie 18-65. De peildatum is 31 december 2021. Het gaat om de groep die tussen 2014 en 2021 een inburgeringsplicht kreeg opgelegd en is gehuisvest in een gemeente. Migranten die zich vestigen bij een statushouder als gezinshereniger of nareiziger, zijn niet meegenomen in deze groep.

Uit de cijfers blijkt dat gezinsmigranten ongeveer even vaak hun inburgeringsexamen hebben gehaald als statushouders. Wel zijn zij over het algemeen sneller in het behalen van het examen. Ook krijgen zij minder snel uitstel, ontheffing of vrijstelling van de inburgeringsplicht.

3.1 42% geslaagden

Eind 2021 is 42,3% van de gezinsmigranten die sinds 2014 naar Nederland is gekomen geslaagd voor het inburgeringsexamen. Onder statushouders is dat percentage iets hoger, namelijk 44,1%.

Deze gezinsmigranten vallen (net als de statushouders die wij volgen) nog onder de oude wet. Dat betekent dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun inburgering en binnen drie jaar moeten slagen. Zij kunnen geld lenen om de inburgering te bekostigen.

Grafiek: Inburgering statushouders en gezinsmigranten

10% van de gezinsmigranten heeft eind 2021 een verlenging lopen op de inburgeringstermijn. Dat is veel minder dan bij statushouders waarbij 21% van de groep een verlenging heeft. Een verlenging van de inburgeringstermijn kan worden verleend als er omstandigheden zijn waardoor de gezins- of overige migrant niet goed kan studeren voor het examen of verhinderd wordt om het examen af te leggen. Het gaat bijvoorbeeld om alfabetisering van een cursist, persoonlijke omstandigheden zoals zwangerschap of ziekte en bijzondere omstandigheden zoals corona.

4,4% van de gezinsmigranten heeft een vrijstelling van de inburgeringsplicht. Onder statushouders is die groep groter, namelijk 9,3%. Mogelijk komt dit doordat statushouders vaker onderwijs volgen. Gezins- en overige migranten die in Nederland een diploma hebben behaald kunnen een vrijstelling krijgen van de inburgeringsplicht. Gezins- en overige migranten die in Nederland een opleiding volgen en aan deze opleiding zijn begonnen vóór of op hun 18e verjaardag kunnen een tijdelijke vrijstelling krijgen. Als het diploma behaald is, wordt deze vrijstelling omgezet in een gehele vrijstelling.

3% van de gezinsmigranten heeft een ontheffing. Onder statushouders is dat percentage 20,9%. Een ontheffing kan worden verleend als van de gezins- of overige migrant niet kan worden verwacht dat hij of zij het inburgeringsdiploma haalt, vanwege ziekte of een lichamelijke of verstandelijke beperking. Of als het de gezins- of overige migrant ondanks veel moeite en inspanning niet lukt om het inburgeringexamen te halen (‘aantoonbaar geleverde inspanning’).

Omdat de groep gezinsmigranten in het land van herkomst al een eerste inburgeringsexamen heeft gedaan, zou je verwachten dat zij vaker en sneller slagen voor de inburgering. Ook omdat een deel van hen een Nederlands sprekende partner heeft en in de thuissituatie meer kans heeft om in aanraking te komen met de Nederlandse taal. Dat deze groep een betere uitgangspositie heeft, blijkt ook uit de cijfers rondom ontheffingen. Gezinsmigranten hebben veel minder vaak een ontheffing.

De praktijk is echter anders: uit de benchmark blijkt dat gezinsmigranten wel sneller slagen dan statushouders (zie volgende paragraaf), maar niet vaker. Er zijn verschillende verklaringen mogelijk. Uit onderzoek blijkt dat hoger opgeleide gezinsmigranten die goed Engels spreken, zich daarmee veelal goed redden. Zij zijn daarom niet altijd gemotiveerd om de Nederlandse taal te leren. (1)

Mogelijk heeft het ook te maken met de grote focus op werk. Gezinsmigranten werken veel vaker dan statushouders en ook vaker fulltime (zie volgende hoofdstuk). Het opbouwen van een nieuw leven in een nieuw land, fulltime werken én een gezin opbouwen, is niet altijd even goed te combineren. De inburgering wordt dan vooruit geschoven.

