Statushouders starten steeds sneller met opleiding

Meer statushouders volgen onderwijs en starten ook sneller met een opleiding na het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Dat blijkt uit cijfers van 176 gemeenten die meedoen aan de Divosa Benchmark Statushouders, over de periode tot de zomer van 2021. 17% van de volwassen statushouders in deze gemeenten volgt een opleiding. Vooral onder vrouwen groeit het aantal studenten. Onder de nieuwe Wet inburgering wordt verwacht dat een kwart van de statushouders de onderwijsroute gaat volgen.

Statushouders die naar Nederland komen, volgen steeds meer onderwijs en starten daar ook sneller mee. 17% van de volwassen statushouders stond in de zomer van 2021 ingeschreven bij een opleiding. Onder de 18 tot 33-jarigen die in aanmerking komen voor studiefinanciering is dat 30%. Elk jaar groeit het percentage dat onderwijs volgt gestaag. Het gaat hierbij om door het Rijk bekostigd onderwijs, zoals een vo-, mbo-, hbo- of universitaire opleiding

grafiek: percentage onderwijsvolgende statushouders per leeftijdscategorie

Deze grafiek laat de ontwikkeling zien van het percentage statushouders dat sinds 2014 in Nederland is en onderwijs volgt. Hieronder vallen mensen die in 2014 zijn gekomen, maar ook mensen die pas een jaar in Nederland zijn. Daarbij is het aantal mensen dat onderwijs volgt in een bepaalde leeftijdscategorie afgezet tegen het totaal aantal mensen in deze leeftijdscategorie.

Opvallend is dat steeds meer vrouwelijke statushouders onderwijs volgen. In de leeftijdsgroep 18-33 steeg het percentage vrouwen dat onderwijs volgt in twee jaar tijd van 16,7% naar 30,1%.

Statushouders die een opleiding volgen, starten daar ook sneller mee dan een aantal jaren terug. Onder de mensen die in 2019 naar Nederland zijn gekomen, is het percentage dat onderwijs volgt in hun tweede jaar in Nederland bijvoorbeeld hoger dan in de groepen die in 2017 en 2018 zijn gekomen.

Vooral mbo-niveau

De meeste statushouders volgen een opleiding op mbo-niveau. In de loop der jaren zien we een verschuiving van mbo1-niveau naar mbo2-mbo4. Ook stijgt het percentage statushouders op hbo en universiteit. Dit komt omdat statushouders opleidingen stapelen en omdat de groep die een hogere opleiding wil volgen eerst de inburgering afrondt en zich daarna inschrijft voor een opleiding.

Nieuwe Wet inburgering

In de nieuwe Wet inburgering die sinds begin 2022 van kracht is, wordt veel belang gehecht aan onderwijs en dat meer statushouders een Nederlands diploma behalen. In de inburgering is daarom een speciale ‘onderwijsroute’ ingebouwd die inburgeraars voorbereidt op het volgen van een opleiding in Nederland. Zij moeten daarvoor binnen anderhalf jaar een taaldiploma halen op B1-niveau. De inschatting is dat 25% van de inburgeraars met een asielachtergrond de onderwijsroute zal afleggen (1). Voor jongere statushouders lijkt dat heel haalbaar, voor statushouders van boven de 33 zal er vaker dan nu naar een opleiding moeten worden toegewerkt.

Op dit moment is nog onzeker hoe gemeenten de onderwijsroute gaan invullen. Tussen onderwijsinstellingen en het Rijk loopt een discussie over de bekostiging van de onderwijsroute. Voor statushouders is het belangrijk dat hier uiteindelijk werkbare afspraken voor komen. Voor gemeenten is het belangrijk dat zij de mogelijkheid hebben om zelf te kiezen met welke aanbieder zij in zee gaan.

Ontwikkelingen op werk, inburgering en bijstand

Ook op het gebied van werk, inburgering en bijstand zijn de ontwikkelingen positief bij de gemeenten die meedoen aan de Divosa Benchmark Statushouders. Na een kleine coronadip, blijft het percentage werkende statushouders stijgen. In de zomer van 2021 was 32% van de statushouders die sinds 2014 in Nederland zijn aan het werk. Het percentage statushouders in de bijstand is gedaald naar 56%.

