Op eigen wijze

De uitdagingen voor het sociaal domein zijn complexer dan ooit. Er liggen grote maatschappelijke opgaven waar gemeenten een hoofdrol in spelen. Ieder doet dat op eigen wijze, maar we delen de verantwoordelijkheid. Tijdens het Divosa Voorjaarscongres 2022 zijn ruim 400 beslissers in het sociaal domein – eindelijk weer – samen om te reflecteren op hun rol en verantwoordelijkheid en om zich door collega's en sprekers te laten inspireren. Lees hier het verslag en bekijk de video's en foto's.

De host heet de deelnemers welkom met een goodiebag

De host heet de deelnemers welkom met een goodiebag.

Gerhard van den Top ‘Niet iedereen kan de snelheid in onze stad bijbenen’

Hij was nog maar net een week burgemeester van Hilversum toen hij zelf werd uitgedaagd om eigenwijs te zijn. Tweeduizend Oekraïense vluchtelingen zochten onderdak in zijn stad en er was twijfel of dat zou lukken. Hij zei ja. ‘En toen kwam er zoveel positieve energie vrij, dat was ongelofelijk, het inspireerde me enorm.’ En dat is precies wat hij de deelnemers van het Divosa Voorjaarscongres gunt.

Dagvoorzitter Ruben Maes in gesprek met burgemeester Gerhard van den Top

Dagvoorzitter Ruben Maes in gesprek met burgemeester Gerhard van den Top.

Het was een risicovolle stap, in die eerste week van zijn ambtstermijn. Zou hij zijn ambtenaren mee kunnen krijgen in deze beslissing? Hoe zou het in buurten en wijken vallen? Tweeduizend vluchtelingen is veel voor een kleine veiligheidsregio waar Hilversum onderdeel van uitmaakt. Toch zei hij ‘ja’. En wat er toen loskwam aan energie, aan hulp en positiviteit nam hem onmiddellijk in voor de mediastad. Een stad waar in het sociaal domein nog wel een grote opgave ligt voor de nieuwe bestuurder.

Twee gezichten

‘Hilversum is een stad met twee gezichten. Iedereen kent natuurlijk het Gooise imago van de stad van het mediapark en het hoofdkantoor van Nike.’ De bruisende mediastad met grote villa’s en snelle jongens in cabrioletten. Van den Top is zich er goed van bewust dat niet iedereen in zijn gemeente zo’n leven leidt.

‘Er zijn ook wijken waar minder goed toeven is. Als daar je wieg staat, begint je leven heel anders. We hebben daarom veel aandacht voor zorg, voor eenzaamheid en voor ondermijnende criminaliteit. Juist die mensen die vaak buiten beeld blijven, daar moeten wij ons op richten. We moeten de zorg ontdrempelen, ervoor zorgen dat we weten wat er in de wijken leeft. Iedereen kansen bieden om mee te doen.’

Er zijn ook wijken waar minder goed toeven is.

Hij kijkt de zaal in waar hij met zo’n vierhonderd mensen een blik van verstandshouding wisselt. Het is in een notendop de opdracht waar ze met z’n allen voor staan en vandaag is het even alsof ze dat ook echt met z’n allen gaan doen. Het Divosa Voorjaarscongres is begonnen.

Over Gerhard van den Top

Dit jaar is Gerhard van den Top geïnstalleerd als burgemeester van Hilversum. Daarnaast is Van den Top voorzitter van de Raad van Advies van Staatsbosbeheer, voorzitter van de Raad van Commissarissen van de ACV Groep en voorzitter van het bestuur van Wateropleidingen.

Van den Top studeerde aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen. Na zijn studie was hij vijf jaar werkzaam op de Filipijnen aan het stopzetten van ontbossing. In1997 promoveerde hij op Milieukunde. Aan de universiteit Leiden. Daar was hij ook werkzaam als docent Milieu en Ontwikkeling. Van den Top werkte vervolgens als directeur Natuurbescherming voor het Wereld Natuur Fonds, als consultant voor Shell en vanaf 2009 als directeur van Vitens Evides International. Vanaf 2014 was hij dijkgraaf van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

Carola Schouten ‘We moeten als overheid mensen positief bejegenen’

‘De tweedeling in de samenleving wordt steeds groter en zichtbaarder. En daar lig ik wakker van.’ Zo start minister Carola Schouten van Armoede haar betoog. ‘De hoge inflatie en hoge energieprijzen maken de verschillen scherper. Hoe kunnen we er als overheid voor zorgen dat we mensen goed ondersteunen? Punt is dat inwoners de overheid niet per se zien als hun bondgenoot.’

In het kort

  • We moeten er als overheid alles aan doen om het vertrouwen terug te winnen van inwoners. Daarvoor moeten we meer naast mensen gaan staan als overheid en mensen positiever benaderen.
  • Uitvoerende professionals moeten de ruimte krijgen en nemen om inwoners goed te ondersteunen.
  • Verschillende ministeries moeten meer gaan samenwerken en niet afzonderlijk actieplannen over gemeenten ‘uitstorten’.
Carola Schouten

‘De tweedeling in de samenleving wordt steeds groter en zichtbaarder. En daar lig ik wakker van,’ zegt Carola Schouten.

Daarbij wijst ze indirect op het tanende vertrouwen in de overheid door onder andere de toeslagenaffaire. Ook weet de overheid mensen met een laag inkomen die aanspraak kunnen maken op de energietoeslag niet massaal te bereiken. ‘En dat alles is ons aan te rekenen als overheid. Dat vertrouwen moeten we terug zien te winnen’, betoogt Schouten.

Vertrouwen

‘Het vertrouwen winnen we niet terug door een paar regels in de Participatiewet aan te passen’, realiseert ze zich. De minister kondigde 21 juni 2022 aan de Participatiewet te versoepelen. Ze wil dat uitvoerende professionals meer gaan kijken naar de mensen achter de uitkering. En zo nodig maatwerk te bieden als regels te hardvochtig uitpakken. Wat kunnen we doen om het vertrouwen terug te winnen als overheid?

Geef me het vertrouwen dat ik dit netjes kan doen.

Ze geeft een voorbeeld uit haar eigen leven. ‘Pasgeleden kreeg ik een boete voor verkeerd parkeren, wat ik heel onterecht vond. Vervolgens moest ik bewijzen dat ik al tien jaar een parkeervergunning heb. Daarvoor moest ik in mijn paperassen van jaren geleden duiken. Wat me vooral half agressief maakte, was dat ik het gevoel had te moeten bewijzen van goede wil te zijn. Ik dacht: geef me het vertrouwen dat ik dit netjes kan doen.’

Daar zit volgens haar de crux: ‘Dat we in onze bejegening laten zien dat we er als overheid voor mensen willen zijn. De manier waarop maakt het verschil.’ Een meer positieve bejegening van inwoners ziet Schouten dan ook “als onze grote gezamenlijke en waardevolle opdracht als overheid”.’

Ingewikkeld

Dagvoorzitter Ruben Maes heeft een kritische noot: ‘Als minister bent u waarschijnlijk in staat om te overzien wat u moet doen in dit soort situaties. Maar dat is niet iedereen gegeven. ‘Het klopt dat we er als overheid soms te veel vanuit gaan dat mensen zelfredzaam zijn en afgewogen keuzes maken. De realiteit is vaak anders. Veel mensen weten niet waar te beginnen bij het aanvragen van een uitkering of toeslagen. Dan wordt de kloof te groot, zeker voor mensen voor wie de wereld ingewikkeld is.’

De intentie is er wel om mensen directer te benaderen, om als overheid meer naast mensen te gaan staan.

‘Moeten we niet toe naar een overheid die die proactief opereert: die mensen vertelt waar ze recht op hebben?’, oppert Maes. Daarbij wijst hij op het vaak hoge niet-gebruik van voorzieningen als aanvullende AOW of toeslagen. Daar is nog een wereld te winnen, erkent Schouten. ‘Het koppelen van gegevens is ingewikkeld. Maar de intentie is er wel om mensen directer te benaderen, om als overheid meer naast mensen te gaan staan.’ 

Aan zet

Dat alles gaat niet zomaar, benadrukt Schouten: ‘Dat betekent ook dat burgemeester & wethouders en leidinggevenden die ruimte ook bieden aan uitvoerende professionals. Professionals hebben de politieke rugdekking en het vertrouwen nodig om de juiste hulp en ondersteuning te kunnen bieden.’

Als gemeente hebben we te maken met zes departementen die allemaal actieplannen over ons uitstorten. Realiseert u zich dat?

Ook de professionals zelf zijn aan zet, vindt Schouten: ‘Ook zij moeten die ruimte claimen om te doen wat goed is voor inwoners en samenleving.’ Ze steekt ook de hand in eigen boezem: ‘Ook de departementen moeten meer gaan samenwerken. Laatst vroeg een medewerker bij een gemeente: ‘Als gemeente hebben we te maken met zes departementen die allemaal actieplannen over ons uitstorten. Realiseert u zich dat?’ Dat realiseer ik me terdege. Kinderen uit arme gezinnen krijgen bijvoorbeeld eerder te maken met jeugdzorg en jeugdcriminaliteit. Aan deze complexe problematiek moeten we vanuit meerdere departementen en met meerdere partners aan werken.’

Energie en lol

Ze richt zich tot de leidinggevenden en directeuren sociaal domein in de zaal: ‘Dan kijk ik naar wat u doet. U moet moeilijke beslissingen nemen, u staat aan de lat om de plannen van het Rijk uit te voeren. Ik kan me voorstellen dat u soms denkt: Wat hebben ze nu weer bedacht?’

Samen wil ik met u vanuit energie en lol samenwerken aan het laden van de term “de menselijke maat”. Ik hoop dat u denkt als die term valt: dat gaat over mij. Laten we elke dag samen een stap zetten. Ik heb er zin in en ik dank u voor uw werk.’

