Inleiding

Het doel van het financieel ontzorgen van inburgeringsplichtige bijstandsgerechtigde statushouders is tweeledig:

  1. voorkomen dat onzekerheid over hun financiële positie in de beginfase van het inburgeringstraject hen afleidt van inburgering;
  2. voorkomen van financiële problemen.

De periode van zes maanden waarin statushouders financieel ontzorgd worden stelt hen in staat om snel te beginnen met inburgeren en geeft hun de tijd om het Nederlandse systeem van financiën, inkomen en werk eigen te maken. Begeleiding ondersteunt daarbij.

De doelgroep op wie het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid betrekking heeft, zijn inburgeringsplichtige bijstandsgerechtigde statushouders. Voor de leesbaarheid van deze handreiking spreken we in het vervolg (meestal) van statushouders.

Nieuwe context, nieuwe handreiking

De gemeente is sinds de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 (Wi2021) op 1 januari 2022 verantwoordelijk voor het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid van statushouders. Gemeenten zoeken sindsdien naar passend en uitvoerbaar beleid voor het verplichte financieel ontzorgen. Deze taakstelling, verankerd in de Participatiewet, blijkt complex en het ontzorgen blijkt niet alle statushouders te helpen.

  • Bij gemeenten en (lokale) uitvoeringsorganisaties leven de volgende vragen:
  • Hoe organiseer je het technisch ontzorgen?
  • Welke vaste lasten houd je als gemeente in op de uitkering?
  • Hoe overbrug je de periode zonder toeslagen?
  • Hoe begeleid je statushouders naar financiële zelfredzaamheid?

Minister Van Gennip (SZW) kondigt in de Kamerbrief van 6 april 2023 aan dat zij heeft ‘besloten om het wetsonderdeel te herzien en vooruitlopend daarop tijdelijk een ruimere uitleg te geven aan het wetsartikel over financieel ontzorgen.’ Hierbij geldt: de gemeente blijft verplicht om statushouders met een bijstandsuitkering in de eerste zes maanden (vanaf de dag waarop het recht op bijstand ontstaat) financieel te ontzorgen. De standaard hierbij is het verrichten van betalingen voor huur, gas, water, stroom en de verplichte zorgverzekering uit de toegekende bijstand. Afhankelijk van de individuele situatie van de statushouder kan de gemeente ook kiezen voor andere vormen van ondersteuning.

Over deze handreiking

Divosa en het ministerie van SZW organiseerden in 2022 en 2023 een aantal sessies (1) over het financieel ontzorgen en de financiële zelfredzaamheid van statushouders. De inhoud van deze handreiking sluit aan bij de discussies en uitkomsten van die sessies. De teksten zijn geschreven in afstemming met COA, een aantal gemeenten en lokale uitvoeringsorganisaties.

In de eerder verschenen handreiking Financieel ontzorgen en financiële zelfredzaamheid uit maart 2020 stond de implementatie van het financieel ontzorgen centraal. In deze herziene versie ligt de focus op de praktische uitvoering. Specifieker: op de onderdelen die relevant zijn voor het (door)ontwikkelen van beleid en uitvoering, zoals:

  • de leefwereld van statushouders;
  • verbinding met andere onderdelen van de inburgering en het brede sociaal domein;
  • het benaderen van het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid als een samenhangend geheel;
  • Op de vraag voor wie ontzorgen wel of niet van meerwaarde is, geeft deze handreiking (nog) geen antwoord.

De minister van SZW kondigde in de Kamerbrief van december 2023 een onderzoek aan naar de werkzame elementen van financiële begeleiding. In die brief wordt ook procesinformatie over toeslagen gegeven en gesteld dat de aanvraag en toekenning van toeslagen voor specifieke groepen statushouders ingewikkeld blijkt. In een verkennend onderzoek zal onderzocht worden of uniforme afspraken over de aanvraag en toekenning van toeslagen voor deze doelgroep kunnen helpen – uitkomsten die van invloed zullen zijn op deze handreiking.

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 lichten we het wettelijke beleidskader toe en de bedoeling van de (tijdelijke) ruimte die gemeenten hebben om statushouders passend bij hun individuele situatie financieel te ontzorgen. In hoofdstuk 2 lees je over de onderdelen van een stabiele basis en samenhangende uitvoering. Een beschrijving van elk van de onderdelen die bijdragen aan een integrale uitvoering lees je in de hoofdstukken 3 tot en met 10. Tot slot presenteren we in hoofdstuk 11 vijf praktijkvoorbeelden. Vijf gemeenten maken hierin duidelijk hoe zij eigen invulling geven aan het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid van statushouders en hoe de keuzes binnen de onderdelen op elkaar inwerken.

Voetnoot

(1) SZW Bijeenkomst gemeenten Knelpunten ontzorgen 11 december 2022, online uitwisselingsbijeenkomst Divosa op 20 juni 2023, werkbezoek van de minister aan Divosa op 28 september 2023, Kick-off SZW gemeentenetwerk 12 oktober 2023, interviews met de voorbeeldgemeenten in het najaar van 2023 en uitkomsten van Community’s of Practice.

1.1 Waarom financieel ontzorgen

Dit hoofdstuk licht het doel en het wettelijk kader toe van het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid. Daarna staan we uitgebreid stil bij de Kamerbrief van april 2023: wat betekent de tijdelijke ruimte om af te wijken van de verplichte vorm van ontzorgen voor gemeenten?

Waarom financieel ontzorgen?

Verschillende onderzoeken wijzen op de kwetsbaarheid van statushouders in de eerste periode:

  • er moet veel geregeld worden;
  • er worden hoge eisen aan hen gesteld om zo snel mogelijk te integreren; (1) (2)
  • ze beheersen het Nederlands (nog) niet;
  • kampen mogelijk met psychische problematiek;
  • hebben vaak een klein sociaal netwerk;
  • er is sprake van cultuurverschillen.

Onderzoekers wijzen daarnaast op de complexiteit van het Nederlandse systeem voor deze doelgroep. (3) (4) (5)

Het financieel ontzorgen van statushouders is onderdeel van de taken die de Wi2021 en de Participatiewet art. 56a opleggen aan gemeenten. Het gaat hierbij om:

  • het inhouden van een aantal (voorgeschreven) vaste lasten op de bijstandsuitkering;
  • het bieden van ondersteuning om te voorkomen dat:
    • financiële zorgen de inburgering belemmeren;
    • financiële problemen de kop opsteken in de beginfase van de inburgering.

Het financieel ontzorgen geldt in elk geval de eerste zes maanden vanaf het recht op een bijstandsuitkering. De standaard is het verrichten van betalingen uit de toegekende bijstand voor huur, gas, water en stroom en de verplichte zorgverzekering.

Na vestiging van de statushouder in de gemeente moeten een aantal zaken snel geregeld
worden:

  • het aanvragen van de uitkering;
  • het ondertekenen van het huurcontract;
  • het aanvragen van de waterlevering en het kiezen van een energieleverancier;
  • het aanvragen van een zorgverzekering;

Over het afsluiten van contracten voor energie en een zorgverzekering kan de gemeente
advies geven. Het streven van financieel ontzorgen en begeleiding door de gemeente is financiële zelfredzaamheid van statushouders.

Meer weten over de bedoeling van financieel ontzorgen

Lees de paragraaf financieel ontzorgen in de Memorie van Toelichting bij de Wet inburgering 2021. Voer de zoekterm ‘ontzorgen’ in en lees ook hoe financieel ontzorgen zich verhoudt tot andere onderdelen van de Wi2021. 

1.2 Tijdelijk meer ruimte voor financieel ontzorgen

Het inhouden van vaste lasten is complex en financieel ontzorgen zoals vastgelegd in artikel 56a Participatiewet heeft niet voor iedereen meerwaarde, zo laat de praktijk zien en komt naar voren uit gesprekken met gemeenten en het Platform Perspectief Inburgeraars. (1) De wettelijke kaders van vóór april 2023 boden te weinig ruimte om in te spelen op de individuele situatie van statushouders en schieten daarmee hun doel voorbij. Dit is ook te lezen in het rapport Een status met weinig armslag van de Nationale ombudsman. 

Soms pakt financieel ontzorgen zelfs averechts uit, aldus het rapport Hoe te zorgen voor ‘echt ontzorgen’ van het Verwey-Jonker Instituut. Een deel van de doelgroep is al financieel vaardig en ervaart meer onrust als gemeenten hun vaste lasten betalen uit de bijstandsuitkering. Bovendien blijkt dat een deel van de statushouders meer profijt heeft van andere vormen van ontzorgen, zoals het bieden van begeleiding naar financiële zelfredzaamheid.

Sinds april 2023 hebben gemeenten tijdelijk de ruimte om statushouders op een andere manier financieel te ontlasten. Hierbij geldt: de gemeente blijft verplicht om statushouders met een bijstandsuitkering in de eerste zes maanden (vanaf de dag waarop het recht op bijstand ontstaat) financieel te ontzorgen. De standaard hierbij is het verrichten van betalingen voor huur, gas, water, stroom en de verplichte zorgverzekering uit de toegekende bijstand. Afhankelijk van de individuele situatie van de statushouder kan de gemeente ook kiezen voor andere vormen van ondersteuning.

Aangekondigde wetsherziening: de stand van zaken 

De wetsherziening is aangekondigd door de (inmiddels demissionair) minister van SZW en wordt verder uitgewerkt. Het is onbekend of en wanneer hierover een besluit valt. Totdat een wetswijziging wordt ingevoerd, blijft het beleid van kracht zoals dat is verwoord in de Kamerbrief van april 2023. Gemeenten en (lokale) samenwerkingspartners doen er goed aan, met het oog op de hierboven beschreven kwetsbare startpositie van statushouders, gebruik te maken van deze (tijdelijke) ruimte. 

Voetnoot

  1. Het Platform Perspectief Inburgeraars bestaat uit verschillende netwerken van inburgeraars. De vertegenwoordigers van inburgeraars die onderdeel zijn van het platform geven gevraagd en ongevraagd feedback op het inburgeringsbeleid. De leden van het platform komen sinds 16 maart 2023 bij elkaar.

1.3 De doelgroep van financieel ontzorgen

In artikel 56a van de Participatiewet staat het volgende over de doelgroep van het financieel ontzorgen:

  1. Dit artikel is van toepassing op de belanghebbende die:
    a.    inburgeringsplichtig is op grond van de Wet inburgering 2021; en
    b.    verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
  2. Het college verbindt aan de bijstand van de belanghebbende de verplichting om gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag waarop het recht op bijstand ontstaat, mee te werken aan het door het college in naam van de belanghebbende verrichten van betalingen uit de toegekende bijstand van huur, gas, water en stroom en de verplichte zorgverzekering.

Statushouders zijn in de wettelijke periode van financieel ontzorgen verplicht om mee te werken. Kiest de gemeente in die zes maanden voor het verrichten van bepaalde betalingen uit de bijstandsuitkering, dan zijn statushouders hieraan gebonden. De verplichte ontzorging stopt alleen voortijdig als het recht op bijstand eindigt. Is de gemeente van mening dat financiële ontzorging ook na de verplichte zes maanden noodzakelijk is, dan kan die op individuele basis worden voortgezet. Het betalen van de vaste lasten uit de bijstandsuitkering gebeurt dan op grond van artikel 57 van de Participatiewet.

Tot de doelgroep die in aanmerking komt voor financiële ontzorging behoren niet: statushouders die hun inburgeringstraject zijn gestart vóór inwerkingtreding van de Wi2021. Zij kunnen niet verplicht worden om deel te nemen aan financiële ontzorging door de gemeente. Bij wederzijdse instemming zijn gemeenten wel vrij om deze groep te helpen.

Speciale aandacht voor jongeren en amv’s

Onder statushouders bevinden zich ook amv’s (alleenstaande minderjarige vreemdelingen) die 18 jaar worden. Deze jongvolwassenen zijn financieel extra kwetsbaar. Zij kunnen immers niet terugvallen op ouderlijke ondersteuning en zijn vanaf hun 18de verjaardag zelf financieel verantwoordelijk, terwijl een uitkering vaak niet voldoende is om de vaste lasten van te betalen. Speciale aandacht voor het financieel ontzorgen en de financiële zelfredzaamheid van deze doelgroep is dan ook gewenst, zie ook hoofdstuk 9

In de handreiking Overgang bij amv’s met verblijfsvergunning die 18 jaar worden van VNG en Nidos lees je meer over hun financiële situatie en de rol van de gemeente in deze overgangsfase.  

1.4 Gemeentelijk budget voor de uitvoering

Gemeenten ontvangen budget voor het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid. Deze gelden worden verstrekt via de Algemene Uitkering van het gemeentefonds en behoren tot de structurele uitvoeringskosten van de Wi2021 – er is dus geen bedrag per statushouder vastgesteld voor deze specifieke taak. Het budget is gebaseerd op de raming van het aantal inburgeringsplichtigen voor dat jaar. De indexatie van deze uitkering loopt mee via het accres van het gemeentefonds. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen waarvoor en hoe zij het uitvoeringsbudget inzetten. 

Vraag en antwoord Financiering inburgering

Divosa verzamelt vragen rond de Wet inburgering 2021 en geeft daar samen met de VNG en het ministerie van SZW antwoord op. In deze Q&A vind je ook een hoofdstuk over Financiën rond inburgering.