Op het gebied van inburgering ontstaat er wat stagnatie. 44% van de statushouders die sinds 2014 in Nederland zijn, is geslaagd voor het inburgeringsexamen en dat percentage lijkt zich niet verder te ontwikkelen. Mogelijk heeft de coronacrisis de inburgering vertraagd. Er waren tijdelijk minder lessen en minder examens. Ook stijgt het aandeel statushouders dat een ontheffing krijgt en dus nooit zal slagen voor de inburgering.

Onder de nieuwe wet kunnen inburgeraars minder snel een ontheffing krijgen en is de ambitie dat meer inburgeraars een hoger taalniveau halen dan het basisniveau waar de overgrote meerderheid nu voor kiest.

Om welke statushouders gaat het?

In het onderzoek gaat het om statushouders tussen de 18 en 65 jaar die vanaf januari 2014 een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen en ingeschreven zijn bij de gemeente. De Divosa Benchmark Statushouders rapporteert dus over de hele groep statushouders die sinds 2014 in Nederland is. Ook genaturaliseerde statushouders blijven we volgen.

Over de Divosa Benchmark

De cijfers komen uit de Divosa Benchmark Statushouders, waarmee 176 gemeenten inzicht krijgen in de situatie van statushouders door de jaren heen. Door de cijfers met elkaar te vergelijken en verhalen achter de cijfers te delen, leren gemeenten van elkaar en kunnen ze hun inburgeringsbeleid verbeteren.

De Divosa Benchmark is een initiatief van Divosa, BMC en Stimulansz en wordt doorontwikkeld om ook onder de nieuwe Wet inburgering inzicht te geven in de resultaten van gemeenten. Doet jouw gemeente al mee? Meld je aan op divosa-benchmark.nl

Introductie

Statushouders hebben maximaal drie jaar de tijd voor het behalen van hun inburgeringsdiploma na het verkrijgen van hun verblijfsvergunning. In de eerste helft van 2021 is 44,3% van de statushouders geslaagd voor het inburgeringsexamen. Eind 2020 was dit percentage 44,2%. De stijgende trend die we in voorgaande jaren zagen, is doorbroken. Eind 2018 lag het percentage geslaagde statushouders nog op 24,1% en eind 2019 op 40,7%.

We zien verschillen per nationaliteit. Van de groep Syrische statushouders is 49,8% geslaagd. Bij de groep statushouders uit Eritrea ligt het slagingspercentage op 39,4% en bij de overige nationaliteiten op 32,5%.

De stagnatie is ontstaan doordat lessen door de coronacrisis niet of of maar op kleine schaal konden plaatsvinden en de mogelijkheden tot examinering beperkt waren. Daarom heeft DUO in maart, mei en juli 2020 een verlenging verleend voor twee maanden. En daarna in september 2020 een verlenging voor vier maanden. Vervolgens is in december 2020 besloten om nog een extra verlenging te geven aan bepaalde inburgeraars. In de eerste helft van 2021 heeft 11,4% van de statushouders een verlenging. Het aantal verlengingen is daarmee licht gedaald; eind 2020 lag dit percentage op 12%.

Vertraging in het inburgeringstraject en in de taalverwerving zorgt ook voor vertraging op andere processen zoals de begeleiding naar werk of andere vormen van participatie zoals vrijwilligerswerk.

1.1 Aantal ontheffingen neemt toe

Statushouders kunnen onder de oude Wet inburgering ontheven worden van de inburgeringsplicht als zij door een psychische, verstandelijke of fysieke beperking niet in staat zijn om aan de inburgeringsplicht te voldoen, of als zij aantoonbaar geleverde inspanningen hebben gedaan en toch niet geslaagd zijn. Uit de cijfers blijkt dat het aantal statushouders met een ontheffing toeneemt. In de eerste helft van 2021 had 16,9% van de statushouders een ontheffing. In de eerste helft van 2021 stijgt dit percentage naar 19,9%.