Terugkijken

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Over Carola Schouten

Carola Schouten is dit jaar benoemd tot minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Sinds 2017 is zij ook viceminister-president. Eerder was Schouten minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarvoor was zij namens ChristenUnie Tweede Kamerlid en beleidsmedewerker van de Tweede Kamerfractie ChristenUnie. Ook heeft zij diverse functies bij het ministerie van SZW bekleed.

Schouten studeerde Bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (2006) en Business Administration aan de Universiteit van Tel Aviv (2000).

Eva Rovers ‘Het burgerberaad als oplossing voor beter beleid’

‘Veel mensen zien de overheid niet meer als bondgenoot’, herkent ook schrijver Eva Rovers. Inwoners vinden het moeilijk om te vertrouwen op de overheid, want ze voelen zich niet gehoord. De uitkomst ligt volgens Rovers in het burgerberaad, waar burgers met diverse achtergronden oplossingen bedenken voor maatschappelijke opgaven. ‘Als de overheid vervolgens met die aanbevelingen aan de slag gaat, bouw je aan vertrouwen.’

In het kort

  • Mensen voelen zich niet meer gehoord door de overheid, beleid gaat ‘over hen’ en niet ‘met hen’.
  • Door te werken met burgerberaden benut je de kennis van de diverse samenleving.
  • Het vertrouwen van burgers win je door ook iets te doen met hun aanbevelingen.
Eva Rovers

‘Veel mensen zien de overheid niet meer als bondgenoot’, herkent ook schrijver Eva Rovers.

Hoe komt het eigenlijk dat mensen de overheid niet meer vertrouwen? ‘De diplomademocratie is een belangrijke reden’, vertelt Rovers. ‘Hoe meer diploma’s je hebt, hoe meer invloed. Beleid wordt bedacht door mensen die theoretisch opgeleid zijn, goed bedoeld, maar door ‘over mensen te denken’ in plaats van ‘met mensen’.’ Natuurlijk kunnen deze beleidsmakers zich wel inleven in mensen die praktisch opgeleid zijn, stelt ze, maar de kans op blinde vlekken is groter.

Ongelofelijk moeilijk

Het gevolg: mensen herkennen zich niet in het beleid, voelen zich niet meer beschermd. ‘Ze hebben het gevoel dat wat zij zeggen er niet meer toe doet.’ Hun vertrouwen in de politiek neemt af, het leidt tot onvrede. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de discussie over windmolens’, wijst Rovers. ‘Bewoners hebben het idee dat die molens hen in de maag worden gesplitst. Er worden wel inspraakavonden georganiseerd, maar daar komen altijd dezelfde mensen, met een bovengemiddelde interesse, die hun mening al hebben gevormd. Het is goed dat zij er zijn, maar de samenleving bestaat uit veel meer stemmen. En het is ongelofelijk moeilijk om al die stemmen te betrekken in de besluitvorming.’

De democratie is haar burgers aan het verliezen.

‘De democratie is haar burgers aan het verliezen’, ziet Rovers. Zelfs in het Regeerakkoord worden burgers niet genoemd bij grote opgaven als klimaat, toeslagen, wonen, kansenongelijkheid. Rovers zou zelfs kunnen stellen dat de overheid burgers niet meer vertrouwt. ‘Politici, overheden en bestuurders slagen er simpelweg niet in om burgers te betrekken.’ Wat zou er gebeuren als zij burgers gaan zien als bron van kennis, ervaring en welwillendheid?

Dwarsdoorsnede

Ze wijst op een aantal hoopgevende voorbeelden in andere landen. Neem Ierland, waar een aantal jaar terug een strenge abortuswetgeving gold. Het publieke debat hierover liep hoog op, de politiek durfde geen knopen door te hakken. De uitkomst kwam uit de samenleving. En wel in de vorm van een burgerberaad. Een groep van honderd mensen, tot stand gekomen door loting. En een dwarsdoorsnede van de samenleving, qua opleidingsachtergrond, woonplaats en met diverse standpunten over abortus en wisselende ervaringen met de betreffende wet.

De mensen in het burgerberaad voerden gesprekken, vooral over hun overeenkomsten en gedeelde waarden. Het leidde tot een voorstel om de abortuswet te versoepelen. Na een gevreesd referendum werd de wet zonder grote oproer aangepast. De samenleving was immers betrokken.

Averechts

Een soortgelijk voorbeeld kent Rovers uit Frankrijk, waar een burgerberaad met daarin voor- en tegenstanders van klimaatverandering voorstellen deed voor CO2-reductie. Rovers waarschuwt wel: ‘90 procent van de aanbevelingen die dit burgerberaad deed, heeft het Franse senaat van de hand gedaan. Dat leidde tot nog meer weerstand in de samenleving.’ Een averechts effect dus. ‘Maar het mooie is wel’, vervolgt ze, ‘dat veel landen die in navolging hiervan met burgerberaden startten, ervan leerden: de politiek moet haar beloften kunnen waarmaken.’

Inwoners denken heel constructief mee, als ze maar tijd en ruimte krijgen.

Ook in Nederland zijn burgerberaden gestart. Vooral op lokaal niveau, bijvoorbeeld rond coronamaatregelen. Inwoners denken heel constructief mee, ziet Rovers. ‘Als ze maar tijd en ruimte krijgen. En de verantwoordelijkheid om aanbevelingen te doen waar ook echt iets mee gebeurt.’ Een mooie bijkomstigheid is dat je door loting ook andere mensen bereikt dan die je op inspraakavonden treft.

Dat een burgerberaad spannend kan zijn voor politici of overheden, snapt Rovers. De uitkomst weet je immers niet van tevoren. Maar het begint met vertrouwen, stelt ze. ‘Om dat te herstellen, moet je het geven. En dat geef je als je ook daadwerkelijk iets met de aanbevelingen doet.’

Over Eva Rovers

Op 22 april dit jaar verscheen bij De Correspondent Eva’s nieuwste boek 'Nu is het aan ons. Oproep tot echte democratie'. Sinds 2017 schrijft Eva over manieren waarop gewone mensen zorgen voor buitengewone maatschappelijke veranderingen. Zij ziet hiervoor een belangrijke rol weggelegd voor burgerberaden. Daarom en richtte zij in 2020 mede Bureau Burgerberaad op.

Rovers studeerde cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schreef de veelgeprezen biografieën van kunstverzamelaar Helene Kröller-Müller en schrijver Boudewijn Büch.

Nadja Jungmann ‘Van vertrouwen kan ik niet eten’

Nadja Jungmann stapt het congrespodium op met een duidelijke missie. Zij zal vandaag de noodklok luiden. Bestaanszekerheid is niet langer een kwestie van een stip op de horizon in beleidsnotities. Daarvoor is het nu te laat. Het water staat teveel mensen aan de lippen, en dat kan levens kosten: ‘er moet nú iets gebeuren’.

In het kort

  • Steeds meer mensen raken in ernstige geldproblemen 
  • Die geldnood is niet zelden levensbedreigend
  • Als we hier niet snel iets aan doen, is het te laat
Nadja Jungmann

Het water staat teveel mensen aan de lippen, en dat kan levens kosten: ‘er moet nú iets gebeuren’, zegt Nadja Jungmann.

‘Steeds meer mensen in de wurggreep van hoge energiekosten’, kopt het Financiële Dagblad op de dag van het Divosa Voorjaarscongres. Jungmann, lector Schulden en Incasso aan de Hogeschool Utrecht, wil maar zeggen: Je hoeft de krant maar open te slaan en het is meteen duidelijk. Grote groepen mensen zijn in serieuze geldproblemen en de impact daarvan is ontzettend groot. ‘Als iemand financieel door het ijs zakt, dan is het maar de vraag wat het sociaal domein nog voor iemand kan doen.’

Losse schroeven

Jungmann blikt terug op tien jaar geleden. Toen koning Willem-Alexander voor het eerst het woord participatiesamenleving liet vallen. Het was het begin van een nieuw tijdperk, een tijdperk waarin er veel op losse schroeven kwam te staan. De verzorgingsstaat had dan wel zijn beste tijd gehad, maar een participatiesamenleving heb je niet van de één op de andere dag. De Participatiewet, de Jeugdwet; het bleken geen onverdeelde successen.

Jungmann: ‘Er werd veel lawaai gemaakt, zowel door onderzoeksbureaus, journalisten als door filmmakers.’ Maatschappijkritische films zoals I Daniël Blake, Alicia en Sorry we’ve missed you volgden elkaar in rap tempo op en langzaam kwam er verandering op gang. ‘Goede veranderingen’, onderschrijft Jungmann, ‘er kwam aandacht voor gedrag, voor het doenvermogen van mensen. Er kwam oog voor de menselijke maat, voor vertrouwen in plaats van wantrouwen. En dat is mooi, maar onder de huidige economische omstandigheden is het niet genoeg. Want wat heb je aan aandacht voor de menselijke maat als je rood staat?’

Geldzorgen raken het fundament van ons leven.

113 zelfmoordpreventie

En er staan nogal wat mensen rood, of erger. ‘Geldnood bedreigt 1,2 miljoen Nederlandse huishoudens’, zegt Jungmann. En al die mensen leven in serieuze stress. Stress die invloed heeft op hun lichaam, op hun geest, op alles eigenlijk.’ Jungmann: ‘Geldzorgen raken het fundament van ons leven. Niet toevallig werkt de lector als vrijwilliger bij 113 zelfmoordpreventie. ‘Het is een grote stap van rood staan naar zelfmoordpreventie’, zegt ze,  ‘maar er is een verband.’

Ervaringsdeskundige Emine vertelt via een groot scherm in de zaal wat die link voor haar inhield. ‘Toen mijn psychiater op een dag over geldproblemen begon, stortte ik in. Dat was de basis van mijn problemen, daardoor had ik het gevoel dat mijn leven geen zin meer had.’ Het is stil in de zaal. Jungmann weet dat ze geen vrolijk verhaal vertelt, dat het een ongemakkelijke boodschap is. Maar dat is haar doel ook niet. ‘We kunnen in het sociaal domein wel aan de slag gaan met vertrouwen, met oog voor de menselijke maat, maar wat heeft iemand eraan als hij geen geld heeft om van te leven?’