Naar de Wet inburgering in vraag en antwoord >

Gemeenten ontvangen ter bekostiging van inburgeringsvoorzieningen onder de Wet inburgering 2021 een specifieke uitkering (SPUK). Onder kosten voor inburgeringsvoorzieningen vallen de kosten voor de leerroutes, de module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP), maatschappelijke begeleiding, het participatieverklaringstraject (PVT) en de inzet van tolken. Ook hiervoor geldt, dat het aan gemeenten zelf is om te bepalen of onderdelen los of gezamenlijk worden georganiseerd en hoeveel geld er aan elk onderdeel wordt uitgegeven.   

Waarop is het uitvoeringsbudget gebaseerd? 

In het Veldonderzoek kosten nieuw inburgeringsstelsel (2019) is een inschatting gemaakt van de benodigde middelen voor financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid. Op pagina 27 en 28 lees je meer over de onderbouwing van het budget voor deze taak. Op pagina 54 en 55 zijn de verschillende onderdelen van het werkproces gespecificeerd. De daadwerkelijke uitvoeringskosten zijn sterk afhankelijk van de lokale situatie en de manier van financieel ontzorgen en begeleiden.

2 Op weg naar een stabiele basis en samenhangende uitvoering

Hoe vertaal je de wettelijke taakstelling naar een werkende uitvoeringspraktijk? Hoe organiseer je een aanpak die uitvoerbaar is voor betrokken organisaties en daadwerkelijk bijdraagt aan financiële zekerheid en zelfredzaamheid van de doelgroep?

Het beantwoorden van deze vragen gaat over het organiseren van:

1.    een stabiele basis (organisatie op orde)
2.    een samenhangend uitvoeringsproces

We bespreken hieronder kort de onderdelen van beide processen om tot een integrale uitvoering te komen. In de hoofdstukken 3 tot en met 10 gaan we dieper op elk van de onderdelen in. In hoofdstuk 11 delen we de praktijkvoorbeelden van vijf gemeenten.

Organisatie op orde (hoofdstukken 3-5)

Een stabiele basis voor het organiseren van financiële zekerheid en zelfredzaamheid begint bij het perspectief van de statushouder (hoofdstuk 3). Inzicht in en kennis van de leefwereld van de doelgroep zorgen ervoor dat beleid en uitvoering aansluiten bij de (individuele situatie van) statushouders. 
In hoofdstuk 4 gaat de aandacht uit naar de samenhang met huisvesting, inburgering en het sociaal domein. We kijken naar het samenspel tussen ontzorgen en begeleiden – een belangrijke succesfactor voor de uitvoering – en bespreken hoe ontzorgen en begeleiden een plek kunnen krijgen in de uitvoering van de Wi2021 en het brede sociaal domein. De samenwerking met (lokale) partners komt aan bod in hoofdstuk 5.

Samenhangend uitvoeringsproces (hoofdstukken 6-10)

In de hoofdstukken 6 tot en met 10 bespreken we de onderdelen van het uitvoeringsproces. Die gaan over de samenwerking tussen medewerkers in de uitvoering en de statushouders die zij begeleiden. Hoofdstuk 6 gaat over het in kaart brengen van de startpositie van statushouders en het gesprek over financiële zelfredzaamheid. In hoofdstuk 7 bespreken we het technisch proces van financieel ontzorgen, gevolgd door de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 9 vragen we speciale aandacht voor jongeren en amv’s. Je leest hierin over de mogelijkheden voor passende extra ondersteuning voor deze jonge doelgroep. De monitoring van financiële zelfredzaamheid is onderwerp van hoofdstuk 10.

Uitvoering in de praktijk

De Praktijkvoorbeelden (hoofdstuk 11) laten zien hoe verschillende gemeenten op hun eigen manier uitvoering geven aan bovengenoemde onderdelen. In dit hoofdstuk wordt ook duidelijk hoe keuzes met betrekking tot het organiseren van een brede dynamische basis doorwerken in het uitvoeringsproces.

3.1 Het perspectief van de statushouder

Vanuit de wet is het heel logisch dat het proces van financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid start op het moment dat de statushouder van de opvang naar de gemeente verhuist. Realiseer je echter dat dit in de praktijk niet voor alle inburgeringsplichtigen het startpunt is. We hebben het immers over mensen die, voordat zij naar Nederland kwamen, zelf verantwoordelijk waren voor hun inkomen (en wellicht dat van familie). 

Werk, inkomsten en uitgaven behoorden voor de meesten tot hun dagelijkse realiteit. Daarbij hebben zij tijdens hun verblijf in het azc ervaring, kennis en vaardigheden opgedaan, bijvoorbeeld met leefgeld, die voor het proces van financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid van waarde kunnen zijn. Neem die achtergrond en ervaringen mee bij het (door)ontwikkelen van beleid en in de uitvoering. Gebruik het perspectief van de statushouder dan ook als startpunt voor de uitvoering van het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid.

De onderstaande afbeelding plaatst het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid in dit bredere perspectief. 

De situatie waarin statushouders nog onvoldoende grip hebben op hun financiën en (beperkt) financieel zelfredzaam zijn, heeft grote impact op hun welzijn. Met dit inzicht kun je het gesprek aangaan over de bedoeling van het financieel ontzorgen, voor de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid en voor individueel toegesneden uitvoering.

Wist je dat...

in veel landen mensen hun salaris nog in een envelop ontvangen? En dat het in sommige landen van herkomst gebruikelijk is om bijvoorbeeld de kosten voor elektriciteit vooraf en contant te betalen?  

3.2 Inzichten uit de Achterhoek

Het thema financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid is met ervaringsdeskundigen besproken in de Community of Practice Inburgering in de Achterhoek.
Drie inzichten voor de uitvoering die zij hebben opgedaan:

  1. Vraag tijdens de brede intake naar het leven van de inburgeringsplichtige in het land van herkomst. Voer een gesprek over het financiële systeem van het thuisland en ontdek hoe de dynamiek van werk, inkomen en uitgaven er voor de inburgeringsplichtige uitzag. 
  2. Bespreek aan de hand van die informatie over het land van herkomst de verschillen met het financiële systeem en de basisvoorzieningen in Nederland. Dit is een mooi startpunt voor uitleg over de inrichting en het verloop van het proces van financieel ontzorgen. 
  3. De inburgeringsplichtige krijgt van verschillende organisaties (COA, school, consulent) te horen hoe het financiële systeem in Nederland werkt. Daarbij worden soms of geregeld verschillende woorden gebruikt voor dezelfde begrippen.  Kies je woorden zorgvuldig, vermijd jargon en ambtelijk taalgebruik en vraag de ander of die je begrepen heeft of misschien extra toelichting nodig heeft.

In dit verhaal lees je meer over de uitkomsten van de Community of Practice Achterhoek.

CoP Inburgering - Achterhoek: Roya

Roya, sleutelpersoon Inburgering en deelnemer aan CoP Inburgering - Achterhoek

Het financiële systeem in Nederland is ingewikkeld. Er worden vaak verschillende woorden gebruikt bij de uitleg ervan. Het zou beter zijn als alle trainers dezelfde begrippen gebruiken.
Roya uit Iran, sleutelpersoon Inburgering en deelnemer aan de CoP Achterhoek
CoP Inburgering - Achterhoek, Souna

Sona, sleutelpersoon Inburgering en deelnemer aan de CoP Inburgering - Achterhoek

Je merkt dat de begeleiding onvoldoende beseft dat wij in het land van herkomst niet kunnen kiezen tussen leveranciers van elektriciteit. Dat is helemaal nieuw voor ons.
Sona uit Syrië, sleutelpersoon Inburgering en deelnemer aan de CoP Achterhoek

3.3 Effectief communiceren met de doelgroep

Het Nederlandse systeem van werk, uitkeringen, toeslagen, naheffingen, eigen risico en afrekeningen is ontzettend ingewikkeld. Zeker voor mensen met een inburgeringsplicht, van wie de asielprocedure net is afgerond, die vaak pas één dag in de gemeente wonen op het moment dat hun uitkering wordt aangevraagd en voor wie het financieel ontzorgen wordt geregeld, terwijl hun taalonderwijs nog niet is opgestart. Tel daarbij op dat een deel van hen met psychische problemen kampt, een instabiele financiële startsituatie heeft, een klein sociaal netwerk en dat ook cultuurverschillen kunnen meewegen. Onderzoek laat zien dat inburgeringsplichtigen hierdoor al snel in financiële problemen kunnen komen. (1)

Het belang van financieel ontzorgen en een zorgvuldige begeleiding naar financiële zelfredzaamheid is groot. Daarom:

  • Neem de tijd om het Nederlandse systeem uit te leggen, inclusief het financieel ontzorgen en de begeleiding die je biedt. Overlaad mensen niet, maar doseer je informatie.
  • Houd bij de begeleiding voldoende rekening met de beperkte Nederlandse taalvaardigheid van deelnemers. 

Hulpmiddelen bij je communicatie

Een gedegen communicatiestrategie en communicatiemiddelen die statushouders en professionals in de uitvoering ondersteunen bij hun gesprekken over financieel ontzorgen en begeleiding naar financiële zelfredzaamheid zijn een must.

Praatplaat 

Veel gemeenten kiezen ervoor om tijdens de brede intake gebruik te maken van een praatplaat waarop verschillende onderdelen van het huisvestings- en inburgeringsproces te zien zijn. 

Routeplanner

De gemeente Amsterdam heeft een routeplanner gemaakt voor het financieel ontzorgen. Deze routeplanner beschrijft de (mogelijke) contactmomenten van klantmanagers en andere professionals met statushouders over het financieel ontzorgen. 

(Animatie)video’s over …
… de stappen van inburgering

De animatievideo Inburgeren vanaf 2022 ondersteunt gemeenten en uitvoeringsorganisaties bij hun communicatie met statushouders. De video laat zien welke stappen een statushouder onder de Wi2021 doorloopt. Ook is er aandacht voor het financieel ontzorgen. De video is beschikbaar in het Spaans, Tigrinya, Pashto, Somali, Farsi, Dari, Arabisch en Nederlands. 

… werken en financieel ontzorgen

Het COA heeft meerdere video’s gemaakt over werken in Nederland. En ook VluchtelingenWerk ontwikkelt (animatie)video’s, onder meer over het financieel ontzorgen. In dit filmpje wordt het financiële systeem uitgelegd vanaf het moment van huisvesting en komt ook de rol van de gemeente aan bod. De video’s zijn in verschillende talen beschikbaar.

… over de rekeningen en toeslagen

Elektriciteit regelen en betalen verloopt in Nederland vaak heel anders dan in het land van herkomst. VluchtelingenWerk heeft daarom ook een animatievideo gemaakt over energierekening en voorschot. Verder kun je op YouTube video’s vinden (vaak in meerdere talen) van VluchtelingenWerk over bijvoorbeeld sociale huur in Nederland, het opstellen van een maandbegroting, toeslagen, betalen met je telefoon en life-events. 

Tip: delen!

Gebruik en deel de video’s met de statushouders zodat zij deze in hun eigen tijd terug kunnen kijken. Gemeenten kunnen informatiemateriaal onderling delen via VNG Forum - Asiel en integratie. Hiervoor moet je een account maken. 

Werkwijze VluchtelingenWerk

VluchtelingenWerk begeleidt statushouders in een aantal gemeenten bij hun opstart in de gemeente en is betrokken bij de uitvoering van het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid. De communicatie met de statushouder over financieel ontzorgen verloopt als volgt:

  1. De statushouder krijgt op de regeldag voorlichting in de eigen taal over het doorbetalen van de vaste lasten uit de uitkering. De gemeente regelt hiervoor een telefonische tolk, VluchtelingenWerk zorgt dat er een vrijwilligerstolk beschikbaar is of de statushouder neemt zelf een tolk mee. 
  2. In de twee weken na de huisvesting pakt de maatschappelijk begeleider van VluchtelingenWerk het financieel ontzorgen met de statushouder op. Samen vullen zij een maandbegroting in en bekijken het voorlichtingsfilmpje over financieel ontzorgen (in de eigen taal).

Hierna zet de maatschappelijke begeleiding van VluchtelingenWerk de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid voort, met aandacht voor het leefgebied ‘financiën en administratie’. De informatie wordt in eigen taal aangeboden en de begeleiding op de situatie van de persoon toegesneden. Statushouders kunnen via VluchtelingenWerk ook de groepscursus Euro-Wijzer en individuele budgetcoaching volgen.

3.4 Inzet van sleutelpersonen en ervaringsdeskundigen

Veel gemeenten en (lokale) uitvoeringsorganisaties zetten sleutelpersonen en ervaringsdeskundigen met verschillende culturele achtergronden in. Als bruggenbouwers tussen professionals en statushouders dragen zij bij aan een beter onderling begrip en een effectievere inburgering. Sleutelpersonen en ervaringsdeskundigen kunnen onder meer een rol vervullen in culturele bemiddeling, taalondersteuning, informatieverstrekking, het bevorderen van een sociaal netwerk en het stimuleren van empowerment en zelfvertrouwen. 