Onder de nieuwe wet zijn de mogelijkheden voor een ontheffing beperkter. Er kan alleen een ontheffing worden verleend op medische gronden of vanwege Bijzondere Individuele Omstandigheden. De ontheffing vanwege Aantoonbare Geleverde Inspanningen (AGI) is komen te vervallen. Mensen die onder de oude wet een ontheffing AGI zouden hebben gekregen, komen onder de nieuwe wet in de Zelfredzaamheidsroute (ook wel Z-route genoemd). De inschatting is dat 15% van de inburgeraars met een asielachtergrond de Z-route zal afleggen (1).

grafiek: inburgering statushouders

Van de statushouders uit cohort 2014 is 65,7% geslaagd en uit cohort 2015 is 65% van de statushouders geslaagd. Deze percentages lijken voor deze cohorten niet heel veel verder op te lopen wat er op wijst dat twee op de drie statushouders uiteindelijk zal slagen voor het inburgeringsexamen. Bij cohort 2016 is het slagingspercentage 58,3% en bij cohort 2017 34,1%. Uit cohort 2018 is aan het eind van het tweede kwartaal 2021 6,4% geslaagd.

grafiek: percentage geslaagde statushouders per cohort

1.2 De gemiddelde duur van een inburgeringstraject neemt toe

De gemiddelde duur van een inburgeringstraject neemt toe. Eind 2018 duurde een inburgeringstraject gemiddeld nog 33,9 maanden. In juni 2021 ligt de gemiddelde duur op 36,3 maanden. De toename van de duur van een inburgeringstraject heeft te maken met de coronacrisis en de tijdens deze crisis door DUO verstrekte verlengingen, die we hierboven beschreven.

grafiek: gemiddelde duur inburgeringstraject

1.3 Vrijwel alle statushouders doen examen op basisniveau

Vrijwel alle statushouders doen hun inburgeringsexamen op basisniveau (taalniveau A2). In de eerste helft van 2021 is nog eens 7,1% van de statushouders voor het examen geslaagd op B1-niveau, het niveau voor meer gevorderden. 5,6% van de statushouders is ook geslaagd op B2-niveau dat weer een hoger niveau is dan B1.

Al deze percentages zijn door de tijd heen stabiel. Onder de oude Wet inburgering, waaronder deze groep statushouders valt, zijn statushouders zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan hun ingeringsplicht: het binnen drie jaar halen van het inburgeringsexamen op A2 niveau of hoger. Kiezen voor taalniveau A2 was een veilige keuze omdat dit taalniveau het makkelijkst te halen is en het korter duurt. Onder de nieuwe wet is het minimale gevraagde taalniveau verhoogd naar B1.

staafdiagram: percentage geslaagde statushouders per taal niveau (a2, b1, b2), juni 2023

1.4 Percentage genaturaliseerde statushouders stijgt fors

Het percentage genaturaliseerde statushouders stijgt fors. Eind 2020 was 24,6% van de statushouders die sinds 2014 in Nederland zijn genaturaliseerd. In de eerste helft van 2021 stijgt dit percentage naar 35,9%.

Mensen die vijf jaar of langer met een geldige verblijfsvergunning onafgebroken in Nederland wonen, hun inburgeringsexamen hebben gehaald of daarvan zijn vrijgesteld omdat zij de Nederlandse taal voldoende beheersen en geen gevaar zijn voor de openbare orde en veiligheid, kunnen door naturalisatie Nederlander worden. Zij moeten op de naturalisatieceremonie de zogeheten verklaring van verbondenheid afleggen.

grafiek: percentage genaturaliseerde statushouders

Introductie

In de eerste helft van 2021 volgt 16,7% van de statushouders in de leeftijdscategorie 18-65 onderwijs. Ten opzichte van de eerste helft van 2020 zien we een stijging. Toen volgde 15,9% van de statushouders in de leeftijd van 18 tot 65 jaar onderwijs. Het gaat hierbij om door het Rijk bekostigd onderwijs, zoals een vo-, mbo-, hbo- of universitaire opleiding.

