Kinderarmoede aanpakken is een duursport, zegt strategisch adviseur Peter Baetsen. ‘Een marathon, geen sprintje van 100 meter.’ Hij is specialist als het gaat om werken in een organisatienetwerk. Belangrijke vraag daarbij is: wat is er nodig om een netwerk te bestendigen?

Peter werkte mee aan het project om in vier steden  – Almere, Leeuwarden, Weert en Haarlem – een organisatienetwerk op te bouwen voor de aanpak van kinderarmoede. Een supergaaf project, vindt hij. ‘Fantastisch dat dit door de vijf landelijke organisaties is ontwikkeld.’ Een organisatienetwerk kan professionals snel verder helpen bij een zorgvraag waar ze zelf niet uitkomen. ‘De professionals in het netwerk hebben zicht op wat er gebeurt en weten wie je moet contacten. In twee steden staat het netwerk al vrij stevig, in twee steden is het nog bouwen.’ 

Eyeopener

In de betrokken gemeenten is eerst door alle professionals die meedoen hun eigen netwerk getekend. Daarna is die informatie inzichtelijk gemaakt met een digitale tool. Een mooie ervaring, vindt hij dat. ‘Elke keer blijkt weer hoeveel organisaties zich in een gemeente bezighouden met de aanpak van kinderarmoede. Voor veel mensen is dat een echte eyeopener.’

Hij noemt de meerwaarde van een netwerk goed in kaart brengen enorm. ‘Op veel verschillende vlakken. Zo blijkt altijd dat heel veel er al is. Goede gesprekstrainingen bijvoorbeeld, waar ook andere organisaties van kunnen profiteren. Mensen zijn beter geïnformeerd, worden geïnspireerd, geactiveerd. Je zoekt eigenlijk: waar zit de energie?’ Ook zijn in de betrokken gemeenten het aantal overleggen geïnventariseerd, inclusief waarover ze gaan. ‘Dat is vaak schrikken. Er zijn zoveel overleggen – die vaak over hetzelfde gaan. Daarom sluiten we aan bij dat wat er is en maken we geen nieuwe structuren.’ 

strategisch adviseur Peter Baetsen

Talkshow 

Een netwerk is duurzaam als mensen elkaar blijvend weten te vinden. En elkaar informeren over eventuele personele wisselingen. Helpend daarbij is contact tot stand te brengen in een andere setting. Daar kiest Peter voor waar hij maar kan. ‘In een andere setting komt er ander contact tot stand. Mensen zijn gewoontedieren. Kiezen dezelfde plek aan tafel, blijven bij collega’s tijdens een training. Dat kun je doorbreken.

Zo organiseerde ik een stadswandeling voor het praktijknetwerk Den Bosch, met zorgprofessionals van meerdere organisaties. We liepen in groepjes – niet met collega’s bij elkaar – door het stadshart van Den Bosch. Op vier plekken werd een kort praatje gehouden door een ervaringsdeskundige. Tijdens het lopen raken mensen vanzelf met elkaar in gesprek: waar werk jij, waar lopen jullie tegenaan? Deze mensen weten elkaar nu ook in een werksetting weer te vinden.’

Bij een ander project dat hij mede aanstuurt, de Coalitie tegen eenzaamheid in Eindhoven, kozen hij en projectleider Jeroen Pijnenburg ervoor om de bestuurders van de betrokken organisaties een manifest te laten ondertekenen in een talkshowachtige setting. ‘Dat werkte heel verfrissend en blijft zeker hangen.’ 

Waar ga je voor met elkaar? Wie doet wat en wanneer gebeurt dat? Dit vertaal je in een agenda waarin je kleine stappen maakt. Dat zijn heldere afspraken waar organisaties elkaar op kunnen aanspreken.

Oliemannetjes

Elk netwerk kent mensen die het voortouw nemen, de aanjagers. Die rol kan na verloop van tijd veranderen. Daarom zijn Webbers zo belangrijk; die zijn er voor het behoud van het netwerk, ziet Peter. ‘De Webbers houden het vuurtje brandend. Lokale oliemannetjes, noem ik ze ook wel eens. In het project van Divosa hebben we lokaal bijeenkomsten georganiseerd. Daar kwamen de Webbers als het ware bovendrijven.’

Wat ook goed werkt is om deelnemende organisaties zelf te laten aangeven wat ze gaan doen, in een uitvoeringsagenda. ‘Zo zorg je voor betrokkenheid en commitment op uitvoerend én bestuurlijk niveau. Waar ga je voor met elkaar? Wie doet wat en wanneer gebeurt dat? Dit vertaal je in een agenda waarin je kleine stappen maakt. Dat zijn heldere afspraken waar organisaties elkaar op kunnen aanspreken, en waar je als Webber achteraan zit.’

Wat ook helpt, zijn elkaars contacten in de wijk beter gebruiken. ‘Bij het project over eenzaamheid hebben we onderzocht wie in de buurt al iets betekent en hoe je dat kunt versterken met anderen in het netwerk. Op bloeiende plekken waar mensen toch al komen, zoals een bibliotheek. Dat is laagdrempeliger voor veel mensen en het zorgt voor nieuwe contacten. En: zet binnen het netwerk de aanwezige kennis en deskundigheid in. Zo geeft de GGD gesprekstrainingen aan de coalitieleden in Eindhoven.’

Kinderen die opgroeien in armoede een basis geven, daar gaat het om

Veel te winnen

Helpen voorkomen dat kinderen straks in dezelfde situatie terechtkomen als hun ouders, dat is de drive van Peter. ‘Kinderen die opgroeien in armoede een basis geven, daar gaat het om. Armoede gaat vaak van generatie op generatie over, dat vind ik een ongelooflijk gegeven. Door kinderen te steunen valt er zoveel te winnen. Kleine dingen kunnen heel betekenisvol zijn en een leven lang doorwerken. Een conrector op school die naar je omziet en zorgt dat je niet afhaakt; dat verhaal van Martin Pragt, die opgroeide in armoede, maakte diepe indruk op mij. Uit het netwerk komt de oplossing, daar ben ik van overtuigd.’

Dit verhaal is één van de vijf verhalen die horen bij de publicatie ‘Lokaal samenwerken in de aanpak van kinderarmoede’, een praktisch draaiboek om aan de slag te gaan met een sterke samenwerking tussen organisaties en professionals. Je vindt het draaiboek hier.