4.1 Samenhang met huisvesting, inburgering en het sociaal domein

Het is aan te raden om beleid en uitvoering van het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid integraal op te nemen in de uitvoering van de Wi2021 en het brede sociaal domein. Keuzes en (samenwerkings)afspraken die je hierin maakt zijn bepalend voor de kwaliteit, effectiviteit en financiering van deze specifieke taak. 

Samenhang met huisvesting en inburgering (Wi2021)

De opdracht tot financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid volgt uit de Wi2021 en staat in verbinding met andere taken en verantwoordelijkheden die bij de regierol van de gemeente horen. Rondom het moment van huisvesting van statushouders komt veel samen, waaronder de verhuizing zelf, de inschrijving bij de gemeente, het aanvragen van een bijstandsuitkering, de woninginrichting en de eerste kennismaking met de nieuwe woonomgeving. 

Uit een rondvraag onder gemeenten blijkt dat de meeste gemeenten het financieel ontzorgen starten op de zogenoemde ‘regeldag’. Dat is één dag waarop alle praktische zaken in gang worden gezet. Gelet op de aandachtspunten ‘perspectief van de statushouder’ en ‘duidelijke uitleg over het systeem en de bedoeling van financieel ontzorgen’ (hoofdstuk 3) is het van belang om vanaf het eerste contactmoment en in alle werkprocessen ‘gedegen te communiceren’. Zorg ervoor dat de statushouders die je begeleidt bij elke stap goed geïnformeerd zijn over het financiële systeem en zoek (samen) naar een passende manier om hen financieel te ontzorgen en te begeleiden, op weg naar een duurzame gezonde financiële situatie.  

Hoe verbind je financieel ontzorgen met andere onderdelen van de Wi2021? 

Een aantal voorbeelden:

  • Vroege start: maak kennis met elkaar zodra de statushouder aan de gemeente is gekoppeld. Kaart tijdens of na de eerste kennismaking – afhankelijk van de situatie en behoefte van de statushouder – de complexiteit van het Nederlandse financiële systeem aan. Onderstreep daarbij het belang van financieel ontzorgen en financiële begeleiding door de gemeente. 
  • Warme overdracht: maak ‘financiën’ onderdeel van dit gesprek. Informeer bijvoorbeeld hoe de statushouder is omgegaan met het leefgeld en naar diens vaardigheden om met een beperkt budget om te gaan.
  • Brede intake: bespreek de financiële startsituatie tijdens de brede intake en maak afspraken over hoe financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid worden geregeld en gemonitord tijdens het inburgeringstraject.
  • Plan Inburgering en Participatie (PIP): leg afspraken over financieel ontzorgen en begeleiding vast in het PIP, zodat voor zowel de gemeente als de statushouder en betrokken uitvoeringsorganisaties duidelijk is wie wat op welk moment doet met het oog op financiële zelfredzaamheid. 
  • Voortgangsgesprekken: bespreek de financiële situatie, de voortgang van het ontzorgen en de begeleiding naar zelfredzaamheid tijdens het voortgangsgesprek. Pas de afspraken zo nodig aan.
  • Maatschappelijke begeleiding: het moment van huisvesting gaat gepaard met veel administratieve regelzaken (administratieve last). De maatschappelijke begeleiding heeft vanaf dit moment (en soms wel twee of drie jaar lang) een belangrijke rol in het vergroten en bevorderen van de zelfredzaamheid van de statushouder en diens participatie in de Nederlandse samenleving. Aan de gemeente de taak om de maatschappelijke begeleiding een duidelijke opdrachtomschrijving mee te geven: 
    • Waar begint en stopt de verantwoordelijkheid van vrijwilligers en professionals die betrokken zijn bij de maatschappelijke begeleiding?
    • Hoe verhoudt hun opdracht zich tot het technisch ontzorgen en de begeleiding en monitoring van de financiële situatie en vaardigheden?

Voorbeeld Apeldoorn: Samenhang en samenwerking financieel ontzorgen en maatschappelijke begeleiding

In Apeldoorn biedt de maatschappelijk begeleider van VluchtelingenWerk ondersteuning bij het financieel ontzorgen dat door de gemeente wordt geregeld. De maatschappelijk begeleider stuurt het huurcontract naar budgetbeheer zodat zij de maandelijkse huur kunnen gaan betalen. Budgetbeheer ontvangt daarvoor de uitkering en de toeslagen. Wanneer de toeslagen nog niet goed lopen, schiet de gemeente de toeslagen voor zodat mensen niet in de financiële problemen komen. Wanneer de toeslagen met terugwerkende kracht worden uitbetaald, krijgt de gemeente dat geld later weer terug. De rol van de maatschappelijk begeleider is om samen met de statushouder verder aan de (financiële) zelfredzaamheid te werken. Na zes maanden budgetbeheer ontvangen statushouders zelf hun uitkering en toeslagen. De maatschappelijk begeleider regelt dan met de statushouder de automatische incasso voor de huurbetaling. De statushouder heeft vanaf dag 1 inzicht in de eigen financiën en werkt vanuit het financieel ontzorgen aan financiële zelfredzaamheid. 

  • Participatieverklaringstraject (PVT): normen en waarden zeggen iets over de inrichting van onze samenleving en hoe we (willen) samenleven en vormen daarom ook een belangrijk aspect van het Nederlandse financiële systeem. Veel PVT-trajecten besteden aandacht aan ieders rechten en plichten, zoals het betalen van belasting en de bijstandsuitkering. 
  • Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP): financiën gaan over werk, inkomen, de arbeidsmarkt en onderwijs. Vandaar dat ook in de MAP aandacht kan uitgaan naar de kennis en vaardigheden die direct of indirect te maken hebben met de financiën van statushouders.
  • Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM): behandelt naast Nederlandse normen en waarden ook financiële onderwerpen. Dit omvat informatie over verzekeringen, het declareren van kosten, vergoedingen voor onderwijs, kinderopvang en zorg, belastingbetaling en -teruggave, het vinden van financiële hulp plus de omgang met zorgkosten en eigen bijdrage.
  • Leerroutes: gemeenten kunnen bij de inkoop van de leerroutes financiën een verplicht en terugkerend onderwerp laten zijn tijdens taallessen. 

4.2 Samenhang met het brede sociaal domein

Ook in het brede sociaal domein liggen kansen om het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid stevig(er) te organiseren en integraal in te bedden, zie de voorbeelden hieronder.

Integreren in de aanpak van armoede en schulden

De Wet gemeentelijke schulddienstverlening (Wgs) geeft gemeenten de taak om schulden bij inwoners te voorkomen en op te lossen. De uitvoering van ‘financieel ontzorgen en financiële begeleiding’ is dus niet nieuw, net zo min als de doelgroep van statushouders. Gemeenten kiezen er dan ook voor om deze taak in te bedden in de bestaande uitvoeringspraktijk.

Voorbeeld Huishoudboekje

De gemeente Utrecht heeft voor de aanpak van armoede en schulden met andere partijen samen het Huishoudboekje ontwikkeld. Het Huishoudboekje biedt een innovatieve manier om de vaste lasten van inwoners te beheren, zoals de huur, energie, water en zorgverzekering. Daarnaast kunnen in overleg met de inwoner ook andere vaste lasten worden betaald. De vaste lasten worden van de rekening van het Huishoudboekje geïncasseerd en de deelnemer ontvangt een vast bedrag aan leefgeld. Zo voorkomt het Huishoudboekje betalingsachterstanden en zorgt het voor overzicht en financiële stabiliteit. Het Huishoudboekje wordt ook toegepast vanuit de wettelijke taak voor het financieel ontzorgen van statushouders.

Toevoegen aan taakstelling Participatiewet

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet, inclusief artikel 56a – het financieel ontzorgen in de vorm van betalingen van de vaste lasten. Zij kiezen er daarom vaak voor om deze verantwoordelijkheid toe te voegen aan de taakstelling van het team Werk en Inkomen.

Combineren met programma’s voor digitale vaardigheden

Het financiële systeem is een digitaal systeem. Toegang tot de belangrijkste websites, inloggen met DigiD en het verrichten van betalingen lukt niet zonder telefoon of computer en de nodige digitale vaardigheden. Faciliteiten en programma’s gericht op het verwerven van digitale vaardigheden, bijvoorbeeld in bibliotheken, kunnen bijdragen aan het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid.

4.3 Succesfactor: samenhang

Voor de totstandkoming van de Wi2021 heeft de Inspectie SZW onderzoek gedaan naar de succesfactoren voor het effectief ontzorgen en begeleiden van statushouders. Hieruit komt naar voren: de samenhang tussen beide is een belangrijke factor voor succes.

Omdat het ontzorgen de statushouders het zicht op hun financiën ontneemt – veel betalingen worden immers buiten hun gezichtsveld verricht – is het cruciaal dat zij daarnaast goed begeleid en gestimuleerd worden tot financiële zelfstandigheid. Het streven is immers dat statushouders financieel zelfstandig worden of ten minste weten waar zij terechtkunnen voor informatie, advies of ondersteuning rondom bijvoorbeeld inkomen, werk en (beginnende) schulden. Bij inzet op financiële ontzorging alleen verschuiven financiële problemen naar een later moment.

In de praktijk zijn financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid veelal samenhangende, maar verschillende uitvoeringstaken. Het financieel ontzorgen is een technische opgave die vaak door de gemeente zelf wordt uitgevoerd. De begeleiding naar financiële zelfredzaamheid wordt vaak uitbesteed aan professionals en/of vrijwilligers van andere teams of organisaties. Het organiseren van samenspel en het monitoren van de samenhang tussen beide is daarom een belangrijk aandachtspunt.

Door de afspraken over ontzorgen en financiële zelfredzaamheid onderdeel te maken van het PIP, kan worden beoordeeld hoe het instrument van financiële ontzorging en de bijkomende begeleiding het beste kan worden ingezet, met inachtneming van de wettelijke minimale eisen. Daarmee is ook het samenspel tussen ontzorgen en het PIP (en andere onderdelen van de inburgering) van belang.
 

5 Samenwerking met (lokale) partners

Als alle betrokken organisaties elkaar kennen en onderling informatie uitwisselen, kan dit een positief effect hebben op het financieel ontzorgen en het stimuleren van de financiële zelfredzaamheid. Zeker in de periode van verplicht financieel ontzorgen is samenwerken cruciaal; gemeenten betalen de vaste lasten (huur, water, stroom, gas, zorgverzekering) en onderhouden contact met de leveranciers hiervan (woningbouwcorporatie, waterbeheer, energieleverancier, zorgverzekeraar).

Aandachtspunten voor de samenwerking

  • Bepaal wat je als gemeente zelf gaat doen en voor welke (onderdelen) van het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid je andere lokale uitvoeringsorganisaties wilt inzetten.
  • Formuleer met de betrokken partijen een gezamenlijke definitie van en ambitie voor financiële zelfredzaamheid.
  • Bekijk bestaande contract- en subsidieafspraken vanuit het perspectief van de statushouder en de uitvoerend medewerkers. Pas ze zo nodig aan, zodat de uitvoering werkt. Kijk goed naar samenwerking, signaleren en de lerende uitvoering. Zo houd je de uitvoering werkbaar en laat je die goed aansluiten op individuele situaties. 
Keuzevrijheid

Alle inwoners van Nederland – dus ook statushouders – zijn vrij in hun keuze voor een aanbieder van gas, water en stroom en voor een zorgverzekeraar. Dit betekent dat elke gemeente met elke mogelijke aanbieder afspraken moet maken over de betaling van deze goederen en diensten.

Als onderdeel van het financieel ontzorgen kan de gemeente statushouders helpen met het uitleggen van hun opties; dit om te voorkomen dat zij wellicht een keuze maken die na verloop van tijd ontoereikend of ongunstig blijkt. Ook omdat statushouders in de eerste zes maanden nog veel meer keuzes moeten maken, kan meedenken gewenst en waardevol zijn. Maar vergeet niet: de keuzevrijheid staat voorop. 

In deze beginfase is afstemming met de maatschappelijke begeleiding essentieel, aangezien dit vaak degene is die hiermee in de eerste dagen na huisvesting met de statushouder aan de slag gaat.

Praktijkvoorbeeld: waardevol samenwerken in Breda

De gemeente Breda heeft de afgelopen jaren rond ‘thematafels’ intensief samengewerkt met lokale organisaties om de klantreis van statushouders in kaart te brengen. De regisseurs statushouders van de gemeente waren hierbij betrokken, net als medewerkers van het COA, collega’s van wonen, het Taalhuis en de gemeentelijke schuldhulpverlening. Bij het uitwerken van de klantreis is dus niet alleen gekeken naar de maatschappelijke begeleiding, maar ook naar de samenwerking met het COA, naar de thema’s wonen en taal, de participatieopdracht en de financiële ontzorging van de statushouder.

De Bredase thematafels zijn in 2023 omgezet naar waardenetwerken. Hierin buigen organisaties, diensten en voorzieningen zich over de ondersteuning van inwoners zodat zij zo zelfstandig mogelijk kunnen meedoen in de maatschappij. Dat doen zij niet voor, maar samen met de inwoners. 
Het waardenetwerk Thuiskomen in Breda is het netwerk voor statushouders, waarbij onder andere de taalscholen, het volledige ondersteunende taalaanbod in Breda en medewerkers van de afdeling Participatie van de gemeente zijn aangesloten. 

