Voorwoord ‘Is 2023 een kanteljaar?’

De al voor de coronaperiode ingezette daling van het bijstandsbestand is in 2023 gestagneerd, lees ik in de Jaarrapportage 2023 van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen. Op het eerste gezicht lijkt dit vreemd, want ook in 2023 was de arbeidsmarkt − met 119 vacatures tegenover iedere 100 werklozen − nog erg krap. Maar de cijfers liegen niet: hoewel in grotere steden nog steeds sprake was van een daling met 1%, steeg het bestand in gemeenten met minder dan 50 duizend inwoners met 0,6%. Landelijk gezien was nog maar sprake van van een daling van 0,5%, tegenover 6,7% in 2022. Kijken we alleen naar de algemene bijstand (dus zonder IOAZ, IOAW en Bbz), dan zien we zelfs een stijging van 0,1%. 2023 lijkt dan ook een kanteljaar. 

Weinig ruimte

Sinds 2013 is het uitstroompercentage uit de bijstand niet zo laag geweest als in 2023. In 2022 lag het uitstroompercentage op 26%, in 2023 op 23,4%. Het voortdurende, lage uitstroompercentage wijst erop dat veel mensen die nu in de bijstand zitten, de stap naar werk moeilijk (kunnen) zetten. Zij ervaren een grote afstand tot de arbeidsmarkt, of beter gezegd: de arbeidsmarkt ervaart een grote afstand tot deze groep mensen. 

Om hen naar werk te begeleiden, is extra aandacht en begeleiding nodig. Maar werkgevers die zich in deze gespannen arbeidsmarkt geconfronteerd zien met personeelstekorten en een hoge werkdruk onder hun werknemers, zien hiervoor niet altijd ruimte. Nog vaak zoeken zij personeel dat snel en volledig inzetbaar is.

Lichtpunt

Zijn we daarmee in een impasse beland? Of hebben we nog een troef in handen om de kloof tussen de overspannen arbeidsmarkt en een bekwame groep mensen die we − bijvoorbeeld vanwege hun handicap of ziekte − nu nog aan de zijlijn laten staan, te overbruggen? De zogeheten maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) die Divosa en Cedris onlangs lieten opstellen, wijst op het laatste. Daaruit blijkt onomstotelijk dat een (zichzelf ruimschoots terugverdienende!) rijksinvestering van € 250 miljoen in loonkostensubsidies, de komende jaren werk kan bieden aan zo’n 40 duizend mensen met een arbeidsbeperking. 

Loonkostensubsidie geeft werkgevers de financiële ruimte om mensen in dienst te nemen die door een arbeidsbeperking minder dan 100% productief zijn. Het is een bewezen effectief middel om de kloof tussen de arbeidsmarkt en mensen die we nu nog aan de zijlijn laten staan, te verkleinen. Ik ben dan ook blij om in deze jaarrapportage te lezen dat de ontwikkeling van het percentage personen met loonkostensubsidie een stijgende trend vertoont: van 0,4% in 2015 naar 6,6% in 2022 en 8,6% in 2023, wat neerkomt op 36.490 mensen die in 2023 met loonkostensubsidie aan het werk waren. Ik hoop van harte dat investeringen in loonkostensubsidie door het Rijk, waartoe Divosa heeft opgeroepen, zullen bijdragen aan het voortzetten van deze trend. 

Vergelijk, leer, ontwikkel

In de Jaarrapportage van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen die voor je ligt, worden de cijfers op landelijk niveau gepresenteerd. De Divosa Benchmark daagt je uit hiervan te leren door de cijfers in jouw gemeente met de landelijke cijfers te vergelijken, er duiding aan te geven en er passend beleid op te ontwikkelen. Ik nodig je van harte uit om die uitdaging aan te gaan!

Erik Dannenberg, voorzitter Divosa

Samenvatting

Samenvatting Jaarkaart 2023

Negen kerncijfers over de uitvoering van de Participatiewet in 2023. *% mensen in bijstand dat parttime werkt / **% mensen met loonkostensubsidie t.o.v. aantal mensen in de bijstand / De cijfers zijn gemiddelden per jaar.

Inleiding

De Divosa Benchmark, een samenwerking van Divosa, Stimulansz en BMC Onderzoek, bestaat uit de benchmarks Werk & Inkomen, Armoede & Schulden en Statushouders & Inburgering. De benchmarks geven het meest volledige en actuele beeld van de uitvoeringspraktijk en bieden gemeenten de mogelijkheid zich te vergelijken met andere gemeenten.

In de Divosa Benchmarks besteden we uitgebreid aandacht aan benchlearning en de verhalen achter de cijfers. Individuele gesprekken en bijeenkomsten op regionaal en landelijk niveau bieden de ruimte voor inspiratie, duiding en analyse, en deelnemers kunnen praktijkvoorbeelden uitwisselen. Zo ondersteunt de Divosa Benchmark gemeenten bij het proces van leren en verbeteren. 

Ontwikkeling

In deze jaarrapportage van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen hebben we  een selectie gemaakt van een aantal basisgegevens die de uitvoering van de Participatiewet in beeld brengen. Deze zijn ook voor niet-benchmarkdeelnemers interessant. We presenteren de cijfers op landelijk niveau en naar gemeentegrootteklasse.

Om ontwikkelingen over de jaren heen in beeld te brengen, hebben we (waar mogelijk) data toegevoegd uit eerdere jaarrapportages van de Divosa Benchmark Werk & Inkomen.

Representatief

Aan de Divosa Benchmark Werk & Inkomen nemen 245 gemeenten deel. In deze rapportage zijn de cijfers van 234 gemeenten meegenomen. 

De cijfers representeren 88% van de bijstandspopulatie. Daarmee is de benchmark representatief.

Kijk voor meer informatie over de Divosa Benchmark op divosa-benchmark.nl.

Een samenwerking van Divosa, BMC en Stimulansz - endorsement

Ontwikkelingen in 2023

Breed Offensief

De wetswijziging Breed Offensief heeft als doel meer mensen met een beperking aan een baan te helpen en aan het werk te houden. De wetswijziging is in 2023 per 1 januari gefaseerd ingevoerd en op 1 juli 2023 in werking getreden. Het Breed Offensief is een brede agenda om de arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten. Doelen van de maatregelen uit het Breed Offensief zijn:

  • makkelijker maken voor werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen;
  • mensen met een arbeidsbeperking voor langere tijd aan het werk krijgen;
  • werk voor mensen met een arbeidsbeperking aantrekkelijker maken (bijvoorbeeld door meer inkomen);
  • zorgen dat werkgevers en werkzoekenden elkaar makkelijker vinden.

Herziening van de Participatiewet

De afgelopen jaren zijn verschillende elementen uit de Participatiewet ter discussie komen te staan. In de zomer van 2022 zijn de uitkomsten van een beleidsanalyse door minister Schouten (Armoede, Participatie en Pensioenen) gepresenteerd. In dit rapport, met de titel ‘Participatiewet in balans’, zijn diverse beleidsopties voor een wijziging van de wet opgenomen. Eenvoud, uitvoerbaarheid en de menselijke maat staan centraal.

In 2023 is vervolgens het wetsvoorstel Participatiewet in Balans in internetconsultatie gegaan en heeft minister Schouten in juni de Tweede Kamer via een visiebrief geïnformeerd over haar visie op de langere termijn (spoor 2).

Eind december 2023 informeerde de minister de Tweede Kamer via een Kamerbrief over de verdere voortgang van het programma Participatiewet in Balans. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kiest ervoor om de herziening van de Participatiewet vorm te geven via dit programma. En doet dit samen met de partijen die het meest te maken hebben met de Participatiewet: gemeenten, bijstandsgerechtigden en professionals in het sociaal domein.

