Inleiding

Het doel van de Wet inburgering 2021 is dat inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk meedoen in Nederland. En dat ze daarnaast zo snel mogelijk werk vinden. De wet is van toepassing op statushouders en gezinsmigranten, maar de taken die de gemeente onder deze wet per doelgroep heeft, verschillen. Van gezinsmigranten wordt (meer) zelfredzaamheid op basis van het sociale netwerk verwacht. In 2020 bestond de groep nieuwe inburgeringsplichtigen voor ongeveer de helft uit gezinsmigranten.

Deze handreiking zoomt in op de groep gezinsmigranten, hun kenmerken en de manieren waarop gemeenten invulling kunnen geven aan hun verantwoordelijkheden voor gezinsmigranten. We zijn ons ervan bewust dat gemeentegrootte en het aantal inburgeringsplichtige gezinsmigranten sterk van invloed zijn op de mogelijkheden van gemeenten om werkprocessen en (extra) ondersteuningsaanbod speciaal voor gezinsmigranten in te richten. De handreiking bevat daarom praktische tips en inspirerende voorbeelden die in de begeleiding van gezinsmigranten kunnen worden toegepast.

Voor deze handreiking is gebruik gemaakt van de aanpak en eerste ervaringen van de gemeenten Amsterdam en Rotterdam met de begeleiding van gezinsmigranten in de inburgering.

Meer informatie

Je kunt deze handreiking lezen naast de handreiking Brede intake en Plan Inburgering Participatie (PIP), waarin wordt uitgelegd hoe gemeenten deze twee belangrijke onderdelen van de Wet inburgering 2021 op een goede manier kunnen organiseren. Andere (achtergrond)informatie is te vinden in de Memorie van Toelichting bij de Wet inburgering 2021 en in de Evaluatie VOI pilot Vrouwelijke nareizigers en gezinsmigranten.

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 schetsen we eerst de rol en taken die gemeenten hebben bij de inburgering van gezinsmigranten en in hoofdstuk 2 zoomen we in op de gezinsmigranten en de wettelijke kaders waarmee zij te maken krijgen. De daaropvolgende hoofdstukken gaan in op de vraag hoe gemeenten invulling moeten en kunnen geven aan het aanbod en de begeleiding van gezinsmigranten in de inburgering. Zo beschrijft hoofdstuk 3 de start van de begeleiding, gaat hoofdstuk 4 over de brede intake en het PIP, hoofdstuk 5 over de begeleiding bij de inburgering en hoofdstuk 6 tot slot over het belang van een sluitende aanpak en samenwerkingspartners.

Begrippenlijst

Hieronder vind je een korte omschrijving van de belangrijkste begrippen in deze handreiking.

Gezinsmigranten en overige migranten

Gezinsmigranten komen naar Nederland om zich aan te sluiten bij een persoon met de Nederlandse nationaliteit, of iemand die al langer in Nederland gevestigd is. Gezinsmigranten krijgen een verblijfsvergunning gezinshereniging of gezinsvorming. Gezinsmigranten van buiten de Europese Unie zijn inburgeringsplichtig. Dit geldt ook voor zogenoemde ‘overige migranten’. Onder deze kleine groep vallen geestelijk bedienaren zoals imams, rabbijnen en kloosterlingen, en vreemdelingen met een niet-tijdelijke humanitaire verblijfsstatus. In dit document spreken we over gezinsmigranten. Daarmee bedoelen we gezinsmigranten en overige migranten.

Nareizigers versus gezinsmigranten

Nareizigers horen niet bij de groep gezinsmigranten. Nareizigers zijn de partner, ouder of het (pleeg)kind van een asielstatushouder die bij hem/haar in Nederland wil komen wonen. De aanvraag voor gezinshereniging moet kort na het verkrijgen van de verblijfsvergunning worden ingediend. Nareizigers krijgen meestal een verblijfsvergunning asiel, die is afgeleid van de vergunning van de eerst gekomen statushouder. Nareizigers worden in het kader van de Wi2021 als ‘asielstatushouder’ beschouwd, want zij hebben dezelfde rechten en plichten).

Referent

Gezinsmigranten komen naar Nederland om zich aan te sluiten bij een persoon met de Nederlandse nationaliteit, of iemand met een Nederlandse verblijfsvergunning. Deze persoon is meestal de partner en wordt ‘de referent’ genoemd. De referent is er - bij de aanvraag voor een verblijfsvergunning en daarna - voor verantwoordelijk dat de gezinsmigrant voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning.

Regievoerder gemeente

De regievoerder gemeente is degene die binnen een gemeente verantwoordelijk is voor de regie op een individueel inburgeringstraject. Gemeenten hebben hier verschillende benamingen voor, zoals klantmanager, inburgeringsconsulent, casemanager of specialist Inburgering.

Introductie

In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de achtergrond van de verschillen in de inburgering voor asielstatushouders en gezinsmigranten. Daarna schetsen we het gemeentelijk aanbod voor inburgeringsplichtige gezinsmigranten.

1.1 Achtergrond

Gemeenten hebben een beperktere rol bij de inburgering van gezinsmigranten, dan bij asielstatushouders. De redenering hierachter is dat de startpositie van gezinsmigranten in Nederland wezenlijk anders is dan die van asielstatushouders. Voor gezinsmigranten geldt dat zij de weloverwogen keuze hebben gemaakt om naar Nederland te verhuizen om zich te vestigen bij hun referent. Zij hebben zich voorbereid op hun komst en verplichtingen in Nederland. Zo hebben zij, met uitzondering van migranten uit enkele landen, het Basisexamen inburgering in het buitenland afgelegd. Daardoor hebben zij veelal al enige kennis van de Nederlandse taal (op niveau A1) als zij starten met hun inburgeringstraject in Nederland.

De groep gezinsmigranten is niettemin heel divers, naar bijvoorbeeld opleidingsniveau, werkervaring en doenvermogen. Wel kunnen zij vaak beschikken over het netwerk van de partner die reeds geworteld is in de Nederlandse samenleving en die over een (voldoende hoog) inkomen beschikt.