Het waardenetwerk Thuiskomen in Breda komt in beginsel vier keer per jaar bijeen om de samenwerking rondom bepaalde onderwerpen te bespreken. Zo wordt er naar aanleiding van deze samenwerking gewerkt aan een project dat zich richt op vrouwelijke statushouders die al langer in Nederland verblijven en niet goed inburgeren, omdat zij vanwege de traditionele rolverdeling veelal thuisblijven. De aandacht gaat met name uit naar de taalverwerving van deze vrouwen en de inzet van bijvoorbeeld taalmaatjes.

6.1 Wel of geen ondersteuning nodig? Dat is de (moeilijke) vraag

Sinds april 2023 hebben gemeenten tijdelijk de ruimte om statushouders op een andere manier financieel te ontlasten. Dat betekent dat de gemeente een combinatie van financieel ontzorgen en begeleiding kan afstemmen op de persoonlijke situatie van statushouders. Goed zicht op hun startpositie is hiervoor van wezenlijk belang. Draagt het inhouden van vaste lasten op de uitkering bij aan de financiële zekerheid en zelfredzaamheid van de statushouder? 

In dit hoofdstuk lees je hoe je als gemeente invulling kunt geven aan het inventariseren van de startpositie. Ook komen de onderwerpen financiën in de opvang en informele leningen en schulden aan bod. Gemeenten en (lokale) uitvoeringsorganisaties die zich hierin verdiepen, kunnen de organisatie en uitvoering van het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid laten aansluiten bij wat al is gedaan.

Risicoprofielen en kansengroepen onderscheiden

Het is ingewikkeld om in korte tijd zicht te krijgen op de financiële startpositie en financiële zelfredzaamheid van statushouders. Dat maakt het een uitdaging om te bepalen of iemand al dan niet gebaat is bij zes maanden financiële ontzorging en/of andere of aanvullende ondersteuning nodig heeft. De ervaring leert echter dat er bepaalde risicoprofielen en kansengroepen te onderscheiden zijn.

Zo zien professionals in de uitvoering dat jongeren en mensen met een beperkte beheersing van taal- en digitale vaardigheden meer risico lopen om in de schulden te komen. Voor een andere groep statushouders ligt financieel ontzorgen juist niet voor de hand, bijvoorbeeld omdat zij een opleiding hebben gevolgd en de Engelse of Nederlandse taal (goed) beheersen. Wel waarschuwen professionals in de uitvoering en ervaringsdeskundigen voor overschatting; het Nederlandse systeem van inkomen, werk en toeslagen is ook voor deze talige statushouders, die altijd goed uit de voeten konden met hun geldzaken, écht nieuw en complex.

Voorbeeld: stel samen een maandbegroting op

Het samen invullen van een maandbegroting is cruciaal om statushouders inzicht te geven in hun financiële startpositie. Zorg dat dit niet bij een eenmalige actie blijft, maar dat de maatschappelijke begeleider statushouders aanleert om hun maandbegroting elke maand opnieuw in te vullen. Zo krijgen zij zicht op veranderingen en leren zij hoe ze hierop kunnen inspelen. In de groepscursus Euro-Wijzer komen de maandbegroting en budgetcoaching nadrukkelijk aan bod. Om de voortgang van de zelfredzaamheid te monitoren kan de gemeente gebruikmaken van de checklist ‘Financiële redzaamheid statushouders’ van het Nibud.

Voor het gesprek over geldzaken en financieel ontzorgen is vaak weinig tijd. Als gemeente kun je ervoor kiezen om al voor het moment van huisvesting met statushouders in gesprek te gaan over hun financiële startpositie en de ondersteuningsmogelijkheden van de gemeente.

Praktijkvoorbeeld: praten over financiële zelfredzaamheid in Amsterdam

De gemeente Amsterdam heeft een gespreksleidraad ontwikkeld voor het eerste voortgangsgesprek over financiële zelfredzaamheid, gebaseerd op instrumenten van het Nibud.

De Amsterdamse gespreksleidraad voor klantmanagers inburgering leest als een checklist en ondersteunt de uitvoering bij het gesprek met statushouders over wat nodig is na de periode van verplichte financiële ontzorging en de gevolgde Module geldzaken en persoonlijke administratie
 

6.2 Financiën in de opvang

Het startpunt van de uitvoeringsplicht van gemeenten is de dag waarop het recht op bijstand ontstaat. Voordat statushouders naar de gemeente verhuizen, hebben zij vaak al een paar jaar in een azc gewoond – een periode van onzekerheid met mogelijk grote impact. Met het oog op financieel ontzorgen verdient daarom ook de periode voorafgaand aan huisvesting in de gemeente de aandacht.

Vraag het COA om: 

  • informatie over ‘financiën bij de opvanglocatie’ – denk aan leefgeld of eventuele inkomsten uit werk;
  • een inschatting van de financiële startpositie van statushouders.

Weeg deze informatie mee bij de (door)ontwikkeling van gemeentelijke beleid en uitvoering. Zo laat je het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid goed aansluiten bij en voortbouwen op de inzet in de periode vóór huisvesting.

Financiële regelzaken 

Tijdens het verblijf in de opvang komen al verschillende onderwerpen aan bod die te maken hebben met financiën. Nadat een statushouder aan een gemeente is gekoppeld, vindt het ‘vergunninghoudersgesprek’ plaats tussen de programmabegeleider van het COA en de statushouder. Hierin is onder meer aandacht voor ‘regelzaken’, zoals het aanvragen van een bankrekening, huurtoeslag, zorgtoeslag en eventueel het kindgebonden budget. Ook worden statushouders voorbereid op de regeldag bij de gemeente en krijgen zij informatie over het aanvragen van gezinshereniging of het aanvaarden van aangeboden woonruimte.

Voorlichting over financiën in de opvang

Financiën komt op verschillende manieren aan bod tijdens de opvang. Een onderdeel van het programma Voorinburgering is de training Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM). Bij het onderdeel Wonen is hierin uitgebreid aandacht voor het inkomen (inclusief de verschillende mogelijke toeslagen), versus de vaste woonlasten (inclusief belastingen) en kosten levensonderhoud algemeen. Hier komt ook het inrichtingskrediet aan bod.

Verdiepend wordt ingegaan op energie(kosten), het afsluiten van energiecontracten en de mogelijkheden om op energiekosten te besparen. Ook bij de bespreking van de inrichting van het huis, is nadrukkelijk aandacht voor budgetvriendelijke alternatieven. Deze informatie wordt interactief aangeboden, via (huiswerk)opdrachten, quizzen en filmpjes.

Toeslagen aanvragen, deel 1: rol COA

Zodra een bewoner een beschikking van de IND krijgt, heeft de statushouder (al tijdens het verblijf in de opvang) recht op kinderbijslag (Sociale Verzekeringsbank, SVB) en daarmee over het algemeen ook op kindgebonden budget (inkomensafhankelijke toeslag van de Dienst Toeslagen).  Het COA dient de aanvraag voor kinderbijslag samen met de statushouder in bij de SVB. Statushouders krijgen ook informatie over (de noodzaak van het aanvragen van) het kindgebonden budget, maar het COA kan dit niet samen met hen aanvragen; dit moeten zij zelf doen bij de Dienst Toeslagen. Daarnaast is het van belang om je er bewust van te zijn dat alleenstaande ouders recht kunnen hebben op de ALO-Kop. Het COA-personeel kan informeren of ondersteunen bij de aanvraag. Het leefgeld voor kinderen (COA-verstrekking) stopt automatisch drie maanden na het verkrijgen van de beschikking van de IND.

 Zodra er een ondertekend huurcontract is – meestal al als de statushouder nog in de opvang verblijft – kan de huurtoeslag aangevraagd worden. AIs er in het verleden nog geen kindgebonden budget is aangevraagd, dan komt de statushouder hiervoor automatisch in beeld bij de Dienst Toeslagen op het moment van de huurtoeslagaanvraag door het Toeslagen Service Punt van het COA. Het kindgebonden budget wordt dan alsnog toegekend, met terugwerkende kracht tot een jaar. 

Toeslagen aanvragen, deel 2: rol gemeente en betrokken organisaties

De zorgtoeslag kan pas aangevraagd worden na uitstroom uit de opvang, omdat pas op dat moment een reguliere zorgverzekering kan worden aangevraagd. Het COA heeft hierin geen rol; dit is een aandachtspunt voor gemeenten en (lokale) uitvoeringsorganisaties die betrokken zijn bij de opstart van het financieel ontzorgen in de gemeente. 

Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva)

Statushouders behouden het recht op opvang (onderdak en overige voorzieningen) totdat ze woonruimte krijgen aangeboden in een gemeente. In de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) is vastgelegd welke asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen recht hebben op verstrekkingen zoals leef en/of eetgeld. Lees meer over de Rva en de actuele bedragen van eet- en leefgeld op coa.nl.

Regeling eigen bijdrage asielzoekers (Reba)

Een asielzoeker of statushouder met inkomen of vermogen, die verblijft in een opvangvoorziening van het COA en in de logeerregeling, betaalt een eigen bijdrage conform de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen 2008 (Reba). De opvang en bijbehorende verstrekkingen (zoals eet- en leefgeld) zijn namelijk bedoeld voor asielzoekers en vergunninghouders die níet in hun eigen bestaan kunnen voorzien. Beschikken zij wél over inkomen of vermogen, dan wordt van hen verwacht dat zij meebetalen aan de kosten van hun opvang.

De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de hoogte van het inkomen en de gezinssamenstelling. De eigen bijdrage is nooit hoger dan de feitelijke kosten van de opvang – de zogeheten economische waarde. 25 procent van de inkomsten van de asielzoeker/statushouder, met een maximum van 264 euro per maand, worden níet tot de middelen van de statushouder gerekend. Dit betekent dat de statushouder in ieder geval 25 procent van diens inkomen mag houden wanneer dat deel niet hoger is dan 264 euro per maand. Dit bedrag is gebaseerd op de Participatiewet. Bijstandsgerechtigden worden namelijk ook niet gekort op 25 procent van hun inkomsten uit arbeid met een maximum van 264 euro per maand (voor maximaal zes maanden en wanneer zij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt). 

De afrekening vindt in principe maandelijks plaats, nadat een azc-bewoner de maandelijkse loonstrook met het COA gedeeld heeft. Bij achterstanden, bijvoorbeeld in het aanleveren van de loonstroken, kan de afrekening met terugwerkende kracht uitgevoerd worden. Het kan dus voorkomen dat er na de verblijfsperiode nog een (gedeeltelijke) afrekening volgt.

Een asielzoeker of statushouder is zelf verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van de inkomensgegevens, zodat de eigen bijdrage berekend kan worden. Uitleg hierover vindt op twee momenten plaats: tijdens rechten en plichtengesprek bij instroom bij het COA en later in de opvang tijdens het Reba-gesprek. Als inkomensgegevens niet of niet tijdig worden aangeleverd, wordt de eigen bijdrage met terugwerkende kracht opgelegd en bouwt iemand een schuld op. Dat kan er in de praktijk toe leiden dat de statushouder met schulden de opvang uitstroomt.

De financiële verstrekking van leef- en/of eetgeld in de opvang blijft doorlopen als een bewoner werkt en er een eigen bijdrage (Reba) wordt geheven. De persoon in kwestie ontvangt dit dan naast het bedrag dat overblijft na het betalen van de eigen bijdrage.

Extra aandacht voor startsituatie toeslagen en schulden door landelijke ontwikkelingen

Wees tijdens de brede intake en het opstarten van het financieel ontzorgen alert op toeslagen en schulden. Op landelijk niveau speelt veel rondom de organisatie en ondersteuning van toeslagen voor statushouders – denk aan het moment in het proces waarop zorgtoeslag moet worden toegekend. Daarnaast heeft het kabinet de 24-wekeneis ingetrokken, nadat de Raad van State op 29 november 2023 heeft geoordeeld dat deze eis in strijd is met de Europese wetgeving. Dit betekent dat asielzoekers meer dan 24 weken per jaar mogen werken als hun asielaanvraag zes maanden in behandeling is. Op termijn zullen hierdoor meer statushouders tijdens hun verblijf in het azc werken en een verrekening ontvangen van het COA als zij verhuizen naar de gemeente. 

6.3 Informele leningen en schulden

Veel statushouders hebben een informeel financieel netwerk waarin het gangbaar is om geld te lenen op basis van vertrouwen, zonder schriftelijke overeenkomst. Informele schulden zijn vaak onzichtbaar, maar kunnen een aanzienlijke invloed hebben op zowel de financiële als de mentale gezondheid van statushouders. Een taboe op dit thema kan verklaren waarom statushouders niet in staat zijn hun financiële verplichtingen na te komen. Het is cruciaal om rekening te houden met culturele verschillen bij het beoordelen van hun financiële startsituatie en voortgang naar financiële zelfstandigheid. 

Voor sommige islamitische statushouders is het vanwege hun geloofsovertuiging niet toegestaan om formeel geld te lenen met rente. Alleen al het benoemen van ‘saneringskrediet’ kan weerstand bij hen oproepen. Er heerst schaamte rondom schulden en het onderwerp kan spanningen veroorzaken binnen de familie, ook in het thuisland. Omdat formele en informele schulden vaak naast elkaar voorkomen, kunnen informele schulden blijven bestaan als formele schulden zijn opgelost.