Met het programma Participatiewet in Balans wil het kabinet mensen een voldoende en zeker bestaansminimum bieden en hen stimuleren deel te nemen aan de samenleving. Iedereen doet mee naar vermogen. Daarbij houdt de overheid rekening met individuele mogelijkheden en persoonlijke omstandigheden. 

De met spoor 2 beoogde (nieuwe) wet is goed te begrijpen, eenvoudiger en biedt passende ondersteuning met heldere rechten en plichten. De uitgangspunten zijn vertrouwen en een realistisch en positief mensbeeld. Daarvoor is ook een cultuuromslag nodig in de hele keten: van denken in systemen naar er zijn voor mensen.

Het programmaplan omvat drie sporen: 

  • Spoor 1 betreft een wetsvoorstel met daarin een samenhangend pakket aan maatregelen waarmee de regering een eerste, stevige stap wil zetten naar een uitvoering van de Participatiewet waarbinnen vertrouwen en de menselijke maat kernwaarden zijn. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2025.
  • In spoor 2 wordt fundamenteler gekeken naar de doelen en uitgangspunten van de wet en de wijze waarop de wet vanaf de basis opnieuw kan worden opgebouwd: de herziening van de Participatiewet.
  • Spoor 3 omvat initiatieven om vakkundigheid van professionals in de uitvoering te versterken en de uitvoering te ondersteunen, zodat zij straks voldoende handvatten hebben om volgens de bedoeling van de nieuwe wetgeving te werken en de beweging richting vertrouwen, eenvoud en menselijke maat te ondersteunen.

Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans is in februari verzonden aan de Raad van State voor advies. 

Spanning op de arbeidsmarkt neemt in 2023 af, maar nog steeds krapte

De spanning op de arbeidsmarkt is in 2023 iets afgenomen, maar er is nog steeds sprake van krapte: er waren nog altijd meer vacatures dan werklozen. 

119 vacatures per 100 werklozen

Het is gebruikelijk dat de arbeidsmarkt de economische ontwikkelingen volgt, maar daar is in 2023 nog nauwelijks sprake van geweest. Drie kwartalen op rij, tot en met het derde kwartaal van 2023, vertoonde de Nederlandse economie een krimp. Er is officieel sprake van een recessie. De laatste keer dat dit gebeurde, was tijdens de bankencrisis in 2008–2009. Rob Witjes, hoofd van UWV Arbeidsmarktinformatie en -advies, zegt hierover: ‘Deze keer reageert de arbeidsmarkt amper op de economische krimp, ze draait nog steeds als een tierelier.’ 

Ter vergelijking: in 2008–2009 waren er volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek in de drie krimpkwartalen gemiddeld 47 vacatures per 100 werklozen. Over de eerste drie kwartalen van 2023 waren dat er gemiddeld 119, zo heeft UWV becijferd. Het aantal vacatures dat er in 2023 bijkwam, is wel gedaald ten opzichte van 2022: met zo’n 9%.

Bron: Publicatie UWV 19 december 2023: Ontwikkeling arbeidsmarkt: van zeer krap in 2023 naar krap in 2024

Daling van het bijstandsbestand stagneert

In 2023 daalde het bijstandsbestand nauwelijks (0,5%). De in 2021 ingezette daling van het bestand stagneerde. In grotere steden daalde het bestand met 1%. Gemeenten met minder dan 50.000 inwoners zagen het bestand licht stijgen (0,6%). Als we alleen naar de algemene bijstand kijken (dus zonder IOAZ, IOAW en Bbz), dan zien we een stijging van 0,1%.

Landelijke afname van de bijstand met 0,5 procent
Ontwikkeling bijstand t.o.v. het jaar ervoor
Landelijke toename van de bijstand met 0,1 procent

47% van gemeenten ziet bijstandsbestand stijgen

Hoewel er landelijk nog sprake is van een minimale daling van het bestand, zag in 2023 47% van de gemeenten het bijstandsbestand stijgen. Het bijstandsbestand stijgt wanneer de instroom hoger is dan de uitstroom. In sommige gevallen is er sprake van een lage uitstroom bij gemeenten, waardoor het bijstandsbestand stijgt. In andere gevallen is een dalend bestand sterker toe te wijzen aan een stijgende instroom.

Percentage gemeenten met stijgend of dalend bijstandsbestand in 2023

53% van de grote gemeenten zag een daling van hun bestand in 2023. 44% van de grote gemeenten zag het bestand stijgen. Ter vergelijking: in 2022 zag slechts 3% van de grote gemeenten een stijging van het bestand. 

Voor alle grootteklassen geldt dat het aantal gemeenten met een stijging van het bestand aanzienlijk is toegenomen in 2023. Voor de kleinere gemeenten geldt dat er sneller sprake is van een relatief grote stijging of daling. Doordat het totaal aantal bijstandsgerechtigden binnen deze gemeenten relatief laag is, hebben fluctuaties zwaardere effecten. Hier kan toeval dus vaker een factor zijn.

Percentage gemeenten met een stijging bijstandsbestand 2019 - 2023

Hoewel de krapte op de arbeidsmarkt in 2023 voortduurde en de werkloosheid nauwelijks toenam, zagen veel gemeenten na een daling van de bestanden in de afgelopen twee jaar, in 2023 het aantal mensen in de bijstand weer licht stijgen. De stijging is te zien bij mannen en vooral onder jongeren.

Eind december 2023 ontvingen 401 duizend personen tot de AOW-leeftijd een algemene bijstandsuitkering. Dat zijn 4.000 personen meer dan een jaar eerder, een stijging van ruim 1 procent. Met name onder mannen en jongeren tot 27 jaar nam het aantal bijstandsgerechtigden toe. Dit blijkt uit nieuwe, voorlopige cijfers van het CBS.

Instroompercentage stijgt

In 2023 was de instroom in de bijstand 24,1%. Het instroompercentage geeft een beeld van hoeveel nieuwe bijstandsuitkeringen gemeenten in een jaar toekennen. Het instroompercentage is het aandeel nieuw toegekende bijstandsuitkeringen in 2023 ten opzichte van het totale bestand van eind 2022. Zaten er eind 2022 bijvoorbeeld 1.000 mensen in de bijstand, dan zouden er bij een instroompercentage van 24% in 2023 dus 240 nieuwe mensen zijn ingestroomd.

In gemeenten met minder dan 50.000 inwoners is het instroompercentage hoger, namelijk 27,5%. Ook in gemeenten met 50.000 tot 100.000 inwoners is het instroompercentage hoger, namelijk 25,5%. In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners is de instroom lager, namelijk 22,7%. In 2022 lag het instroompercentage op 22%. Dit was het laagste instroompercentage in de afgelopen 10 jaar.

Instroompercentage in de bijstand
Instroompercentage in de bijstand

Laagste uitstroompercentage in afgelopen 10 jaar

In 2023 daalde de uitstroom naar 23,4%. In 2022 lag het uitstroompercentage op 26%. Het uitstroompercentage geeft een beeld van hoeveel bijstandsuitkeringen gemeenten in een jaar stopzetten. Het uitstroompercentage is het aandeel gestopte bijstandsuitkeringen in 2023 ten opzichte van het totale bijstandsbestand van eind 2022. 

Net als bij de instroom, is het uitstroompercentage in gemeenten met minder dan 50.000 inwoners het hoogst, namelijk 25,1%. Sinds 2013 is het uitstroompercentage nog niet eerder zo laag geweest als in 2023.