Vertraging kan ook ontstaan als gezinsmigranten willen besparen op de kosten voor taalonderwijs (die zij zelf moeten bekostigen) en eerst zelfstandig voor het inburgeringsexamen proberen te oefenen, maar daarin onvoldoende succesvol zijn.

Ook horen we van gemeenten terug dat gezinsmigranten niet altijd even goed op de hoogte zijn van de inburgeringsplicht. De groep die nog onder de oude wet valt, heeft nauwelijks tot geen contact met de gemeente en krijgt alleen informatie op papier van DUO. Ze hebben daarom niet altijd even goed door wat er van hen verwacht wordt.

Voetnoten

  1. SCP, geciteerd in KIS

3.2 Gemiddeld binnen 2,5 jaar geslaagd

Eind 2021 is de gemiddelde inburgeringsduur van gezinsmigranten 29,4 maanden (2,5 jaar). Dat is korter dan statushouders die er gemiddeld genomen iets meer dan 3 jaar over doen. Mogelijk wordt het verschil verklaard doordat de gezinsmigranten die voor een partner naar Nederland komen al voor hun komst geslaagd moeten zijn voor het basisexamen inburgering in het buitenland, daarmee ligt er al een basis.

Grafiek: Inburgeringsduur gezinsmigranten (in maanden)

3.3 Overgrote meerderheid slaagt op basisniveau

Negen op de tien (voormalig) inburgeringsplichtige gezinsmigranten doen hun inburgeringsexamen op basisniveau (taalniveau A2). Een klein deel weet een hoger niveau te halen: 4,3% haalt B1-niveau, 3,5% B2-niveau. Dit beeld is ongeveer hetzelfde als bij statushouders, die iets vaker op een hoger niveau slagen voor hun inburgeringsexamen.

Gemeenten die meedoen aan de Benchmark Statushouders geven regelmatig aan dat inburgeraars liever examen doen op een lager niveau omdat zij niet het risico willen nemen dat zij het niet halen. Waarschijnlijk speelt dit ook bij gezinsmigranten.

% geslaagde statushouders en gezinsmigranten op taalniveau (A2, B1 of B2)

Introductie

In dit hoofdstuk kijken we of inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten binnen de leeftijdscategorie 18-65 aan het werk zijn en hoeveel uren zij werken. De peildatum is 31 december 2021. Het gaat om de groep die tussen 2014 en 2021 een inburgeringsplicht kreeg opgelegd en is gehuisvest in een gemeente. Migranten die zich vestigen bij een statushouder als gezinshereniger of nareiziger, zijn niet meegenomen in deze groep.

Uit de cijfers blijkt dat bijna de helft van de gezinsmigranten aan het werk is. En van de werkenden heeft meer dan de helft een baan van meer dan 0,8 fte. Gezinsmigranten hebben gemiddeld genomen vaker werk dan statushouders. Vooral het percentage werkende vrouwen verschilt sterk tussen gezinsmigranten (46%) en statushouders (15%).

4.1 49% aan het werk

Eind 2021 is 49,3% van de inburgeringsplichtige gezinsmigranten aan het werk. Voor de groep statushouders die in dezelfde periode naar Nederland kwamen, is dat percentage 32,7%. De gezinsmigranten zijn daarmee vaker aan het werk dan statushouders.

Staafdiagram: Werkende statushouders en gezinsmigranten
Grafiek: Werkende statushouders en gezinsmigranten (&)

Omdat de gezinsmigranten een partner in Nederland hebben met voldoende inkomen is er niet altijd een noodzaak of verplichting om aan het werk te gaan. Uit eerder onderzoek van CBS blijkt dat de arbeidsparticipatie per nationaliteit sterk kan verschillen. Ook maakt het uit of de partner die in Nederland woont een Nederlandse achtergrond heeft of een migratieachtergrond. Bij een partner met een Nederlandse achtergrond is de kans op betaald werk van de gezinsmigrant hoger. Mogelijk hebben gezinsmigranten ook een betere kennis van de Nederlandse taal omdat ze in het land van herkomst al een inburgeringstoets hebben gedaan. Dit geeft hen betere kansen op de arbeidsmarkt. Ook een goede beheersing van het Engels kan daarbij helpen.