Onder de 18-33-jarigen is het percentage statushouders dat onderwijs volgt hoger, namelijk 29,9%. Het is logisch dat mensen uit deze leeftijdscatgeorie vaker onderwijs volgen. Zij behoren tot de groep die in aanmerking komt voor studiefinanciering. Ook hier is een stijgende trend zichtbaar. In de eerst helft van 20202 volgde 28,7% van de statushouders uit deze leeftijdscategorie onderwijs.

In september starten de scholen hun opleidingen waardoor er elk jaar tussen kwartaal twee en kwartaal drie een stijging is te zien van het percentage onderwijsvolgenden. In de kwartalen daarna daalt het aantal onderwijsvolgenden licht door uitval en mogelijk ook doordat mensen hun diploma halen. Elk eerste kwartaal is er ook een instroommoment in het onderwijs, maar dat leidt niet tot een stijging van het aantal onderwijsvolgenden.

grafieken: percentage onderwijsvolgende statushouders per leeftijdscategorie

In de nieuwe Wet inburgering wordt veel belang gehecht aan onderwijs. De wet heeft voorzien in een onderwijsroute die inburgeraars voorbereidt op het volgen van een opleiding in Nederland. Zij moeten daarvoor binnen anderhalf jaar een taaldiploma halen op B1-niveau. Doel is dat vooral meer statushouders in het bezit komen van een Nederlands diploma. De inschatting is dat 25% van de inburgeraars met een asielachtergrond de onderwijsroute zal afleggen (1).

2.1 Het onderwijsniveau stijgt

Steeds meer statushouders volgen onderwijs op een hoger niveau. Eind 2018 volgde de helft van de statushouders nog onderwijs op vo/mbo1 niveau. In de loop der jaren zien we een verschuiving van dit niveau naar mbo2-mbo4-niveau. Halverwege 2021 volgt 52,7% van de statushouders onderwijs op mbo2-mbo4-niveau en 28,6% op v/mbo1-niveau. Ook het neemt het percentage statushouders dat hbo of wetenschappelijk onderwijs volgt toe van 10,9% eind 2018 naar 15,5% in het tweede kwartaal van 2021. De verklaring is tweeledig. Ten eerste maken meer statushouders gebruik van een gestapelde onderwijsroute. Zij starten op het vo of mbo1-niveau en combineren dat vaak met hun inburgeringsonderwijs. Vervolgens stromen ze door naar mbo2 of hoger als zij hun inburgeringsdiploma hebben behaald. Ten tweede is er een groep die eerst de inburgering afrondt en zich pas daarna inschrijft voor een opleiding omdat dan het taalniveau voldoende is om die opleiding te volgen.

2.2 Steeds groter aandeel vrouwelijke statushouders volgt onderwijs

Vanaf het derde kwartaal 2019 neemt het aandeel vrouwelijke statushouders in de leeftijdscategorie 18 tot 33 jaar dat onderwijs volgt toe. In het tweede kwartaal van 2019 volgde 16,7% van de vrouwelijke statushouders onderwijs. In het tweede kwartaal van 2021 ligt dit percentage op 30,1%. In eerdere jaren zagen we dat vooral mannen onderwijs volgden. In de eerste helft van 2021 zien we dat vrouwen iets vaker onderwijs volgen dan mannen.Ondanks dat het aandeel van de vrouwen dat onderwijs volgt iets hoger ligt, is het aantal vrouwen dat onderwijs volgt in de benchmarkgemeenten lager. Dat komt omdat mannen in de leeftijdscatgeorie 18-33 met 59,7% oververtegenwoordigd zijn. Kijken we naar de onderverdeling van alle onderwijsvolgenden naar geslacht, dan zien we dat van alle onderwijsvolgenden in de leeftijd 18-33 58,8% man is en 41,2% vrouw.