Uitstroompercentage uit de bijstand
Uitstroompercentage uit de bijstand

Instroom versus uitstroom

De uitstroom kan het beste bekeken worden in samenhang met de instroom. In 2023 is een stijging van het instroompercentage ten opzichte van 2022 te zien en een daling van het uitstroompercentage. 

Eind 2023 zien we in onderstaande grafiek een instroompercentage dat 0,7% hoger is dan het uitstroompercentage. Dit geeft aan dat het bestand bijstandsgerechtigden stijgt. Dit is een grotere stijging dan de volume index ontwikkeling van 0,1% die eerder werd genoemd. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat bij de bepaling van de uitstroom gegevens van een opvolgende periode worden gebruikt. Hierdoor kan er op jaarbasis een klein verschil ontstaan tussen de volume index december 2022 en de resultante van in- en uitstroom.

Instroom- en uitstroompercentages bijstand

Een relatief hoger instroompercentage bij kleine gemeenten en een lager instroompercentage bij grote gemeenten, is structureel. Een eerdere analyse laat zien dat een hogere instroom vaak gepaard gaat met een hogere uitstroom. In 2023 zien we echter dat de instroom toeneemt, terwijl de uitstroom afneemt.

Snelle uitstroom blijft nagenoeg gelijk

Een groot deel van de mensen die uit een uitkering stromen, heeft relatief kort die uitkering gehad. Het kan hier gaan om alle soorten uitstroomredenen: van ‘pensioen’ en ‘verhuizing’ tot ‘werk’. In 2023 heeft 42% van de beëindigde uitkeringen één jaar of korter geduurd. Bij 25% was dat 1-3 jaar en 33% heeft meer dan 3 jaar een uitkering gehad. 

Sinds 2014 is er een dalende trend zichtbaar geweest van het aandeel dat binnen 1 jaar uitstroomt. In de coronajaren 2020 en 2021 is de uitstroom na kort verblijf in de uitkering  toegenomen. Sinds 2022 is het aandeel van de mensen dat binnen een jaar uitstroomt uit de bijstand weer lager dan voor de coronajaren.

Uitstroom naar verblijfsduur

De uitstroom naar verblijfsduur hangt samen met de samenstelling van het bijstandsbestand. Naarmate iemand langer in de uitkering verblijft, wordt de kans op uitstroom steeds lager. En juist het aandeel bijstandsgerechtigden dat langdurig in de bijstand zit, is sinds 2015 steeds verder toegenomen. 

Ook is het bij het duiden van de verblijfsduur in relatie tot de uitstroom zinvol om naar de instroom te kijken. In de jaren met een hogere instroom, zoals 2015, 2016 en 2020, valt ook een relatief groot aandeel uitstroom binnen 1 jaar terug te zien.

Een uitgebreidere analyse van uitstroom in relatie tot verblijfsduur is terug te vinden in de analyse In-, uit- en herinstroom bijstand 2016 - 2021. Over die periode was uitstroom van mensen langer dan 60 maanden in de bijstand 0,6%, tegenover 5,6% voor mensen die 0-3 maanden in de bijstand verbleven.

Uitstroom naar verblijfsduur

36% uitstroom naar werk

Er zijn verschillende redenen waarom een bijstandsuitkering gestopt kan worden. De meest voorkomende reden is dat iemand aan het werk gaat en zodoende meer inkomsten heeft dan de bijstandsnorm. In 2023 stroomde 36% uit naar werk. Dit is een daling ten opzichte van voorgaande jaren: in 2021 stroomde 41% uit naar werk, in 2022 40%.  

Sinds 2015 is de verdeling naar uitstroomredenen verder redelijk constant. Wel zien we sinds 2020 een lager percentage uitstroom vanwege handhaving. Sinds 2020 ligt dit percentage op 8%. In voorgaande jaren lag dit percentage rond de 10%. 

Ook een groot aandeel van de bijstandsgerechtigden (31%) stroomt uit vanwege verloop. Hieronder vallen: bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, detentie, verhuizen naar een andere gemeente, verhuizing naar het buitenland en het aangaan van een relatie met een partner met voldoende inkomsten.

Reden uitstroom

Veel gemeenten richten zich vooral op mensen die relatief makkelijk naar werk begeleid kunnen worden. Veel bijstandsgerechtigden kampen echter met meerdere problemen. Door de focus op betaald werk worden deze mensen niet altijd goed geholpen. De nieuwe Participatiewet moet zich volgens het SCP dan ook niet alleen richten op werk en inkomen, maar beter aansluiten op het leven van mensen met een bijstandsuitkering en hun problematiek. Deze mensen zijn gebaat bij een levensbrede blik. Hiervoor is er een betere afstemming tussen wetten en maatregelen nodig en meer samenwerking tussen overheden en instanties bij de uitvoering van de Participatiewet.

Reden uitstroom

Meer informatie over uitstroomredenen in relatie tot leeftijd en geslacht is terug te vinden in de analyse In-, uit- en herinstroom bijstand 2016 - 2021.

Herinstroom daalt

In 2023 was 8% van de mensen die waren uitgestroomd uit de bijstand, binnen een half jaar opnieuw aangewezen op een bijstandsuitkering. Na een jaar was de herinstroom in de bijstand 14%. Onder gemeenten met meer dan 100.000 inwoners was de herinstroom iets hoger dan het gemiddelde: 9% stroomde daar na een half jaar weer in en 15% na een jaar. 

Ten opzichte van 2022 is de herinstroom gedaald: in 2022 stroomde 17% binnen een jaar weer in de bijstand. Niet eerder was de herinstroom zo laag. Hier ligt waarschijnlijk een relatie met het uitstroompercentage. Bij lage uitstroom zal de nieuwe instroom ook in mindere mate uit herinstroom bestaan dan bij een hoge uitstroom. In 2023 hadden we te maken met de laagste uitstroom sinds 2013 en dat vertaalt zich dan ook in een lage herinstroom.

Herinstroom in de bijstand
Herinstroom in de bijstand

Verdeling leeftijd bijstandsgerechtigden stabiel

Eind 2023 was 55% van de bijstandsgerechtigden 45-plusser. Dit is een optelsom van de laatste drie leeftijdscategorieën. In deze groep vallen ook de 65-plussers die door het verschuiven van de pensioengerechtigde leeftijd langer op bijstand aangewezen zijn. Inmiddels maken zij 4% van het bestand uit. Ten opzichte van 2022 zijn de categorieën 55-65 jaar en 65-plus gelijk gebleven en is de categorie 45-55 jaar 1 procentpunt kleiner geworden.

Leeftijdsopbouw bijstandsbestand naar gemeentegrootte
Leeftijdsopbouw bijstandsbestand

45-plussers zijn oververtegenwoordigd in de bijstand in vergelijking tot de Nederlandse bevolking van 18 tot en met 67 jaar. 55% van het bijstandsbestand is ouder dan 45, tegenover 47% van de bevolking van 18 tot en met 67 jaar. Jongeren tot 27 jaar zitten juist relatief weinig in de bijstand: zij maken 10% van het aantal bijstandsgerechtigden uit, tegenover 18% van de bevolking van 18 tot en met 67 jaar. (1) 

De hierboven geconstateerde ondervertegenwoordiging van jongeren in de bijstand hangt ook samen met het feit dat de meting betrekking heeft op de leeftijdsverdeling binnen de bijstandsgerechtigden op een specifiek peilmoment. Overall maakt een grotere groep jongeren onder 27 jaar binnen een kalenderjaar (veelal kortstondig) gebruik van de bijstand. 