We kunnen in het sociaal domein wel aan de slag gaan met vertrouwen, met oog voor de menselijke maat, maar wat heeft iemand eraan als hij geen geld heeft om van te leven?

Haar boodschap is duidelijk. First things first. Er móet eerst een oplossing komen voor die levensgrote geldproblemen waar zoveel mensen mee kampen. Hoe precies? Inkomens verhogen, vaste lasten verlagen, andere wetgeving? Jungmann heeft geen panklare oplossing. Daar is ze hier ook niet voor. Ze kwam met een andere missie: de noodklok luiden. En in die missie is ze geslaagd.

Terugkijken

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Over Nadja Jungmann

Nadja Jungmann is sinds 2010 lector ‘Schulden en Incasso’ bij Hogeschool Utrecht. Zij houdt zich bezig met de vraag hoe financiële problematiek ons dagelijks leven beïnvloedt en hoe armoede en schuldenproblematiek ontregeld kunnen worden.

Jungmann studeerde Bestuurskunde in Leiden. Na afronding van haar studie begon ze aan een proefschrift over de effecten van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) op de uitvoering van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Direct vanaf de start combineerde ze haar promotieonderzoek met het uitvoeren van beleids- en opdrachtonderzoek bij onder andere Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK). In de laatste fase van haar promotieonderzoek werkte ze als senior onderzoeker bij de Raden voor Rechtsbijstand waar ze de Monitor gesubsidieerde rechtsbijstand heeft ontwikkeld. Na afronding van haar promotie ging ze als adviseur werken bij het organisatieadviesbureau Hiemstra & De Vries.

Sinds 2000 is zij actief binnen een internationale onderzoeksgroep rondom schuldenproblematiek die jaarlijks bijeenkomt op het congres van de Law & Society Association. Sinds 2011 is zij één van de coördinatoren van deze groep. 

Erik Dannenberg ‘Ik zie meer ruimte in het sociaal domein om anders te denken en te handelen’

‘Ruim vijf jaar bent u nu voorzitter van Divosa. Gaat het beter, slechter of hetzelfde vergeleken met vijf jaar terug? Wat kunnen gemeenten doen om mensen beter te helpen? Die vraag stelt dagvoorzitter Ruben Maes aan Divosa-voorzitter Erik Dannenberg.

In het kort

  • Er ontstaat meer ruimte in het sociaal domein om anders te denken en te handelen.
  • Samen moeten we voortdurend vanuit de uitvoering agenderen wat er beter kan.
  • Ook is het nodig om meer te werken vanuit de specifieke vraagstukken in een specifieke wijk en daar innovatieve, radicale oplossingen voor bedenken.
Erik Dannenberg verslag

‘In andere sectoren nemen we twintig tot dertig jaar de tijd om een systeem te hervormen. In het sociaal domein horen we na vijf jaar: ‘Is het nu nog niet klaar?’, zegt Erik Dannenberg.

‘De afgelopen vijf jaar heb ik nog beter onder de motorkap van gemeenten kunnen kijken’, vertelt Dannenberg. ‘In het begin was ik weleens bang dat het beleid alleen maar harder zou worden. Gelukkig zie ik steeds meer ruimte ontstaan om anders te denken en te handelen. Bijvoorbeeld om de scherpe kanten van de Participatiewet af te halen, zoals minister Carola Schouten onlangs aankondigde. De minister laat met haar oproep om meer te werken vanuit vertrouwen en een positieve bejegening een nieuw geluid horen.’

Gillend gek

De toeslagenaffaire heeft de ruimte gecreëerd voor die noodzakelijke verandering, ziet Dannenberg. ‘Tegelijk is het een taai en langdurig proces, waar systeemfouten helaas hardnekkig zijn.’ Hij wijst op de energietoeslag voor mensen met een laag inkomen. ‘Ik hoorde laatst dat een inwoner de energietoeslag van 800 euro gestort kreeg, waarna de kwijtschelding van de waterschapslasten werd teruggedraaid. Dat soort mechanismen, daar maak je mensen gillend gek mee.’

Een systeemverandering kost tijd, realiseert Dannenberg zich. ‘In andere sectoren nemen we twintig tot dertig jaar de tijd om een systeem te hervormen. In het sociaal domein horen we na vijf jaar: ‘Is het nu nog niet klaar?’ Veranderen vraagt om intensief samenwerken met ministeries, VNG en partnerorganisaties zoals sociaal werk en reclassering. ‘Samen moeten we voortdurend agenderen wat er beter kan.’ Het geluid vanuit de uitvoering is daarbij onmisbaar, benadrukt hij. ‘Daarom is het zo goed dat er steeds beter geluisterd wordt naar verhalen uit de uitvoering. Hoe pakt beleid uit in de uitvoeringspraktijk?’

Fysieke gezondheid

Ander aandachtspunt is volgens Dannenberg de notie hoe verweven beleidsdomeinen met elkaar zijn. ‘De fysieke gezondheid van mensen hangt bijvoorbeeld sterk samen met de wijk waar ze zijn geboren. In sommige wijken overlijden mensen zeven jaar eerder dan in andere wijken. Verschillen in levensverwachting weten we met onze huidige complexe beleid nog steeds niet te doorbreken.’

Het moet dus anders. Dannenberg pleit ervoor om als overheid veel meer te gaan werken vanuit data. We zouden volgens hem dan ook veel meer moeten werken vanuit de specifieke vraagstukken in een specifieke wijk. ‘Als je kijkt naar armoede, dan zie je dat in bepaalde wijken zowel relatief veel armoede is als relatief veel vraag naar jeugdzorg. ‘Dat zijn wijken waar je wordt uitgelachen als je aan het werk gaat. Want dan heb je geen weerstand weten te bieden aan je consulent van de gemeente.’

Wat werkt in deze wijken dan wel? ‘In ieder geval niet een hele fitte docent van een ingevlogen gezondheidsprogramma met een pastinaak en broccoli in de hand’, grapt Dannenberg. ‘Dit zijn wijken waar kinderen regelmatig zonder ontbijt naar school gaan, en waar een ingevroren frikandel regelmatig op het dieet staat. Dergelijke programma’s hebben vaak geen effect.’

Radicale vernieuwingen

Kleine, zeer radicale vernieuwingen zijn volgens Dannenberg nodig in het sociaal domein om het tij te keren. ‘Zoals gebeurt in de wijk Ruwaard in Oss. Daar werken onder andere de gemeente, woningcorporaties, ggz, sociaal werk en justitie intensief samen om mensen in een kwetsbare situatie de juiste ondersteuning te bieden. Door inwoners tegelijk zelf meer de regie over hun eigen leven te geven, zijn de zorgkosten en kosten voor ggz met 40 procent gedaald.’ Dat soort aanpakken moeten we stap voor stap uitbouwen, vindt Dannenberg. ‘Ik zie dat de ruimte en de politieke wil er overal is. En dat stemt me hoopvol.’

Terugkijken

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Over Erik Dannenberg

Erik Dannenberg is sinds 1 januari 2017 voorzitter van Divosa. Hij heeft ruime ervaring in het sociaal domein. Na zijn studie Maatschappelijk werk is hij actief geweest in de hulpverlening aan mensen die verslaafd waren, dakloos waren geraakt en aan gezinnen met meerdere ernstige problemen; eerst in uitvoerende en al snel in leidinggevende rollen. Van maart 2005 tot maart 2014 was Dannenberg wethouder in de gemeente Zwolle met diverse portefeuilles in het sociaal domein.

Emma Pleeging ‘Hoop als voorwaarde voor geluk en succes’

Als Emma Pleeging het podium betreedt, steekt ze niet meteen van wal. De mensen in de zaal krijgen eerst een denkopdracht. ‘Verplaats je eens naar eind dit jaar. Waar hoop je dan op? En wat heb je gedaan om die hoop waar te maken?’ De zaal leeft zich in: obstakels zijn overwonnen, de hoop is bereikt. ‘Als het goed is,' zegt Pleeging, 'geeft dat een gevoel van geluk, van vertrouwen.’ Dat is waar hoop toe leidt. Een niet te onderschatten fenomeen.

In het kort

  • Hoopvolle mensen zijn succesvoller, socialer en kunnen beter omgaan met veranderingen.
  • Juist mensen die hoop nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ze werkloos of eenzaam zijn, hebben significant minder hoop.
  • Sturen op hoop kan, maar vergt een holistische aanpak.
Emma Pleeging

 ‘Als het goed is,' zegt Pleeging, 'geeft hoop een gevoel van geluk, van vertrouwen.’

Hoop kun je uitdrukken als rekensom, stelt Pleeging die onderzoek doet naar hoop en geluk bij het Erasmus Happiness Economics Research Organisation. ‘Hoop = verlangen + onzekerheid. Hoop is datgene wat je graag wilt en belangrijk vindt, maar het is ook altijd onzeker. Als je weet dat je je hoop nog niet hebt bereikt, blijft het zinvol om ervoor te werken.’ 

Pleeging beschrijft zeven dimensies van hoop. Cognitie is er een: de verwachting dat je je doel kunt bereiken. Moraliteit een tweede, waarbij het gaat om het streven naar iets van wat grote waarde heeft. Andere dimensies zijn verbinding met anderen, verwachtingen, spiritualiteit (‘het grotere geheel waarvan je deel uitmaakt’) en emotie (‘de toekomst moet beter zijn’). En het gevoel van vertrouwen, bijvoorbeeld vanuit de maatschappij of instellingen. 

Hoop leidt tot een groeimindset: je doet sneller nieuwe ervaringen op. 

Lange tijd heeft de wetenschap weinig aandacht besteed aan het fenomeen hoop. Maar hoop is zo belangrijk. Pleeging somt op: ‘Hoop motiveert. Hoopvolle mensen zijn creatiever, socialer en kunnen beter omgaan met veranderingen. Ze zijn ook succesvoller. Hoop leidt tot een groei-mindset: je doet sneller nieuwe ervaringen op. Hoop draagt bij aan betere prestaties, relaties en zelfs een langere leeftijd.’ Hoop doet dus letterlijk leven. En hoop is een voorwaarde voor geluk. Als je de hoop hebt dat je toekomst goed is of blijft, dan draagt dat bij aan een gelukkig gevoel.

