Overslaan en naar de inhoud gaan

Iedere maand leggen we een onderwerp uit de Participatiewet in Balans onder de loep. Deze keer buigt Divosa-programmamanager Participatiewet in Balans Erik Rutten zich over de vraag: wat is eigenlijk het bepalende criterium onder ‘ruimte voor mantelzorg’. De geboden mantelzorg of de zorgbehoefte van degene waarbij de mantelzorger inwoont?

Het wetsvoorstel ‘Participatiewet in Balans’ kent verschillende bepalingen die meer ruimte moeten bieden voor mantelzorg. Dit gebeurt onder meer door in bepaalde situaties geen gezamenlijke huishouding aan te nemen en in meer specifieke situaties ook de kostendelersnorm buiten toepassing te laten. Deze bepalingen zijn opgenomen onder de noemer ‘ruimte voor mantelzorg’, maar de vraag is in hoeverre de mate van geboden mantelzorg hier een bepalend criterium is.

Gezamenlijke huishouding

Eerst maar de gezamenlijke huishouding. Volgens het nieuwe artikel is er geen sprake van een gezamenlijke huishouding als er zorgbehoeftigheid is en dit de reden is dat betrokkenen hetzelfde hoofdverblijf hebben. Opvallend is dat het woord ‘mantelzorg’ hier niet in de wet is opgenomen. Met andere woorden, de zorgbehoeftigheid is hier het bepalende criterium.

Zorgbehoefte

Dit criterium kent een relatief strikte invulling in de jurisprudentie. Er is sprake van zorgbehoefte als de inwoner die verzorging nodig heeft door ziekte of een lichamelijke, verstandelijke of psychische stoornis:

  • in aanmerking komt voor een opname in een Wlz-inrichting;
  • duurzaam is aangewezen op dagelijkse hulp bij alle of de meeste algemene dagelijkse levensverrichtingen;
  • duurzaam is aangewezen op constant toezicht om mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen te voorkomen.

Zorgzwaartepakket (zzp)

Stel ik vervolgens aan ChatGPT de vraag welk zorgzwaartepakket (zzp) de Wet langdurige zorg aan deze situaties verbindt, dan is standaard sprake van een zzp 5, 6 of 7 (VV of VG) of GGZ Wonen. Met andere woorden, als de zorgbehoeftige een Wlz-indicatie overlegt op basis waarvan hij voor dit zzp is geïndiceerd, dan is – indien ook kan worden aangetoond dat samenwoning in verband met de zorgbehoefte heeft plaatsgevonden – gegeven dat hier geen gezamenlijke huishouding moet worden aangenomen.

Toepassing van de kostendelersnorm

Blijft vervolgens de vraag of wel de kostendelersnorm moet worden toegepast. Dan hebben we te maken met een via een amendement ingevoegde bepaling en krijgen we opeens drie criteria:

  • Intensieve zorgbehoefte: Op zichzelf is de boven beschreven invulling van zorgbehoefte al behoorlijk intensief. De vraag is of de indiener van dit amendement beoogde een nog intensievere zorgbehoefte als criterium op te nemen of dat hij hiermee meer doelde op de zorg die de mantelzorger dient te bieden. Ik kies voor nu voor dat laatste.
  • Tijdelijk hoofdverblijf: De mantelzorger moet slechts tijdelijk zijn hoofdverblijf bij de zorgbehoeftige hebben. Juridisch misschien niet de sterkste formulering, nu de term hoofdverblijf juist veronderstelt dat geen sprake is van tijdelijkheid. Maar goed, nu gelijktijdig - met een vergelijkbare terminologie - een wijziging van artikel 40 is aangenomen, mag worden verondersteld dat van een tijdelijk hoofdverblijf sprake is als betrokkene wel zijn oorspronkelijke woonadres aanhoudt.
  • Mantelzorg: Als laatste vereiste geldt dat er ook daadwerkelijk mantelzorg moet worden geboden. Iets dat in mijn beleving vrijwel standaard mag worden aangenomen als iemand, vanwege de zorgbehoefte van iemand met een zzp 5, 6 of 7, bij die persoon intrekt, terwijl hij of zij ook nog zijn eigen woning aanhoudt.

Is aan deze criteria voldaan, dan is ook de kostendelersnorm in ieder geval voor de mantelzorger niet van toepassing. Lezen we de toelichting op het amendement, dan zou dit ook moeten gelden voor de zorgbehoeftige.

Conclusie

Terugkomend op de vraag: zorgbehoefte of mantelzorg? Het eenduidige antwoord is dat vooral de mate van zorgbehoefte bepalend is voor het niet aannemen van een gezamenlijke huishouding en het buiten toepassing laten van de kostendelersnorm. En dat een onderzoek naar de mate van mantelzorg eigenlijk vrijwel niet gevraagd wordt.

Volgende keer: het transitiejaar – wat staat ons te wachten.

Erik Rutten

programmamanager Preventie van geldzorgen en Participatiewet in Balans