percentage onderwijsvolgende statushouders (18-33 jaar) per geslacht

2.3 Steeds vaker naar een opleiding

Het percentage onderwijsvolgenden is in de eerste helft van 2021 het hoogst onder statushouders die in 2015, 2016 en 2017 naar Nederland kwamen. De cohorten 2017, 2018 en 2019 vertonen de sterkste groei. In de oudere cohorten begint het percentage onderwijsvolgenden te stabiliseren. Op een gegeven moment zal het percentage onderwijsvolgenden binnen een cohort weer dalen omdat een opleiding tijdelijk is en iedereen binnen een jaargroep – die dat zou willen – onderwijs heeft gevolgd. Het is daarom ook interessant om te gaan volgen welk aandeel van de statushouders op enig moment onderwijs heeft gevolgd en een Nederlands diploma heeft behaald.

percentage onderwijsvolgende statushouders (18 - 33 jaar) per cohort

Kijken we naar het percentage onderwijsvolgenden naar verblijfsduur, dan zien we dat er in jongere cohorten steeds sneller en een steeds groter aandeel statushouders een opleiding volgt. In cohort 2019 is het percentage onderwijsvolgenden in de eerste helft van het derde verblijfsjaar in Nederland bijvoorbeeld al hoger dan in de cohorten 2017 en 2018.

grafieken: percentage onderwijsvolgende statushouders (18-33 jaar) per cohort naar verblijfsduur in Nederland

Introductie

Het aandeel werkende statushouders neemt in de eerste helft van 2021 weer toe. In de eerste helft van 2021 werkt 32% van de statushouders die sinds 2014 naar Nederland gekomen zijn. De stijging van het aandeel werkende statushouders vindt met name plaats in het tweede kwartaal; in dit kwartaal stijgt het aandeel werkende statushouders met 2,9%. In juni 2020 lag het percentage werkende statushouders op 28%. In de hele meetperiode vanaf maart 2018 is het aandeel werkende statushouders nog niet zo hoog geweest. De dip door de coronacrisis lijkt daarmee definitief voorbij. De cijfers laten zien dat statushouders in de eerste helft van 2021 hun weg weten te vinden naar de aantrekkende arbeidsmarkt.

Het percentage werkenden is gemeten over de groep statushouders die sinds 2014 een verblijfsstatus heeft gekregen en is ingeschreven bij een gemeente. Dit betekent dat er mensen tussen zitten die al een paar jaar in een gemeente wonen, maar ook mensen die pas een maand bij een gemeente ingeschreven staan.

grafiek: percentage werkende statushouders

Verschillen tussen groepen

Uit onderzoek van CBS met cijfers tot juli 2020 weten we dat Eritreeërs uit het cohort 2014 op dat moment het vaakst aan het werk zijn (54%). Irakezen (35%) en Syriërs (37%) bleken juist minder vaak aan het werk te zijn. Afghanen (46%), Iraniërs (41%) en de overige nationaliteiten (43%) zaten daar tussen in (1). Dat betekent dat de opbouw van de groep statushouders in een gemeente ook invloed zal hebben op het percentage werkenden in een gemeente.

3.1 Hoe langer in Nederland, hoe vaker aan het werk

Hoe langer in Nederland, hoe groter het aandeel statushouders dat werkt. Van de statushouders uit cohort 2014 werkt 44,2%. Bij cohort 2015 ligt het percentage werkenden op 41,1% en bij cohort 2016 op 37,6%. In de cohorten 2017, 2018 en 2019 ligt het percentage werkenden lager.

In cohort 2014 ligt het percentage werkende statushouders nog onder het niveau van voor de coronacrisis (zie de zwarte verticale stippellijn in de figuur); eind 2019 werkt nog 45,2% van de statushouders in dit cohort. Voor de overige cohorten geldt dat het percentage werkende statushouders hoger ligt dan voor de coronacrisis.

grafieken: percentage werkende statushouders per cohort

3.2 Nieuwe groepen sneller aan het werk, coronacrisis remt dat af

Kijken we naar het percentage werkenden naar verblijfsduur dan zien we twee dingen. Ten eerste: wie later naar Nederland kwam, is vlugger aan het werk. De mensen die in 2015 naar Nederland kwamen zijn sneller aan het werk dan de mensen die in 2014 naar Nederland kwamen. En wie in 2016 kwam, is weer sneller aan het werk dan in 2015. Vanaf het cohort 2017 lijkt die ontwikkeling niet door te zetten. In cohort 2017 zie je in het derde verblijfsjaar dat het aandeel werkende mensen zelfs wat lager is dan het cohortjaar ervoor.

