Demissionair minister Van Gennip heeft in een brief aan de Tweede Kamer gereageerd op de uitkomsten van de monitor Gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders en gezinsmigranten van KIS in samenwerking met Divosa. In de brief geeft ze aan dat ze de gesignaleerde knelpunten in de uitvoering herkent en gaat ze in op maatregelen.

Tijdige start

Van Gennip benoemt dat ze het belangrijk vindt dat statushouders zo snel mogelijk kunnen starten met hun inburgeringstraject, ook als ze noodgedwongen nog in een asielzoekerscentrum verblijven. Uit het onderzoek blijkt dat er nu slechts een klein deel start. Momenteel worden maatregelen uitgewerkt om een tijdige start te bevorderen. Hieronder valt een verkenning naar de mogelijkheden voor online inburgeringsonderwijs vanuit de asielopvang. Ook noemt ze het stimuleren van de samenwerking tussen het COA en gemeenten. Om deze te verbeteren organiseren Divosa en het COA dit najaar gezamenlijk een roadshow. Ook maatregelen die meer ingrijpende aanpassingen van juridische en financiële kaders nodig hebben, worden onderzocht. Zoals het verlengen van de inburgeringstermijn met de duur van het verblijf in het azc en het laten meetellen van onderwijsuren en participatieactiviteiten die zijn ondernomen tijdens het verblijf in het azc.

Randvoorwaarden

In haar reactie gaat minister Van Gennip ook in op randvoorwaarden waar momenteel niet aan voldaan wordt en die de inburgering belemmeren, zoals de beschikbaarheid van kinderopvang en vergoeding van reiskosten. Ze noemt dat kinderopvang een belangrijke maatschappelijke functie heeft in de ondersteuning van ouders en onderneemt verschillende acties om het personeelstekort in de sector terug te dringen. Wat betreft reiskosten noemt de minister dat deze een belemmering kunnen zijn, zowel bij de vroege start van de inburgering in het azc, maar ook als inburgeringsplichtigen een taalcursus buiten de eigen woonplaats gaan volgen. Reiskosten zijn niet geëxpliciteerd binnen de financiële afspraken tussen gemeenten en het Rijk en daardoor ontstaan er verschillen tussen gemeenten; de ene vergoedt de reiskosten niet, de andere wel uit de bijzondere bijstand. Van Gennip noemt dit niet wenselijk en gaat achterhalen om welke kosten het gaat en wat de geschatte kosten zijn. Andere conclusies uit het onderzoek gaan over het combineren van taallessen met participatie, de begeleiding van gezinsmigranten en financieel ontzorgen. Ook daar gaat de minister in haar brief op in.

Contactpersoon