Gelukszoeker

Genoeg zonneschijn, hoop heeft ook een schaduwkant. ‘De mensen die hoop het hardst nodig hebben, scoren het laagst’, vertelt Pleeging. ‘Mensen die werkloos of eenzaam zijn, een lage opleiding hebben, een slechte gezondheid hebben significant minder hoop.’ Moeten we dan zorgen dat iedereen gewoon maar heel hoopvol wordt? Dat niet, vindt Pleeging. ‘Hoop kan ook negatieve effecten hebben. Denk bijvoorbeeld aan een woord als ‘gelukszoeker’. Daarin zit de gedachte besloten dat iemand iets van je afpakt.’ En valse hoop, niet te vergeten. Als je hoop niet uitkomt, kan dat tot teleurstelling leiden. En dan raak je nog meer achterop. 

Geen quickfix

Bovendien is het zo makkelijk niet om mensen hoop te geven. ‘Het is geen quickfix, sturen op hoop doe je niet ‘even’, waarschuwt Pleeging. Ze pleit voor een holistische aanpak, waarin allerlei aspecten aandacht krijgen. De focus op het verlangen bijvoorbeeld. Maar ook het vergroten van invloed, bijvoorbeeld om obstakels te overwinnen. En verder het vertrouwen in de sociale omgeving en de drie centrale behoeften: verbinding, autonomie en competentie.

Pleeging ziet tot slot liever een lage stabiele groei van hoop dan een snelle, onverwachte toename. Anders is de kans op teleurstelling groot, met negatieve gevolgen vandien. En de kans op teleurstelling is inherent aan hoop. Maar juist die onzekerheid, het leven tussen hoop en vrees, vindt Pleeging ook persoonlijk, geeft kracht.

Over Emma Pleeging

Emma Pleeging studeerde Liberal Arts and Sciences aan de Universiteit Utrecht. Ze deed een minor Conflict Studies en een Master Humanistiek waarvoor ze stageliep bij Erasmus Happiness Economics Research Organisation (EHERO). Als onderzoeksassistent deed ze onderzoek naar hoop. In september 2021 promoveerde ze met het proefschrift Understanding Hope: Insights into the definition, relevance and measurement of hope from an interdisciplinary perspective. Hoop, aldus Pleeging, kan ons motiveren om te investeren in onze toekomst; vertrouwen te hebben in anderen; en om weerbaar te blijven in moeilijke tijden. Pleeging werkt voor EHERO en geeft onderwijs aan de Erasmus School of Economics. 

In gesprek met ‘Het is de uitvoering die het verschil maakt voor de inwoners’

Als de eerste congresdag ten einde loopt, peilt dagvoorzitter Ruben Maes het humeur van de zaal. ‘Hoe gaat het? Hoe voelen we ons? We hebben veel inspirerende verhalen gehoord, maar hoe gaan we dat nou in praktijk brengen?’ Hij gaat erover in gesprek met Pieter Hasekamp, directeur CPB en kroonlid SER, ombudsvrouw in Rotterdam Marianne van den Anker en Divosa-bestuurslid Judith Duveen van de gemeente Amsterdam.

Ruben Maes in gesprek met Pieter Hasekamp, directeur CPB en kroonlid SER, ombudsvrouw in Rotterdam Marianne van den Anker en Divosa-bestuurslid Judith Duveen van de gemeente Amsterdam.

Ruben Maes in gesprek met Pieter Hasekamp, directeur CPB en kroonlid SER, ombudsvrouw in Rotterdam Marianne van den Anker en Divosa-bestuurslid Judith Duveen van de gemeente Amsterdam.

‘Ik word hier wel een beetje somber van’, zegt Duveen. ‘Ik voel het wel, hoe zwaar onze inwoners het hebben. Hoe de kansenongelijkheid zich verdiept en de kloof steeds groter wordt. En hoe wij, vanuit het sociaal domein daar tussenin staan. Hasekamp herkent het gevoel. De CPB-directeur is inmiddels aan zijn tweede crisis toe. ‘Het hakt er gigantisch in, vooral bij lage inkomens. En de kansenongelijkheid groeit. We denken vaak dat we het in Nederland goed voor elkaar hebben, maar zo goed doen we het niet in vergelijking met de landen waar we ons graag mee vergelijken.

Afgehaakte mensen

Van den Anker ziet het in haar stad. ‘In Rotterdam zijn ontzettend veel afgehaakte mensen. Mensen die geen toeslagen meer aanvragen omdat ze bang zijn geworden door het toeslagenschandaal. Die geen opvoedondersteuning accepteren omdat ze bang zijn dat jeugdzorg hun kinderen uit huis haalt of schuldhulp weigeren omdat ze bang zijn voor foute bewindvoerders. Het vertrouwen is compleet weg.’

‘Nou’, concludeert Ruben Maes, ‘Hier word ik ook een beetje somber van. Kunnen we hier ook iets aan doen? Judith Duveen weet wel iets. Drie keer om precies te zijn. ‘Ten eerste moeten we investeren in onze eigen professionals’, vindt Duveen, ‘het vraagt goed opgeleide professionals om mensen echt te kunnen zien voor wie ze zijn. Daarnaast moeten we ons focussen op de small wins, er zijn al best veel professionals met lef die maatwerk durven bieden.’

‘Echt?’, Ruben Maes vraagt het zich af en checkt het even bij de zaal. Zijn er inderdaad al gemeenten die buiten de lijntjes kleuren? Wie? Er gaan flink wat handen omhoog. Punt gemaakt. Als laatste pleit Duveen ervoor om dat lef systemisch te bekijken. ‘Maatwerk is een systeem, dus dat moet je ook systemisch implementeren. En daar moet je de tijd voor nemen, dat lukt niet in een paar jaar.’

Verandering forceren

Kijk, daar kan Ruben Maes wel iets mee, nu wordt het concreet. Van den Anker ziet ook manieren om verandering te forceren. ‘We moeten af van de lokettenjungle, even geen beleid meer maken, maar gewoon in actie komen. In Rotterdam doen we dat met een knelpuntenagenda waarmee je simpelweg kijkt: waar hebben mensen het meeste last van? Natuurlijk lossen we problemen niet in een paar jaar op, daar hebben we minstens twintig jaar voor nodig, maar het kan wél.’

Pieter Hasekamp ziet mogelijkheden bij het bedrijfsleven. ‘De arbeidsmarktkrapte biedt een kans. Bedrijven kunnen mensen die langere tijd langs de kant staan een kans bieden.’ Duveen ziet die kansen ook wel, vooral lokaal. Regionaal wordt het al ingewikkelder en landelijk is er volgens haar nog veel terrein te winnen. ‘Op dat niveau is het nog wel echt een moeilijk gesprek en staan we elkaar soms alleen maar aan te kijken.’

Blokkades opruimen

Van den Anker zou graag een vierde punt aan het oplossingenlijstje van Duveen toevoegen: ‘We moeten de blokkades opruimen die de menselijke maat in de weg staan.’ ‘Welke blokkades?’, vraagt Maes. De zaal weet er wel een paar: protocollen, onnodige regels, de AVG en aanbestedingswet. Hasekamp plaatst een kanttekening bij het enthousiasme over maatwerk.

We moeten maatwerk niet gaan beschouwen als een duizenddingendoekje.

‘We moeten maatwerk niet gaan beschouwen als een duizenddingendoekje. Het begint ook gewoon met een fatsoenlijk inkomen, zekerheid, een vast contract. En ik zie daarin echt wel iets veranderen. Er lijkt nu een gevoel van urgentie te zijn om ook echt de systemen te doorbreken. Judith Duveen ziet het ook. ‘En die verandering komt vanuit de uitvoering. Het is de uitvoering die het doet, die het agendeert, die het verschil maakt. Ik ontmoet vandaag alleen maar mensen die het beste willen voor hun inwoners. Uiteindelijk overheerst toch echt het optimisme.’

Terugkijken

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Bright Richards ‘Help mensen hun schoonheid te ontdekken’

Een tekstverslag zou geen recht doen aan het bezielde optreden van theatermaker Bright Richards. Onder begeleiding van een 22-snarige kora vertelt hij over zijn vlucht uit Liberia, zijn start in Nederland en zijn zoektocht naar identiteit. Het zijn woorden om stil van te worden. Maar Richards laat het publiek niet stil zitten. Er wordt gedanst en gelachen. Toch klinkt er ook een serieuze oproep: ‘Door vluchten en armoede kunnen mensen hun schoonheid verliezen. Het is aan jullie de taak om mensen te ondersteunen om hun schoonheid opnieuw te ontdekken. Hoe ga jij dat doen?’

Bright Richards
Bright Richards

Terugkijken

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Cody Hochstenbach ‘Het sociaal domein heeft rebelse bestuurders nodig’

Hij had het toen nog niet zo in de gaten, maar de twee jaar dat zijn vader dakloos door de straten van Maastricht zwierf, heeft stadsgeograaf Cody Hochstenbach gevormd. Nu staat hij op het podium van het Divosa Voorjaarscongres, waar hij de deelnemers aanmoedigt om rebels te zijn. ‘Negeer het overheidsbeleid en ga de andere kant uit. Zodat we de volkshuisvesting in ere kunnen herstellen, want iedereen heeft recht op een thuis.’

In het kort

  • De huidige wooncrisis is het gevolg van politieke keuzes van de afgelopen dertig jaar.
  • Een dak boven je hoofd is iets geworden dat je moet verdienen, we moeten het recht op een woning weer herstellen.
  • Daar hebben we rebelse beslissers voor nodig in het sociaal domein.
Cody Hochstenbach

‘Een plek om te wonen was voor mijn vader geen recht, maar iets dat hij moest verdienen.’