Ten tweede is het duidelijk dat het negatieve corona-effect niet is ingelopen. De coronacrisis deed het percentage werkenden in alle groepen dalen. Inmiddels stijgt het percentage werkenden en is het in bijna alle cohorten weer op niveau van voor de crisis, maar zonder de crisis had dat percentage veel hoger kunnen zijn.

grafieken: percentages werkende statushouders per cohort naar verblijfsduur in Nederland

3.3 Vooral meer grotere banen

De groei van het aantal werkende statushouders ligt voornamelijk bij statushouders die een grotere parttime baan hebben (0,3 - 0,8 fte.) en de groep die meer dan 0,8 fte werkt. Ook zien we de groep groeien die meer dan één baan heeft. Van deze groep is niet bekend hoeveel uren per week zij werken. De groep statushouders met een kleine baan van 0,3 fte of minder, daalt.

grafieken: ontwikkeling werkende statushouders naar omvang baan

3.4 Meeste statushouders hebben een grotere baan

De helft van de werkende statushouders heeft een baan van 0,8 fte of meer. Eén op de drie heeft een grotere parttime baan. In de eerste helft van 2021 heeft 16,3% van de statushouders een kleine baan en heeft  7,5% van de werkende statushouders meer dan één baan.  In de loop van de jaren zien we het percentage statushouders met grotere banen toenemen en het percentage met kleinere banen afnemen.

staafdiagrammen: percentage werkende statushouders (18 - 65 jaar), naar omvang baan

4 Aantal statushouders in de bijstand neemt af

Het percentage statushouders in de bijstand neemt af omdat steeds meer statushouders een grotere parttime baan hebben of fulltime werken of onderwijs volgen en studiefinanciering krijgen. In de eerst helft van 2021 heeft 56,1% van de statushouders een bijstandsuitkering. Eind 2020 lag dit percentage op 57,8%.

De dalende trend die in de tweede helft van 2020 is gestart, zet door en de positieve ontwikkeling die we voor de uitbraak van corona zagen is dus weer terug. In de eerste helft van 2018 had nog 79,3% van de statushouders een bijstandsuitkering. Uit cijfers uit de Divosa Benchmark Werk & Inkomen blijkt dat het aantal mensen in de bijstand in de tweede helft van 2021 daalde door de aantrekkende economie. Naar verwachting zullen we deze dalende trend ook terug zien bij de volgende meting van de Benchmark Statushouders. 

grafiek: percentage statushouders met bijstandsuitkering

Uit onderzoek van CBS met cijfers tot juli 2020 weten we dat Irakezen uit het cohort 2014 op dat moment het vaakst een uitkering hebben (53%). Daarna komen Iraniërs en Syriërs met 48 en 47%. Afghanen (38%) en Eritreeërs en overige groepen hebben minder vaak een uitkering (39%) (1). Dat betekent dat de opbouw van de groep statushouders in een gemeente ook invloed zal hebben op het percentage uitkeringsgerechtigden in een gemeente. Eerder zagen we al dat het percentage werkenden verschilt onder de verschillende groepen.

Over het algemeen herkennen gemeenten het beeld dat Eritreeërs makkelijker werk vinden dan Syriërs. Daarvoor zijn verschillende verklaringsrichtingen. Een belangrijke demografische verklaring is dat Eritreeërs over het algemeen jonger zijn dan Syriërs. Vanuit de bijstand is het voor jongere mensen vaak makkelijker om aan het werk te komen. Vanuit de benchmark horen we van gemeenten ook dat Eritreeërs vaak snel aan de slag willen om geld naar hun familie te kunnen sturen of hun vluchtschulden af te betalen. Geld verdienen staat daarmee voorop en het type werk dat zij doen, is voor deze groep wat minder van belang. Syriërs hebben hogere verwachtingen over hoe hun leven er in Nederland uit kan zien en zoeken vaker naar werk met ontwikkelpotentieel.