Daar komt bij dat mensen met informele schulden vaak het idee hebben dat die informele schulden juist een oplossing zijn – ‘het zelf oplossen’ sluit toch ook precies aan bij de Nederlandse overheidsgedachte? Bovendien kan er een afhankelijkheidsrelatie bestaan met de geldschieter. Neem dit mee in je contact en omgang met statushouders (bejegening), juist omdat combinatie schulden met het ontvangen van een bijstandsuitkering tot grote problemen kan leiden. 

Onderzoek naar informele schulden

KIS deed onderzoek naar de wereld van informele schulden: wat zijn ervaringen van zowel hulpbehoevenden als hulpaanbieders, om welke redenen gaan mensen deze schulden aan, en wat zijn de gevolgen? In februari 2024 verscheen het rapport Informele schulden: een tweezijdige medaille. Hierin staan aanbevelingen voor onder meer gemeenten, vrijwilligers, beleidsmakers en professionals.

7.1 Keuzes voor de uitvoering van het technisch proces van financieel ontzorgen

Het financieel ontzorgen is een technisch proces waarmee vaste lasten worden ingehouden op de uitkering. Voor de uitvoering moeten gemeenten een aantal (beleids)keuzes maken, bijvoorbeeld: 

  1. Wie voert het technisch financieel ontzorgen uit?
  2. Op welk moment begin je met het technisch inregelen van het financieel ontzorgen?
  3. Welke vaste lasten houd je in op de uitkering?
  4. Hoe ga je om met de overbruggingsperiode in de periode dat de toeslagen nog niet ontvangen worden?
  5. Op welke manier zet je het inrichtingskrediet in?
  6. Hoe vul je inkomen aan met (part-)time werk en (minima)regelingen?

In dit hoofdstuk lees je hoe gemeenten deze vragen beantwoorden en hoe dit vervolgens wordt vertaald naar samenwerkingsafspraken en werkprocessen. 

Ontzorgen als basis

Als bij de (brede) intake blijkt dat de statushouder in meerdere mate zelfredzaam is, kunnen andere vormen van ondersteuning worden ingezet. Daarmee kan gecontroleerd worden of diegene aan de financiële verplichtingen kan voldoen. Het bieden van begeleiding naar meer financiële zelfredzaamheid blijft van belang om te voorkomen dat na de periode van financiële ontzorging alsnog problemen ontstaan. Het staat gemeenten vrij het proces van financieel ontzorgen naar eigen inzicht in te richten.  

7.2 Wie voert het technisch financieel ontzorgen uit?

Omdat de gemeente verantwoordelijk is voor het verstrekken van de bijstandsuitkering, is ze logischerwijs ook de partij om het financieel ontzorgen uit te voeren. De meeste gemeenten kiezen ervoor om deze taak intern te beleggen, bijvoorbeeld bij Werk en Inkomen of bij de afdeling Schuldhulpverlening. Het is ook mogelijk om het financieel ontzorgen aan een externe uitvoeringsorganisatie over te dragen, bijvoorbeeld aan een werk- en ontwikkelbedrijf, budgetbeheerder of (gemeentelijke) kredietbank. 

7.3 Op welk moment begin je met financieel ontzorgen?

Uit het wettelijk kader volgt dat gemeenten vanaf het moment dat recht op bijstand ontstaat verplicht zijn tot financieel ontzorgen. Ook moeten er snel contracten afgesloten worden en betaalafspraken worden gemaakt voor huur, gas, water en licht en de verplichte verzekeringen. De kosten ontstaan vanaf dag 1 van verhuizing van de statushouder naar de gemeente. Uit een uitvraag blijkt dat de meeste gemeenten het financieel ontzorgen op dezelfde dag inregelen als de aanvraag van de bijstandsuitkering. Er zijn ook gemeenten die dit na de regeldag met de statushouder oppakken. 

7.4 Welke vaste lasten houd je in op de uitkering?

Volgens de wet is het betalen van de volgende lasten onderdeel van het financieel ontzorgen: 

  • huur
  • gas
  • water
  • stroom
  • verplichte zorgverzekering

Gemeenten geven op verschillende manieren uitvoering aan het financieel ontzorgen. De meest voorkomende manieren:

  • een vorm van budgetbeheer waarbij de vaste lasten worden ingehouden op de uitkering
  • het instellen van automatische incasso’s
  • een combinatie van het inhouden van vaste lasten en automatische incasso’s

Sommige gemeenten houden alle bovengenoemde vaste lasten in op de uitkering. Andere kiezen ervoor om bijvoorbeeld alleen de huur op de uitkering in te houden en regelen voor de andere vaste lasten automatisch incasso’s. Er zijn ook gemeenten die nog andere vaste lasten uit de uitkering betalen, zoals een telefoon- en internetabonnement of lokale belastingen. 

7.5 Hoe ga je om met de overbruggingsperiode (vóór toeslagen)?

Statushouders hebben recht op toeslagen, maar ontvangen deze pas een aantal weken of maanden na huisvesting in de gemeente. Hierdoor ontstaat een tijdelijk inkomensgat. Vaak is dan een overbrugging nodig voor de toeslagen en voor het ‘achteraf ontvangen’ van de uitkering. De lasten starten namelijk al aan het begin van de maand, terwijl de uitkering (op zijn vroegst) pas aan het eind van de maand wordt overgemaakt. De gemeente moet dus bepalen hoe zij omgaat met de betaling van de eerste huur en andere rekeningen direct na huisvesting.

Veel gemeenten kiezen ervoor om deze periode als volgt te overbruggen: 

  • Zij koppelen toeslagen aan de beheerrekening waarvoor roodstand is aangevraagd ter hoogte van het geschatte toeslagbedrag. De roodstand wordt ingelopen zodra de toeslagen op de rekening worden gestort. 
  • Zij hanteren een bufferbudget met dezelfde systematiek als hierboven (zie ook: het Huishoudboekje).
  • Zij zorgen voor een overbrugging via bijzondere bijstand. De hoogte varieert.
  • Zij overbruggen ‘om niet’, bijvoorbeeld een volle maand uitkering en/of een of twee maanden huur.

7.6 Op welke manier zet je het inrichtingskrediet in?

De meeste gemeenten keren een inrichtingskrediet uit waarmee statushouders de kosten voor het inrichten van hun woning kunnen betalen. Het verschilt per gemeente hoe dit krediet wordt uitgekeerd: in natura, als lening of als gift. 

Aandachtspunt voor beleid 

Sta je voor de beleidskeuze om inrichtingskosten als gift toe te kennen of als lening in de vorm van een leenbijstand? Wees je dan bewust van het volgende: als je deze kosten als leenbijstand verstrekt, dan begint de statushouder de periode van financiële ondersteuning met een schuld bij de gemeente.

7.7 Hoe vul je inkomen aan met (part-)time werk en (minima)regelingen?

De bijstandsuitkering is niet altijd toereikend om alle vaste lasten te dekken en door te betalen. Bovendien moet er ook inkomen zijn voor de dagelijkse kosten en voor deelname aan sport, onderwijs en werk, juist ook met het oog op inburgering en integratie. Financieel ontzorgen gaat dus ook over het bespreken van (parttime) werken en (minima)regelingen waar statushouders mogelijk recht op hebben. 

8.1 Wie voert de begeleiding uit?

De begeleiding naar financiële zelfredzaamheid is een inhoudelijk en organisatorisch vraagstuk, waarvoor een ander, langduriger proces moet worden ingericht dan voor financieel ontzorgen. Welke vorm en inzet gemeenten kiezen voor passende begeleiding naar financiële zelfredzaamheid mogen zij zelf bepalen. In dit hoofdstuk lees je over verschillende mogelijkheden en de aandachtspunten hierbij. 

Wie voert de begeleiding uit?

Vanuit de reguliere schuldhulpverlening hebben veel gemeenten al ervaring met het werken aan financiële zelfredzaamheid van inwoners. Uit onderzoek blijkt dat de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid op voldoende financiële expertise berust moet zijn en erop gericht moet zijn dat statushouders uiteindelijk zelf hun financiële zaken kunnen regelen. Herhaaldelijke uitleg en continuïteit van de begeleiding dragen bij aan het succes. 

Cultuur- en taalverschillen overbruggen

Professionals en vrijwilligers in de uitvoering moeten kennis hebben van de culturele verschillen in financiële systemen en de omgang met geld en moeten ervaring hebben met het overbruggen van die verschillen. De inzet van visuele ondersteuning, tolken en sleutelpersonen kan hierbij van waarde zijn.

8.2 Hoe ziet de begeleiding eruit?

Om financiële zelfredzaamheid te stimuleren, zetten gemeenten een combinatie van individuele begeleiding en groepscursussen in als aanvulling op het proces van financieel ontzorgen. Denk hierbij aan het stap voor stap doorlopen van onderwerpen als (zorg)verzekeringen, toeslagen, het eigen risico en het bestaan van ondersteunende organisaties als stichting Leergeld. Deze begeleiding kan worden gegeven door een medewerker van de gemeente of worden uitbesteed aan een maatschappelijke organisatie. Ook kunnen de cursussen onderdeel zijn van het aanbod vanuit de leerroute.

Mogelijkheden om financiële zelfredzaamheid te stimuleren:

  • Financiële Educatie en de groepscursus Euro-Wijzer van VluchtelingenWerk. Begeleiding aan alle statushouders nadat zij in een gemeente gehuisvest zijn om financieel zelfredzaam te worden én blijven. Euro-Wijzer vindt altijd plaats in combinatie met maatschappelijke begeleiding (van een organisatie). 
  • Gemeentelijk aanbod van een vrijwillige training over het financiële systeem in Nederland.
  • Gemeentelijk aanbod, bijvoorbeeld door klantmanagers Inkomen, van een verplichte training om wegwijs te worden in het Nederlandse financiële systeem (bijvoorbeeld: uitkering en toeslagen aanvragen, verzekering afsluiten).
  • Werken met de E-overheid, cursus van Stichting Digisterker. Met deze cursus worden statushouders bekend gemaakt met digitale overheidsdiensten als DigiD en websites als toeslagen.nl
  • Voor ‘t zelfde geld, ontwikkeld door Stichting Lezen en Schrijven, is een (gratis) methode voor alle mensen die hun administratie op orde willen brengen en houden en moeite hebben met lezen, rekenen en schrijven.
  • Checklist financiële redzaamheid statushouders van Nibud. Hiermee krijgen statushouders en hun begeleiders inzicht in de stand van zaken rond de financiële redzaamheid. Wat moet de statushouder nog leren om zelfredzaam te worden?
  • Geldplan Statushouders van het Nibud (zie hierna). Online vraagbaak en stappenplan voor geldzaken en regelingen, gericht op statushouders en hun begeleiders. Gemeenten kunnen dit plan gebruiken om statushouders op weg te helpen naar financiële zelfredzaamheid.

Geldplan Statushouders

Het geldplan Statushouders van het Nibud geeft statushouders en hun begeleiders inzicht in het Nederlandse systeem én helpt geldzaken in balans te houden of te krijgen. Het geldplan is in het Nederlands geschreven, belangrijke begrippen zijn toegelicht in het Engels, Arabisch of Tigrinya. Het geldplan start met een handig overzicht van wat iedereen in Nederland vanaf 18 jaar geregeld moet hebben. Gebruikers vinken aan wat zij al gedaan hebben, waarna zij een overzicht krijgen van wat zij nog moeten regelen, inclusief uitleg hoe dit moet. Vervolgens kunnen zij verder lezen over de thema’s waarover zij meer willen weten. 

8.3 Basisvaardigheden en succesfactoren

Welke basisvaardigheden zijn nodig voor het bereiken van financiële zelfredzaamheid? En welke succesfactoren kunnen we onderscheiden?

Basisvaardigheden voor financiële zelfredzaamheid

  1. Beheersing van de Nederlandse (of Engelse) taal.
  2. Lees- en schrijfvaardigheden.
  3. Rekenvaardigheden.
  4. Digitale vaardigheden.
  5. Hulp vragen. Let op: vaak zoeken mensen eerst hulp in het eigen netwerk. De kans bestaat dat zij daar onvolledig of verkeerd geïnformeerd worden en pas op formele hulp overstappen als er al financiële problemen ontstaan zijn.

Succesfactoren voor financiële zelfredzaamheid

  1. Voldoende inkomen en kennis van rechten en plichten. Participatie op de arbeidsmarkt is een succesfactor voor financiële zelfredzaamheid. Maar het verwerven van inkomen is een knelpunt voor statushouders. Vaak is er een taalbarrière en beschikken zij niet over de juiste diplomavereisten. Als zij wel een eigen inkomen kunnen verwerven, is het belangrijk dat zij op de hoogte zijn van hun rechten, plichten en verantwoordelijkheden (denk aan belastingaangifte, hoogte van toeslagen, effecten op de bijstandsuitkering, maar bijvoorbeeld ook aan de financiële gevolgen van ziekte). Ontbreekt deze kennis of houden zij hiermee geen rekening, dan liggen financiële problemen op de loer. 