Het zag er aanvankelijk nog zo goed uit voor de vader van Hochstenbach. Na de scheiding van zijn vrouw, zo’n twintig jaar geleden, opende hij een sieradenwinkel in het centrum van Maastricht. Hij woonde boven de winkel en Cody Hochstenbach herinnert zich dat ze het goed hadden. Het was leuk om in het centrum te wonen.

Maar het was hard werken als middenstander, het begon veel van zijn vader te vergen om iedere dag zijn winkel te openen. De zaken gingen slechter en toen de gemeente besloot om de straten in de binnenstad te vervangen door pittoreske kinderkopjes, kantelde het geluk. ‘Op een zaterdag kwam ik thuis na het voetballen en verwachtte mijn vader achter de toonbank van de winkel te treffen.’ Maar de winkeldeuren waren gesloten, er scheen geen licht, de sieradenwinkel was failliet. ‘En omdat mijn vader boven zijn winkel woonde, was hij niet alleen zijn werk, maar ook zijn woning kwijt.’ En dus belandde de winkelier op straat. 

Veertig bedden in een zaal

‘Hij sliep het liefst op straat’, vertelt Hochstenbach. ‘Maar het is niet altijd mooi weer in Maastricht en dan zocht mijn vader onderdak bij het Leger des Heils. Dat vond hij de hel, de grote slaapzalen met veertig bedden zonder privacy, waar altijd wel iemand hem uit zijn slaap hield met gekuch of gejammer.’ Intussen was Cody Hochstenbach volop in zijn puberteit beland. Een tiener schaamt zich per definitie al voor zijn ouders, en voor een vader die op straat zwerft al helemaal. ‘Als ik met mijn vrienden door de stad liep, ontweek ik de plekken waar ik mijn vader verwachtte.’

Door hoepels springen

De vader van Hochstenbach werkte zichzelf relatief snel uit zijn benarde situatie. Hij begon zich te bemoeien met het opvangbeleid van het Leger des Heils en zette zich in voor individuele kamers. Het Leger des Heils waardeerde deze inzet met een betaalde baan als cliëntenraadslid. ‘Dat was de eerste hoepel waar hij doorheen moest springen.’ Met zijn inkomen kon hij zijn schulden gaan afbetalen. Daarmee sprong hij door de tweede hoepel: hij begon zijn problemen aan te pakken. Dat werd beloond met een urgentiestatus en zo kon hij een sobere woning aan de rand van de stad bemachtigen. Langzaam kreeg hij zijn leven weer op de rit. 

‘Pas jaren later zag ik hoe mijn vaders verhaal geen uitzondering is, maar exemplarisch voor grote groepen mensen. Een plek om te wonen was voor mijn vader geen recht, maar iets dat hij moest verdienen. Hij moest eerst door allerlei hoepels springen en pas toen had hij recht op een woning.’ En daar zit volgens Hochstenbach precies de crux. ‘We zien huisvesting niet meer als een recht, maar als iets dat je moet verdienen. En er zijn heel veel mensen die daarmee te maken hebben. Dakloosheid is de grootste uitwas van de woningcrisis, het aantal daklozen is verdubbeld in tien jaar.’ 

Maar ook mensen die nog wel een woning huren, hebben steeds meer moeite om die huur op te hoesten. Steeds meer twintigers wonen nog thuis. Huurders hebben negentig keer minder vermogen dan kopers. Hochstenbach spreekt over een breed gedeelde wooncrisis.

Politieke keuzes

De steeds groter wordende woonproblemen zijn niet uit de lucht komen vallen. Hochstenbach is heel helder: dit is het gevolg van doelbewuste politiek. ‘Dakloosheid is een logisch gevolg van beleid. Daar is niet één politicus of kabinet voor verantwoordelijk. Hier zijn we al dertig jaar mee bezig. Door het kopen van huizen te stimuleren, het verheerlijken van een eigen huis, met de verhuurdersheffing, ofwel de ‘strafmaatregel’ voor woningcorporaties. Door beleggen in woningen te stimuleren, door huurwoningen op te laten kopen. Al jaren is een structurele marginalisering van de sociale huisvesting gaande. Vroeger werd de Nederlandse sociale huisvesting geroemd. Eind jaren tachtig woonde bijna de helft van Nederland in een sociale huurwoning, inmiddels is nog maar 28 procent sociale huur. Woningcorporaties zijn versoberd, de mooiste sociale huurwoningen zijn inmiddels verkocht.’

Na dertig jaar marginalisering van de volkshuisvesting lijkt de woningcrisis nu op een hoogtepunt. En de maatschappelijke onrust stijgt, protesten volgen elkaar in rap tempo op. En dat biedt volgens Hochstenbach ook een kans, de tijd is rijp voor verandering. ‘Nu zijn er rebelse bestuurders nodig in het sociaal domein. Mensen die het regeringsbeleid durven te negeren en de andere kant uit durven gaan. We moeten met elkaar de volkshuisvesting weer in ere herstellen. Iedereen heeft recht op een dak boven zijn hoofd, een veilige, betaalbare woning die op een goede plaats staat. We moeten dat recht op een thuis weer centraal stellen. Want dat recht was precies waar het mijn vader twintig jaar geleden aan ontbrak.’ 

Over Cody Hochstenbach

Cody Hochstenbach is stadsgeograaf en werkzaam als postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn boek ‘Uitgewoond’ ligt sinds februari 2022 in de winkels. Hochstensbach is in 2017 cum laude gepromoveerd met zijn proefschrift ‘Inequality in the gentrifying European city’.

Sinds begin 2018 is hij tevens redactielid van het vakblad Beleid en Maatschappij. Daarnaast schrijft hij sinds juni 2019 columns over wonen voor RTL Z. In juli 2019 ontving hij een Veni-beurs van NWO voor zijn onderzoek ‘Investing in inequality: how the increase in private housing investors shapes social divides’. Vanaf begin 2020 doet hij drie jaar lang onderzoek naar de invloed van woningmarktbeleggers op sociale ongelijkheid. Zijn onderzoek richt zich daarnaast op verschillende thema’s, waaronder gentrificatie, woonbeleid, de betaalbaarheid van wonen, ruimtelijke ongelijkheid en krimpgebieden.

Jet Bussemaker ‘Een lidmaatschap van de whiskeyclub is gezonder dan een jaarlijkse bodyscan’

‘Dit is Miranda. Haar vader is analfabeet en vanwege ziekte gestopt met werken. Ook haar moeder had geen opleiding. Miranda is de enige van de zes kinderen zonder verstandelijke beperking en ontfermt zich over haar broertjes en zusjes. Ze heeft last van psychische problemen en belandt met ademhalingsproblemen in het ziekenhuis. Daar krijgt ze te horen dat ze eerst maar eens moet gaan afvallen.’ Jet Bussemaker, voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS), waarschuwt voor de toenemende nadruk op individuele leefstijl bij gezondheidsproblemen. ‘We moeten veel meer naar de maatschappelijke omgeving kijken.’

In het kort

  • Er ligt teveel nadruk op individuele leefstijl bij gezondheidsproblemen.
  • We moeten veel meer naar de maatschappelijke omgeving kijken.’
  • Deze manier van werken vraagt niet alleen om een andere kijk, maar ook om financiering op buurtniveau.
Jet Bussemaker

‘Het is als kijken naar de sterren. Verschillen ontwikkelen zich van jongs af aan, maar zie je pas later.’

Miranda is één van de ‘gezichten van een onzeker bestaan’, een verhalenreeks van de RVS over de wisselwerking tussen bestaanszekerheid en gezondheid. Haar verhaal is exemplarisch voor de gevolgen van generatiearmoede en sociale uitsluiting. Dat mensen in armoede gemiddeld zes tot acht jaar korter leven is bij velen bekend. Nog verontrustender vindt Jet Bussemaker het dat deze mensen maar liefst vijftien jaar minder lang in goede gezondheid leven. 

Kijken naar de sterren

Alles begint bij de wieg. Jet Bussemaker: ‘Het is als kijken naar de sterren. Verschillen ontwikkelen zich van jongs af aan, maar zie je pas later.’ De eerste duizend dagen zijn bepalend. ‘Als je dan al te veel ongezond eten krijgt, is het op latere leeftijd vrijwel onmogelijk om van obesitas af te komen.’ Ook de buurt waarin iemand opgroeit, maakt veel verschil. In buurten met complexe problematiek zijn bijvoorbeeld veel snackbars. Dit is een bewuste strategie van bedrijven, waar wethouders zich vaak onmachtig bij voelen. 

Stress door een gebrek aan bestaanszekerheid is een belangrijke veroorzaker van gezondheidsklachten. Bussemaker verwijst naar een onderzoek van het WHO, waaruit blijkt dat sociale zekerheid de belangrijkste factor is voor hoe mensen hun gezondheid ervaren. Mensen met weinig inkomen hebben het gevoel dat ze weinig invloed kunnen uitoefenen op hun gezondheid. ‘Uiteindelijk is dit niet alleen een probleem van deze mensen, maar raakt het de hele samenleving’, zegt Bussemaker. ‘Het raakt aan arbeidsproductiviteit, veerkracht en sociale cohesie.’

Werk als medicijn

Wat kunnen gemeenten op dit vlak doen? Jet Bussemaker noemt twee initiatieven, die relatief klein zijn, maar lokaal wel het verschil maken. Het initiatief in Rotterdam-Zuid gaat over wonen, werken en leren en biedt simpele oplossingen. De mbo-leerlingen krijgen per week vier uur meer les en een baangarantie na hun opleiding. Jet Bussemaker: ‘Het gaat hier om werk als medicijn: werk biedt niet alleen inkomen en bestaanszekerheid, maar ook sociale contacten.’

In Den Haag werken zorgaanbieders, professionals, gemeenten en bewoners samen om gezondheidsverschillen in een specifieke buurt te verkleinen. Bussemaker: ‘Wanneer ik inwoners in zo’n buurt spreek, gaat het binnen vijf minuten over de schimmel op de muren en slecht slapen door nachtelijke overlast. We moeten bij gezondheid dus verder kijken dan de huisartsen.’ Deze manier van werken vraagt niet alleen om een andere kijk, maar ook om financiering op buurtniveau.   