Bronnen & verantwoording

De cijfers in deze rapportage van de Divosa Benchmark Statushouders zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Het CBS heeft voor deze benchmark op verzoek van de Divosa benchmarkorganisatie een databestand samengesteld. In dit bestand zijn opgenomen:

  • COA-data over asielopvang
  • IND-data over verleende verblijfsvergunningen asiel en gezinshereniging
  • DUO-data over inburgering en onderwijs
  • Informatie uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) van het CBS over: persoonskenmerken, woonsituatie, verhuizingen, werk, bijstand, jeugdzorg, re-integratievoorzieningen en Wmo.

Afwijkende percentages

De percentages in deze factsheet kunnen iets afwijken van de percentages uit de vorige factsheets. Dat komt omdat er nu meer gemeenten deelnemen aan de Divosa Benchmark Statushouders en de groep dus afwijkt van de eerdere meting. Ook speelt mee dat het CBS in de update van zomer 2021 (met cijfers tot en met eind 2020) – met terugwerkende kracht – statushouders heeft meegenomen die in de vorige updates nog ontbraken. Het gaat om statushouders die langer dan gemiddeld in een COA-opvang verbleven nadat zij een vergunning kregen.

Aan de Divosa Benchmark Statushouders nemen 176 gemeenten deel. De inwoners in deze gemeenten vertegenwoordigen 59,4% van alle inwoners in Nederland. Omdat statushouders naar inwoneraantal over gemeenten verdeeld worden, vertegenwoordigen deze gemeenten daarom ook zo’n 59% van de statushouders die sinds 2014 een status hebben gekregen.

De Divosa Benchmark is een gezamenlijk product van Divosa, BMC en Stimulansz. Meer weten? Kijk op divosa-benchmark.nl.

Ontwikkeling aantal statushouders in de benchmark

De groep statushouders die we in de Divosa Benchmark Statushouders volgen, wordt elk jaar groter. De benchmark volgt namelijk de groep statushouders die vanaf januari 2014 een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen en ingeschreven zijn bij de gemeente. Ook genaturaliseerde statushouders blijven we volgen.

Voor de resultaten in de benchmark, waarop we rapporteren, maakt het uit hoe lang iemand in Nederland is. Hoe langer in Nederland, hoe groter de kans op werk. Hoe langer in Nederland, hoe groter de kans dat iemand geslaagd is voor het inburgeringsexamen. Dit is de reden waarom we op de kernindicatoren als werk, onderwijs, bijstand en inburgering ook altijd naar jaarcohorten kijken zodat we dit onderscheid kunnen maken.

Het aantal mensen dat elk jaar een asielstatus krijgt, kan enorm verschillen. Nu de instroom van asielzoekers groter is ten opzichte van vorige jaren, zal de de groep ‘nieuwe’ statushouders in de benchmark relatief groot zijn ten opzichte van de groep die we al volgen. Dat kan de komende jaren de resultaten beïnvloeden. Hoe groter de groep die we volgen wordt, hoe kleiner het effect van een nieuwe groep. Maar het is wel belangrijk om hier rekening mee te houden.

Komend half jaar gaan we nader onderzoeken in hoeverre dit de cijfers die we in deze rapportages weergeven, beïnvloedt.

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht

T 030 - 233 23 37
E info@divosa.nl
www.divosa.nl

Auteurs

Anneke Boven, Divosa
Marije van Dodeweerd, Divosa
Pauline de Jong, BMC Yacht
Waling Koning, Stimulansz (data-analyse)
Angid Pons, BMC Yacht
Simon Wajer, BMC Yacht

Met dank aan

Alle deelnemende gemeenten aan de Divosa Benchmark Statushouders. Zij krijgen niet alleen zicht krijgen op hun eigen cijfers, maar dragen door hun deelname ook bij aan een landelijk beeld van de ontwikkelingen rondom de groep statushouders die we voor deze benchmark volgen.

Eindredactie

Rob Vermeulen, Divosa

Webredactie

Remco van Brink, Divosa