Gewogen maatwerk: de term zingt steeds harder rond in het sociaal domein. Het theoretische fundament dat TNO en Tilburg University ontwikkelden voor de uitvoering van de Participatiewet, staat als een huis. Maar hoe werkt het in de praktijk?Projectleider Anne Vreeman van Divosa en Sylvie Boermans van TNO zochten dat uit, samen met verschillende uitvoeringsorganisaties in het land. Rik Bijl en Elfriede Boer van Werkzaak Rivierenland en Simone Kroon van WerkSaam delen hun ervaringen.

Het gedachtegoed van Gewogen Maatwerk slaat aan bij professionals en leidinggevenden. En dat is te verklaren. Want het biedt een eenduidig fundament voor het vakmanschap van de re-integratieprofessional. Het fundament bestaat uit drie elementen: het Integratief GedragsModel (IGM), leidende gedragsprincipes en individuele effectmeting. Het IGM biedt handvatten om de ondersteuningsbehoefte van werkzoekenden goed in beeld te brengen. De leidende gedragsprincipes gaan over wat werkt bij de begeleiding; en met de individuele effectmeting monitor je de voortgang.

Weinig houvast

Tot zover de theorie. Hoe je Gewogen Maatwerk kunt toepassen in de praktijk, dat zochten Vreeman en Boermans uit. Bij drie uitvoeringsorganisaties begeleidden zij het invoeren van Gewogen Maatwerk. Vreeman vertelt: ‘De organisaties waren allemaal al bezig met methodisch werken en het IGM, maar gaven aan dat er nog te weinig wisselwerking was tussen wetenschap en praktijk. Binnen elke organisatie waren er wel echte voorlopers, maar hoe krijgen we iedereen mee? Die vraag kwam bij alle drie de uitvoeringsorganisaties voorbij.’ Om hierin van elkaar te leren is stelden Vreeman en Boermans per organisatie een diverse groep
samen. Die ging aan de slag met het vertalen van Gewogen Maatwerk naar hun eigen praktijk. De groepen bestonden vooral uit (werk)coaches, beleidsmedewerkers, leidinggevenden en kwaliteitsmedewerkers.

Heldere communicatie en positief framen

Elfriede Boer, directeur van deelnemer Werkzaak Rivierenland, vertelt: ´Voor ons als MT was meedoen aan dit traject heel logisch. Uit verschillende onderzoeken bleek dat onze uitstroomcijfers beter dan gemiddeld waren. Ook bleek dat veel mensen lang in begeleiding waren, sommigen tot wel vijf jaar. Wat er in die tussentijd allemaal gebeurde, dat bleef in een black box zitten. We wilden onderzoeken wat onze begeleiding precies toevoegt.’

Leien dak

Daarvoor wilde Werkzaak Rivierenland Gewogen Maatwerk benutten. De introductie ervan ging niet helemaal van een leien dakje. Adviseur Rik Bijl benadrukt het belang om de mensen die er mee te maken krijgen vanaf het begin goed mee te nemen in het proces. Hij legt uit dat het vooraf niet goed lukte om het nut en de noodzaak van het traject positief te framen. Bijl steekt daarbij de hand ruiterlijk in eigen boezem: ‘Vanuit het MT hebben we onze overwegingen niet voldoende gedeeld met de werkvloer. Voor de uitvoerend professionals voelde het als een overval of ‘weer iets nieuws’. Sommigen zagen onze wens om beter zicht op te krijgen op wat hun inzet oplevert als een bedreiging: misschien zouden ze hun werk wel anders moeten gaan doen.’

Bodem

Bij WerkSaam Westfriesland verliep de start van het traject een stuk soepeler, maar de insteek was daar ook anders. Er was binnen de organisatie al een stevig draagvlak voor methodisch werken. Zij wilden vooral dat versterken n verbinden met kennis over hoe je mensen in beweging brengt. Het IGM sloot daar goed op aan. Beleidsadviseur Simone Kroon: ‘Dit gedragsmodel past heel mooi bij ons bredere programma om meer methodisch te gaan werken. Het IGM legt daar een goed bruikbare theoretische bodem onder.’ Waar het voor leidinggevenden de vraag was hoe iedereen mee te krijgen, was de hamvraag voor de professionals hoe ze de psychologische theorie uit het gedragsmodel kunnen toepassen in hun werk. 