Ondanks hun andere startpositie, vindt de overheid het wel belangrijk dat gezinsmigranten gedurende hun inburgeringstraject steun en begeleiding krijgen. Om die reden hebben gemeenten een taak in het begeleiden van deze groepen inburgeringsplichtigen tijdens hun inburgeringstraject.

Hieronder is aangegeven welke inburgeringsonderdelen gemeenten moeten aanbieden aan gezinsmigranten en asielstatushouders. Gezinsmigranten krijgen geen aanbod voor maatschappelijke begeleiding en ook de ontzorging geldt niet voor gezinsmigranten. Van de referent wordt verwacht dat hij of zij de gezinsmigrant ondersteunt bij het wegwijs worden in Nederland.

Tabel 1: Aanbod inburgering aan asielstatushouders en gezinsmigranten

Aanbod Asielstatushouders Gezinsmigranten
Maatschappelijke begeleiding X  
Ontzorging X  
Begeleiding bij inburgering (brede intake (inclusief leerbaarheidstoets), PIP, advies, voortgangsgesprekken) X X
Aanbod een van de 3 leerroutes, inclusief KNM X  
MAP X X
PVT X X

1.2 Aanbod gemeenten aan inburgeringsplichtige gezinsmigranten

De gemeente is voor gezinsmigranten verantwoordelijk voor het Participatieverklaringstraject (PVT), de module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) en begeleiding bij de inburgering. Onderdeel van de begeleiding bij de inburgering zijn in ieder geval:

  • De brede intake
  • De leerbaarheidstoets
  • Het persoonlijke Plan Inburgering en Participatie (PIP). Algemene informatie over het organiseren van de brede intake en het PIP is te vinden in de handreiking Brede intake en PIP.
  • Voortgangsgesprekken
  • Handhaving

De gemeenten worden door het Rijk bekostigd voor de taken die ze voor gezinsmigranten uitvoeren. Gezinsmigranten betalen zelf het taalonderwijs (inclusief KNM) en de inburgeringsexamens.

Voordat we in deze handreiking nader ingaan op de vraag hoe gemeenten invulling moeten en kunnen geven aan dit aanbod, schetsen we eerst een beeld van de groep inburgeringsplichtige gezinsmigranten en de wettelijke kaders waarmee zij te maken krijgen.

Introductie

In dit hoofdstuk schetsen we eerst aantallen en achtergrondkenmerken van inburgeringsplichtige gezinsmigranten. Daarna staan we kort stil bij de referent: de persoon bij wie de gezinsmigrant zich in Nederland aansluit. Tot slot bespreken we met welke wetten en regels inburgeringsplichtige gezinsmigranten te maken krijgen.

2.1 Aantallen en achtergrondkenmerken gezinsmigranten

Aantallen

Gezinsmigranten zijn afkomstig uit landen over de hele wereld. Gezinsmigranten van buiten de Europese Unie zijn inburgeringsplichtig. De afgelopen jaren kwamen jaarlijks tussen de 15.000 en 20.000 inburgeringsplichtige gezinsmigranten naar Nederland, bijna drie kwart daarvan is vrouw. Gezinsmigranten wonen vaker in (grote) steden en minder verspreid over Nederland dan asielstatushouders.

cirkeldiagram: man-vrouw verdeling van inburgeringsplichtige gezinsmigranten die in 2020 arriveerden

Herkomstlanden

In 2020 bestond de top 5 van herkomstlanden waar gezinsmigranten die inburgeringsplichtig zijn onder de Wi2021 vandaan komen, respectievelijk uit Turkije (1.760), India (1.525), Marokko (1.015), Amerika (945) en Brazilië (696).

cirkceldiagram: man-vrouw verdeling van inburgeringsplichtige gezinsmigranten die in 2020 arriveerden

Leeftijd

In 2020 was 37% van de inburgeringsplichtige gezinsmigranten tussen de 18 en 30 jaar oud. Veertig procent was 30 tot 40 jaar en ruim 23% was ouder dan 40 jaar.

cirkeldiagram: sociaaleconomische positie van inburgeringsplichtige gezinsmigranten in 2019 na 3 verblijfsjaren

Sociaaleconomische positie

Drie jaar na hun komst naar Nederland is 40% van de inburgeringsplichtige gezinsmigranten werknemer of zelfstandige en 31% heeft geen inkomen. Vijf procent heeft een uitkering of pensioen en twee procent is student. Tweeëntwintig procent van de inburgeringsplichtige gezinsmigranten die in 2016 naar Nederland kwamen is na drie jaar niet meer aanwezig in Nederland.

cirkeldiagram: sociaaleconomische positie van inburgeringsplichtige gezinsmigranten in 2019 na 3 verblijfsjaren

Ondersteuningsbehoeften gezinsmigranten

De afgelopen jaren zijn diverse projecten en onderzoeken uitgevoerd die een beeld geven van de vragen en behoeften van gezinsmigranten bij het inburgeren. Een enquête onder gezinsmigranten van de gemeente Amsterdam uit 2020 laat zien dat Amsterdamse gezinsmigranten het lastig vinden om de Nederlandse taal te leren. Niet alleen vindt men Nederlands een moeilijke taal, ook vonden gezinsmigranten informatie over het aanbod van taalscholen vaak onduidelijk en vond men intensieve taallessen duur en moeilijk te combineren met een baan en/of gezin.

De Evaluatie VOI pilot Vrouwelijke nareizigers en gezinsmigranten liet zien dat vrouwelijke gezinsmigranten vaak concrete vragen hebben over mogelijkheden voor scholing en het zoeken naar werk. Dit bleek ook uit een pilot van de gemeente Rotterdam met de begeleiding van gezinsmigranten in de geest van de Wet inburgering 2021. Daar kwam bovendien naar voren dat gezinsmigranten behoefte hebben aan informatie over de inburgeringsplicht, vrijstellingen en naturalisatie en begeleiding bij het kiezen van een taalschool.