Uit de rapportage In, uit- en herinstroom 2016 - medio 2021 bleek ook dat juist de jongeren relatief het vaakst van alle leeftijdscategorieën in-, en ook weer uitstromen uit de bijstand. Bij de door het CBS geconstateerde stijgende bijstandsafhankelijkheid van jongeren gaat het veelal ook om deze kortstondige bijstandsafhankelijkheid. De stijging kan daarbij wellicht ook deels worden verklaard uit het feit dat gemeenten, vooruitlopend op het wetsvoorstel Participatiewet in Balans, de 4-weken zoekperiode voor deze groep minder strikt lijken toe te passen.

Aandeel langdurig in de bijstand nagenoeg gelijk aan 2022

62% van de mensen met een bijstandsuitkering had die uitkering eind 2023 langer dan drie jaar. Ten opzichte van 2022 is het aandeel mensen dat langdurig een uitkering ontvangt met 1% afgenomen. Sinds 2019 ligt dit percentage rond de 60%. In 2013 gold deze verblijfsduur nog voor 44% van de bijstandsgerechtigden.

Naarmate mensen langer een bijstandsuitkering ontvangen, zien we minder uitstroom. De verblijfsduur hangt ook samen met de nieuwe instroom in een jaar. Deze lag in 2013 op 39%. De afname van de instroom heeft bijgedragen aan een relatieve toename van mensen die langer een bijstandsuitkering ontvangen.

De gemiddelde verblijfsduur in de uitkering van alle bijstandsgerechtigden was eind 2023 ruim 6 jaar (82,7 maanden). (1) In augustus 2016 lag de gemiddelde verblijfsduur nog op 52 maanden (4 jaar en 4 maanden). Vanaf september 2016 is de gemiddelde verblijfsduur stapsgewijs opgelopen. Dit illustreert dat vooral de mensen die korter in de bijstand zitten in staat zijn om weer uit te stromen. 

De gemiddelde verblijfsduur kan per gemeente flink verschillen. De kortste gemiddelde verblijfsduur van het bijstandsbestand in een gemeente is 48 maanden (4 jaar), de langste 127 maanden (10 jaar en 6 maanden).

Verblijfsduur in de bijstand

Wanneer we kijken naar de verblijfsduur van de personen die uitstromen, dan zien we dat over de gehele periode 44% binnen het eerste jaar uitstroomt, 16% binnen het tweede jaar en 10% binnen het derde jaar. Naarmate iemand langer een bijstandsuitkering ontvangt, wordt de kans dat diegene uitstroomt kleiner. (2)

Verblijfsduur in de bijstand

Voetnoten

  1. Gewogen gemiddelde - eerdere jaren is hier als een gemiddelde vermeld.
  2. Bron: In-, uit- en herinstroom bijstand 2016 – 2021 (Divosa, april 2022)

Percentage ontheffingen gelijk gebleven

Voor 10% van de personen met een bijstandsuitkering registreerden gemeenten eind 2023 een ontheffing van de arbeidsplicht. Mensen met een ontheffing zijn vrijgesteld van de plicht om werk te zoeken, werk te aanvaarden en werk te behouden. Het percentage personen met een ontheffing was in 2023 gelijk aan 2022, 2021 en 2020 en iets lager dan in 2019 (11%). Het landelijke percentage ontheffingen lijkt de laatste jaren dus stabiel. In gemeenten met minder dan 50.000 inwoners en gemeenten tussen de 50.000 en 100.000 lag het percentage ontheffingen hoger (16% en 12%) dan in de grote gemeenten (7%).

Percentage bijstandsgerechtigden met een ontheffing van de arbeidsverplichting

Er is sprake van een groot verschil in perceptie tussen klanten enerzijds en klantmanagers anderzijds in de mate waarin er vrijstellingen van de arbeids- en re-integratieverplichtingen worden verstrekt. Zo zeggen twee op de drie uitkeringsgerechtigden vrijgesteld te zijn, terwijl klantmanagers inschatten dat gemiddeld één op de vijf klanten in hun caseload op het moment van de enquête is vrijgesteld. Het is lastig om dit grote verschil in perceptie precies te duiden, maar wellicht dat klantmanagers toch vooral uitgaan van formele vrijstellingen, terwijl klanten ook uitgaan van informele vrijstellingen. Klanten uit grote gemeenten (> 85.000) rapporteren vaker vrijgesteld te zijn dan klanten van kleinere gemeenten.

Bron: Spiegel Bestaanszekerheid 2022 (Nederlandse Arbeidsinspectie, februari 2023)

Percentage bijstandsgerechtigden met een ontheffing van de arbeidsverplichting

Vooral ontheffingen om ‘dringende redenen’

De overgrote meerderheid (80%) van de mensen met een ontheffing kreeg die in 2023 om een ‘dringende reden’. Het gaat dan om mensen die tijdelijk niet kunnen werken, bijvoorbeeld vanwege persoonlijke omstandigheden zoals mantelzorg of ziekte. 17% van de ontheffingen was voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, 3% voor alleenstaande ouders met een kind onder de 5 jaar. 

In de afgelopen jaren zagen we eenzelfde beeld. Wel is het percentage bijstandsgerechtigden met een ontheffing vanwege arbeidsongeschiktheid vanaf 2017 toegenomen van 11% tot 17%. Dit kan samenhangen met de instroom van mensen in de bijstand die eerder onder de Wajong vielen. Ook hebben verschillende gemeenten in de afgelopen jaren met een lagere instroom de ruimte gehad om het arbeidsvermogen van de mensen die al langer in hun bijstandsbestand zitten, in kaart te brengen.

Als bijstandsgerechtigden ontheven worden van hun verplichtingen, zoals actief werk zoeken en aangeboden werk aannemen, heeft dat geen negatief effect op de uitstroom naar werk. Na afloop van de ontheffing zijn er soms positieve effecten op uitstroom.

Bron: Vervolgonderzoek experimenten Participatiewet (CPB, januari 2022)

Reden ontheffing van de arbeidsplicht
Reden ontheffing van de arbeidsplicht

Percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit parttime werk vergelijkbaar met 2022

7,2% van de bijstandsgerechtigden had in 2023 inkomsten uit werk naast hun bijstandsuitkering. In de jaren voor 2021 kreeg rond de 8% bijstand als aanvulling op inkomsten uit werk. Het gaat meestal om een kleine deeltijdbaan. Omdat deze bijstandsgerechtigden daarmee niet het sociaal minimum verdienen, vult de gemeente hun inkomsten aan tot de bijstandsnorm. (1) 

In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners lag het percentage bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk met 6,7% lager. In gemeenten tot 100.000 inwoners werkte 8% bijstandsgerechtigden parttime.

Bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk
Bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk

Volgens bijna alle inkomensconsulenten leidt het proces van inkomstenverrekening weleens tot ongewenste uitkomsten: te late uitbetaling of nabetaling van de uitkering en terugvordering. Een beperkt deel van de geënquêteerde klanten heeft nu of in het afgelopen jaar inkomsten gehad naast de uitkering. Een substantieel deel daarvan (40%) heeft weleens problemen ervaren met de verrekening van zijn of haar loon uit werk met de uitkering.

Bron: Spiegel Bestaanszekerheid 2022 (Nederlandse Arbeidsinspectie, februari 2023)

Voetnoot

  1. De Participatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid om inkomen uit arbeid gedeeltelijk vrij te laten als het werk naar de mening van de gemeente bijdraagt aan arbeidsinschakeling. De vrijlating mag 6 maanden duren en bedraagt 25% van het verdiende inkomen met een plafond. Voor alleenstaande ouders, personen met een medische urenbeperking en personen die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren, gelden aparte regels.