Uit een onderzoek onder Amsterdamse gezinsmigranten bleek dat hogeropgeleide gezinsmigranten aan het werk konden bij internationale bedrijven. Anderen vonden vooral emplooi in de horeca en de schoonmaaksector. Het is niet altijd makkelijk om werk te vinden dat aansluit bij het eigen opleidingsniveau en wie snel wil werken moet dus bereid zijn om werk onder het opleidingsniveau aan te nemen. (1)

Ondanks dat gezinsmigranten vaker werken dan statushouders, blijven ze als groep wel achter bij de Nederlandse bevolking als geheel. De lagere arbeidsparticipatie kan volgens onderzoekers verklaard worden door een beperkte beheersing van de Nederlandse taal, een zwak netwerk, diploma’s die niet erkend worden, de voorkeur voor een traditioneel rollenpatroon waarbij de vrouw thuis blijft, (2) minder of geen begeleiding door de gemeente en arbeidsmarktdiscriminatie. (3)

Voetnoten

  1. Zie onderzoek.amsterdam.nl
  2. De meeste gezinsmigranten zijn vrouw
  3. Vergelijk KIS

4.2 Grotere banen

55% van de werkende gezinsmigranten heeft een baan van meer dan 0,8fte. De rest werkt in kleinere banen. 9,1% heeft een baan van minder dan 0,3fte, 28% heeft een baan van tussen de 0,3 en 0,8fte.

Onder statushouders is het percentage werkenden met een grotere baan 5% lager, namelijk 50%. Werkende statushouders hebben veel vaker een baan van minder dan 0,3fte (16%) dan gezinsmigranten (9%).

Werkende statushouders en gezinsmigranten naar omvang baan

4.3 Mannen werken vaker dan vrouwen

Mannelijke gezinsmigranten werken vaker (56%) dan vrouwelijke gezinsmigranten (46%). Onder statushouders zijn die cijfers respectievelijk 45% en 15%, wat inhoudt dat het verschil tussen werkende gezinsmigranten en werkende statushouders voor het grootste deel verklaard wordt door het feit dat vrouwelijke gezinsmigranten vaker werken.

Werkende statushouders en gezinsmigranten naar geslacht

Introductie

In dit hoofdstuk kijken we of inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten binnen de leeftijdscategorie 18-33 onderwijs volgen en op welk niveau. De leeftijdscategorie voor deze groep wijkt daarmee iets af van de andere hoofdstukken. De peildatum is 31 december 2021. Het gaat om de groep die tussen 2014 en 2021 een inburgeringsplicht kreeg opgelegd en is gehuisvest in een gemeente. Migranten die zich vestigen bij een statushouder als gezinshereniger of nareiziger, zijn niet meegenomen in deze groep.

Uit de cijfers blijkt dat 15% van de gezinsmigranten onderwijs volgt, meestal op mbo-niveau. Onder statushouders is het percentage dat onderwijs volgt hoger.

5.1 15% volgt onderwijs

15% van de gezinsmigranten die tussen 2014 en 2021 naar Nederland zijn gekomen, volgt onderwijs bij een onderwijsinstelling die door het Rijk bekostigd wordt. Onder statushouders is dat percentage hoger, namelijk 25%. We kijken hier naar de groep met een leeftijd tussen de 18-33 jaar.

Het percentage onderwijsvolgenden, verschilt iets tussen vrouwen en mannen. Onder mannelijke gezinsmigranten is het percentage onderwijsvolgenden 16,5%. Onder vrouwen is dat 13%.

Staafdiagram: onderwijsvolgende statushouder en gezinsmigranten (%)

Dat gezinsmigranten minder studeren dan statushouders, heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat ze veel vaker al aan het werk zijn. De noodzaak om onderwijs te volgen, is dan lager. Mogelijk hebben ze in het land van herkomst ook al een opleiding gevolgd en willen ze niet weer studeren.

Lijngrafiek: Onderwijsvolgende statushouders en gezinsmigranten
Staafdiagram: Onderwijsvolgende statushouders en gezinsmigranten naar geslacht

5.2 Vooral op mbo-niveau

Het gros van de onderwijsvolgende gezinsmigranten tussen de 18-33 volgt eind 2021 onderwijs op mbo-niveau. 31% volgt onderwijs op hbo-wo-niveau. Daarmee volgt deze groep vaker hoger onderwijs dan de groep statushouders, waar 17,5% hoger onderwijs volgt.