  2. Geldzaken organiseren. Om deze competentie te ontwikkelen is het belangrijk dat statushouders hun uitgaven beheersen en monitoren en hun inkomsten en uitgaven in balans weten te houden. De formele taal in officiële brieven zorgt soms voor verwarring en onbegrip. Besteed in de begeleiding extra aandacht aan (belangrijke) overgangssituaties waarbij de omstandigheden veranderen en administratieve wijzigingen (op tijd) moeten worden doorgegeven.
  3. Verantwoord besteden. Statushouders weten aanvankelijk vaak niet goed wat het leven in Nederland kost en wat ze van hun geld kunnen kopen. Niet iedereen is gewend om grote uitgaven op langere termijn te plannen en sommigen stellen andere prioriteiten (bijvoorbeeld televisie, smartphone, structureel geld voor de familie in het thuisland). Ook is het voor sommigen moeilijk om in te schatten wat wel en niet nodig is en soms worden (onder druk van verkopers) producten of diensten aangeschaft waarvoor niet genoeg geld is.
  4. Voorbereid zijn op (on)voorziene gebeurtenissen. Statushouders zijn er niet altijd van op de hoogte dat zij eigen risico dragen voor de zorgverzekering en een eindafrekening ontvangen van de energiemaatschappij. Goed om hen hier actief over te informeren, net als over de jaarlijks terugkerende uitgaven die niet in de verplichte periode van ontzorgen voorbijkomen, zoals de afvalstoffenheffing.

9.1 Aanbod op maat voor (alleenstaande) jongeren die 18 jaar worden

Gemeenten kunnen ervoor kiezen om extra aandacht te besteden aan het financieel ontzorgen en begeleiden van jongeren. Als jongeren en amv’s (alleenstaande minderjarige vreemdelingen) 18 jaar worden, verandert er namelijk veel voor hen. Zij krijgen bijvoorbeeld recht op een bijstandsuitkering en toeslagen en zijn verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Ook voor de ouder(s) of verzorger(s) van de 18-jarige heeft dit soms financiële gevolgen. 

Amv’s hebben geen ouder die hen kan begeleiden of financieel garant kan staan; dat maakt hen (extra) kwetsbaar. In dit hoofdstuk lees je meer over deze specifieke doelgroep en over de mogelijkheden om hen en andere jongeren extra te ondersteunen op weg naar financiële zelfredzaamheid.

Bijna 18 jaar

Je kunt als gemeente een speciaal aanbod ontwikkelen voor amv’s die binnenkort de leeftijd van 18 jaar bereiken (vanaf dat moment: ex-amv’s) en andere jongeren. Vanaf hun 18de verjaardag zijn zij namelijk zelf financieel verantwoordelijk, terwijl hun uitkering vaak niet voldoende is om de vaste lasten te betalen. Ex-amv’s en andere jongvolwassen statushouders die een uitkering ontvangen kunnen vanuit gemeentelijk beleid verplicht worden om aan dit (maatwerk) aanbod deel te nemen.

Studenten

Tot de groep amv’s behoren veel studenten. Zij ontvangen geen uitkering en zijn – afhankelijk van vrijstellend onderwijs – wel of niet inburgeringsplichtig. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om ook hen financieel te ontzorgen en te begeleiden naar financiële zelfredzaamheid. 

Handreiking voor begeleiding van amv’s (18+) 

In de Handreiking Overgang bij amv’s met verblijfsvergunning die 18 jaar worden van VNG en Nidos lees je meer over hun financiële situatie en de rol van de gemeente in deze overgangsfase. 

9.2 Stappenplan 18-/18+

Het is van wezenlijk belang voor de verdere integratie van ex-amv’s dat randvoorwaarden als huisvesting, inkomen, een sociaal netwerk, zorg en begeleiding geregeld zijn. In de VNG-handreiking Overdracht van amv's die 18 jaar worden staat een uitgebreid stappenplan voor het maken van lokale afspraken voor een soepel verloop van 18- naar 18+ bij amv’s. 

Een aantal adviezen uit de VNG-handreiking met het oog op financiën:

  • Stel vast wat de minimale inkomenspositie van de jongere is, gezien het gemeentelijk beleid.
  • Bespreek de termijn waarbinnen een (bijzondere) bijstandsaanvraag kan worden ingediend.
  • Maak afspraken over de overbruggingsmogelijkheden voor een doorgaande lijn van de inkomensvoorziening.

9.3 Bijzondere bijstand en jongerentoeslag

Voor veel jongeren tot 21 jaar zijn de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) en de lage (wettelijke) bijstandsnorm ontoereikend om hun relatief hoge woonlasten en kosten voor levensonderhoud te betalen. Zij lopen hierdoor grote kans om in financiële problemen te raken. Onder twee voorwaarden kan de gemeente bijzondere bijstand verlenen:

  1. Als de ouders niet in staat zijn om bij te dragen aan het levensonderhoud.
  2. Als redelijkerwijs niet van de jongere verwacht kan worden (vanwege het ontbreken van ouderlijke steun) dat die in het eigen levensonderhoud kan voorzien.

Gemeenten kunnen op individueel niveau een afweging maken voor het toekennen van bijvoorbeeld een ‘jongerentoeslag’. 

9.4 Tips voor het versterken van de financiële zelfredzaamheid van jongeren

Het KIS-rapport Desnoods eet ik twee weken brood met pindakaas verkent hoe de financiële zelfredzaamheid van amv’s kan worden vergroot in hun overgang naar volwassenheid. Een aantal tips hieruit:

  • Verstrek het inrichtingskrediet als gift in plaats van als lening.
  • Verstrek de eerste twee maanden huur liever als lening dan als gift. Volgens sommige experts leren jongvolwassenen op die manier beter dat zij leningen moeten terugbetalen.
  • Vergoed huurtoeslag voor jonge alleenstaande vluchtelingen tot 23 jaar die zelfstandig wonen, maar geen recht hebben op huurtoeslag.
  • Stel een noodfonds in waaruit geld onttrokken kan worden voor als er eens iets misgaat.
  • Voor amv’s die voor schuldhulpverlening in aanmerking komen: motiveer hen om mee te werken aan schuldhulpverlening door het geld dat ze naar familie sturen als vaste lastenpost op te nemen.
  • Ga met jongeren in gesprek over hoe zij zowel voor zichzelf kunnen zorgen als geld kunnen opsturen naar familie zonder dat ze schulden maken.
  • Financiële problemen kunnen een katalysator zijn voor problemen op andere leefgebieden, zoals schooluitval of het opkomen van sluimerende trauma’s. Het is dan zinvoller om te beginnen met het verminderen van de stress en eventuele schulden dan met traumaverwerking.

10 Monitoring financiële zelfredzaamheid

Wanneer kent iemand het systeem goed genoeg om grip te krijgen en te houden op inkomsten en uitgaven? Het blijkt lastig voor gemeenten om dit vast te stellen en te monitoren. Onderstaande mogelijkheden kunnen je helpen om (integraal) zicht te houden op de voortgang van financiële zekerheid en zelfredzaamheid.

  • Neem de persoonlijke aanpak van ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid op in het PIP en laat het onderdeel zijn van de voortgangsgesprekken.
  • Beleg de uitvoering van financieel ontzorgen en de begeleiding bij bijvoorbeeld het team Schuldhulpverlening of een andere (externe) organisatie die ervaring heeft met het stimuleren van financiële zelfredzaamheid bij statushouders of andere doelgroepen. Vaak beschikken zij al over meetinstrumenten om de mate van financiële zelfredzaamheid vast te stellen (zoals het Nibud-scoreformulier hieronder).
  • Maak gebruik van een hulpmiddel zoals het scoreformulier van het Nibud. Dit scoreformulier is onderverdeeld in vier stappen om de beweging op weg naar financiële zelfredzaamheid vast te stellen. Elke stap bestaat uit meerdere onderdelen, waardoor eventuele knelpunten snel zichtbaar worden.

Leidraad bij het voortgangsgesprek

In het kader bij 6.1 lees je over de gespreksleidraad die de gemeente Amsterdam gebruikt bij het voeren van het (voortgangs)gesprek over financiële zelfredzaamheid met statushouders.

Alert op overgangssituaties

Het is belangrijk om tijdens en na het inburgeringstraject aandacht te besteden aan overgangssituaties. In overgangssituaties verandert vaak van alles in de (financiële) situatie van de statushouder, veelal met consequenties voor de financiële stabiliteit op korte én langere termijn, bijvoorbeeld door onverwachte terugvorderingen. 

Belangrijke overgangssituaties 

  • Van uitkering naar werk: deze verandering wordt niet altijd correct doorgegeven aan de Belastingdienst. De huur- en zorgtoeslag worden dan niet aangepast, wat kan leiden tot forse, onverwachte terugvorderingen aan het einde van het jaar.
  • Gezinshereniging (wanneer een van de ouders al met kinderen in Nederland verblijft): als bij de aanvraag van het kindgebonden budget niet is afgezien van de alleenstaande ouderkop (ALO-kop), dan ontvangt het gezin deze toeslag voor alleenstaande ouders. Achteraf, bijvoorbeeld bij gezinshereniging, kan blijken dat er geen sprake (meer) is van een alleenstaande ouder. In zo’n situatie vordert de Belastingdienst de alleenstaande ouderkop met terugwerkende kracht terug, wat kan leiden tot financiële problemen. 
  • Van uitkering naar studie: statushouders die vanuit de bijstandsuitkering overgaan op studiefinanciering, gaan er soms in inkomen op achteruit. Het toekennen van een aanvullende beurs door DUO kan lang duren. Door daling van het inkomen en de lange wachttijd kunnen financiële problemen ontstaan. Wat lang niet iedereen weet, is dat statushouders in de tussentijd aanspraak kunnen maken op bijzondere bijstand.
  • 18-/18+: als jongeren en amv’s 18 jaar worden, verandert er veel voor hen. Zij krijgen bijvoorbeeld recht op een bijstandsuitkering en toeslagen en zijn verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Woont de 18-plusser bij de ouder(s) of verzorger(s) dan kan dit ook voor hen financiële gevolgen hebben. Voor de subgroep studenten-amv’s geldt dat ze geen uitkering hebben en – afhankelijk van vrijstellend onderwijs – wel of niet inburgeringsplichtig zijn. Zie hoofdstuk 9 voor meer info.
  • Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. 

11.1 Hoe pakken andere gemeenten het aan?

Ter inspiratie delen we in dit hoofdstuk de aanpak van een aantal gemeenten. Ieder voorbeeld begint met een beschrijving van de lokale beleidsvisie, omdat deze bepalend is voor de inrichting van de uitvoeringspraktijk. Daarna beschrijven we hoe de gemeente het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid uitvoert. 

11.2 Gemeente Heerenveen

De gemeente Heerenveen telt ongeveer 51.650 inwoners. In 2023 heeft de gemeente 55 statushouders gehuisvest. 

Lokale beleidsvisie

Het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid, zoals opgenomen in de Wi2021, is verweven met de dienstverlening aan inwoners die te maken hebben met armoede en schulden. In haar beleid focust de gemeente Heerenveen op het faciliteren van zo veel mogelijk contactmomenten met de statushouders. 

Bij invoering van de Wi2021 is de raad gevraagd om structureel extra budget voor de uitvoering, onder meer voor budgetcoaching, met ingang van 2023. Deze aanvraag is als afweging meegenomen bij de Perspectiefnota 2022. De aanvraag is niet gehonoreerd. Wel is er een incidenteel bedrag van 55.000 euro beschikbaar gesteld voor 2023 en 2024. Dit budget wordt ingezet voor extra budgetcoaching. De uitvoering van de cursus budgetbeheer en de e-learning voor de groep statushouders is opgenomen in het Participatiebudget.

Aanpak financieel ontzorgen

Heerenveen hield zich al voor 2017 bezig met het financieel ontzorgen van statushouders. De inkomensconsulent van team Werk en Inkomen hield de huur, energiekosten en zorgverzekering in op de uitkering. Vanaf 2017 voert de gemeente zelf budgetbeheer uit en vallen statushouders onder de verantwoordelijkheid van het team Schuldhulpverlening. Tijdens de zogeheten regeldag ondertekenen de statushouders een overeenkomst voor één jaar. In overleg met hen kan de budgetbeheerder ook andere vaste lasten, bijvoorbeeld abonnementen, inhouden op hun uitkering. 

De budgetbeheerder begeleidt asielstatushouders bij hun financiële administratie. Voor de periode waarin de toeslagen nog niet zijn ingeregeld (inkomensgat) verstrekt de gemeente een voorschot ter overbrugging. Omdat de gemeente Heerenveen NVVK-gecertificeerd is, kan ze de toeslagen zelf ontvangen, waarmee wordt voorkomen dat de budgetbeheerder moet schuiven met potjes (bijvoorbeeld het inrichtingskrediet).

De gemeente Heerenveen verstrekt het inrichtingskrediet als een lening die in 36 termijnen (drie jaar) wordt afgelost. Wanneer de 36 termijnen zijn afgelost, wordt de restschuld van de lening kwijtgescholden, mits er ook voldaan is aan de andere opgelegde voorwaarden, zoals die van een verantwoorde besteding. De (aflossings)bedragen worden gebaseerd op de normen die het Nibud hanteert.