2.2 De referent

Gezinsmigranten gaan bij hun referent wonen. Deze referent kan een persoon zijn zonder migratieachtergrond, of mét een migratieachtergrond en zich langer, of recenter in Nederland hebben gevestigd. Het hebben van een referent zonder migratieachtergrond, of die al lang in Nederland is gevestigd, kan voordelen hebben voor het opdoen van Nederlandse contacten en het spreken van de Nederlandse taal. Het kan echter een nadeel zijn dat deze referent niet de ervaring deelt van de gezinsmigrant, en weinig inzicht heeft in de kwesties die zich voor kunnen doen tijdens de inburgering. Uit een SCP-onderzoek uit 2014 naar de positie van gezinsmigranten in Nederland, blijkt dat niet zozeer de herkomst, maar het opleidingsniveau van de referent bijdraagt aan bijvoorbeeld de kans op een baan.

De referent is er - bij de aanvraag voor een verblijfsvergunning en daarna - voor verantwoordelijk dat de gezinsmigrant voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning. Zo heeft de referent de plicht om informatie te melden aan de IND als die van invloed kan zijn op de verblijfsvergunning. Naast deze ‘informatieplicht’, heeft de referent ook een ‘administratieplicht’. Hij/zij moet relevante informatie over de gezinsmigrant verzamelen en bewaren. Het gaat bijvoorbeeld om stukken waaruit de band met de gezinsmigrant blijkt, maar ook documenten die laten zien dat de referent voldoende geld heeft om de gezinsmigrant te onderhouden.

2.3 Wettelijke kaders voor gezinsmigranten

Inburgeringsplichtige gezinsmigranten krijgen door hun komst naar Nederland te maken met diverse wetten en regels, die we hieronder kort schetsen.

Wet inburgering in het buitenland

De meeste gezinsmigranten moeten voordat zij een verblijfsvergunning kunnen aanvragen eerst slagen voor het Basisexamen inburgering in het buitenland. Het Basisexamen is op A1-niveau en bestaat uit de onderdelen spreekvaardigheid, leesvaardigheid en Kennis van de Nederlandse Samenleving. Het examen vindt plaats op een Nederlandse ambassade of consulaat in het herkomstland, of een land in de buurt. De gezinsmigrant moet binnen een jaar nadat het examen is behaald een aanvraag doen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Dit is een speciaal visum waarmee men Nederland kan inreizen. De aanvraag voor een mvv wordt samen met de aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend.

Voorwaarden verblijfsvergunning

Zowel de gezinsmigrant, als de referent moeten aan voorwaarden voldoen bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor de gezinsmigrant. De referent moet 21 jaar of ouder zijn, de Nederlandse nationaliteit hebben of een geldige Nederlandse verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk doel en over voldoende, duurzaam en zelfstandig inkomen beschikken. Dit betekent dat de referent genoeg geld verdient om minimaal één jaar voor zichzelf en de gezinsmigrant te zorgen.

Ook de gezinsmigrant moet 21 jaar of ouder zijn en in het bezit zijn van een geldig paspoort. De gezinsmigrant moet het ‘Basisexamen inburgering in het buitenland’ hebben gehaald of hiervoor een vrijstelling hebben gekregen. Ook moet de gezinsmigrant een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hebben. Om Nederland in te reizen, dient de gezinsmigrant de mvv binnen drie maanden na uitgifte op te halen bij een Nederlandse ambassade of consulaat. Daarna heeft de gezinsmigrant 90 dagen de tijd om Nederland in te reizen. Na aankomst in Nederland kan de gezinsmigrant binnen twee weken de verblijfsvergunning ophalen.

Verblijfsrecht

De gezinsmigrant krijgt een verblijfsvergunning die afhankelijk is van de vergunning van de partner. Dit heet een afhankelijke verblijfsvergunning. Als de partner Nederlander is, is na drie jaar naturalisatie mogelijk. In andere gevallen kan na vijf jaar een zelfstandig verblijfsrecht (als de relatie is verbroken) of een permanent verblijfsrecht worden aangevraagd. De gezinsmigrant moet dan wel aan de inburgeringsplicht hebben voldaan.

Gezinsmigranten die in Nederland inburgeringsplichtig worden

Soms worden gezinsmigranten inburgeringsplichtig als ze al een tijd in Nederland wonen. Dit geldt met name voor jongeren die 18 jaar worden. Onder de Wi2021 zijn gezinsmigranten vanaf 16 jaar inburgeringsplichtig. De meeste jonge gezinsmigranten worden – vanwege de leer- en kwalificatieplicht – echter pas daadwerkelijk inburgeringsplichtig als zij 18 jaar worden. Meer informatie over de inburgeringsplicht voor jongeren is te lezen in de Q&A schoolgaande jongeren.

Wet inburgering 2021

Om aan de inburgeringsplicht te voldoen moeten gezinsmigranten een leerroute doorlopen. De wetgever gaat ervanuit dat verreweg de meeste gezinsmigranten in staat zullen zijn om de B1-route te volgen: zij komen veelal uit landen waar zij in hun jeugd formeel onderwijs hebben genoten en in het verleden is het ontheffingspercentage voor het Basisexamen inburgering in het Buitenland bijzonder klein gebleken. Als op basis van de brede intake en de leerbaarheidstoets blijkt dat de Z-route de aangewezen route is voor een gezinsmigrant, dan ziet deze er voor gezinsmigranten anders uit dan voor asielstatushouders. Laatstgenoemden moeten voldoen aan een urennorm van in totaal 1.600 uren taalonderwijs en activering en participatie (minstens 800 uur). Voor gezinsmigranten bestaat de Z-route uit 800 uur taal, inclusief aandacht voor KNM. De urenverplichting voor het participatieonderdeel vervalt voor hen.

Naast de leerroute moeten gezinsmigranten het Participatieverklaringstraject (PVT) en de Module Arbeidsmarkt & Participatie (MAP) doorlopen om aan hun inburgeringsplicht te voldoen.

Lening aanvragen

Gezinsmigranten betalen zelf de kosten van het taalonderwijs en de inburgeringsexamens. Gezinsmigranten kunnen hiervoor een lening van maximaal € 10.000,- aanvragen bij DUO. In 2021 hebben 1020 gezins- en overige migranten in 2021 een lening aangevraagd en gekregen. DUO betaalt de taalaanbieder uit de lening van de gezinsmigrant. Voorwaarde voor lenen is wel dat de taalaanbieder een (Blik op Werk)keurmerk heeft. Hoeveel een gezinsmigrant kan lenen, is afhankelijk van het inkomen van de partner. Een van de voorwaarden voor een DUO-lening is dat het onderwijs moet aansluiten bij de route en het niveau dat in het PIP is vastgesteld. De gezinsmigrant moet zes maanden na het inburgeren beginnen met het terugbetalen van de lening met rente en heeft hiervoor 10 jaar de tijd.