Gemiddelde inkomsten uit parttime werk dalen

Bijstandsgerechtigden met inkomsten uit werk verdienden in 2023 gemiddeld 687 euro per maand. In 2022 was dit nog 643 euro per maand. Op het eerste gezicht lijkt er sprake te zijn van een stijging. Maar in 2023 steeg het minimumloon met 10,15%. Deze stijging zien we niet volledig terug bij de inkomsten uit parttime werk. Als we kijken naar het gemiddelde percentage van de hoogte van de inkomsten uit parttime werk ten opzichte van de uitkering, zien we juist een daling van 59% in 2022 naar 57% in 2023. Een verklaring kan liggen in een afgenomen aantal uren dat men werkt. 

Naast dat een hoger percentage bijstandsgerechtigden in gemeenten tot 100.000 inwoners deeltijd werkte, waren de verdiensten daar gemiddeld genomen ook hoger. Gemeenten met meer dan 100.000 inwoners konden juist minder inkomsten verrekenen (gemiddeld 653 euro per maand). 

Verschillen tussen gemeenten kunnen deels verklaard worden door de samenstelling van het bijstandsbestand en de beschikbaarheid van laaggeschoold werk in de regio. Daarnaast kan ook de beschikbaarheid van deeltijdwerk regionaal verschillen, doordat bijvoorbeeld in bepaalde sectoren, zoals horeca of gezondheidszorg, meer in deeltijd wordt gewerkt. Ook verschillen in beleid en uitvoering kunnen een rol spelen.

Gemiddelde maandelijkse inkomsten uit werk
Gemiddelde maandelijkse inkomsten uit werk
Gemiddeld percentage hoogte inkomsten t.o.v. uitkering

Stijgende trend inzet loonkostensubsidie zet door

Mensen met een arbeidsbeperking kunnen via hun gemeente een beroep doen op ondersteuning om aan het werk te gaan. Voor diegenen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, zetten gemeenten loonkostensubsidie in. (1) Het percentage personen met loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet was in 2023 8,6%. Ten opzichte van 2022 is dit een stijging van 2%. (2) Het percentage personen met loonkostensubsidie is een verhoudingsgetal dat de omvang van het aantal mensen met loonkostensubsidie afzet tegen het aantal mensen in de bijstand (volume BUIG). (3)

Vanaf 2022 wordt loonkostensubsidie als apart budgetaandeel opgenomen in het budget dat gemeenten krijgen voor de uitvoering van de Participatiewet. Dit gebeurt op basis van realisatie. Waarschijnlijk heeft deze wijze van financieren bijgedragen aan de stijging van 2% van de inzet van loonkostensubsidie.

In gemeenten tot 100.000 inwoners lag het percentage personen met een loonkostensubsidie hoger. In gemeenten tot 50.000 lag het percentage op 14,1% en in gemeenten van 50.000 tot 100.000 lag dit op 10,9%.

Mensen met een loonkostensubsidie worden niet tot het bijstandsbestand gerekend, tenzij ze parttime werken en minder dan de bijstandsnorm verdienen. Onder personen met een loonkostensubsidie vallen ook mensen die beschut aan het werk zijn. 

De ontwikkeling van het percentage personen met loonkostensubsidie vertoont een stijgende trend van 0,4% in 2015 naar 6,6% in 2022 en 8,6% in 2023. In september 2023 komt dit neer op ruim 36.490  mensen die aan het werk zijn met loonkostensubsidie. (4)

Percentage personen met loonkostensubsidie  afgezet tegen het bijstandsbestand (volume BUIG)
Percentage personen met loonkostensubsidie  afgezet tegen het bijstandsbestand (volume BUIG)

De helft van de mensen met een beperking heeft nu geen werk. Een deel van hen kan niet werken, maar veel mensen kunnen en willen graag aan de slag. Dat lukt niet altijd. Dat komt soms doordat nog te weinig werkgevers iemand met een beperking in dienst hebben. (5)

Voetnoten

  1. Loonkostensubsidie compenseert de werkgever bij verminderde productiviteit van een werknemer. De loonkostensubsidie die een werkgever van de gemeente krijgt, is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde van de werknemer.
  2. Deze betalen gemeenten uit het bijstandsbudget. Forfaitaire loonkostensubsidie (ook betaald uit het bijstandsbudget) en tijdelijke loonkostensubsidie (betaald uit het participatiebudget), zijn in dit cijfer niet meegenomen.
  3. Volume BUIG bestaat uit mensen die een uitkering algemene bijstand, bbz levensonderhoud, IOAZ, IOAW ontvangen.
  4. Re-integratie-/participatievoorzieningen; type, status voorziening en regio (CBS)
  5. Factsheet Breed Offensief (Rijksoverheid.nl, juli 2023)

Gemiddelde loonwaarde blijft gelijk

Het bedrag dat de gemeente aan loonkostensubsidie uitkeert aan een werkgever wordt bepaald door het verschil tussen loonwaarde (1) en 70% van het wettelijk minimumloon. Met een gevalideerde loonwaardemeting op de werkplek wordt de loonwaarde bepaald. De werkgever betaalt de werknemer het loon en krijgt van de gemeente een subsidie voor de gederfde loonwaarde als percentage van het minimumloon. De gemiddelde loonwaarde van personen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet was eind 2023, net als in 2022, 53% van het wettelijk minimumloon.

Gemiddelde loonwaarde
Gemiddelde loonwaarde

Voetnoot

  1. Percentage dat iemand met een arbeidsbeperking per uur kan verdienen in vergelijking met een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring.

Aandeel mensen met een lage loonwaarde neemt toe

Bij 39,4% van de mensen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet lag de loonwaarde in 2023 tussen 0% en 50% van het wettelijk minimumloon. Het aandeel mensen met een lage loonwaarde is in de afgelopen jaren toegenomen. In 2017 lag dit percentage op 34%. Waar we in 2022 nog een stijging zagen in het aandeel loonwaarde 75-100%, zien we in 2023 een daling in deze categorie van 2,1%.

Verdeling loonwaarde over totaal personen met LKS
Onderverdeling personen met een loonkostensubsidie naar loonwaarde als percentage van het Wettelijk Minimum Loon (WML)

De middelen voor loonkostensubsidie die voorheen via het verdeelmodel bijstand beschikbaar gesteld werden, worden vanaf 2022 verdeeld op basis van de laatst bekende realisaties. Hiertoe wordt een apart deelbudget geraamd, op basis van een zo goed mogelijke inschatting van de te verwachten uitgaven aan loonkostensubsidie van alle gemeenten gezamenlijk.

Bron: Besluit Participatiewet in verband met de financiering van de loonkostensubsidies (september 2021)

Lichte stijging maatregelen

Als bijstandsgerechtigden de aan hen opgelegde verplichtingen niet nakomen, kunnen gemeenten hun uitkering korten. Dit heet een maatregel. Het aantal maatregelen dat in 2023 is opgelegd, is 2,3% van het totale aantal bijstandsuitkeringen. 

In de coronajaren zagen we een afname in het aantal maatregelen.  In 2020 daalde het percentage maatregel naar 2,5% ten opzichte van 3,9% in 2019 (pre-corona). Die daling zette nog iets verder door in 2021 (2,1%), waarna weer een licht stijgende trend is ingezet. 

In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners werd vaker een maatregel opgelegd (2,5%).

Het percentage van 2,3% is gebaseerd op het totaal aantal betalingen in een jaar waarop een maatregel is toegepast, gedeeld door het gemiddelde volume in een jaar. Omdat een persoon meerdere maanden een maatregel opgelegd kan krijgen, zal het percentage personen dat een maatregel heeft gekregen lager zijn.