Cirkeldiagram: onderwijsvolgende gezinsmigranten naar onderwijsniveau

Introductie

In dit hoofdstuk kijken we of inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten binnen de leeftijdscategorie 18-65 in de bijstand zitten. De peildatum is 31 december 2021. Het gaat om de groep die tussen 2014 en 2021 een inburgeringsplicht kreeg opgelegd en is gehuisvest in een gemeente. Migranten die zich vestigen bij een statushouder als gezinshereniger of nareiziger, zijn niet meegenomen in deze groep.

Uit de cijfers blijkt dat 1 op de 10 gezinsmigranten in de bijstand zit.

6.1 10% in de bijstand

9,8% van de gezinsmigranten die sinds 2014 in Nederland woont, zit eind 2021 in de bijstand. Dit aantal is in de loop der jaren iets gedaald. In 2018 was het percentage nog 12%.

Inburgeringsplichtige gezinsmigranten zitten veel minder vaak in de bijstand dan statushouders. Onder deze groep zit 56% eind 2021 in de bijstand. 

Lijngrafiek: gezinsmigranten met bestandsuitkering
Staafdiagram: statushouders en gezinsmigranten met een bijstandsuitkering (%)

Gezinsmigranten mogen alleen maar naar Nederland komen omdat hun in Nederland wonende partner aan bepaalde inkomenseisen voldoet. Dat inkomen moet voldoende hoog zijn en een bepaalde duur hebben. Ondanks deze maatregel belandt een deel van de gezinsmigranten uiteindelijk dus toch in de bijstand.

Omdat we een groep volgen die tussen 2014 en 2021 naar Nederland is gekomen, is het percentage bijstandsgerechtigden onder deze groep mogelijk te verklaren doordat de situatie van mensen door de tijd heen verandert. Er zitten immers ook gezinsmigranten tussen die al meerdere jaren in Nederland zijn. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat de partner die de migrant naar Nederland heeft gehaald, het werk verliest waardoor het huishouden, eventueel na een periode van WW, in de bijstand belandt. Zeker onder groepen die zijn aangewezen op flexibel en laagbetaald betaald werk, is dit een realistisch scenario.

Ook kan de bijstandsafhankelijkheid het gevolg zijn van een scheiding. Gezinsmigranten die geen eigen inkomen hebben, belanden na een scheiding in de bijstand als zij in Nederland mogen blijven wonen.

Tot slot kan het gaan om jongeren. Als zij op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen, lopen ze kans op een achterstand in het onderwijs en lukt het niet altijd om een startkwalificatie te behalen. De kans dat zij dan als volwassene in de bijstand belanden, is dan ook groter.

Bronnen en verantwoording

De cijfers in deze rapportage zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Het CBS heeft voor deze benchmark op ons verzoek een databestand samengesteld.

We geven het beeld weer van de 182 deelnemende gemeenten aan de Divosa Benchmark Statushouders. Dat is 53% van de gemeenten. In deze gemeenten woont 61% van de Nederlandse bevolking.

Het aantal inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten in deze benchmark is op peildatum eind december in totaal 44.330. Volgens gegevens van DUO werden in de periode 2014-2021 landelijk gezien in totaal 57.399 personen inburgeringsplichtig. Daarmee omvat de benchmark 77% van het aantal inburgeringsplichtige migranten. Dat betekent dat gemeenten met relatief veel inburgeringsplichtige gezinsmigranten binnen hun grenzen, in de benchmark oververtegenwoordigd zijn.

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht

T 030 - 233 23 37
E info@divosa.nl
www.divosa.nl

Auteurs

Marije van Dodeweerd (Divosa)
Waling Koning (Stimulansz)
Angid Pons (BMC Yacht)
Simon Wajer (BMC Yacht)

Met dank aan

Anneke Boven (Divosa)
Ikram Hdidou-Bouchareb (gemeente Almere)
Zeycan Sahin (gemeente Utrecht)

Webredactie

Remco van Brink, Divosa

Divosa Benchmark

Een samenwerking van Divosa, BMC, Stimulansz