In de volgende hoofdstukken beschrijven we op welke manieren gemeenten invulling moeten en kunnen geven aan hun taken en verantwoordelijkheden bij de inburgering van gezinsmigranten.

Introductie

In dit hoofdstuk staan we eerst stil bij de start van het werkproces voor de begeleiding van gezinsmigranten. Daarna schetsen we hoe gemeenten gezinsmigranten welkom kunnen heten. Tot slot bespreken we de mogelijke invulling van de rol en deskundigheid van de regievoerder die gezinsmigranten begeleidt.

3.1 Start werkproces

In de DUO-portal kan je zien dat een gezinsmigrant zich in de gemeente heeft ingeschreven en inburgeringsplichtig is. Het peilmoment voor het vaststellen van de inburgeringsplicht is anders voor gezinsmigranten dan voor asielstatushouders. Voor gezinsmigranten is dit het moment dat zij fysiek hun verblijfspas ophalen (dit kan dus een andere datum zijn dan datum vergunningverlening). Dit zorgt in de praktijk soms voor vragen over onder welk inburgeringsstelsel (Wi2013 of Wi2021) men valt.

Tip voor gemeenten

  • Neem met vragen over de vaststelling van de inburgeringsplicht van een gezinsmigrant contact op met de helpdesk van DUO.

3.2 Welkom in de gemeente

Gezinsmigranten komen vanuit hun land van herkomst rechtstreeks naar de gemeente. Zij moeten op dat moment nog wegwijs worden in Nederland en zullen veel vragen hebben, over allerlei onderwerpen. Ook moeten zij de gemeente, de arbeidsmarkt en de voorzieningen (sport, cultuur, recreatie) in de gemeente leren kennen.

Tips voor gemeenten

  • Stuur een welkomstpakket naar gezinsmigranten, in hun positie als nieuwe inwoner van de gemeente. Vermeld daarin waar zij met (algemene) vragen terechtkunnen.
     
  • Mogelijk heeft je gemeente welkomvoorzieningen voor expats of statushouders. Maak deze ook toegankelijk voor gezinsmigranten.
     
  • Organiseer een groepsgewijze voorlichtingsbijeenkomst waarin de gemeente de gezinsmigranten welkom heet.

3.3 Aanwijzen regievoerder

Inburgeringsplichtige gezinsmigranten worden begeleid door een regievoerder: degene die binnen een gemeente verantwoordelijk is voor de regie op een individueel inburgeringstraject. Voor gezinsmigranten (en hun referent) is het prettig als zij één vast contactpersoon hebben binnen de gemeente. In grote(re) gemeenten, waar zich relatief veel gezinsmigranten vestigen, kunnen regievoerders worden aangesteld, die zich specifiek richten op deze doelgroep.

Tips voor gemeenten

  • Equipeer regievoerders zodat zij kennis hebben over landelijk en gemeentelijk beleid ten aanzien van de inburgering van gezinsmigranten en van de mogelijkheden voor ondersteuning van gezinsmigranten in de lokale uitvoeringspraktijk.
     
  • Organiseer intervisie met regievoerders en beleidsadviseurs nadat de (eerste) ervaringen met het begeleiden van gezinsmigranten zijn opgedaan om ervaringen te delen en van elkaar te leren.
     
  • Overweeg gebruik te maken van de taalkennis van regievoerders ten behoeve van de begeleiding van gezinsmigranten, bijvoorbeeld regievoerders die ook Turks spreken.

Voorbeeld competentieprofiel consulent gezinsmigranten

De gemeente Amsterdam ontwikkelde een competentieprofiel voor ‘Consulent Gezinsmigranten’, met daarin de volgende competenties:

  1. Een consulent gezinsmigranten beschikt over kennis van landelijk en gemeentelijk beleid ten aanzien van inburgering gezinsmigranten en van de uitvoeringspraktijk.
     
  2. Een consulent gezinsmigranten beschikt over kennis op hoofdlijnen van de inhoud en aanpak van het tweede taalonderwijs en het alfabetiseringsonderwijs.
     
  3. Een consulent gezinsmigranten beschikt over kennis van en affiniteit met de doelgroepen van de inburgering en kan deze inzetten in de communicatie met de deelnemer.
     
  4. Een consulent gezinsmigranten beschikt over op de brede doelgroep afgestemde begeleidings-en coachingsvaardigheden en is in staat informatie adequaat over te brengen.
     
  5. Een consulent gezinsmigranten kan bij de begeleiding de beschikbare tools, materialen en methodieken/werkprocessen adequaat inzetten. Hij/zij werkt daarbij goed samen met andere partijen.
     
  6. Een consulent gezinsmigranten beschikt over op de brede doelgroep afgestemde communicatieve vaardigheden.
     
  7. Een consulent gezinsmigranten kan reflecteren op zichzelf, zijn/haar persoonlijke ontwikkeling en zijn/haar professionele bekwaamheid.

Introductie

In dit hoofdstuk bespreken we de oproep voor de brede intake, en de wijze waarop regievoerders zicht kunnen krijgen op de startpositie en ontwikkelmogelijkheden van gezinsmigranten. Daarna schetsen we manieren waarop regievoerders kunnen omgaan met vragen van gezinsmigranten en waar zij op kunnen letten bij het opstellen van het PIP.

4.1 Oproep voor brede intake

Net als voor asielstatushouders geldt dat met gezinsmigranten een brede intake, inclusief leerbaarheidstoets moet worden uitgevoerd. Het uitnodigen voor deze brede intake is het eerste contact (binnen de inburgeringswet) met een gezinsmigrant. Soms zoeken gezinsmigranten en hun referenten al eerder contact met de gemeente, bijvoorbeeld omdat de gezinsmigrant al wil starten met de inburgering en hier vragen over heeft.