Met alleen lokale initiatieven komen we er niet, benadrukt Jet Bussemaker. Er zijn ook structurele veranderingen nodig: 

  • Stoppen met duwen op doenvermogen, maar kijken naar waar iemand van opbloeit. 
  • Een bredere blik op gezondheidszorg, met aandacht voor maatschappelijke invloeden. 
  • Van een individuele naar een collectieve benadering, waarin sociale netwerken onmisbaar zijn. 
  • Minder projecten, maar langjarige investeringen. ‘Wil je echt iets veranderen, dan heb je programma’s van minimaal tien jaar nodig.’ 

Jet Bussemaker sluit af met een gesprek dat ze voerde met artsen over de prikkelende vraag wat beter werkt voor iemands gezondheid: een jaarlijkse bodyscan van het werk, of een lidmaatschap van een whiskeyclub? ‘Het antwoord zal jullie waarschijnlijk niet verbazen’, zegt ze. ‘Zolang de hoeveelheid whiskey binnen de perken blijft, is de waarde van gezelligheid en verbondenheid van zo’n club niet te onderschatten.’ 

Terugkijken

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Jet Bussemaker

Jet Bussemaker is sinds 2019 voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. Bussemakers doel met de Raad is om de samenhang tussen zorg en andere maatschappelijke thema’s te vergroten. Sinds 2018 is zij ook hoogleraar ‘Wetenschap, beleid en maatschappelijke impact, in het bijzonder in de zorg’ bij het Leids Universitair Medisch Centrum en de faculteit Governance and Global Affairs van de Universiteit van Leiden. Daarvoor was zij minister van OCW (2012 – 2017) en rector van de Hogeschool van Amsterdam (2011 - 2012). Zij was tevens kroonlid van de SER (2011 - 2012). Bussemaker was van 2007 – 2010 staatssecretaris van VWS. Eerdere functies waren onder meer Kamerlid voor de PvdA en universitair docent aan de Vrije Universiteit.

In gesprek met ‘Niet vanuit stenen reorganiseren, maar vanuit mensen’

De woningnood in Nederland brengt veel mensen in kwetsbare situaties. Er moeten woningen bij. Maar als we ‘snel veel stenen stapelen zonder na te denken over de combinatie met goede zorg’, slaan we de plank mis. Dat blijkt wel uit het gesprek tussen Esmé Wiegman, Ruth Peetoom en Hans Adriani. Er is een domeinoverstijgende samenwerking nodig, met aandacht voor matches tussen vragende en dragende mensen.

Dagvoorzitter Ruben Maes in gesprek met Esmé Wiegman, Ruth Peetoom (rechts) en Hans Adriani

Dagvoorzitter Ruben Maes in gesprek met Esmé Wiegman, Ruth Peetoom (rechts) en Hans Adriani

‘We moeten samenwerken over domeinen heen’, vindt Peetoom als voorzitter van de Nederlandse ggz. ‘De mentale problemen die we tegenkomen in de ggz zijn veelal maatschappelijke problemen, maar ze krijgen vaak een medische jas. En dan kun je als ggz nog zo goed mogelijk zorg geven, maar dat heeft geen zin als iemand ook schulden heeft of andere problemen.’ 

N = 1

Het is een groot vraagstuk, beaamt dagvoorzitter Ruben Maes. ‘Hoe beginnen we?’ ‘Bij de mens’, antwoordt Esmé Wiegman, directeur bij Valente, branchevereniging voor participatie, begeleiding en veilige opvang. ‘Zoals al vaker op het congres is gezegd, moeten we terug naar N = 1. Dat moeten we vertalen zonder er een systeem van te maken. Er ligt in Nederland een mooie infrastructuur van gemeenten, woningcorporaties en zorgorganisaties.’

‘Wij moeten elkaar vinden en niet los van elkaar, ieder ons eigen ding doen.’ Wiegman verwijst naar Cody Hochstenbach, die stelde dat een buurt met veel lagere inkomens geen probleembuurt hoeft te zijn. ‘We moeten niet puur vanuit stenen reorganiseren, maar vanuit mensen matches maken.’ Ze is onder de indruk van de gemengd-wonenprojecten in Utrecht. Daar is een prachtige combinatie van vragende en dragende huurders: sommigen zijn bereid om er te zijn voor mensen bij wie het niet zo goed gaat in het leven.’

Ook voorzitter Taskforce Wonen & Zorg Hans Adriani waardeert deze match van dragende en vragende inwoners. Hij ziet segregatie vooral in de wijken met veel corporatiebezit. ‘Er moet niet alleen aandacht zijn voor wijken met veel problemen, maar de ‘dragende mensen’ moeten goed verdeeld worden over de hele stad.’ Problemen moet je ‘in de breedte bekijken’. Adriani legt uit: ‘Als je buurvrouw gillend over de galerij rent, dan maakt het niet uit of dat door dementie of een psychose komt, dan moet er gewoon goede zorg komen.’ 

Broodnodig

Ons land kent voorbeelden waar wonen en zorg goed gecombineerd worden. Noem Rotterdam, noem Ruwaard. Maar Maes ziet die voorbeelden al lang en vaak terugkomen. ‘Hoe maken we die volgende stap?’ Een uitkomst ligt volgens Peetoom in de verbinding op andere beleidsniveaus dan alleen lokaal. Ze doelt op de onderhandelingen over het integraal zorgakkoord in Den Haag. Ze mist daar de gemeenten aan tafel. ‘Ze zijn broodnodig. Bij gezondheid is gezondheidszorg maar een van de knoppen waar je aan kunt draaien’, legt ze uit. 

Bij de onderhandelingen over het integraal zorgakkoord mis ik de gemeenten aan tafel

‘Je moet dus over de grenzen van je domeinen kijken. En de financiering op orde hebben, de regels veranderen. Dat vraagt bestuurlijk lef, ook op dat niveau.’ En gemeenten hebben geld nodig om dingen te kunnen doen, stelt de voorzitter. ‘Dat geld is er niet. Wij als ggz hebben veel te bieden aan gemeenten. Als die vrouw over de galerij rent, kunnen wij de goede zorg bieden, weten we wie er nodig is. Dan hoeven gemeenten niet te zoeken.’ 

Betekenen

Wat is de plek van inwoners in deze vraagstukken? vraagt Maes, verwijzend naar de bijdrage van Eva Rovers. Een goede vraag, vindt Wiegman. ‘Bewoners worden vaak later overvallen: ‘oh, er gaat iets met mijn buurt gebeuren.’ Maar je moet ze direct serieus nemen. We hebben het over dragen en vragen. Dat betekent dat mensen wat willen betekenen. Maar dan moeten ze ook een telefoonnummer hebben om te bellen als de buurvrouw een psychose heeft. En dan moeten wij er geen politie op afsturen, maar een zorgverlener. Dan beteken je iets.’

Iets betekenen voor een ander, dat drijft Wiegman ook persoonlijk. ‘Algauw verzuip je in systemen en regelgeving. Maar ik zet me er elke dag toe aan om het verschil te maken voor één persoon. Als dat lukt en iemand zegt: "Ik begin weer op mezelf te lijken", dan denk ik: yes, er is hoop.’

Terugkijken

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Fenna van Marle ‘Als het nodig is dat professionals buiten de lijntjes kleuren, dan is er iets mis met de lijntjes’

Professionals met lef, buiten de lijntjes kleuren en verbinding: het zijn termen en woorden die regelmatig over het podium vliegen tijdens het Divosa Voorjaarscongres. Tijd voor een heel ander geluid, betoogt Fenna van Marle vurig. ‘Waarom moeten professionals buiten de lijntjes kleuren? Dat is toch de omgekeerde wereld? Dan is er toch iets mis met die lijntjes?’

In het kort

  • In het sociaal domein zijn we vaak aan het verbinden, maar verliezen we de bedoeling ervan uit het oog. 
  • Verbinden staat niet op zichzelf, het gaat om echt begrijpen wat er speelt. 
  • Aan professionals vragen lef te tonen in hun werk is de omgekeerde wereld, we moeten het hen makkelijk maken om te kunnen doen wat nodig is.
Fenna van Marle

‘Het is tijd om zin en onzin te scheiden.’

Psycholoog en criminoloog Van Marle doet onderzoek naar de maatschappelijke impact van sport en beweging. Maar daar gaat ze het niet over hebben vandaag. Liever brengt ze de zaal zelf in beweging met scherpe observaties over hoe er wordt gewerkt in het sociaal domein. Neem nou bijvoorbeeld eens het woord verbinden. ‘Het lijkt wel een toverwoord in het sociaal domein. Er zijn complete functies en community’s gebouwd rond die term. En het is natuurlijk ook prachtig, maar we zijn de bedoeling ervan kwijtgeraakt. Wat zijn we nou eigenlijk met elkaar aan het verbinden? Het is tijd om de zin en de onzin ervan te scheiden.’

Inleven

Het begint er volgens Van Marle mee dat je luistert naar de mensen in de wijken en je in hen inleven. ‘Wij zijn niet zo anders dan de mensen voor wie we werken. Wij verbinden ons bijvoorbeeld graag met mensen die op ons lijken, maar van mensen in aandachtswijken verwachten we dat zij zich mengen met mensen met allerlei verschillende achtergronden.  Verbinding en ontmoeting is pas waardevol als je iets in een ander herkent, dat geldt voor iedereen. Ook voor de relatie tussen professionals en inwoners. Eerst moet je wéten dat er een buurtsportcoach is, dan moet je je er nog in herkennen en er open voor staan en dan moet je hulp ook nog willen. Het lijkt soms alsof mensen niet willen. Maar dat is vaak het resultaat van geen hulp kunnen vinden, veel afwijzingen en teleurstellingen. Uiteindelijk willen mensen dan niet meer, maar zo begint het niet.’