De casuïstiekbesprekingen waarmee Werksaam niet lang daarvoor gestart was, bleken een heel goed vehikel te zijn om het IGM te vertalen naar de praktijk. ‘Bij een vastgelopen casus werkt het heel verhelderend om het begrip motivatie uit te kunnen splitsen’, zegt Kroon. ‘Dat iemand niet gemotiveerd lijkt, kan veel verschillende oorzaken hebben. Het model laat bijvoorbeeld zien dat 'willen' ook te maken heeft met het geloof in eigen kunnen en sociale druk uit de omgeving.’ Het 'kunnen' dat na het willen komt, is ook weer afhankelijk van verschillende factoren. Het gaat bijvoorbeeld over kennis van de arbeidsmarkt, maar ook over de vraag of iemand zich ertoe kan zetten om te solliciteren op andere banen dan de droombaan.’

Inbedding in de organisatie

Dankzij het traject Gewogen Maatwerk in de praktijk kregen de casuïstiekbesprekingen bij WerkSaam een andere invulling. ‘We hebben het IGM samengevat tot de kern die wij het best toepasbaar vinden in het gesprek met de cliënt. Van deze samenvatting hebben we een grote print gemaakt en die hangt aan de muur tijdens de casuïstiekbesprekingen. Dat helpt de casuïstiekbesprekingen én blijft ook de inhoud van het IGM en het methodisch re-integreren goed in beeld bij alle professionals.’ Dat de deelnemende coaches qua doelgroep van de begeleiding een afspiegeling vormden van alle professionals, hielp eveneens bij de inbedding in de organisatie. 

Heldere kaders scheppen en ruimte bieden

Net als bij WerkSaam, werd de praktische toepasbaarheid van het IGM bij Rivierenland ook vergroot tijdens het traject. De inbreng van de praktijkkennis van de professionals was hierbij cruciaal. Bijl licht toe: ‘Het IGM werd behoorlijk afgepeld en zo kreeg het theoretische plaatje inhoud: wat weegt allemaal mee om mensen in beweging te krijgen? Maar daarnaast werd in de gesprekken tijdens de sessies ook duidelijk welke spanning er was: wie heeft het hier eigenlijk voor het zeggen als het gaat over de vraag hoe professionals hun werk mogen doen?´ Dat gesprek en inzicht helpt om met elkaar helder te krijgen wat we van elkaar verwachten en welke ruimte er binnen de kaders van de organisatie is.

Aansluiten op eigen tempo

De discussie ging bijvoorbeeld over de vraag in hoeverre het nodig is om alle factoren die van invloed zijn op het 'willen' en 'kunnen' uit het IGM in het gesprek met de inwoner langs te lopen. Door deze vraagstukken open en eerlijk te bespreken, is de aanvankelijke terughoudendheid bij de werkcoaches inmiddels afgenomen. Boer: ‘De nieuwsgierigheid neemt toe. Elk team doet het wel op zijn eigen tempo, en hoe ze het IGM gebruiken beslissen ze zelf. Die bandbreedte is voor ons als MT wel spannend. We zien daarbij dat sommige professionals het interessant vinden om op ontdekkingsreis te gaan, terwijl anderen zeggen: 'Laat me de marsroute maar zien, dan loop ik wel mee.' Bijl zag gaandeweg het traject een steeds bredere gezamenlijke professionele drive om het beste te willen doen voor de cliënt én de wil om uit te zoeken wat dat dan is.

Mooie verdieping

Bij Werksaam is het IGM inmiddels geïntegreerd in het methodische werken, en zelfs opgenomen in
de manier van registreren. Het format voor de voortgangsrapportages is gestoeld op de verschillende facetten van willen en kunnen die het IGM onderscheidt, vertelt Kroon: ‘De professionals kunnen sturen op de factoren die van invloed zijn motivatie. Dat geldt ook voor het kunnen. Daar rapporteren ze ook over veranderingen in de praktische belemmeringen, bijvoorbeeld.’ En ze sluit af: ‘Onze professionals vinden het belangrijk om zich te blijven ontwikkelen, om te groeien in hun vakmanschap. Dit traject heeft daarbij een mooie verdieping opgeleverd.’

Meer lezen?

Bekijk deze pagina met meer informatie over de Community of Practice Gewogen Maatwerk, een leernetwerk waarin onderwijs, gemeenten en beroepsverenigingen samen onderzoeken hoe ze de praktijk van re-integratie kunnen verbeteren met het gedachtegoed van Gewogen Maatwerk.

Contactpersoon

Bente Schöttelndreier

projectleider Leren en ontwikkelen