Tips voor gemeenten

  • Wees erop voorbereid dat gezinsmigranten en hun referenten voorafgaand aan de brede intake al vragen willen stellen over inburgeren. Organiseer dat gezinsmigranten deze vragen ook voorafgaand aan de brede intake (aan regievoerders) kunnen stellen.
     
  • Maak de brief met oproep voor de brede intake persoonlijk: heet de inburgeraar welkom in de stad en stel de regievoerder voor.
     
  • De gemeente is verplicht de inburgeraar erop te wijzen dat hij/zij het recht heeft om het gesprek alleen te voeren. Overweeg om de referent ook uit te nodigen voor de brede intake. Referenten moeten zorgen dat hun familie- of gezinslid voldoet (en blijft voldoen) aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning, en vaak zijn zij erg betrokken bij het proces van inburgering.

Voorbeeld uitnodigingsbrief voor gezinsmigranten

De gemeente Amsterdam maakte een uitnodigingsbrief voor gezinsmigranten, met naast praktische (contact)informatie deze introductietekst:

Beste inwoner van Amsterdam,

Welkom in Amsterdam! Ik ben uw klantbegeleider van de gemeente Amsterdam. Ik wil u zo goed mogelijk helpen bij een goede start in Amsterdam.

Volgens de Wet inburgering 2021 bent u inburgeringsplichtig. Daarom nodig ik u uit voor een kennismakingsgesprek. In het gesprek kunnen wij elkaar leren kennen en geef ik u informatie over de inburgering.

Wat kunt u verwachten tijdens het gesprek?

Het gesprek duurt ongeveer 2 uur. U kunt uw partner, een familielid of een vriend meenemen naar het gesprek. Maar u heeft het recht om het gesprek alleen te voeren.

4.2 Inzicht in startpositie en ontwikkelmogelijkheden

Doordat gezinsmigranten zich direct vanuit land van herkomst in Nederland vestigen, is er – vergeleken met asielstatushouders die al in een azc gezeten hebben – weinig bekend over de startpositie en ontwikkelingsmogelijkheden van de gezinsmigrant. De brede intake en de leerbaarheidstoets zijn daarom belangrijke instrumenten om hier zicht op te krijgen. Ook de gezinsmigrant zelf is erbij gebaat dat zijn/haar ontwikkelmogelijkheden aan de start van het traject goed in beeld worden gebracht.

Tips voor gemeenten

  • Overweeg om instrumenten die de gemeente inzet om beter zicht te krijgen op taalniveau of ontwikkelmogelijkheden van asielstatushouders – zoals een assessment, opstartklas of taalboost -ook open te stellen voor gezinsmigranten. Kosten voor taalaanbod in deze fase kunnen worden betaald uit de DUO-lening van de gezinsmigrant.
     
  • In het geval van schoolgaande jongeren die inburgeringsplichtig worden: overweeg om (met toestemming van de jongere) contact te leggen met de onderwijsinstelling om zicht te krijgen op de schoolcarrière en de voortgang van het schooltraject van de jongere. Het verdient aanbeveling om jongeren zoveel mogelijk hun huidige opleiding/traject te laten afmaken. Zie ook de Q&A met informatie over vrijstellend onderwijs 

4.3 Vragen van inburgeraars

Gezinsmigranten en hun referent kunnen veel vragen hebben over de inburgering. Het is belangrijk dat de regievoerder goed op de hoogte is van de wet en van de (on)mogelijkheden in de lokale uitvoeringspraktijk. Gezinsmigranten krijgen geen maatschappelijke begeleiding, en zijn dus voor hun informatie meer afhankelijk van de regievoerder.

Gezinsmigranten blijken vaak vragen te hebben over mogelijkheden om in Nederland aan het werk te gaan. Vanwege het inkomensvereiste van de referent hebben zij doorgaans geen uitkering en daarom is er niet automatisch contact met de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente.

Gezinsmigranten en hun referenten kunnen ook vragen hebben over de verblijfsvergunning. Zij zijn zich er niet altijd van bewust dat er na verloop van tijd mogelijkheden zijn om zelfstandig verblijfsrecht aan te vragen of een aanvraag voor naturalisatie te doen.

Tips voor gemeenten

  • Maak gebruik van de lijst met veel gestelde vragen van gezinsmigranten: Veelgestelde vragen inburgeraars: lijst voor gezinsmigranten en/of wijs gezinsmigranten op het Meldpunt Gezinsmigranten van Stichting Goed.
     
  • Organiseer dat een gezinsmigrant met vragen over opleiding of werk warm kan worden doorverwezen naar (het team dat begeleiding biedt aan niet-uitkeringsgerechtigden van) de afdeling Werk en Inkomen.
     
  • Wijs gezinsmigranten in de begeleiding tijdens de inburgering op het belang van het tijdig aanvragen van sterker verblijfsrecht.

4.4 Vaststellen PIP

Op basis van de brede intake en de leerbaarheidstoets stelt de regievoerder ook voor gezinsmigranten het Persoonlijk inburgeringsplan (PIP) op. Daarin wordt de leerroute vermeld die zij moeten volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Gezinsmigranten zijn zelf verantwoordelijk voor hun inburgeringstraject. Zij kunnen zelf een cursusinstelling uitzoeken waar zij een cursus volgen om aan de inburgeringsplicht te kunnen voldoen, of ervoor kiezen om via zelfstudie en/of informele taalaanbieders zich op het inburgeringsexamen voor te bereiden. Gezinsmigranten betalen zelf de kosten van het taalonderwijs en de inburgeringsexamens. Een goede voorlichting over de (financiële) consequenties van de verschillende leerroutes is daarom essentieel.

Als een gezinsmigrant de Z-route gaat volgen, dan zal hij/zij ten minste 800 uur taal moeten inkopen bij een school met een Keurmerk Blik op Werk. Er is dan geen mogelijkheid om ervoor te kiezen om via zelfstudie en/of informele taalaanbieders aan de inburgeringsplicht te voldoen. En als bij een gezinsmigrant in de B1-route gaandeweg blijkt dat hij/zij moet afschalen naar A2, dan moet hij/zij (voor afschaling mogelijk is) ten minste 600 uur taal bij een school met een Keurmerk Blik op Werk hebben ingekocht en gevolgd.