Waar heeft u behoefte aan?

In de wijken ligt volgens Van Marle het startpunt voor echte impact. En dan doelt ze niet op de zoveelste bewonersenquête. ‘In zoveel aandachtswijken struikel je over initiatiefnemers die aan bewoners vragen waar zij behoefte aan hebben. Een collega vroeg onlangs aan een mevrouw op een bankje waar zij behoefte aan had en ze bleek de derde professional die op die dag dezelfde vraag stelde.’ En wat doen we vervolgens met die informatie? ‘Als we steeds aan mensen vragen wat ze willen, maar daar vervolgens niets mee te doen, haken mensen af.’ 

Logica van de wijk

Niet alleen het doel van verbinden is essentieel, ook de timing doet er toe. Wie zich tijdens een project afvraagt of hij inwoners voldoende heeft betrokken, is volgens Van Marle al te laat. ‘Begin er direct mee. Maak samen met inwoners plannen, werk echt samen. En denk daarbij vanuit de logica van de wijk, niet vanuit de logica van beleid.’

Een voorbeeld: ‘In Den Haag werd er in een wijk weinig buiten gespeeld, vooral de speelveldjes bleven leeg. Beleidsmakers stonden al klaar om te bedenken welke initiatieven ze daar op los zouden kunnen laten. Toen ze echter even met een inwoner gingen praten, bleek er veel overlast van ratten te zijn in die groenstroken. Als je dat niet aanpakt, gaat geen initiatief slagen. Dat is de logica van de wijk. Pas dan begrijp je wat er echt aan de hand is.’ En daarom pleit Van Marle voor een nieuwe term in het sociaal domein: ‘Meten is weten en verbinden is begrijpen. We moeten verder kijken dan verbinden om te verbinden, we moeten echt begrijpen wat er aan de hand is.’  

Omgekeerde wereld

En dan is er nog zo’n term waar je bij Van Marle niet mee aan moet komen: de professional met lef. ‘Waarom moeten professionals over lef beschikken? Waarom moet er moed nodig zijn om gewoon je werk te kunnen doen? We zouden het professionals juist makkelijk moeten maken om te kunnen doen wat nodig is. Misschien is er wel iets mis met de lijntjes. We blijven het maar hebben over targets, output en criteria.’

‘Op bestuurlijk niveau kunnen mensen prachtig over de bedoeling ervan praten. In de uitvoering kunnen ze dat ook, maar daar tussenin gaat er iets mis. We zijn er te veel mee bezig om te verantwoorden naar subsidieverstrekkers of leidinggevenden. Dat ik een kop koffie heb gedronken met een buurtbewoner kan ik niet kwijt in mijn systemen, maar dat ik hier op het congres van Divosa sta, dáár scoor ik mee.’

Gelach in de zaal. En een piepklein beetje ongemak. Vlak boven het podium hangt een levensgrote vlinder, het symbool van dit Voorjaarscongres. De vlinder landt bijna in een vijver met een rimpelloos oppervlak. Van Marle heeft er zojuist een paar prachtige stenen in laten plonzen.

Terugkijken

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Fenna van Marle

Fenna van Marle werkt als senior onderzoeker bij het lectoraat Impact of Sport binnen het Kenniscentrum Health Innovation aan De Haagse Hogeschool. Hier coördineert zij onderzoek binnen ‘Living Labs’ gericht op het creëren van waardevolle ontmoetingen door middel van sport en bewegen. Samen met de gemeente Den Haag en andere lokale stakeholders wordt gewerkt aan een meer vitaal, veerkrachtig en inclusief Den Haag Zuidwest.

Van Marle is psycholoog en criminoloog en vooral geïnteresseerd in vraagstukken op het gebied van leefbaarheid, veerkracht en (positieve) veiligheid. Na een promotieonderzoek aan de University of Cambridge werkt zij bijna 12 jaar bij De Haagse Hogeschool (onder andere ook bij de opleidingen Integrale Veiligheidskunde en het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling).

Marco Pastors ‘Geen gezelligheid, maar school en werk’

Rotterdam Zuid heeft alle kenmerken van een achterstandswijk. Er wonen maar liefst 14 duizend mensen met een bijstandsuitkering. Als je vraagt wat we daarmee gaan doen, gaan mensen moeilijk kijken, ziet Marco Pastors. Maar zelf wordt hij niet cynisch. Als directeur van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid wil hij deze achterstandswijk in twintig jaar uit het slop te trekken. De sleutel: school en werk.

In het kort

  • Achterstanden werk je niet weg met gezellige bijeenkomsten in de wijk.
  • Door in te zetten op school en werk haal je frustratie bij inwoners weg.
  • Integraal werken is de oplossing, maar het doen valt nog niet mee.
Marco Pastors

Zo’n 120 jaar geleden ontstond de wijk Rotterdam-Zuid, toen de haven groeide en er huizen voor de arbeiders nodig waren. Maar toen de bewoners meer eisen stelden, veranderden de woningen niet. ‘Mensen trokken weg’, vertelt Pastors. ‘En dan gaat zo’n gebied achteruit.’ 

In 2011 startte in opdracht van het Rijk het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, met een looptijd van twintig jaar. ‘Achterstanden manifesteren zich dagelijks’, zegt Pastors. ‘Wij kijken niet naar iets als sociale cohesie. Als het leven dagelijks niet goed is, omdat je geen werk hebt, of steeds je baan verliest, haak je af. Dan ben je systematisch ontmoedigd.’ 

‘Het heeft dan geen zin om een partytent in de wijk te zetten’, vervolgt hij, ‘en bewoners in hun vrije tijd gratis eten en drinken met ambtenaren aan te bieden. De mensen die je echt wilt zien, komen dan niet. En als mensen wel komen, wat gebeurt er dan daarna? Weten mensen wel wat ze eraan hebben, aan zo’n bijeenkomst? We moeten elkaar begrijpen en aardig vinden’, gaat hij verder. ‘Maar de volgende dag beginnen de problemen weer.’ 

Ze hoeven niet van ons te houden, als ze maar doen wat we hebben afgesproken

Als school en werk niet geregeld is, hoeven we niet over iets anders te praten, vindt Pastors. Hoe vind je die mensen, wordt hem dan gevraagd. Dat is niet zo moeilijk. ‘Ze zitten bij jullie in het bestand’, spreekt hij de zaal toe. ‘En de kinderen vind je via school. Alle 59 scholen in ons gebied doen mee.’ Hij licht toe: ‘“We hebben er geen tijd voor” is bij ons geen argument. We gaan niet binnen vier jaar weg, dus daar kan een schooldirecteur die er geen zin in heeft niet op wachten. Ze hoeven niet van ons te houden, als ze maar doen wat we hebben afgesproken.’ 

Geen gezelligheid

De directeur is ervan overtuigd: als mensen weten dat je als overheid werkt aan school en werk, dan haalt dat veel frustratie weg. Dan krijgen mensen kansen. ‘Als je werkt aan gezelligheid, lukt dat niet.’ En het werk is er, de scholen zijn er ook, voor elk niveau. Toch is er meer nodig. ‘Je moet met geld kunnen omgaan, je moet je kinderen kunnen opvoeden, toeslagen aanvragen.’ Hoge eisen waar Pastors en zijn collega’s gezinnen in Rotterdam Zuid bij helpen. ‘Zodat kinderen hun schoolcarrière kunnen volgen en volwassenen op tijd naar hun werk kunnen gaan, op tijd terugkomen en er in de tussentijd niets misgaat.’

Bij integraal beleid zit iedereen te knikken, maar het doen valt niet mee

Dat lukt. Pastors laat sprekende cijfers zien. Meten is weten, vindt hij. En resultaten als een startkwalificatie pak je niet meer van mensen af. Er klinkt een staaltje Rotterdamse nuchterheid vanaf het congrespodium. ‘Bij integraal beleid zit iedereen te knikken, maar het doen valt niet mee. Het is tegelijkertijd wel de oplossing. Maar dan moet je het wel echt gaan doen.’ 

Wijkrechtspraak

Dat is ook nodig om andere problemen in Rotterdam Zuid aan te pakken. Bijvoorbeeld rond ondermijning. 7,3% van het landelijk bestand van verdachte transacties wordt in Rotterdam Zuid gedaan. ‘Als jullie loket dicht is’, spreekt hij de mensen in de zaal toe, ‘en de deurwaarder komt morgen, dan zijn er nog andere mogelijkheden om aan geld te komen. Dat moet je weten.’ Dat is een van de redenen waarom Rotterdam Zuid een wijkrechtspraak heeft. De rechter komt hier naartoe en bij een strafzaak is iedereen aanwezig, van hulpverleners tot het sociaal wijkteam. ‘De hulpverlening heeft vervolgens een argument om mensen hulp te laten accepteren, als onderdeel van de straf. Dat werkt.’

Hulpverleners moeten er overigens niet naar streven om mensen van hun probleem af te helpen, vindt Pastors. Maar om hen aan het werk te helpen. ‘Je bent pas klaar als je iemand een ander leven hebt gegeven. Als er geen uitkering meer nodig is. Dat geeft heel veel energie, bij cliënten en bij professionals.’

De directeur weet het, ze zijn er nog lang niet. Maar hij wil wel door op deze weg. ‘Het gesprek moet gaan over school en werk, dat zijn de belangrijke onderwerpen. En dat vinden inwoners ook.’

Marco Pastors

Marco Pastors is vanaf 2012 directeur van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). In het NPRZ werken de gemeente Rotterdam, het Rijk, corporaties, onderwijs, zorginstellingen, werkgevers, het openbaar ministerie, en politie aan een beter perspectief voor Rotterdam Zuid. Doel van deze samenwerking is dat opleidingsniveau, arbeidsparticipatie en woonkwaliteit in 20 jaar stijgen naar het gemiddelde van de vier grote steden in Nederland. 