Aantal maatregelen als percentage afgezet tegen het bijstandsbestand
Aantal maatregelen als percentage afgezet tegen het bijstandsbestand

Meerderheid maatregelen opgelegd vanwege het niet voldoen aan arbeidsplicht

De overgrote meerderheid van de maatregelen werd opgelegd voor het niet voldoen aan de arbeidsplicht (83%). Dit percentage is hetzelfde als in 2022. Bij 7% ging het om gerelateerde verplichtingen, zoals het niet nakomen van de afspraken die gemeenten en bijstandsgerechtigden hebben gemaakt in het plan van aanpak. Of het niet zoeken naar werk of scholing in de verplichte zoekperiode voor jongeren tot 27 jaar. 

In 8% van de gevallen ging het om ‘een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid’. Hiervan kan sprake zijn als iemand zijn vermogen te snel heeft opgemaakt, bijvoorbeeld door iets te kopen wat echt niet nodig was. 

2% van de maatregelen is opgelegd vanwege agressie. Bij 1% van de maatregelen was de oorzaak het niet of onvoldoende nakomen van de Wet taaleis Participatiewet. (1)

Zowel de uitvoering als de burger wensen een overheid die responsief is, ook als het gaat om handhaving in de sociale zekerheid en arbeidswetten. Wanneer burgers en bedrijven bewust de regels overtreden en er sprake is van misbruik, dan dient de overheid evengoed gepast te reageren door (informatiegestuurde) opsporing en sanctionering gesteund door adequate gegevensuitwisseling en samenwerking binnen de handhavingsketen. 

Wanneer burgers en bedrijven de regels onbewust niet naleven, dan dient de overheid passend te reageren, te beginnen bij het intensiveren van preventieve inspanningen, waar nodig maatwerk toe te passen en de (handhavings)regelgeving zo eenvoudig en toegankelijk als mogelijk te maken. Naleving kan immers ook worden bevorderd door ervoor te zorgen dat regels goed aansluiten op de belevingswereld van burgers en bedrijven. (2)

Reden opgelede maatregelen
Reden opgelegde maatregelen
Categorie Reden vermindering naar aanleiding van afstemming
Niet nakomen plicht tot arbeidsinschakeling ‘Op het vlak van plicht tot arbeidsinschakeling’
Niet nakomen van andere verplichtingen ‘Niet nakomen tegenprestatie’, ‘niet nakomen verplichtingen plan van aanpak’, ‘niet (voldoende) zoeken naar werk in zoekperiode van vier weken’ en ‘niet (voldoende) zoeken naar scholing in zoekperiode van vier weken’
Agressie Agressie
Niet voldoen aan Wet taaleis Niet (voldoende) nakomen van afspraken i.h.k.v. de Wet taaleis
Oorzaak partner Oorzaak bij partner

Voetnoten

  1. In de Participatiewet staat dat iedere bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal op referentieniveau 1F moet beheersen. Als iemand niet voldoet aan de taaleis, moet diegene de taal beter gaan leren. Doet de bijstandsgerechtigde hiervoor geen moeite, dan mag de gemeente de bijstandsuitkering verlagen.
  2. Kamerbrief meerjarige handhavingskoers 2022-2025 (Rijksoverheid.nl, december 2021)

Overtredingen inlichtingenplicht afgenomen

In 2023 constateerden gemeenten bij 3% van hun bijstandsbestand dat de bijstandsgerechtigde de inlichtingenplicht had overtreden. Hiermee lijkt een dalende trend te worden voortgezet. In 2021 constateerden gemeenten bij 5,8% van de bijstandsgerechtigden een overtreding van de inlichtingenplicht en in 2022 bij 4%. 

Het percentage overtredingen inlichtingenplicht gaat over het totaal aantal vastgestelde overtredingen van de inlichtingenplicht in een jaar, gedeeld door het gemiddelde aantal bijstandsuitkeringen in hetzelfde jaar. Bij één persoon kunnen meerdere overtredingen van de inlichtingenplicht worden geconstateerd. Het gaat bijvoorbeeld om het verzwijgen van inkomsten, een onjuiste opgave van het woonadres of een onjuiste opgave van de samenstelling van het huishouden. Hierdoor hebben deze mensen onterecht een uitkering ontvangen of een te hoog bedrag ontvangen. 

Gemeenten met minder dan 50.000 inwoners constateerden minder vaak  een overtreding van de inlichtingenplicht (2,7%) dan middelgrote en grote gemeenten (respectievelijk 3,4% en 3%).

Aantal overtredingen inlichtingenplicht afgezet tegen het bijstandsbestand

Deze dalende trend zou kunnen duiden op een teken van een veranderende focus van gemeenten. Waar een aantal jaren terug vaker de nadruk op handhaving en fraudebestrijding werd gelegd, zijn aandacht voor de menselijke maat en maatwerk steeds belangrijker geworden.

Percentage overtredingen inlichtingenplicht afgezet tegen  het bijstandsbestand

Vanuit de stakeholders is grote twijfel of de zo breed ingestoken inlichtingenplicht in verhouding staat tot het doenvermogen van de burger. Algemene verplichtingen, zoals het doorgeven van inkomsten uit arbeid, lijken goed verankerd. Maar het is de vraag in hoeverre de uitwerking van de inlichtingenverplichting in specifieke gevallen ook als bekend mag worden verondersteld bij de doelgroep. Denk aan het gegeven dat een inwonend kind stopt met studeren als feit dat van invloed is op de kostendelersnorm.

Bron: Participatiewet in balans. Uitkomsten beleidsanalyse (Rijksoverheid.nl, juni 2022)

Verantwoording

De gegevens in deze rapportage zijn afkomstig van 234 gemeenten. Zij vertegenwoordigen 68% van het totaal aantal gemeenten in 2023 en 88% van de mensen die een algemene bijstandsuitkering ontvangen.

In de vergelijking tussen de jaren gaat het grotendeels, maar niet volledig, om dezelfde gemeenten.

Gemeenten in deze rapportage naar gemeentegrootte

Gemeentegrootte Aantal gemeenten
< 50.000 inwoners 153
50.000-100.000 inwoners 49
>100.000 inwoners 32
Totaal 234 (1)

Gewogen gegevens

De Divosa-monitor presenteert de gegevens van de benchmarkgemeenten naar gemeentegrootte en op landelijk niveau. De gemiddelde gegevens in deze rapportage zijn gewogen. Dat betekent dat gemeenten meetellen naar rato van hun bijstandspopulatie. Dit is anders dan de werkwijze die Divosa op het benchmarkplatform hanteert waar gemeenten zich met individuele gemeenten willen vergelijken. Op het platform wordt dus gewerkt met ongewogen resultaten.

Data en definities

De gegevens in de Divosa Benchmark zijn gebaseerd op de gegevens die gemeenten aanleveren voor de CBS-statistieken (BUS, SRG, BDFS). De bewerkingen zijn voor rekening van de Divosa Benchmarkorganisatie. 

Cijfers van 11 gemeenten die deelnemen aan de Benchmark zijn niet meegenomen in deze rapportage vanwege onvolledige cijfers. Bij de cijfers over loonkostensubsidie zijn 19 gemeenten niet meegenomen omdat zij geen cijfers hierover hebben aangeleverd. Bij cijfers over instroom is 1 gemeente niet meegenomen vanwege niet kloppende cijfers. Bij de cijfers over uitstroom zijn 2 gemeenten niet meegenomen vanwege niet kloppende cijfers. Voor cijfers over maatregelen en overtreding inlichtingenplicht geldt dat als er geen sprake was van opgelegde maatregelen of vastgestelde overtredingen inlichtingenplicht in december 2022 dat gemeente niet is meegenomen bij de landelijke cijfers over deze onderwerpen.