Tips voor gemeenten

  • Bespreek met de gezinsmigrant wat de (financiële) consequenties zijn van de verschillende leerroutes en het afschalen binnen de B1-route.
     
  • Sta met de gezinsmigrant stil bij het tijdpad dat hij/zij voor ogen heeft om te voldoen aan de inburgeringsplicht en bespreek wat voor hem/haar goede indicatoren zijn om de beoogde voortgang te monitoren.

Hieronder een overzicht van de vereisten per leerroute (inclusief afschaling naar A2 binnen B1-Route):

Tabel 2: Inhoud leerroutes gezinsmigranten

  B1-route (examens B1) B1-route (examens A2) Z-route (geen examen-
verplichting)
Onderwijs-
route
Verplichtingen Lezen
Luisteren
Spreken
Schrijven
KNM
Lezen
Luisteren
Spreken
Schrijven
KNM
800 uur taalles Lezen
Luisteren
Spreken
Schrijven
KNM
Vakken ter voorbereiding op opleiding
Niveau B1 of hoger A2 of B1 Geen eisen B1 of B2
Taalschool-
keuze
Geen eisen 600 uur bij school met een Keurmerk Blik op Werk* 800 uur bij school met een Keurmerk Blik op Werk Taalschakel-
traject bij school met diploma-erkenning van Inspectie van Onderwijs

* De regievoerder geeft toestemming voor het afschalen naar A2. Dit kan pas nadat de gezinsmigrant 600 uur taalles bij een BoW-school heeft gevolgd.

Introductie

In dit hoofdstuk schetsen we wat regievoerders kunnen doen om gezinsmigranten te informeren over het taalaanbod. Daarna bespreken we waar regievoerders op kunnen letten bij het monitoren van de voortgang en afschalen in de B1-route. Tot slot staan we stil bij de handhaving.

5.1 Informeren over taalaanbod

Gezinsmigranten zijn zelf verantwoordelijk voor hun inburgeringstraject en betalen zelf de kosten van het taalonderwijs en de inburgeringsexamens. Van regievoerders wordt verwacht dat zij gezinsmigranten helpen in hun keus door hen te informeren over het formele en informele taalaanbod en om aan te geven waar gezinsmigranten op kunnen letten bij hun keuze voor een taalschool.

Tip voor gemeenten

  • Bespreek met gezinsmigranten waar ze op kunnen letten bij het zoeken naar een taalaanbieder, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken voor taalaanbod dat bij hen past.

Waarop letten bij keuze voor taalaanbieder?

Er zijn punten waarop inburgeraars kunnen letten bij de keuze voor een taalaanbieder. Bespreek deze met de gezinsmigrant:

  • Is binnen het contract voorzien in een taaltoets aan de start, waarbij wordt gekeken wat de inburgeraar precies nodig heeft (aantal lesuren en niveau)?
  • Hoeveel lesuren (bij een gecertificeerde docent) zitten er in het contract?
  • Op welke dagen/momenten zijn de lessen (alleen overdag en/of ook in het weekend) en op welke locatie?
  • Heeft de taalschool een (geldig) keurmerk (bijvoorbeeld van Blik op Werk)? Dit is nodig als de inburgeraar een DUO-lening wil afsluiten. Daarnaast is het niet alleen handig om zicht te krijgen op de kwaliteit van het aanbod, maar noodzakelijk als afschalen naar A2 mogelijk aan de orde komt, of als een inburgeraar de Z-route gaat volgen.
  • Is binnen het contract de mogelijkheid voor herkansingen van de inburgeringsexamens opgenomen, of moet dit apart worden ingekocht?
  • Wat is de reputatie van de school?
  • Indien de gezinsmigrant werkt, of uitzicht heeft op werk: is dit een element dat ingepast kan worden?

Tip voor gemeenten

  • Bespreek met gezinsmigranten de mogelijkheden om gebruik te maken van (aanvullend) informeel taalaanbod in de gemeente. Via de website Het Begint met Taal kunnen gemeente én inburgeraars veel informatie vinden over de mogelijkheden.

5.2 Voortgang monitoren

Gemeenten hebben gedurende het gehele inburgeringstraject van gezinsmigranten de taak om tussentijds de ontwikkelingen en vorderingen van de uitvoering van het PIP te monitoren. Waar nodig kan het traject zo worden bijgestuurd.

In periodiek contact komt aan de orde of de vastgestelde leerroute voldoende aansluit bij de capaciteiten en de persoonlijke situatie van de gezinsmigrant. Het is van waarde om niet alleen van de gezinsmigrant zelf te horen hoe het inburgeringstraject verloopt en vordert, maar om bij het contact ook relevante informatie vanuit bijvoorbeeld de taalschool te gebruiken.

Ook informatie-uitwisseling (met toestemming van de gezinsmigrant) met uitvoerders van de MAP of het PVT kan bijdragen aan beter zicht op de vorderingen en eventuele knelpunten in het inburgeringstraject. Deze uitvoerders zien de gezinsmigrant in een ander verband en hebben wellicht zicht op meerdere leefdomeinen.

Tips voor gemeenten

  • Leg aan gezinsmigranten het belang uit van gegevensuitwisseling met de (taal)aanbieder en vraag toestemming om deze uitwisseling mogelijk te maken. De Toolkit Kwaliteit Taal & Inburgering (Divosa) bevat een hoofdstuk ‘facilitering klantmanagers’. Daarin is een voorbeeld van een procesbeschrijving gegevensuitwisseling met de (taal)aanbieder) en een voorbeeld van een toestemmingformulier opgenomen.
     
  • Benut het Participatieverklaringstraject om – in samenwerking met de uitvoerders - meer zicht te krijgen op de vorderingen van de gezinsmigrant en op eventuele behoefte aan (verdere) ondersteuning.
     
  • Laat de gezinsmigrant het certificaat voor de PVT ophalen en bied bij dit ‘extra’ contactmoment de gelegenheid om vragen te stellen.