Regeldag in de gemeente Heerenveen

Een vrijwilliger van VluchtelingenWerk ondersteunt de statushouder tijdens de regeldag. De regeldag begint vaak om 9.30 uur en duurt in ieder geval tot 14.00 uur. De dag ziet er dan als volgt uit: 

  • 9.30 uur: bezichtiging van de woning en tekenen huurcontract 
  • 10.30 uur: intakegesprek bij VluchtelingenWerk 
  • 12.15 uur: inschrijving basisregistratie personen (BRP)
  • 12.30 uur: intake specialist Inkomen voor aanvraag bijzondere bijstand (woninginrichting, overbruggingsuitkering en eerste huur), aanvraag levensonderhoud en ondertekenen budgetovereenkomsten, samen met de budgetbeheer. 

Het aanmelden bij onder meer zorgverzekering, energiebedrijf, water, Belastingdienst (toeslagen), tandarts, huisarts en de school voor de kinderen vinden op een later moment plaats. 

Aanpak begeleiding naar financiële zelfredzaamheid

Sinds 1 januari 2022 (inwerkingtreding Wi2021) zet de gemeente Heerenveen actief in op begeleiding naar financiële zelfredzaamheid. De budgetbeheerder schat in wanneer de begeleiding begint en stemt dit af met de consulent inburgering. De standaard is dat de begeleiding drie maanden na huisvesting begint; per situatie wordt gekeken of dit haalbaar is. 

Bij de beoordeling van de startpositie van de financiële zelfredzaamheid wordt met name gekeken of er voldoende rust is in de situatie van de statushouder. Tegen die tijd heeft de brede intake plaatsgevonden en is het PIP vastgesteld. Inzichten uit de brede intake en het verloop van de opstart van de leerroute worden meegenomen in de afweging welke begeleiding nodig is. De afspraken over zowel de financiële begeleiding als deelname aan de groepstraining worden vastgelegd in het PIP.

Individuele begeleiding en groepstraining

Voor de individuele begeleiding maakt de gemeente Heerenveen gebruik van een E-learning pakket. Het pakket is ontwikkeld door Base2Work en is uitgebreid op basis van wensen van de gemeente. De E-learning is op dit moment beschikbaar in het Nederlands en het Arabisch. Daarnaast zijn er filmpjes opgenomen in het Engels en Tigrinya en wordt er gewerkt aan versies in het Farsi en Turks. Voorafgaand aan de individuele begeleiding nodigt de budgetbeheerder een kleine groep statushouders tegelijk uit op het gemeentehuis. Tijdens die afspraak wordt de E-learning geïnstalleerd en kan een inschatting gemaakt worden van de digitale vaardigheid. Als blijkt dat iemand geen of beperkte digitale vaardigheden heeft, dan kan diegene gebruikmaken van een ondersteunend lesaanbod bij de bibliotheek.

Daarnaast neemt iedere statushouder verplicht deel aan een groepstraining. Deze bestaat uit zeven bijeenkomsten van tweeënhalf uur. Deze groepstrainingen hebben eenzelfde opbouw als het E-learning pakket waardoor de herkenbaarheid wordt vergroot. Twee trainers begeleiden de groepsbijeenkomsten. Zij zijn ook actief als schuldhulpverlener in het team Schuldhulpverlening. 

Gelijktijdig met de start van de groepstraining kan de statushouder individueel begeleid worden door de budgetbeheerder. Deze begeleiding volgt de opbouw van de E-learning, waardoor sprake is van herkenning en aansluiting op de groepstraining. Na de periode van één jaar kan de gemeente de statushouder in het kader van ‘nazorg’ koppelen aan een budgetmaatje van welzijnsorganisatie Caleidoscoop. Op deze manier is er een laagdrempelig vangnet voor de financiële administratie. Een budgetmaatje wordt ingezet als een statushouder dit prettig vindt of op advies van de budgetbeheerder. 

11.3 Gemeenten Gorinchem, Molenlanden, Vijfheerenlanden en Avres

De gemeenten Gorinchem, Molenlanden en Vijfheerenlanden tellen in totaal ongeveer 140.000 inwoners. 

Lokale beleidsvisie

Het beleid van financieel ontzorgen is sterk verbonden aan de Participatiewet. Sinds de Kamerbrief van april 2023, waarin de minister meer ruimte aankondigt voor maatwerk, zetten de drie gemeenten weliswaar in op financiële ontzorging in de eerste maanden na huisvesting, maar geven zij eveneens gehoor aan de behoefte van statushouders aan meer eigen regie. De nadruk ligt bij deze gemeenten dan ook sterk op begeleiding. Financieel ontzorgen heeft alleen toegevoegde waarde als er in die periode ook wordt gewerkt aan de financiële zelfredzaamheid van de statushouder – anders worden mogelijke financiële problemen slechts vooruitgeschoven. 

Aanpak financieel ontzorgen 

De gemeenten Gorinchem, Molenlanden en Vijfheerenlanden geven uitvoering aan de Wi2021 vanuit Werk en Inkomen. Belangrijk hierbij is het voorkomen van de financiële problemen en het stimuleren van financiële zelfredzaamheid. De uitvoering van het financieel ontzorgen is belegd bij de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie Avres. Avres helpt inwoners, inclusief inburgeringsplichtigen, bij werk- en geldzaken. VluchtelingenWerk organiseert de maatschappelijke begeleiding. 

Om financiële problemen te voorkomen, regelt VluchtelingenWerk dat alle betalingen van vaste lasten met automatische incasso worden betaald. Daarnaast adviseert VluchtelingenWerk aan statushouders die risico lopen financieel in de problemen te komen in budgetbeheer te gaan. Daarnaast kan voor elke statushouder die dit nodig heeft een voorschot worden aangevraagd op de toeslagen van 500 euro voor een alleenstaande en 1000 euro voor gezinnen. 

Met maatwerk kan technisch budgetbeheer worden geadviseerd. Een teamleider van VluchtelingenWerk beoordeelt tijdens de warme overdracht per statushouder of technisch financieel ontzorgen vanuit budgetbeheer wenselijk is. Op basis van deze beoordeling wordt een statushouder al dan niet sterk gestimuleerd om een jaar in budgetbeheer te gaan. Na die periode van een jaar bestaat de mogelijkheid om het budgetbeheer af te bouwen of, indien nodig, om de inburgeringsplichtige onder bewindvoering te plaatsen. 

De drie gemeenten onderhouden een goede en langdurige samenwerking met VluchtelingenWerk dat de primaire begeleiding van en communicatie met de inburgeringsplichtigen verzorgt. VluchtelingenWerk kijkt hiervoor naar een aantal kenmerken, maar benadrukt dat het uiteindelijk om maatwerk gaat en dat ook de keuze van de statushouder meetelt. De kenmerken die VluchtelingenWerk in elk geval meeweegt, zijn: psychische gesteldheid, opleidingsniveau, analfabetisme en de informatie van het azc over de inburgeringsplichtige. 

Voor statushouders die in budgetbeheer gaan vanaf het moment van huisvesting kan het inkomensgat opgevangen worden met een zogenaamde roodstandfaciliteit van de budgetbeheerrekening. Avres heeft goed zicht op de financiën om dit eventuele inkomensgat op te vangen. Het inrichtingskrediet is voor 20 procent een gift en voor 80 procent een lening. De hoogte ervan is afhankelijk van de gezinssamenstelling.   

Aanpak begeleiding naar financiële zelfredzaamheid

VluchtelingenWerk voert de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid uit. Dit gebeurt via workshops en individuele begeleiding op financiële zaken tijdens de maatschappelijke begeleiding. De cursus Euro-Wijzer is een verplicht onderdeel van het inburgeringstraject. De individuele maatschappelijke begeleiding start al tijdens de periode vóór vaststelling van het PIP en loopt na vaststelling van het PIP nog 12 maanden door (15 maanden in totaal). Aan het begin van de maatschappelijke begeleiding wordt een meting van de financiële zelfredzaamheid gedaan als leidraad voor de begeleiding. Tegen het eind van de 15 maanden begeleiding wordt de meting nog een keer uitgevoerd om te kijken of er nog gaten in financiële kennis en kunde zijn die kunnen worden opgepakt. Bij de communicatie wordt alles zoveel mogelijk in blokken opgedeeld en ligt de nadruk op veel herhaling. 

Indien er een huurachterstand dreigt, zijn de lijnen vanuit VluchtelingenWerk met de woningcorporaties kort. Hierdoor kan VluchtelingenWerk snel ingrijpen en het gesprek aangaan met de statushouder.

11.4 Gemeente Eindhoven

De gemeente Eindhoven telt ongeveer 223.209 inwoners. In 2023 heeft de gemeente ongeveer 500 statushouders gehuisvest. 

Lokale beleidsvisie 

Tijdens de implementatie van de Wi2021 heeft Eindhoven geprobeerd om statushouders verplicht technisch financieel te ontzorgen. Toen bleek dat het gewenste doel – het financieel zelfredzaam maken van statushouders – niet werd bereikt, terwijl het wel veel administratief werk opleverde, heeft de gemeente van deze aanpak afgezien. De aankondiging van meer ruimte voor maatwerkin april 2023 is aangegrepen om het financieel ontzorgen op een alternatieve manier in te vullen. 

Het uitgangspunt van deze alternatieve wijze is: werken in de geest van de Wi2021 en gebruik maken van beleid dat ook voor de inwerkingtreding van deze wet effectief is gebleken. Het beleid voor ontzorging en begeleiding naar financiële zelfredzaamheid is vormgegeven op basis van de nauwe samenwerking met het wijkteam (WIJeindhoven) en VluchtelingenWerk. Het uitgangspunt is dat niet iedereen financieel ontzorgd hoeft te worden en anderzijds, dat er juist statushouders zijn die na zes maanden nog extra hulp bij hun financiën nodig hebben. Dit vraagt om maatwerk en een aanpak met veel nadruk op toezicht en begeleiding. 

Aanpak financieel ontzorgen

Na huisvesting in de gemeente wordt de statushouder gekoppeld aan een specialist inburgering van de gemeente die start met het afnemen van de brede intake en het vaststellen van het PIP. In een aparte beschikking wordt vastgelegd hoe de periode van de zes maanden ontzorging van de huur eruit ziet. De communicatie hierbij en hierover is van wezenlijk belang: statushouders moeten weten dat én waarom zij ontzorgd worden en dat dit in principe na een periode van zes maanden eindigt. In de trainingen wordt dit duidelijk gemaakt en ook de maatschappelijk begeleider deelt dit met hen.

De eerste zes maanden worden statushouders ontzorgd op de grootste kostenpost, namelijk de huur. De statushouder ontvangt bij huisvesting in de gemeente een geïndexeerd inrichtingskrediet, de eerste maand huur en een overbruggingsbedrag als toeslagen nog niet vanaf de eerste maand van huisvesting kunnen worden uitgekeerd en de uitkering alleen niet toereikend is. Het inrichtingskrediet wordt verstrekt als lening, de eerste maand huur en het overbruggingsbedrag als gift. 

Het aanvragen van toeslagen en de samenwerking hierbij met het COA zijn van belang om te zorgen dat iemand zacht kan landen en geldzorgen niet direct een knelpunt zijn vanaf de start in de nieuwe gemeente. Via deze samenwerking krijgen statushouders informatie en advies over de opstart in de gemeente en de bedoeling van het inrichtings- en overbruggingskrediet.

In de laatste twee maanden van de verplichte ontzorgingsperiode ontvangt de statushouder een brief van de gemeente met informatie over het stopzetten van het ontzorgen van de huur. Tegelijkertijd ontvangt VluchtelingenWerk eenzelfde brief, zodat ook de begeleider op de hoogte is. In de overgang naar het zelf verrichten van betalingen regelt VluchtelingenWerk de automatische overschrijving vanaf die periode. Indien verdere ondersteuning nodig is, doet het wijkteam een aanvraag voor budgetbeheer of budgetcoaching bij de afdeling Schulddienstverlening van de gemeente Eindhoven. VluchtelingenWerk zorgt voor een goede overdracht en is aanwezig bij de intakegesprekken. 

Aanpak begeleiding naar financiële zelfredzaamheid

In het PIP wordt vastgesteld dat de inburgeringsplichtige gaat deelnemen aan maatschappelijke begeleiding en de cursus Euro-Wijzer; beide worden uitgevoerd door VluchtelingenWerk. In de eerste fase van het inburgeringsproces worden cursussen gegeven over het beheer van financiën en krijgen statushouders individuele begeleiding van de maatschappelijk begeleider. 

Statushouders worden ook gekoppeld aan een budgetcoach van VluchtelingenWerk – een rol van de maatschappelijk begeleider. Deze maakt samen met de statushouder een budgetplan waarin zij diverse uitgaven en inkomsten uitwerken. VluchtelingenWerk houdt de eerste zes maanden in de gaten of extra begeleiding of verlengde ontzorging nodig is en stemt dit met de gemeente en het Wijkteam af. Maatschappelijk begeleiders onderhouden wekelijks contact met hun cliënten – fysiek, telefonisch en via WhatsApp. In de loop van het traject neemt de frequentie van het contact mogelijk af, afhankelijk van de zelfredzaamheid van de statushouder. Dit is maatwerk. 

Na de eerste zes maanden volgt een periode van drie tot zes maanden begeleiding. Budgetbeheer en schuldhulpverlening worden ingevoerd als dat nodig blijkt. Daarnaast is er de mogelijkheid om individuele budgetcoaching in te zetten door VluchtelingenWerk. Dit wordt alleen aangeboden aan statushouders die meer ondersteuning nodig hebben. Hiervoor wordt gekeken naar de resultaten vanuit de module Euro-Wijzer. Ook betalingsherinneringen en -achterstanden kunnen een aanwijzing vormen dat zij extra begeleiding nodig hebben. Verbetert de financiële situatie ondanks deze stappen niet, dan is budgetbeheer/coaching via de gemeente Eindhoven de volgende interventie.