Marco Pastors was van 2006 tot 2012 gemeenteraadslid en fractievoorzitter van Leefbaar Rotterdam. Van 2002 tot 2005 was Pastors wethouder Fysieke Infrastructuur en locoburgemeester van gemeente Rotterdam. Als wethouder was Pastors onder andere verantwoordelijk voor invoering van de Rotterdamwet, de verhoging van de bouwproductie met 3000 woningen per jaar en introduceerde hij de Rotterdamse Aanpak gericht op afrekenbaarheid van de resultaten van de overheid.

Eric van ’t Zelfde ‘Bij ongelijke kansen is ongelijk onderwijs nodig’

Eric van ’t Zelfde komt niet uit een onderwijsfamilie. Hij wilde nooit leraar worden. Sterker nog: als leerling had hij het met docenten te doen. Nu weet hij als directeur van een middelbare school wel beter: leraren kunnen helden zijn, die het verschil voor kansarme kinderen maken. Zeker in armoedewijken in Rotterdam, waar de levensverwachting twintig jaar lager ligt dan bij gemiddelde kinderen. Zijn indringende oproep op het Divosa Voorjaarscongres: ‘Wees geen omstander!’

In het kort

  • In Rotterdamse armoedewijken ligt de levensverwachting twintig jaar lager dan gemiddeld.
  • Als het voor een kind thuis onveilig is, maakt het weinig meer uit hoe het op school gaat.
  • De leraren die hun mouwen opstropen maken het verschil.
Eric van ’t Zelfde

‘Als je toch je nest uitkomt, kun je net zo goed de hele dag buffelen.’

Wanneer Van ‘t Zelfde zijn interesse in de vacature schooldirecteur in een Rotterdamse armoedewijk deelt met bevriende directeuren is hun advies eenduidig: doe maar niet. De school staat bekend als zwak, het gebouw is er zeer slecht aan toe en regelmatig vinden er steekpartijen plaats. ’t Zelfde slaat de adviezen in de wind. Hij treft een school aan met radeloze docenten, een begrotingstekort, zeer slechte citoscores en kinderen met een ‘risico-indicatie’. Ook zag hij de vele gezichten van armoede: ‘Armoede heeft blauwe plekken. Armoede heeft een geur. Armoede heeft honger. Ik wilde van ieder kind de naam en het verhaal weten.’

In de fik

De incidenten op school zijn heftig. Van brandstichting tot steekpartijen en een situatie met een geladen vuurwapen. Het treft ook leraren. Auto’s van docenten worden in de fik gestoken en Van ’t Zelfde krijgt als directeur particuliere beveiliging. Na zeer slechte slagingspercentages lijkt het doek voor de school te vallen: de inspectie wil de school sluiten. 

Van ’t Zelfde en zijn collega’s laten het er niet bij zitten. Ze gaan zelfs een stap verder en introduceren een nieuwe missie: de beste school van Nederland worden. Hoe? Vooral door verder te kijken dan lesgeven alleen. ‘Als het voor een kind thuis en in de omgeving onveilig is, maakt het weinig meer uit hoe het op school gaat’, zegt Van ’t Zelfde. Docenten krijgen meer uren om op huisbezoek te gaan. De school schakelt wijkteams in. Een overspannen gezin wordt op vakantie gestuurd. De conciërge gaat met een kwast langs bij kinderen met schimmel in huis. Een meisje van 14 jaar wordt met hulp van de politie uit een bordeel gered.

Gele kaart

Wanneer Van ’t Zelfde voor 30.000 euro 640 winterjassen voor zijn leerlingen koopt, krijgt hij een gele kaart van het hoofdkantoor. ‘Denkend vanuit de bedoeling zou je voor zo’n actie een medaille krijgen, maar in de systeemwereld deed ik iets wat absoluut niet mocht.’ De gele kaart van het hoofdkantoor is niet het enige obstakel in de missie. De werkdruk voor docenten is hoog, de salarissen zijn laag, een opknapbeurt van de school moet Europees aanbesteed worden, en het zijn de inspectie en het ministerie van OCW die bepalen wat wel of niet mag. ‘Zouden we de uren voor Duits of Frans bijvoorbeeld niet kunnen schrappen en benutten voor het inhalen van achterstanden met taal en rekenen?’ oppert Van ’t Zelfde. 

Drie Q’s

Wat helpt er juist wel? ‘Dat zijn de leraren die hun mouwen opstropen.’ Zij hebben volgens Van ’t Zelfde drie Q’s nodig: een IQ, EQ, maar vooral een accu. ‘Als je toch je nest uitkomt, kun je net zo goed de hele dag buffelen. Het is óók op zondag naar het sportveld gaan om te kijken hoe het met de kinderen gaat.’ 

‘Succes ligt altijd in de bedoeling. Wees geen omstander. Laat kinderen lachen! Benader ze met respect en vertrouwen. Leer ze hoe ze kunnen leren en help hun eigenwaarde te herstellen. Voor ongelijke kansen is ongelijk onderwijs nodig.’

Eric van ’t Zelfde

In 2009 werd Eric van 't Zelfde directeur van een van de slechtste scholen van Rotterdam. Een school met slechts 34 aanmeldingen van nieuwe leerlingen, dramatische examenresultaten, vermoeide docenten en criminaliteit. Van 't Zelfde pakte de problemen buiten de gebaande paden aan. Maar liefst 56 docenten vertrokken, van wie 34 in zijn eerste jaar als directeur. Hij voerde de in zijn eenvoud geniale gedragsregel 'je gedraagt je' in. Hij verwijderde tegen de wet in een aantal leerlingen en moest zich voor de rechter verantwoorden. Na een aantal jaar begon zijn school op of boven het landelijke gemiddelde te scoren. In vijf jaar tijd van de slechtste school van Nederland naar een van de beste scholen van Nederland.

Eric van 't Zelfde (1972) was leraar in Den Haag, Scheveningen en Gorinchem, voordat hij in 2009 directeur werd van de Hugo de Groot in Rotterdam. Op dit moment is hij directeur op een school in Laren.

Op eigen wijze Verhalen uit het land

Voor het Voorjaarscongres 2022 gingen we op zoek naar gemeenten die op eigen wijze de uitdagingen in het sociaal domein aanpakken.

Zundert

In Zundert, een gemeente tussen Breda en de Belgische grens, spraken we met directeur sociaal domein Annabelle Wagemans.

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Terneuzen

In Terneuzen spraken we onder andere met manager support sociaal domein Sandra Salomé.

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Introductie Verhalen uit de zaal

Voor welke complexe uitdagingen staan de deelnemers? Welke scherpe keuzes maken zij? En durven zij eigenwijs te zijn? Soms confronterende vragen die verrassende (zelf)inzichten opleveren. Lees de verhalen uit de zaal.

Fatima El Hassnaoui (teamleider schuldhulp Gouda)

Fatima El Hassnaouix

Over het verhaal van Carola Schouten: 'Inwoners hebben echt de behoefte om gezien te worden als mens. Communicatie en bejegening vanuit de professional zijn ontzettend belangrijk. In de opleiding en professionalisering van medewerkers moeten we hier meer ruimte voor bieden.'

Sonja Muller en Hinde Dijkhuis (gemeente Lelystad)

Sonja Muller en Hinde Dijkhuis (gemeente Lelystad)

 

Sonja en Hinde vonden het mooie woorden van Eva Rovers, maar zetten hun vraagtekens bij een burgerberaad. Zij zien versimpeling als oplossing voor de uitvoering van de Participatieraad. 'Maak alles vooral veel simpeler voor mensen die gebruik maken van de bijstand. Daar worden wij van de uitvoering ook blijer van.'

Ad Kerstens (Werkplein Hart van West-Brabant)

Ad Kerstens (Werkplein Hart van West-Brabant)

Ad Kerstens is al vaak op een Divosa-congres geweest. 'Het is fijn dat het weer kan; altijd gezellig en inspirerend ook, de Divosa-congressen. Meteen een mooie gelegenheid om nieuwe mensen te leren kennen en om van elkaar te leren. De woorden van de minister bieden hoop voor de toekomst dat het niet meer om kostenbesparing en efficiency alleen gaat, maar dat er gelukkig ook steeds meer mogelijkheden zijn om inwoners die het moeilijk hebben te helpen. Lekkere broodjes ook.'

RobertJan Uijl en Maurice van Hoek

RobertJan Uijl en Maurice van Hoek

RobertJan Uijl van Stichting Blik op werk (links) en Maurice van Hoek van Werkzaak Rivierenland zijn beiden erg onder de indruk van het verhaal van Nadja Jungmann over het doenvermogen van mensen met geldproblemen. 'Alles draait uiteindelijk om geld'.

Ze leggen de link met het WRR-rapport over armoedebestrijding van enkele jaren geleden. 'Empathie alleen is niet voldoende, het is tijd voor oplossingen. De voorgestelde versoepelingen van de P-wet zijn een mooie eerste stap, maar er is een fundamentele discussie over inkomensverdeling nodig,' aldus RobertJan. 'Met deze inflatie en prijsstijgingen kunnen we de ijsberg al op ons af zien komen. Als we nu bijsturen kunnen we een crisis voorkomen, al is het maar de vraag is of dat nog gaat lukken,' vult Maurice aan.

Impressie Foto's

Hieronder vind je een een selectie van de foto's van het congres. Meer foto's bekijken? Je vindt ze op: www.flickr.com

Selectie foto's van het Voorjaarscongres 2022

Terugkijken Video's sprekers

Bekijk hier de video's van een selectie van de plenaire sprekers. Niet alle sprekers gaven toestemming.

width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"
width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"
width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"
width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"
width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"
width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"
width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"
width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"
width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"
width="854" height="480" frameborder="0" allowfullscreen="allowfullscreen" title="Video embed"

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
www.divosa.nl

Tekstredactie

Chrisje Meima
Ingrid Huisman
Rob Vermeulen
Margit Timmen
Monique Dassen
Yolanda van Empel

Fotografie

Bas Losekoot

Video

Rob Vermaas
Rob Vermeulen

Contentmanagement

Jasja van Moorsel
Remco van Brink

Versie

juni 2022