5.3 Tijdig afschalen

Naar verwachting gaan gezinsmigranten in grote meerderheid de B1-route volgen. Afschalen in de B1-route naar het afleggen van examen(onderdelen) op A2-niveau, is mogelijk. Daarvoor moet wel het PIP worden aangepast. Hoewel afschalen gedurende het gehele inburgeringstraject kan plaatsvinden, is het belangrijk om dit – indien dit aan de orde is – tijdig met de gezinsmigrant te bespreken. Om te mogen afschalen worden immers ‘aanzienlijke inspanningen’ van de gezinsmigrant verwacht.

Concreet gaat het erom dat de gezinsmigrant ten minste 600 uur taalles heeft gevolgd bij een taalschool met een Keurmerk Blik op Werk. Als een gezinsmigrant op dat moment nog niet aan deze eis kan voldoen, is het voor de gezinsmigrant mogelijk om alsnog geschikt taalaanbod in te kopen.

Om gezinsmigranten goed te kunnen adviseren heeft de regievoerder (in)zicht nodig in de vorderingen van gezinsmigrant. Zeker als er geen sprake is van een taalaanbieder met wie gegevensuitwisseling hieromtrent mogelijk is, is het voor de regievoerder moeilijk om zich een goed beeld te vormen van de vorderingen.

Tip voor gemeenten

  • Overweeg om pre-toetsing (die wordt ingezet om de vorderingen van asielstatushouders in beeld te brengen) ook in te zetten voor gezinsmigranten van wie onvoldoende zicht is op hun inburgeringstraject. De kosten die hiermee gemoeid zijn wegen wellicht op tegen de extra begeleidingstijd die nodig is om gezinsmigranten bij wie de voortgang tegenvalt, bij te staan.

5.4 Handhaving

De gemeente ziet toe op de inspanningsverplichting van gezinsmigranten in de Wet inburgering 2021. Gezinsmigranten zijn verplicht om naar gesprekken (bijvoorbeeld in het kader van de brede intake) te komen, moeten meewerken aan de leerbaarheidstoets en – conform de afspraken in het PIP – zich inspannen om de leerroute, het PVT en de MAP te doorlopen en te voldoen aan de inburgeringsplicht.

Bij niet-nakoming van de inspanningsverplichting kan de gemeente, na waarschuwingen, overgaan tot het opleggen van een boete. Hoe dit precies gaat, wordt lokaal bepaald. Meer informatie over toezicht en handhaving is te vinden in de handreiking Naleving bij inburgering (VNG).

Tip voor gemeenten

  • Bedenk op welke momenten je als gemeente tot handhaven wilt overgaan, en hoe je hierover communiceert. In veel gevallen voldoet iemand niet vanuit onwil aan de inspanningsverplichting, maar zijn er andere belemmerende factoren die het inburgeringstraject in de weg staan. Een boete kan effectief zijn, als het mensen daadwerkelijk in beweging zet. Probeer daar een inschatting van te maken door eerst uit te vinden wat de situatie is waarin iemand zich bevindt (en welke hulpvraag er eventueel ligt).

Introductie

In dit hoofdstuk schetsen we hoe kan worden samengewerkt met taalaanbieders. Daarna staan we stil bij arbeidstoeleiding van gezinsmigranten die willen werken. Tot slot geven we tips over doorverwijzen van gezinsmigranten naar (ondersteunings)aanbod op andere leefgebieden.

6.1 Samenwerking met taalaanbieders

Voor hun inburgeringstraject zijn gezinsmigranten afhankelijk van het beschikbare inburgeringsaanbod in de gemeente of regio. Het is belangrijk dat de gemeente samenwerkt met taalaanbieders om te voorkomen dat gezinsmigranten een inburgeringstraject volgen bij onbetrouwbare of niet-kwalitatieve aanbieders en/of hiervoor een (te) hoog tarief betalen. Door samenwerking met taalaanbieders hebben gemeenten meer zicht op de reikwijdte en kwaliteit van het inburgeringsaanbod, waardoor zij gezinsmigranten beter kunnen informeren.

De samenwerking kan ook worden benut om gezamenlijk eventuele lacunes in het aanbod vast te stellen (bijvoorbeeld inburgeringsaanbod met aandacht voor vaktaal, of minder kostbare trajecten) en nieuw aanbod te ontwikkelen.

Tips voor gemeenten

  • Maak afspraken met taalaanbieders in de gemeente of regio over de kwaliteit van het inburgeringsaanbod. Dit kan via bilaterale en/of regionale overeenkomsten, of via een Kwaliteitsconvenant Taal & Inburgering.
     
  • Daag taalaanbieders uit om zo helder en specifieke mogelijke informatie te verstrekken aan gezinsmigranten over hun taalaanbod. Wat zijn de kosten en wat krijgt men hier precies voor, is het aanbod geschikt voor specifieke groepen (gezinsmigranten), is het mogelijk om modules af te nemen, etc.
     
  • Ga na of het beschikbare taalaanbod in je gemeente of regio aansluit bij de behoeftes van gezinsmigranten. Als dit niet of onvoldoende aansluit; ga in gesprek met taalaanbieders over mogelijkheden voor ontwikkeling van beter passend inburgeringsaanbod voor gezinsmigranten.

Kwaliteitsconvenant Taal & Inburgering

Een aantal grote gemeenten heeft inmiddels een Kwaliteitsconvenant Taal & Inburgering gesloten met taalaanbieders om de kwaliteit van het inburgeringsonderwijs verbeteren (zie de Divosa Toolkit Kwaliteit Taal en Inburgering).

Inzet van deze convenanten is om gezamenlijk de kwaliteit van het taalonderwijs te vergroten. Taalaanbieders met een Keurmerk Blik op Werk kunnen zich bij de gemeente aanmelden voor deelname. Gemeenten stellen criteria waaraan deelnemende taalaanbieders moeten voldoen. Zo formuleerde de gemeente Amsterdam criteria op vier onderdelen:

  1. Taalaanbieders stellen de klant (statushouder) centraal.
  2. Taalaanbieders bieden een kwalitatief goed lesaanbod.
  3. Taalaanbieders wisselen actief informatie uit met de gemeente.
  4. Taalaanbieders zijn helder in hun informatievoorziening richting hun cursisten.