Definities

De Divosa Benchmark Werk & Inkomen wordt gemaakt op basis van de data die gemeenten ook aan het CBS leveren. Er zijn wel wat verschillen. Zo krijgt de Divosa Benchmark geen BSN-nummers van gemeenten. Ook vinden er minder correcties plaats op de gegevens in de benchmark. Gemeenten kunnen zelf nieuwe gegevens aanleveren, maar doen dat niet altijd. 

De dataverzameling gebeurt op basis van de richtlijnen van de CBS-statistieken. Het gaat daarbij om de Bijstands Uitkeringen Statistiek (BUS), de Statistiek Re-integratie Gemeenten (SRG) en de Bijstands Debiteuren en Fraude Statistiek (BDFS). De richtlijnen voor deze statistieken zijn te vinden op de site van het CBS.

Hieronder volgt per indicator een beschrijving van hoe deze indicator is berekend. Bij elke indicator in de Divosa Benchmark Jaarrapportage Werk & Inkomen gaat het om gewogen cijfers.

Ontwikkeling bijstand

De ontwikkeling van de bijstand is de ontwikkeling van het aantal bijstandsuitkeringen ‘algemene bijstand’, IOAW, IOAZ en Bbz voor uitkeringsgerechtigden tot aan de pensioengerechtigde leeftijd in een kalenderjaar.

De algemene bijstandsuitkeringen vormen ongeveer 95% van het uitkeringsbestand.

Specificatie: 

  • Algemene bijstand: reguliere bijstandsuitkering.
  • IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers): bijstand voor oudere langdurig werklozen die 50 jaar of ouder waren op het moment dat zij werkloos werden en voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen, ongeacht hun leeftijd. 
  • IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen): bijstand voor mensen van 55 jaar of ouder en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ex-zelfstandigen (ongeacht hun leeftijd) die noodgedwongen hun bedrijf of beroep moesten beëindigen. Uitvoering door gemeenten.
  • Bbz (Besluit bijstandverlening zelfstandigen): uitkering levensonderhoud voor startende ondernemers.

De ontwikkeling van de bijstand geeft de toe- of afname van het aantal betalingen weer en wordt berekend door het aantal betalingen voor deze uitkeringen in december van het kalenderjaar te delen door het aantal betalingen in december van het jaar daarvoor. In formule: ontwikkeling bijstand = (volume bijstand december jaar t / volume bijstand december t-1) x 100%. Dit cijfer geeft dus de toename of daling van het aantal betalingen weer. 

Het volume is gemeten aan de hand van het aantal betalingen. Het aantal betalingen is lager dan het aantal personen met een uitkering, omdat echtparen gezamenlijk één uitkering (betaling) krijgen. Het meten van betaalde uitkeringen maakt het mogelijk om al een maand na een uitkeringsperiode de volume-ontwikkelingen tussen gemeenten te vergelijken. Dat is een groot voordeel bij benchmarken.

Nabetalingen tellen niet mee in het totaal. Nulbetalingen wel.

Instroom in de bijstand

Instroom betekent dat een uitkering in de maand ervoor niet in het bestand aanwezig was. Het instroompercentage is het aantal nieuwe uitkeringen algemene bijstand in een kalenderjaar in relatie tot het volume algemene bijstand aan de start van het kalenderjaar. Dit is inclusief herinstroom.

In formule: instroompercentage = (Instroom januari t/m december in jaar t / volume algemene bijstand december t-1) * 100%

Uitstroom uit de bijstand

De uitstroom is een berekende indicator. Per maand is berekend wat de uitstroom is waarna de maanden januari t/m december bij elkaar zijn opgeteld. 

In formule: uitstroom = ((de ontwikkeling van het volume in maand 1 – de instroom) + idem maand 2 t/m 12) / volume bijstand december t-1) * 100%

Het uitstroompercentage is het aantal stopgezette uitkeringen algemene bijstand in een kalenderjaar in relatie tot het volume algemene bijstand aan de start van het kalenderjaar.

Uitstroomredenen

De uitstroomredenen zijn geteld over het aantal beëindigde uitkeringen algemene bijstand van personen in een kalenderjaar. Daarbij zijn de 21 beschikbare categorieën van het CBS in de benchmark samengevoegd tot 6 categorieën.
 

Categorie Uitstroom vanwege (BUS-code)
Werk 'verkregen inkomsten uit arbeid in dienstbetrekking/uitkering ziekte' (34/11)
'zelfstandig beroep of bedrijf' (34/13)
Scholing 'gaan volgen onderwijs met studiefinanciering' (34/01)
Inkomsten 'uitkering werkloosheid' (34/14)
'uitkering arbeidsongeschiktheid' (34/15)
'alimentație' (34/17)
'vermogensopbrengsten' (34/18)
'ander inkomen' (34/19)
Handhaving 'overschrijden maximale verblijfsduur buitenland' (34/07)
'geen inlichtingen' (34/31)
'niet verschenen op herhaalde oproep inlichtingenplicht' (34/34)
'niet verschenen op herhaalde oproep re-integratiegesprek' (34/35)
'kunnen volgen van onderwijs maar dit niet doen' (34/06)
Verloop 'aangaan relatie' (34/02)
'bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd' (34/03)
'overlijden' (34/04)
'detentie' (34/05)
'verhuizing naar andere gemeente' (34/32)
'verhuizing naar buitenland' (34/33)
Overig 'oorzaak bij partner' (34/97)
'andere oorzaak' (34/98)

Herinstroom

Het percentage herinstroom is het aantal uitkeringen algemene bijstand in een kalenderjaar van mensen die in de 6 (of 12) maanden ervoor ook een uitkering hadden in relatie tot de totale instroom. Als een uitkering wordt beëindigd en aansluitend een nieuwe wordt gestart (bijv. wijziging gezinssamenstelling) dan telt dit wel als uitstroom en instroom, maar niet als herinstroom.

In formule: percentage herinstroom = ( herinstroom binnen 6 (of 12) maanden in januari t/m december in jaar t / Instroom januari t/m december in jaar t) * 100%

Uitstroom naar verblijfsduur

De uitstroom naar verblijfsduur is de uitsplitsing van alle de beëindigde uitkeringen van personen met algemene bijstand in een kalenderjaar naar verblijfsduur in de uitkering. Daarbij is de tijd gemeten tussen de datum van het toekenningsbesluit (de aanvangsdatum uitkering persoon) en de datum van beëindiging van de uitkering.

Leeftijd bestand

De leeftijd van het bestand is de onderverdeling van de personen met een uitkering algemene bijstand naar verschillende leeftijdscategorieën. Dit is gemeten in december van het betreffende kalenderjaar.

Verblijfsduur bestand

De verblijfsduur van het bestand is de onderverdeling van de personen met een uitkering algemene bijstand naar hun verblijfsduur in de uitkering. Dit is gemeten in december van het betreffende kalenderjaar.

Parttime werk

Het percentage mensen dat parttime werkt is het gemiddelde aandeel van personen met inkomsten uit (deeltijd) arbeid in dienstbetrekking in een kalenderjaar op het gemiddeld totaal aantal personen met algemene bijstand in een kalenderjaar. Dit wordt berekend door voor de maanden januari t/m december in het desbetreffende kalenderjaar het aantal personen met parttime werk met een algemene bijstandsuitkering te delen door het aantal personen met algemene bijstand. Vervolgens wordt dat bij elkaar opgeteld en door twaalf gedeeld. 