11.5 Gemeente Rotterdam

De gemeente Rotterdam telt ongeveer 655.468 inwoners. In 2023 heeft de gemeente 1337 statushouders gehuisvest.  

Lokale beleidsvisie

Rotterdam liep met de Rotterdamse Aanpak Statushouders (2019-2022) vooruit op de implementatie van de Wi2021. In de geest van deze wet werden ook statushouders die onder oudere stelsels vielen in de aanpak meegenomen. In juni 2023 verscheen een eerste deelonderzoek van een vierjarig onderzoeksproject in opdracht van de gemeente en uitgevoerd door de Erasmus Universiteit Rotterdam en de gemeentelijke afdeling Onderzoek en Business Intelligence (OBI). In deze rapportage, Van start met het nieuwe inburgeringsbeleid in Rotterdam (2023), worden de eerste ervaringen gedeeld met de uitvoering van de inburgeringswet in Rotterdam. 

De gemeente heeft ervoor gekozen de Wi2021 uit te voeren vanuit de bestaande organisatie, waardoor direct verbinding gelegd wordt met afdelingen die andere wettelijke taken uitvoeren, zoals de Jeugdwet, Participatiewet en Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Een integrale aanpak staat dus centraal en is gestoeld op een beleidskader dat aansluit bij de beleidsdoelen van de Wi2021.

Aanpak financieel ontzorgen

Rotterdam heeft ingespeeld op de extra ruimte voor maatwerk bij financieel ontzorgen uit de Kamerbrief van april 2023. Financieel ontzorgen blijft de norm, maar er zijn nu mogelijkheden om af te wijken. Ook krijgen uitkeringsgerechtigde statushouders een overbruggingskrediet vanuit de bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en zorgverzekering. Dit krediet ontvangen zij als gift.

Al voor de Wi2021 hield de gemeente Rotterdam zorgverzekering en huur in op de uitkering. Dit werd aangevuld met het inhouden van alle andere verplichte posten, maar in sommige gevallen bleek dit juist tot financiële zorgen te leiden. De mogelijkheid om meer maatwerk te bieden heeft onder meer geleid tot het ontwikkelen van een beslisboom waarmee klantmanagers kunnen bepalen of ontzorgen nodig is. Het uitgangspunt hierbij is: ontzorgen, tenzij iemand duidelijk financieel zelfredzaam is en ontzorgen een averechts effect zal hebben.

De klantmanager legt de statushouder uit wat financieel ontzorgen inhoudt. De klant tekent hiervoor de machtiging bij de Kredietbank Rotterdam – in de eigen taal of met een tolk. De Kredietbank Rotterdam zet voor financiële ontzorging een bestaande dienst in, waarbij zowel inkomen en toeslagen als vaste lasten automatisch via de Kredietbank verlopen. Het restant van de uitkering wordt overgemaakt aan de statushouder. Via de Kredietbank is persoonlijke roodstand mogelijk, bijvoorbeeld als er sprake is van een inkomensgat omdat niet alle toeslagen op tijd toegekend zijn. De technische ontzorging duurt standaard zes maanden; verlenging is mogelijk. Daarnaast kunnen volledig budgetbeheer of andere reguliere vormen van financiële ondersteuning ingezet worden.

Na vijf maanden adviseert de maatschappelijk begeleider van VluchtelingenWerk op basis van gevolgde trainingen en capaciteiten van de statushouder of het ontzorgen gestopt of verlengd moet worden. De werk- of jongerenconsulent (voor statushouders onder de 27 jaar) neemt hier uiteindelijk in samenspraak met de statushouder een besluit over. Volledige verlenging is meestal niet nodig. Wel wordt er regelmatig verzocht om de zorgverzekering en huur na de eerste zes maanden te blijven inhouden.

Aanpak begeleiding naar financiële zelfredzaamheid

Behalve de gemeente en de Kredietbank Rotterdam is ook VluchtelingenWerk een belangrijke partner in de begeleiding en ondersteuning van statushouders. Al bij de start van de brede intake worden statushouders gekoppeld aan een coach van VluchtelingenWerk. De organisatie is verantwoordelijk voor de maatschappelijke begeleiding en het participatieverklaringstraject (PVT) van statushouders en zet onder andere de cursus Euro-Wijzer in. Ook gaat VluchtelingenWerk zo snel mogelijk aan de slag met individuele begeleiding en budgetcoaching. De maatschappelijke begeleiding duurt maximaal twee jaar. Het streven is dat statushouders hierna (financieel) zelfredzaam zijn. Als er na deze periode nog behoefte is aan begeleiding of ondersteuning dan wordt dit opgepakt via het maatschappelijk werk met een eventuele doorverwijzing naar de reguliere hulpverlening. 

11.6 Gemeente Breda

De gemeente Breda telt ongeveer 186.000 inwoners. In 2023 heeft de gemeente 424 statushouders gehuisvest.

Lokale beleidsvisie 

De gemeente Breda heeft beleid en uitvoering van de Wi2021 vormgegeven vanuit het brede sociaal domein, waarbij ze actief heeft samengewerkt met Hello Breda. Hello Breda is een organisatie van (voormalig) statushouders waar nieuwkomers met al hun vragen kunnen aankloppen. De gemeente ziet hen als bruggenbouwers en zet hen in als experts op onderdelen van de inburgering die in de praktijk (nog) niet goed lopen of beter kunnen. 

In de vormgeving van het gemeentelijk beleid is ook de ervaring en kennis van betrokken interne teams (denk aan wonen, participatie, taal, maatschappelijke begeleiding, de schuldhulpverleners van de kredietbank West-Brabant) en samenwerkingspartners meegenomen. Deze partijen zijn hiervoor bijeengekomen bij de zogeheten ‘ontwikkeltafel statushouders’, van waaruit in 2019 de financiële zelfredzaamheid van statushouders is onderzocht. Hieruit kwam naar voren dat financiële voorlichting, met name voor minder leerbare statushouders, meer aandacht vraagt. In de uitwerking van het financieel ontzorgen en de begeleiding naar financiële zelfredzaamheid is daaraan concreet invulling gegeven. Lees in hoofdstuk 5.1 over het waardenetwerk Thuiskomen in Breda.

De uitvoering van het financieel ontzorgen is opgenomen in de reguliere uitvoering van schuldhulpverlening, met specialisten voor de doelgroep statushouders. De begeleiding naar financiële zelfredzaamheid wordt door ditzelfde team uitgevoerd en gaat vervolgens over naar de algemene uitvoering van het maatschappelijk werk door het Instituut voor Maatschappelijk Welzijn (IMW).

Aanpak financieel ontzorgen

Het financieel ontzorgen is in 2019 ingericht. Het is verplicht voor alle statushouders en begint op dag 1 – de dag waarop coaching en huisvesting start. De afdeling Budgetbeheer voert het financieel ontzorgen uit voor een (minimale) periode van zes maanden in de vorm van budgetbeheer gecombineerd met budgetcoaching. De vaste basislasten – huur, gas, elektra, water en de zorgverzekering – worden standaard doorbetaald. Daarnaast wordt gekeken of er nog andere vaste lasten zijn die ook via budgetbeheer betaald kunnen worden, zoals de inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering en/of het internetabonnement. Dit is afhankelijk van de incassomogelijkheden van die organisaties.

Al snel in de pilotfase bleek dat statushouders niet direct alle inkomsten tot hun beschikking hebben. Zo laten toeslagen vaak lang op zich wachten; iemand kan de zorgtoeslag bijvoorbeeld pas aanvragen na acceptatie door de zorgverzekeraar en op kinderbijslag wordt niet altijd meteen aanspraak gemaakt, waardoor ook nog geen kindgebonden budget wordt toegekend. Bovendien wordt de uitkering achteraf betaald, terwijl de meeste huishoudelijke lasten vooraf betaald moeten worden. Dit zorgde voor veel verwarring en stress, geen aangename start. Vandaar dat de gemeente Breda het opstartfonds in het leven heeft geroepen.

De gemeente gebruikt het opstartfonds om toegekende toeslagen vooruit te betalen en Budgetbeheer van voldoende middelen te voorzien voor het betalen van de vaste lasten en het leefgeld van statushouders. Zodra de toeslagen binnenkomen, wordt het voorschot weer ingehouden.

Naast het betalen van de vaste lasten biedt de gemeente Breda de statushouders coaching aan gedurende het traject van financieel ontzorgen. Bij aanvang, tussentijds en bij afbouw van het budgetbeheer wordt aan de hand van de Nibud-checklist voor financiële zelfredzaamheid gekeken hoe financieel zelfredzaam cliënten zijn om gepaste coaching te kunnen bieden. Het startpunt van de coaching verschilt per statushouder. Het einddoel is natuurlijk dat statushouders voldoende financieel zelfredzaam zijn om weloverwogen keuzes te maken, zowel op korte als lange termijn.

De gemeente wil statushouders ook wegwijs maken binnen het ingewikkelde Nederlandse financiële systeem. Hiertoe worden tijdens de contactmomenten diverse onderwerpen met de statushouders besproken, waaronder inkomsten en uitgaven, toeslagen(wetgeving), zorgverzekering, kwijtscheldingen, het nut van verzekeren en mogelijke financiële gevaren. 

Is een statushouder na zes maanden nog niet financieel zelfredzaam, dan bestaat de mogelijkheid om het traject te verlengen via het reguliere Budgetbeheer van de gemeente. Na de Kamerbrief van april 2023, die stelt dat gemeenten tijdelijk maatwerk kunnen toepassen bij het financieel ontzorgen, komt het geregeld voor dat statushouders hun betalingen bij aanvang zelfstandig uitvoeren, maar wel minimaal zes maanden voor coaching in beeld blijven. Dit is de groep ‘financieel zelfredzaam bij aanvang ontzorgen’.

Om statushouders betrokken te houden bij de coaching kunnen ze met hun DigiD inloggen op een portal van de gemeente die inzicht geeft in hun actuele financiële situatie. Inkomsten en uitgaven zijn zichtbaar, het actuele budgetplan, reserveringen en eventueel gespaard vermogen. Zo kunnen zij maandelijks nakijken of alles betaald is.  

In de pilotfase is gebleken dat cliënten graag gebruikmaken van laagdrempelige contactmogelijkheden zoals WhatsApp. De gemeente biedt deze mogelijkheid voor het plannen van afspraken en het stellen van vragen, naast uiteraard bereikbaarheid per e-mail en telefoon. Het team van budgetcoaches spreekt de talen van de grootste groep statushouders en is bekend met de culturen van deze groep. Indien wenselijk kan een tolk ingezet worden. De gemeente hoopt op deze manier op meer vertrouwen van statushouders in de overheid en begrip voor het financieel ontzorgen.

Aanpak begeleiding naar financiële zelfredzaamheid  

Alle statushouders in de gemeente Breda beginnen met een opstartklas van acht weken. In deze acht weken volgen statushouders drie dagen per week een programma. Zij krijgen taal in de ochtend en voorlichting over praktische (regel)zaken of participatie in de middag. De specialisten die statushouders financieel ontzorgen zijn betrokken bij het onderdeel digitaliseringslessen van de opstartklas. Hierin wordt een aantal workshops gegeven, bijvoorbeeld over het portaal dat de gemeenten gebruikt bij budgetbeheer. 

De gemeente Breda bepaalt na de opstartklas welke leerroute geschikt is en maakt op dat moment afspraken over de begeleiding bij het financieel ontzorgen. Na een half jaar wordt gekeken in welke mate de statushouder financieel zelfredzaam is. Statushouders die zelfstandig vooruit kunnen en willen krijgen een financiële training van maatschappelijk werk. Die bestaat uit een aantal groepsbijeenkomsten – afhankelijk van de behoefte van de groep – waarin het financiële systeem nog een keer wordt uitgelegd. Statushouders hebben al een basis én een vast aanspreekpunt voor hun financiële zaken doordat een schuldhulpverlener de statushouders zowel ontzorgt als begeleidt. De groepsbijeenkomsten zijn dus gebaseerd op herkenning en herhaling. 

Leren en ontwikkelen met belangenvereniging Hello Breda

Statushouders kunnen met al hun vragen aankloppen bij belangenvereniging Hello Breda. Ook kunnen zij daar terecht om feedback of een klacht in te dienen over hun traject van financieel ontzorgen en financiële zelfredzaamheid. Omdat Hello Breda korte lijnen onderhoudt met de beleidsadviseurs inburgering, kan de uitvoering zich ook op deze manier, aan de hand van de ervaringen van statushouders, blijven ontwikkelen. 

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
divosa.nl

Auteurs

Deze handreiking is samengesteld door Mirjam Gietema, projectleider Inburgering bij Divosa, 
met medewerking van het ministerie van SZW en de VNG.

Eindredactie

Jolanda van den Braak 
Caroline Huisman

Webredactie

Leontien van den Ham

Versie

Eerste versie: maart 2020
Geheel bijgewerkte versie: februari 2024


 

Inhoud