In een Kwaliteitsconvenant Taal & Inburgering kunnen gemeenten en taalaanbieders aanvullende afspraken maken, die de kwaliteit van het taalaanbod voor onder andere gezinsmigranten, ten goede komen. Een voorbeeld is dat de taalaanbieder zich eraan committeert om samen te werken met maatschappelijke organisaties en non-formele taalaanbieders die ondersteunend aanbod aanbieden, zoals taalmaatjes die het taalniveau van de inburgeraar verhogen buiten te taalles om.

6.2 Arbeidstoeleiding en scholing

Inburgeren is zo snel mogelijk meedoen, het liefst via betaald werk. Veel gezinsmigranten hebben vragen over werken in Nederland. Gezinsmigranten volgen de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP). Deze heeft als doel dat gezinsmigranten een realistisch beeld krijgen van de arbeidsmarkt, zich oriënteren op (hun mogelijkheden op) de arbeidsmarkt en concrete stappen zetten om hun doelen te bereiken. Divosa heeft voor gemeenten een training over de MAP ontwikkeld, de Training Module Arbeidsmarkt en Participatie.

Gezinsmigranten kunnen na of naast de MAP (extra) ondersteuning nodig hebben bij het vinden van werk. Gemeenten hebben de taak om werkzoekenden naar werk te begeleiden en ook niet-uitkeringsgerechtigden(nuggers) kunnen onder voorwaarden gebruikmaken van deze dienstverlening.

Tips voor gemeenten

  • Overweeg – als het volume dit toelaat – een specifiek op de doelgroep gezinsmigranten gerichte MAP aan te bieden, om optimaal aan te sluiten bij hun specifieke situatie en behoeften.
     
  • Zorg dat gezinsmigranten die willen werken, weten waar ze terechtkunnen voor ondersteuning. Organiseer na of naast de MAP een verwijzing naar de afdeling Werk & Inkomen, of overige initiatieven in de gemeente voor inwoners die (meer) ondersteuning nodig hebben bij het vinden van werk.

Arbeidstoeleider voor gezinsmigranten

De gemeente Rotterdam heeft bij Werk & Inkomen een medewerker aangesteld die contactpersoon is voor de regievoerders die gezinsmigranten begeleiden. Regievoerders kunnen vragen over opleiding of werk die zij niet zelf kunnen beantwoorden, bij deze ‘arbeidstoeleider’ neerleggen. Ook kunnen zij gezinsmigranten die tijdens de brede intake aangeven vragen te hebben over werk naar de arbeidstoeleider doorverwijzen. De arbeidstoeleider filtert de vragen en (traject)verzoeken van niet-uitkeringsgerechtigde gezinsmigranten.

Veel vragen kunnen direct worden beantwoord en de arbeidstoeleider kan zelf een eventuele beschikking voor een traject afgeven. De arbeidstoeleider houdt ook trends en veel voorkomende vragen in de gaten en kijkt samen met de aanbieder die de MAP uitvoert, of veel voorkomende vragen van gezinsmigranten groepsgewijs kunnen worden beantwoord. De arbeidstoeleider heeft ook zicht op openstaande vacatures en kan gezinsmigranten die werk zoeken hierover informeren.

6.3 Doorverwijzen

Gezinsmigranten kunnen naast vragen over de inburgering en participatie, ook hulpvragen hebben op andere leefgebieden. Gezinsmigranten krijgen geen maatschappelijke begeleiding, en zijn dus voor hun informatie meer afhankelijk van de regievoerder. Het is belangrijk om de sociale kaart goed te kennen en om samen te werken met buurt- of wijkteams en maatschappelijke organisaties om passende zorg en ondersteuning te kunnen bieden, en signalen te delen.

Tips voor gemeenten

  • Zorg ervoor dat de regievoerder kennis heeft van de sociale kaart en het (informele) (taal)aanbod in de stad en (indien nodig) makkelijk kan doorverwijzen. Maak afspraken met elkaar over het delen van signalen.
     
  • Bied gezinsmigranten toegankelijke informatie over het aanbod (bijvoorbeeld taalaanbod, mogelijkheden om vrijwilligerswerk te doen, informatie over het buurtteam, ontmoetingsmogelijkheden) in de wijk of gemeente. Gezinsmigranten moeten in één gesprek veel informatie verwerken. Geef deze informatie daarom ook mee aan de gezinsmigrant.
     
  • In geval van jongeren: overweeg daarnaast te kijken naar de ondersteuning in de gemeente voor jongeren in de overgang van 18- naar 18+, bijvoorbeeld Maatschappelijke Diensttijd en ondersteuning bij hun financiële situatie (afsluiten lening inburgering).

Signalen delen en waar nodig doorverwijzen

In de gemeente Rotterdam voert de maatschappelijke organisatie Stichting Voorlichters Gezondheid het PVT uit voor gezinsmigranten. De gemeente heeft met de Stichting afgesproken dat zij klanten kunnen stimuleren om met maatschappelijke begeleiding te starten bij Stichting Buurtwerk. Hierin is men extra scherp op geïsoleerde vrouwen, zodat zij in beeld komen en hulp krijgen. De gemeente betaalt de maatschappelijke begeleiding voor (dit kleine deel van de) gezinsmigranten uit eigen middelen.

Daarnaast faciliteert de gemeente ketenpartneroverleggen, waardoor betrokken partijen, bijvoorbeeld uitvoerders van het PVT en de MAP, meer bekend raken met elkaars aanbod en expertise kunnen uitwisselen.

Colofon

Deze handreiking is geschreven door het Verwey-Jonker Instituut in opdracht van Divosa. Samen met het ministerie van SZW ondersteunden Divosa, VNG en DUO gemeenten tot juli 2022 bij de voorbereidingen en implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel. Hebben jij en je collega’s nog vragen, bekijk dan Wet inburgering in vraag en antwoord op de onderwerppagina Inburgering op deze website.

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
www.divosa.nl

Auteurs

Marjan de Gruijter (Verwey-Jonker Instituut)
Inge Razenberg (Verwey-Jonker Instituut)
M.m.v. Eva van den Hazel (Stagiaire Verwey-Jonker Instituut)

Eindredactie

Caroline Huisman (Divosa)

Webredactie

Remco van Brink (Divosa)

Versie

Juni 2022