Onder inkomsten uit werk vallen inkomsten uit loondienst. Maar de CBS-statistiek ziet inkomsten uit de WW of de Ziektewet ook als inkomsten uit werk. In het geval iemand met een dergelijke uitkering niet boven het minimumniveau uitkomt, is het mogelijk om een aanvulling te krijgen vanuit de bijstand.

Gemiddelde maandelijkse inkomsten uit parttime werk

De gemiddelde inkomsten uit parttime werk zijn de gemiddelde maandelijkse inkomsten van personen met algemene bijstand met inkomsten uit parttime werk die verrekend zijn met de uitkering. 

Vrijgelaten inkomsten uit (deeltijd)arbeid uit dienstbetrekking zijn daarmee buiten beschouwing gelaten. Ook de inkomsten uit werk die achteraf teruggevorderd worden, blijven buiten beschouwing. Het gaat hier bijvoorbeeld om inkomsten uit werk die mensen niet hebben opgegeven bij de gemeente, maar die pas later boven water komen na onderzoek van de gemeente.

Ontheffingen van de arbeidsplicht

Bij ontheffingen van de arbeidsplicht gaat het om het aantal personen met een bijstandsuitkering met een ontheffing van de arbeidsverplichting als percentage van het volledige bijstandsbestand in personen. Dit is gemeten in december van het betreffende kalenderjaar. Het gaat om personen met een uitkering algemene bijstand en om personen met een IOAW- of IOAZ-uitkering.

De ontheffing van de arbeidsverplichting heeft betrekking op de plicht tot het verkrijgen, aanvaarden en behouden van werk. De re-integratieplicht staat hier los van.

Reden van ontheffing 

Er zijn verschillende redenen waarom een persoon een ontheffing van de arbeidsplicht kan krijgen.

  1. Alleenstaande ouder (artikel 9a Participatiewet): een tijdelijke ontheffing op eigen verzoek voor alleenstaande ouders met de volledige zorg voor een kind tot 5 jaar.
  2. Dringende reden (artikel 2, lid 9): een tijdelijke ontheffing wegens ‘dringende redenen’. Dit is ter beoordeling van de gemeente. 
  3. Arbeidsongeschikt: volledige ontheffing vanwege duurzame arbeidsongeschiktheid.

Loonkostensubsidie

Bij loonkostensubsidie gaat het om het aantal personen met een loonkostensubsidie afgezet tegen het bijstandsvolume. Dit is gemeten in december van het desbetreffende kalenderjaar. 

Het bijstandsvolume is het aantal uitkeringen algemene bijstand, IOAW, IOAZ en Bbz.

Let op: Het bijstandsbestand is voor deze indicator gebruikt als een verhoudingsgetal om het aantal mensen met een loonkostensubsidie in gemeenten onderling te kunnen vergelijken. Het bijstandsbestand is daarbij als verhoudingsgetal gebruikt omdat het een indicatie is van de omvang van de groep die voor loonkostensubsidie in aanmerking zou kunnen komen. Deze indicator laat dus niet zien hoeveel mensen in de bijstand een loonkostensubsidie hebben. Mensen met een loonkostensubsidie zijn immers aan het werk en hebben over het algemeen geen uitkering meer nodig.

Loonwaarde

Loonwaarde is de gemiddelde loonwaarde van personen met een loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet als percentage van het wettelijk minimumloon aan het einde van het desbetreffende kalenderjaar.

Onderverdeling loonwaarde

Bij de onderverdeling naar loonwaarde is gekeken welk aandeel van de personen met een loonkostensubsidie een loonwaarde heeft in één van de drie categorieën: 0%-50%, 50%-75%, 75%-100%. Dit is gemeten aan het einde van het kalenderjaar.

Maatregelquote

De maatregelquote is de optelsom van alle uitkeringsbetalingen voor algemene bijstand, IOAW, IOAZ en Bbz waarop een maatregel is toegepast gedeeld door het gemiddelde bijstandsvolume in een jaar. Dit cijfer geeft weer hoe vaak een gemeente gemiddeld genomen een maatregel toepast. Het cijfer is slechts bij benadering een percentage van het aantal bijstandsgerechtigden dat een maatregel opgelegd heeft gekregen. Op eenzelfde uitkering kunnen immers meerdere maatregelen worden toegepast. Ook kan eenzelfde maatregel langer dan een maand duren waardoor deze meerdere maanden wordt meegeteld. Een maatregel van 3 maanden telt bijvoorbeeld als 3 keer als een maatregel. 

Vanaf januari 2015 zijn de richtlijnen in de BUS aangepast. Daarvoor konden gemeenten een maatregel opgeven ‘op het vlak van de inlichtingenplicht’. Na 2015 niet meer. Dat betekent dat de cijfers over het totaal aantal maatregelen tot 2015 en na 2015 niet met elkaar te vergelijken zijn.

Onderverdeling maatregelen

De redenen voor de maatregelen zijn geteld over alle maatregelen in een kalenderjaar. Daarbij zijn de beschikbare categorieën van het CBS in de benchmark samengevoegd tot 5 categorieën.

Categorie Reden (BUS-code)
Niet nakomen plicht tot arbeidsinschakeling ‘Op het vlak van plicht tot arbeidsinschakeling’ (28/01)
Niet nakomen van andere verplichtingen ‘Niet nakomen tegenprestatie’ (28/05)
‘Niet nakomen verplichtingen plan van aanpak’ (28/06)
‘Niet (voldoende) zoeken naar werk in zoekperiode van vier weken’ (28/07)
‘Niet (voldoende) zoeken naar scholing in zoekperiode van vier weken’ (28/08)
Agressie Agressie (28/03)
Niet/onvoldoende nakomen afspraken wet taaleis Niet (voldoende) nakomen van afspraken i.h.k.v. de Wet taaleis (28/09)
Oorzaak partner Oorzaak bij partner (28/98)

Overtreden van de inlichtingenplicht

Het percentage uitkeringen waarbij de inlichtingenplicht is overtreden is berekend door alle nieuw geboekte vorderingen voor het overtreden van de inlichtingenplicht in een kalenderjaar op te tellen en te delen door het gemiddelde bijstandsvolume in datzelfde kalenderjaar.

Het cijfer is slechts bij benadering een percentage van het aantal bijstandsgerechtigden dat de inlichtingenplicht heeft overtreden en moet vooral gezien worden als een verhoudingsgetal zodat gemeenten zich onderling kunnen vergelijken. Er kunnen bij één uitkering immers meerdere vorderingen ontstaan voor het overtreden van de inlichtingenplicht. Ook kan het voorkomen dat het recht op bijstand al is beëindigd en er achteraf nog een vordering ontstaat. 

Het overtreden van de inlichtingenplicht is een term uit de Participatiewet. Voor veel mensen is het woord fraude duidelijker. 
Er zijn verschillende vormen van het overtreden van de inlichtingenplicht samengevoegd. Het gaat in de BDFS om de volgende categorieën:

  • verzwijgen witte inkomsten
  • verzwijgen zwarte inkomsten
  • verzwijgen vermogen en of inkomsten uit vermogen
  • onjuiste opgave woonadres
  • onjuiste opgave samenstelling huishouden
  • andere overtreding inlichtingenplicht

Colofon

Divosa

Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
T 030 - 233 23 37
E info@divosa.nl
www.divosa.nl

Auteurs

Marloes van Gerwen (Stimulansz)
Waling Koning (Stimulansz)
Angid Pons (BMC)
Erik Rutten (Divosa)
Simon Wajer (BMC)

Eind- en webredactie

Remco van Brink (Divosa)